DANSENDE DICHTERS
Tot u zal spreken..." een
sobere, ontroerende film
Het spoor terug
HERBERT MOSES IS
EEN GROOT MAN
De nieuwe oude auto'tjes
van meneer
:ars
Democratie op smalle schouders
Pionier van de vrije
Braziliaanse pers
Een sociaal centrum
van de eerste rang
OP DE HEM eigen vaderlijke wijze heeft
dr. Willem Drees op Vrijdag 25 Maart de
Boekenweek 1955 geopend. Hij had het
in zoverre gemakkelijk, dat de opening
slechts zeer gering behoefde te zijn, daar
er maar heel weinig cultuur doorgelaten
moest worden. Als men het boek een ven
ster op de wereld mag noemen, dan kan
men zeggen dat het op een kier stond. Wim
Kan moest eraan te pas komen om met
enige welgemikte kwinkslagen de ramen
van de heilige huisjes in te gooien, waar
door de frisse lucht uit het land van vrij
heid en blijheid naar binnen kon stromen.
Er waren heel wat voltreffers bij zijn op
merkingen, die de bookhandelaren in hun
pocket konden steken.
U weet wel dat de Boekenweek 1955 is
ingezet in de Amsterdamse stadsschouw
burg met een spectacle coupé. Door de
door de minister-president gemaakte ope
ning kwam eerst een hele menagerie het
toneel betreden, blijkbaar enige restanten
van het vorig jaar, toen de commissie met
de onuitsprekelijk lange naam (zoals men
zich wel niet meer herinneren zal) tegen
een civiele prijs „De Muze en de dieren"
op de leesgrage jeugd heeft losgelaten. Hel
begon met enige nieuwe solisten van de
Nederlandse Opera, te weten: Rudolf Kat,
een lammetje en twee duiven, die met eni
ge anderen het zangspel „Bastien und Bas-
tienne" van Mozart kwamen opvoeren.
Daarna waren het voornamelijk koetjes en
kalfjes, die onder de hoede van Wim Kan
en de eindeloze Deen Freddy Albeck op
artistiek niveau (ongeveer dertig centime
ter boven Amsterdams peil) voor het voet
licht kwamen. Zij deden zich kenne.ijk te
goed aan het gras, dat de heer Chr. Leef-
lang, voorzitter van de nog altijd even on
uitsprekelijke commissie, voor de voeten
van de heer W. Drees had weggemaaid.
Ik heb in de wandelgangen (de ruimte,
waarin men kon praten, was oudergewoon
te door Metten Kooistra feestelijk versierd)
de opmerking horen maken, dat de keuze
van een opera voor een gelegenheid, waar
een feest van het boek zou worden gevierd,
weinig toepasselijk moest worden geacht.
Die critiek is mij te rekenkundig. Men
schijnt trouwens vergeten te zijn, dat ope
ra met meervoud van opus is. Laat men
dus liever dankbaar blijven, dat de organi
satoren ons niet de verzamelde opera van
Erasmus of Sigmund Freud voorzetten.
TEGEN MIDDERNACHT begon eindelijk
het traditionele Schrijversbal, dat tot half
vijf in de morgen voortduurde. Dit noc
turne vermaak is in het leven geroepen
door boekverkopers, die eens uit hun lin
nen prachtbanden wilden springen en
wordt in stand gehouden door de belang
stelling van allerhande letterlievenden, die
zichzelf en anderen wijs maken dat het
daarbij zo fantastisch leuk toegaat. Het is
één van die feesten, waar men geweest
moet zijn als men in beschaafde kringen
wil meetellen. Over het algemeen verveelt
men er zich zelfs zo, dat men ruimschoots
de tijd heeft het amusement te verzinnen,
waarmede men de minder bevoorrechte
burger de volgende dag kan epateren.
De meeste mensen betalen de drie rijks
daalders voor het recht van toegang om
schrijvers eens van nabij te kunnen be
kijken. Nu zijn de Nederlandse letterkun
digen over het algemeen van huis-uit bij
zonder nette en welopgevoede lieden, die
zich zelfs in hun romans zelden als inte
ressante persoonlijkheden laten kennen.
Men zou ze echt niet van gewone schrij
vers op een kantoor kunnen onderscheiden.
Daarom heeft de propagandacommissie er
iets op bedacht om aan de romantische be
hoefte van de clientèle tegemoet te komen:
ze zijn vriendelijk gedwongen (avondkle
ding verzocht, slaat er op de uitnodiging)
zich als kellners te vermommen.
Er waren ongeveer vijftig auteurs ge
vraagd. Tot degenen die er wel waren, be
hoorde Max Dcndermonde, die meent dat
de wereld aan vlijt ten ondergaat en daar
om uit persoonlijk zelfbehoud zijn baard
laat staan. Dit natuurverschijnsel heeft
hem op de boot, waarmede hij onlangs van
een reis door Indonesië terugkeerde, de
door het bedienend personeel verzonnen
bijnaam „Toean Players" opgeleverd. De
man, die van oordeel is dat de wereld aan
nijd ten onder behoort te