Jten passie
Ruim zeven millioen vluchten
voor één potje honing
Parijse schilders vechten voor
het behoud van ateliers
Opzvindende revolutie in de bijenstaat
Zwermlustigen en
kwartiermakers
Darren trainen voor
de bruidsvlucht
ELKE ZES WEKEN EEN
NIEUWE GENERATIE
Onze Puzzle
Kort verhaal door
Guus Vleugel
„Koning van Napels"
Dierbare vrienden
rs.^; a :>i:5 5 S
De drievuldigheid in de
bijenstaat. Links de werk
bij, de arbeidende mas
sa, geslachtelijk onontwik
keld, maar juist vrouwelijk
genoeg om gedurende een
deel van haar leven het
jonge broed te „zogen". In
het midden de koningin,
in de meest letterlijke zin
van het woord moeder des
volks, met haar verbijste
rende legcapaciteit. En
rechts de dar, in veelvoud
geschapen, opdat er in elk
geval één zal zijn, die de
koningin op haar bruids
vlucht zal achterhalen.
Dat is de enige rechtvaar
diging voor het bestaan
van al die duizenden nut
teloze en vogelvrije man
netjes, totdat zij in het na
jaar allemaal worden ge
liquideerd. En daarover
handelt dit artikel.
WIJ MOGEN dan wel eens menen, dat het leven zonder de staat ook wel een
tijdje leuk zou zijn, de bij kan zonder die staat niet bestaan. Zij leeft voor de
staat en door de staat, zij maakt deel uit van dat bruine, brommende organisme.
Als zij daarbuiten staat, is zij machteloos. Een bij in haar eentje is een nietig
diertje, dat misschien dapper met een blaasje vol honing tegen de wind op tornt
naar de in vol bedrijf zijnde korf, maar door een regendroppel tegen de grond
kan worden geworpen of als verloren moet worden beschouwd, wanneer zij
verstrikt raakt in de weefgetouwen van de spin, die de heide voor haar zo on
veilig kunnen maken. Maar samen zijn zij sterk en indrukwekkend, niet alleen in
hun bedrijvigheid tijdens de honingclracht, maar ook in hun ledigheid in de win
ter. Dan zitten zij aaneengeklit tot een grote, donzige bal rond de koningin,
elkaar aan de buitenkant voortdurend aflossend en onafgebroken trillend met
haar vleugels bij wijze van air-conditioning. Dat heeft niets met een winterslaap
te maken: zo'n hele klont bijen trilt van leven en energie en houdt de tempera
tuur rond de koningin op peil, ook al vriest het vlakbij meer dan dertig graden.
Hoezeer ook de imlcers deze bijengemeenschap als één organisme beschouwen
kan men horen als zij spreken van de „huidbijen" aan de buitenkant van de bal.
volgd en men het zwermen lang tevoren kan
zien aankomen, is er voor zo'n zwermend
volk altijd wel nieuwe woonruimte. Vaak
wordt deze door de imker zelf al in de vorm
van een omgekeerde korf of kast onder zo'n
afwachtende tros bijen in de boom gehou
den („een zwerm scheppen" heet dat). Maar
ook zonder deze mensenbemoeiïngen vinden
die kwartiermeesters altijd wel iets.
Inmiddels hebben temidden van het „af-
gezwermde" volk, dat is het overgebleven
volksdeel na de paniek, waarin de anderen
met de oude koningin maakten dat zij weg
kwamen, de jonge koninginnen van de al-
HET DICHT opeengedrongen bijenvolk
beweegt zich in de loop van de winter lang
zaam met de slinkende voorraad honing of
suikerwater mee.. Maar zodra de eerste
zachte dagen komen, wordt de tros wat
ruimer en krijgt de koningin in het midden
wat armslag om haar eerste eitjes te gaan
leggen. Wordt het onverhoopt weer kouder,
dan zit het volk onmiddellijk weer warm
pjes om haar heen, maar de eierproductie
moet zo spoedig mogelijk beginnen.
Het volk, dat overwinterd heeft, is nog
onvolledig, want alle darren zijn in de voor
gaande herfst aan een volledige „seizoens
opruiming" ten prooi gevallen. De volsla
gen nutteloze aanwezigheid van deze man-
netjesbijen nadat één hunner er in is ge
slaagd de koningin te bevruchten kan
niet ten laste komen van de honingvoor
raad. De koningin of de „moer" is het eni
ge volledig ontwikkelde vrouwelijk insect,
want de grote massa der werkbijen kan
men slechts in zoverre een vrouwelijke in
slag toekennen, dat zij in noodgevallen ook
wel eens eitjes leggen, die echter onveran
derlijk darren bevatten. Een eitjesleggende
werkbjj wordt dan ook misprijzend een
„malle moer" genoemd. Een dar komt altijd
uit een onbevrucht eitje en een werkbij uit
een bevrucht eitje. Men kan dus van een
dar zeggen, dat hij geen vader, maar wèl
een grootvader heeft. De werkbij kan in
sporadische gevallen zijn moeder zijn, maar
zij heeft daartoe geen enkel contact met
manvolk kunnen hebben, vandaar het on
bevruchte eitje. De koningin legt na haar
bevruchting niet alleen bevruchte eitjes,
waaruit werkbijen komen, maar ook onbe
vruchte eitjes. Dit is overeenkomstig de
leer der parthenogenese of maagdelijke
voortplanting, waaromtrent nogal wat we
tenschappelijk geharrewar heeft bestaan,
doch die thans voor de meesten vaststaat.
De grootte van een bijenvolk varieert tus
sen zestigduizend en de helft daarvan. Het
noemen van getallen betreffende de bevol
kingssterkte en de leeftijd der bijen is niet
gemakkelijk, omdat deze zich zo volkomen
elastisch richten naar de behoeften en de
mogelijkheden van het ogenblik. Maar in
het algemeen kan men wel zeggen, dat een
volk zich in het hoogseizoen in zes weken
tijd geheel vernieuwt. En dat is geen won
der, wanneer men weet, dat een moer in
vol bedrijf per dag meer dan duizend eitjes
legt, dat is ongeveer anderhalf maal haar
eigen gewicht!
DE LEG begint dus zodra de tempera
tuur in de kast of de korf het weer toelaat
in de daartoe door de werkbijen grondig ge
reinigde cellen van de raat. De was moet
glimmen, anders behaagt het haar niet ver
der te gaan. Het eitje wordt onder intensie
ve voedering van de werkbijen na drie da
gen een larve en deze is na nog eens drie
dagen geheel volwassen. Dan komen de
werkbijen om haar cel boven haar met een
poreus wasdekseltje dicht te maken, zodat
zij zich rustig kan verpoppen, totdat zij na
twaalf dagen zelf het dekseltje doorknaagt
en aan de samenleving gaat deelnemen. Of
zij een werkbij of een koningin zal zijn,
hangt helemaal niet af van het eitje, maar
van de werkbijen. Zij geven de cel een bij
zondere uitbouw en de inhoud een bijzon
dere voeding, waarvan het geheim nog niet
doorwrocht is.
En zo groeit er dan uit het broed van de
koningin, maar geheel buiten haar om, een
aantal troonpretendenten op. De arbeid
gaat gewoon door: de cirkel, waarin de ko
ningin de eitjes legt, wordt groter en gro
ter, de haalbijen landen en starten met
steeds grotere frequentie, de nectar en
stuifmeelvoorraden nemen toe, kortom: het
volk, dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.
Juist bij een bijzonder rijke honingdracht,
zoals in het voorjaar het koolzaad geeft,
neemt het volk geweldig in omvang toe.
Op de dag. waarop de jonge koninginnen
zich opmaken om haar cellen te verlaten,
tippelt de oude koningin buiten zichzelf
van opwinding over de raat heen en weer.
Zij stoot daarbij een doordringend tutend
geluid uit, dat uit de moerdoppen (de ko
ninginnecellen) met een steeds driester
kwekkend geluid wordt beantwoord. Dan
ontslaat de toestand, die al zo menig im
ker, indien hij het zover heeft laten komen,
met ingehouden adem heeft gadegeslagen:
het uitzwermen van de oude koningin met
een deel van haar volk ongeveer twin
tigduizend byen. Dit geschiedt in een
paniektoestand welke het normale werk in
de korf of kast onmogelijk maakt. Terwijl
de oude koningin aarzelt om de korf of de
kast te verlaten en geanimeerd wordt door
haar zwermlustige onderdanen, plunderen
andere duizenden de honingvoorraden, het
geen in de verwarring op geen enkel ver
zet stuit. Dan schiet de zwerm met in het
midden de koningin naar buiten, zelfs bijen,
die juist met honing arriveren, stijgen met
een weer met de zwerm mee op.
ZIJ GAAN in een tros aan een nabyzijn-
de boom hangen in afwachting van een de
finitieve behuizing, waarnaar inmiddels
door een stel „kwartiermakers" ijverig
wordt gezocht. Zo'n zwerm is volgens het
biienrecht, indien de imker-eigenaar haar
uit het oog heeft verloren, voor de vinder,
maar volgens het ongeschreven imker-fat
soen zal de eigenaar haar ook in die geval
len terugkrijgen. Zodra de kwartiermakers
iets hebben gevonden, vervoegen zij zich
weer bij de zwerm en dirigeren deze naar
de nieuwe bestemming. Volgens sommige
waarnemers doen zij dat; door recht in of
uit de richting van het object door de
zwerm heen te vliegen. Aangezien thans de
bewegingen van elk bijenvolk worden ge-
gemene verwarring gebruik gemaakt om
uil hun doppen te klimmen. Zij hebben het
was-overtrekje van haar cellen openge
klapt als een dekseltje aan een scharnier.
Aangezien natuurlijk alle uitgekomen ko
ninginnen „de" koningin willen worden
staat het volk nog een spectaculaire
machtsstrijd te wachten. In een kring er
omheen zien zij toe hoe de strijd op leven
en dood tussen de „troonpretendenten"
zich voltrekt. Deze gaat genadeloos voort
totdat er één koningin overblijft.
NA AL DEZE opwindende aangelegen
heden, die overigens het programma niet
al te zeer storen, omdat men zich bij aan
tallen van tienduizenden werkbijen over de
„lopende werkzaamheden" geen zorgen
hoeft te maken, komt er spoedig nog een
andere, meer romantische gebeurtenis, die
voornamelijk de jonge koningin raakt,
maar waarin het volk wel bijzonder mee
leeft: de bruidsvlucht. Dat deze op komst
is, kan men al merken aan de darren, wier
bezigheden in de bijensamenleving niet be
ter dan met het werkwoord „darren" kun
nen worden aangeduid. Thans gedragen de
ze mannetjes, die door hun grotere omvang
en logheid duidelyk te onderscheiden zijn
van de werkbijen, zich wat zenuwachtiger
dan gewoonlijk. Zij maken trainingsvluchten
alsof er een belangrijke race op komst is.
Intussen komt de jonge koningin door de
zorgen van de haar omringende werkbijen,
ook wel hofbijen genoemd, helemaal op
krachten. En zo raakt alles in conditie voor
die mooie dag in Mei, waarop de koningin
als een pijl uit de boog uit het vlieggat het
luchtruim inschiet, de zon tegemoet. Dat
is het sein: duizenden darren, ook van an
dere in de buurt levende volken, zetten haar
na, een vastberaden, grommende horde, ja
gend naar de prijs van hun leven. Een do
delijke prijs weliswaar maar één, die de
enige zin geeft aan het darrenbestaan. Do
overwinnaar van de race haalt de koningin
vaak pas op honderden meters hoogte in
en daar voltrekt zich dan hetgeen het felle
zonlicht beter kan verdragen dan onze ogen,
die proberen de bruidsvlucht te volgen.
NA HET SAMENTREFFEN, dat door de
dar niet wordt overleefd, daalt de koningin
weer af naar haar volk, dat in grote span
ning op de vliegplank naar haar komst uit
ziet.. Om haar te helpen, de weg naar de
korf of kast te vinden gaan zij allen inten
sief zitten „stertselen". Zij richten het ach
terlijf omhoog en daarbij komen, naar het
schijnt, bepaalde geurklieren in werking.
Dan herkrijgt het leven in de bijen
maatschappij zijn gebruikelijke evenwich
tigheid. De koningin gaat aan de leg met
een toewijding, die nauwelijks nog aan haar
wilde avontuur onder de zon doet denken
en duizenden werkbijen vliegen af en aan
om de kostelijke nectar, waarop de bloe
men in geuren en kleuren haar aandacht
gevestigd hebben binnen te brengen. Het is
zwaar werk en in drie weken t{jd zijn zij
afgeleefd, maar dan staat er weer een ge
heel nieuwe generatie klaar om het over
te nemen. Voor de ontwikkeling van 40.000
larven is ongeveer 32 pond honing nodig.
Daarvoor moeten tijdens de lindendracht
250 millioen lindebloemetjes bezocht wor
den. Om precies te zijn: het gaat hier over
de lindensoort Tilia Cordata, die per et
maal een negende milligram nectar per
b ioempje geeft. Om die hoeveelheid er he
lemaal uit te peuren zijn echter ongeveer
lien bezoeken van de bij nodig. Zo kan het
bestaan dat de bijen voor één potje honing
ruim zeven millioen visites aan linde
bloempjes moeten afleggen.... H. B.
u - E Be K JS .ft .0 K £-i na SS o X
HOOG JK.
(Van onze correspondent in Parijs)
ZELDEN HEBBEN WE zoveel roem
verzameld gezien als aan de Quai de
Tournelle in Parijs, waar op feestelijke
wijze een schip uitgeleide werd gedaan,
dat een reis door Noord-Frankrijk, België
en Nederland gaat ondernemen. Onder de
vele belangstellenden die kapitein Appéré
goede vaart kwamen wensen, bevonden
zich verscheidene vooraanstaande Parijse
persoonlijkheden, politici en kunstenaars,
met Jean Cocteau, het nieuwste lid van
de Académie Frangaise, aan het hoofd.
Maar nóg meer belangstelling trokken de
reizigers zélf. Op het dek stond niemand
minder dan Pierre Mendès-France, het
haar in de wind en de blik afzijdig naar
de wal gericht. En verder "hebben we dan
nog als bekenden genoteerd: Sir Winston
Churchill, Franse acteurs als Zappv Max
en Frangois Périer en figuren, die als twee
druppels water op Karei de Grote, Louis-
Philippe, Napoleon en Marie-Antoinette
geleken. Zoals gebruikelijk was er aan het
afscheid ook een cocktail-party verbon
den. Maar dat hoeft voor u nog geen reden
te zijn uw correspondent er van te ver
denken dat hij, nu hij deze regels door
seint, al zijn zintuigen niet meer onder de
gewenste controle zou hebben.
In alle ernst: het Musée Grévin, het
wereldberoemde Parijse wassenbeelden
spel is een reis door Noord-West Europa
begonnen. De heer Xavier de Courville,
die naam heeft verworven met zijn muzi
kale poppenspelen, nam het initiatief tot
deze reis en heeft de regie in handen. Hij
stelde een negental tafrelen samen, die een
indruk van „het Franse genie in de loop
der tijden" moeten geven, zoals hij zelf zijn
programma omschreef. Onze ogen hebben
ons dus niet bedrogen, toen we ook Karei
de Grote en Napoleon bij het reisgezel
schap meenden te onderscheiden. Er is ook
een omvangrijke afdeling kunst, een imi
tatie van het Panthéon.
Het is de eerste keer, zo werd ons .nog
verteld, dat de directie van Grévin een
selectie uit haar veelkoppige collectie de
grenzen overstuurt. Zo zal Nederland bin
nenkort dus een invasie van Franse en
andere beroemdheden beleven. Het hoge
bezoek arriveert op 1 April, maar sym
bolische betekenis heeft die datum niet.
Horizontaal: 1. ternauwernood, 5.
spitse bek van een vogel, 7. reeks, 8. duin
weefsel, 10. jongensnaam, 11, lidwoord, 12.
zet men bloemen in, 13. stronkje, 14. ver
schoten, 15. eetgerei, 16. teken in de die
renriem, 17. ploegsnede, 18. voegwoord, 19.
deel, 21. jongensnaam, 22. muzieknoot, 23.
snoer van een hengel, 24. balk (Zuid-
Nederlands).
Verticaal: 1. lichaamsdeel, 2. voor
naamwoord, 3. gelijk, 4. garstig (van vet
waren), 5. staatsbedrijf (afk.), 6. zicht
bare voorstelling, 9. overblijfsel bij ver
branding, 10. halsjuk van een paard, 11.
verguld (fr.), 12. banier, 13. wijnsoort. 14.
angst, 15. gemeente in Overijsel, 17. dik-
wijks, 19. familielid, 20. raamscherm, 21.
lengtemaat (afk.), 22. lidwoord.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f7,50, f 5,en
f 2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
De oplossing van de vorige puzzle luidt:
Horizontaal: 1. boos, 3. gram, 6. as,
7. es, 10. on, 11. do, 14. Tiel, 15. kaas.
Verticaal: 1. brak., 2. os. 4. ra, 5.
most, 8. port, 9. pols, 12. de, 13. na.
In de cirkel: 1. helim, 2. aard, 3. Abel,
4. nier, 5. teer, 6. jeep, 7. egel, 8. deze, 9.
ever, 10. vier, 11, open, 12. olie, 13. Roer,
14. snel, 15. tram, 16. eend.
De zegswijze luidt: haantje de voorste.
De prijzen werden na loting als volgt
toegekend: M. Smit, Zoetestraat 26 rd.
Haarlem (f7.50), mevrouw T. van Dalen-
Zelle, Hofdijklaan 53, Driehuis (f5,en
5. H. Boorman, Slachthuisstraat 1B, Haar-
le/m (f2,50). 4
"S3SÖ a-is eM(S5?-S &JÊ è5së.ë-S;ëBg-g iü.3 3 S g
MIJN ZUSTER is indertijd nog een
poosje verliefd geweest op de jongen P,
wiens ouders 's Zondags vaak bij ons op
visite kwamen. Ik herinner mij mevrouw
P, die vorige week gestorven is, naar mijn
moeder mij in een brief meedeelt, als een
soort bewegende klokjesbloem. Ze droeg
een enorm aantal ornamenten die sidder-
den en geluidjes maakten. Haar gelaat
was triest en lang. Ik had doorgaans de
indruk, dat ze zich als een bromtol moest
opdraaien voor ze haar stemgeluid kon
gebruiken. Dit was dan bijzonder diep,
monotoon en zangerig. Haar man deed
nooit veel ter zake. Ik kan me hem dan
ook nauwelijks meer voor de geest halen.
De zoon verscheen meestal pas, wanneer
het echtpaar ongeveer anderhalf uur bij
ons had gesleten met thee en chocolaadjes.
Leendert heette hij. Voor in de middag
leidde hij een of ander zondagsclubje, be
staande uit jongens in de groei die graag
sjoelbakten. Hij had een groot, dun lichaam
en was schril contrast met zijn ouders
uitmuntend van de tongriem gesneden.
Ook goedlachs. Ik weet nog, dat hij in zijn
beweeglijkheid tamelijk vaak een kopje
thee of iets anders omstiet en eens zelfs
zodanig met zijn stoel wipte dat het meu
bel twee poten brak. Zijn zwijgzame moe
der zat hem voortdurend op te nemen met
een blik, gemengd uit verdriet en interesse.
Ikzelf was toen een jaar of elf. In tegenstelling tot de meeste
kinderen van die leeftijd tenminste, dat geloof ik was ik
erg op visite gesteld. Naast mijn zuster, die vier jaar ouder was,
zat ik, meestal op de divan, het gezelschap te observeren. Ik
had er alleen een hekel aan zelf ergens in betrokken te worden.
Hetgeen echter nogal eens voorkwam, want mijn ouders waren,
zolang Leendert er nog niet was, aanhoudend om gesprekstof
verlegen. Mijn rapporten werden vaak onder de loupe genomen.
Ook mijn tekentalenten vonden gretige aftrek. Ik toonde het
echtpaar P iedere keer dezelfde schooltekening. Deze stelde de
negerin Eliza voor, met haar baby over de ijsschollen springend
en was door mijn onderwijzer met een negen gehonoreerd.
Mijn zusje werd altijd op het punt van haar kleding be
handeld. Zelf had ze een hartstocht voor jurken en ze kon er
uren over doorkwebbelen, maar bij die Zondagmiddagbezoeken
deed ze een beetje afwezig. Met haar blikken ranselde ze de
wijzers van de klok als trage paarden. Zodra er om een uur of
vier gebeld werd, schoot ze naar de voordeur om die voor
Leendert open te maken. Ik geloof niet dat de jongen door had,
wat hij voor haar betekende. Hij besteedde althans nooit opval
lend veel aandacht aan haar en ging met haar om zoals hij ook
met mij omging, enigszins neerbuigend en tevens met de dartel
heid, die hem tegenover zijn clubje moet hebben gekenmerkt.
Hij gaf ons allebei wel eens een kneepje in dé wang. Mijn zusje,
opgehitst door de lectuur van talrijke jongemeisjesromans, vatte
dit vermoedelijk op als hofmakerij. Tegen mij zei ze, dat
Leendert haar soms zoende en dat ik dit niet aan onze ouders
mocht verklappen.
DE JONGEN HAD honderden verhalen. Over zijn kantoor
bezigheden, die volgens mijn vader tot de allersimpelste be
hoorden, vertelde hij zo geboeid als betrof hel een expeditie
naar het binnenste van een oerwoud. Zijn gebaren poogden
daarbij zijn woorden in welsprekendheid te loef af te steken.
Nu was mijn zusje, toen ze voor de tweede keer in de tweede
klas van de HBS was blijven zitten, door mijn vader van school
genomen en ze verbleef thuis om mijn moeder wat huishoude
lijke werkjes uit handen te nemen. De relazen van Leendert
zweepten haar dermate op, dat ze mijn vader smeekte ook een
kantoorbaantje te mogen zoeken. Mijn vader had er niet veel
oren naar, maar tenslotte stemde hij toe. Ze ging zich daarop
als een razende in steno en machineschrijven bekwamen. Wan
neer Leendert ons nu bezocht, probeerde ze hem voor haar
vorderingen te interesseren. Het lukte haar maar matig. Hij
was altijd hevig met zichzelf bezig en ze moest hem in de rede
vallen om zijn attentie naar zich toe te lókken. Toch bleef ze
ervan overtuigd, dat hij wat in haar zag. Ze had het dikwijls
over Leendert wanneer we samen waren.
Maar waarom hou je dan precies vao hem? vroeg ik haar.
Ze keek me aan, alsof ik al te opzichtig de gek met haar stak.
Zie je dat dan niet, zei ze. Hij heeft zulke verstandige
ogen. En is altijd grappig, zo vrolijk. Ik moet vreselijk om hem
lachen. Ja, ik heb hom lief!
Hierbij vouwde ze de handen en bracht deze naar haar borst.
Maar weet jij veel, besloot ze meestal ellenlange gesprekken,
waarin ze me als een redelijke partner behandeld had jij
bent nog niet droog achter je oren. Wacht jij maar rustig af!
Voor de
microfoon
3 is"? Sa -8 -3 ïs i: -3 .5 -< Si i£-S-S 5 S SsTo SS E S -3 J i o s®.j <5 x 'S 1 &-S ti s S s
MT-ceCe-'t-L*
NEDERLAND zal naast een kreupel
radiobestel nu ook een invalide televisie
regeling deelachtig worden. In de afge
lopen week is wel gebleken, dat de om
roepverenigingen genoeg vrienden in de
Tweede Kamer bezitten om het „Ieder
voor zich en het kijkgeld voor ons alle
maal" waar te kunnen maken. Men heeft
minister Cals zelfs niet de voldoening ge
gund, dat zijn voorstel werd aanvaard om
een algemene programmacommissie uit de
door de omroepen voorbereide programma's
een selectie te laten samenstellen, welke
als een soort natio
naal programma be
schouwd zou kunnen
worden. De omroepen
worden dus ook in de
televisie oppermach
tig. En zelfs in die
mate, dat de kerkge
nootschappen niet eens zullen mogen uit
maken hoe zij de hun toegewezen zendtijd
zullen besteden. Hierdoor worden de Ker
ken onderworpen aan de welwillendheid
van de klerken der omroepverenigingen.
Ten bewijze daarvan kan ik met een ver
wijzing naar het twintigste hoofdstuk
„Om de vrijheid van het Evangelie' in
het „Hilversumsch Haneboek" van de
Heemsteedse predikant ds. F. R. A. Hen-
kels volstaan. Wie dat eenmaal gelezen
heeft, zal ook met vrucht het daarop vol
gende hoofdstuk „Spinrag in de gewelven"
kunnen raadplegen.
Minister Cals heeft te verstaan gegeven,
dat het onder de huidige omstandigheden
hem twijfelachtig voorkomt of de regering
zal voortgaan grote bedragen te investeren
in de televisie-outillage. Flinke woorden
maar reeds in 1946 bewezen de omroep
verenigingen machtiger te zijn d'an een
minister. Men kan zich trouwens afvragen
of dit een consequente houding zou zijn,
nadat de regering de belangen van de bin
nenlandse telecommunicatie-industrie zo
zwaar heeft laten wegen, dat de tele
visie-ontwikkeling is geforceerd in een
land, waar niemand om de toepassing van
deze techniek zat te springen.
Houdt de regering voet bij stuk, dan
staat de deur open voor de commerciële
televisie, welke ons liever is, omdat haar
reclame eerlijk en op de man af en niet
verhuld zal zijn onder een levensbeschou
welijke dekmantel. Bovendien zou de
televisie dan op den duur zichzelf kunnen
gaan betalen, waardoor enige tientallen
millioenen aan gemeenschapsgeld besteed
zouden kunnen worden bijvoorbeeld voor
de ontwikkeling van Radio Nederland We
reldomroep, die met een binnenlands pro
gramma zou kunnen worden uitgebreid.
De negatieve afloop van het televisie
debat laat geen enkele hoop voor een con
structieve behandeling van de ontwerp-
omroepwet. Het is, om met wijlen Willem
Parel te spreken, allemaal: waterverf.
TOEN MIJN ZUSTER haar zestiende verjaar
dag bereikte, bracht Leendert de daarop vol
gende Zondag een ruikertje margrieten voor
haar mee. Zij was door het dolle heen. Nadat ze
eerst goed om zich heen had gekeken, of ieder
wel oplettend toezag, gaf ze de jongeman een
zoen op beide wangen. Ze boosde innig, zodat ik me bijna voor
haar schaamde. Niemand scheen iets merkwaardigs in haar ge
baar te ontdekken, hetgeen haar moet hebben gekrenkt, want
ze was een poosje heel stil.
Nadat Leendert een glas limonade over haar nieuwe japon had
geworpen, bloeide ze echter weer op en schonk hem een dank
bare reeënblik. Ik herinner mij, dat ze hem later, toen mijn
moeder de gasten P uitliet, iets in zijn oor fluisterde. Wat dat
was, heeft ze me nooit willen vertellen.
Dat was dan het laatste bezoek van Leendert P. De volgende
Zondag verschenen zijn ouders als gewoonlijk, maar in de loop
van het hortende gesprek vertelde mevrouw P op haar kalme,
zangerige toon dat Leendert haar en haar man die middag niet
zou komen ophalen. Ze had hierbij een ongewoon glundere
gelaatsuitdrukking, die mijn moeder de veronderstelling ont
lokte, dat er zeker een verblijdende reden bestond voor Leen-
derts wegblijven.
We hadden het eigenlijk nog wat stil willen houden, zei
mevrouw P. Maar ach, voor zulke goede vrienden kunnen we
het eigenlijk niet verzwijgen. Leendert heeft een meisje. Waar
hij nu op zo'n mooie Zondagmiddag vanzelfsprekend mee uit
wandelen moet.
Ik durfde niet opzij te kijken, naar mijn zusje. Eigenlijk had
ik een explosie verwacht, maar ze bleef rustig zitten. Tenslotte
waagde ik het een blik op haar te werpen. Zij had de ogen
gesloten en beet op de knokkels van haar linkerhand. Haar
neusvleugels trilden. Mijn ouders zaten rustig met de visite te
praten en merkten hoegenaamd niets op van haar emoties.
Voortdurend had ik de vage angst, dat ze toch nog zou barsten.
Nadat het echtpaar vertrokken was, zei mijn zuster dat ze zich
niet goed voelde en trok zich in haar slaapkamer terug.
Twee dagen later liet ze me een doosje rattenkruit zien, ge
kocht bij de drogist op het hoekje.
Voor aanstaande Zondag, zei ze beheerst. Dat doe ik in
zijn thee. Ik kan het niet aanzien, Leendert met een ander.
Ik ried haar ten sterkste aan van haar voornemen af te zien,
maar ze was onvermurwbaar. Als ik onze ouders van een en
ander in kennis wilde stellen, mocht ik mijn gang gaan. Dan
zou ze mij ook weten te vinden!
Toen kregen we opeens onenigheid met het echtpaar P. Ik
weet niet meer precies, waar het om ging. Het was, geloof Ik,
iets met een wasmachine, die mijn moeder voor een nichtje
van mevrouw P had gekocht. Hoe dan ook, Leendert noch zijn
ouders kwamen die volgende Zondag bij ons op bezoek, en hoe
wel het geschil later weer bijgelegd is, hebben we het gezel
schap der P's lange tijd moeten missen.
MIJN ZUSJE WERD erg dromerig en snauwde veel. Wan
neer we samen waren, haalde ze dikwijls het doosje ratten
kruit te voorschijn. In gedachten verzonken liet ze het als een
kleinood door haar vingers glijden. Tot op zekere dag het
dekseltje onverhoeds losliet en de inhoud zich over de vloer
verspreidde. Ze begon hoe langer hoe matiger te eten. Ook nam
ze de gewoonte aan, naar de vliering te klimmen om daar een
hele avond te borduren bij het schijnsel van een kaars.
Pas na een maand veranderde zij van instelling, toen bij onze
buren dat neefje uit Engeland in huis kwam.
J. H. B.
Vittorio de Sica "heeft, volgens een be
richt van United Press, de Franse actrice
Edwige Feuillère verzocht met hem op te
treden in zijn nieuwste film „Ferdinando,
re di Napoli" (Koning Ferdinand van Na
pels).
Een andere hoofdrol wordt toevertrouwd
aan de jeugdige ster met de groene ogen
en rode haren Sophia Loren, een Napoli-
taanse van geboorte.
Edwige Feuillère die door haar vele
filmwerk de bijnaam verworven heeft van
„La Dame aux Caméras" heeft het ver
zoek enige tijd in overweging gehouden en
ten slotte toegestemd
PARIJS (United Press) Zesentwintig
jonge kunstenaars, die allen hun atelier
hebben in het honderd jaar oude, eens zo
trotse gebouw „La Ruche" in de Passage
de Dantzig, gorden zich ten strijde omdat
zij uit hun bouwvallige werkplaaten gezet
dreigen te worden. Het gebouw, dat in het
Quartier Vaugirard op de linkeroever van
de Seine ligt, werd door de phiianthroop-
beeldhouwer Alfred Boucher voor jonge
artisten neergezet. Er zijn niet minder dan
honderd ateliers, maar de tand des tijds
en de verwaarlozing hebben er zo naarstig
aan geknaagd, dat het nu dreigt in te
storten. In elk geval zullen naar verwacht
wordt zesentwintig ateliers binnenkort
door de Pafijse politie „onbewoonbaar"
verklaard worden. Maar de kunstenaars,
die gezien de in de Franse hoofdstad heer-
Ssende woningnood, niet zo gauw een ander
atelier zullen kunnen krijgen, zijn niet van
plan zich zo maar uit hun werkplaatsen
met een roemrijk verleden te laten zetten.
Zij hebben een „defensiecomité" gesticht,
aan het hoofd waarvan de 28-jarige schil
der Michel Thompson staat, een Fransman
van Amerikaanse afkomst. Hij is bereid
om de strijd om „La Ruche" in te zetten,
maar tegelijkertijd droomt hij van een
aparte wijk voor jonge kunstenaars naar
het voorbeeld van de beroemde „Cité Uni
versitaire".
Hoewel dit wel een hersenschim zal
blijven, zijn de argumenten van Thompson
alleszins aanvaardbaar. „De Cité werd ge
bouwd met geld uit particuliere en pu
blieke schenkingen", aldus zijn redenering.
Parijs is het kunstcentrum van de wereld,
artisten komen van overal hierheen, maar
veelal eindigen zij in kleine, donkere ka
mertjes, waar zij in het geheel geen werk
ruimte hebben".
,Zeg nu maar eens netjes: Dag zusje!'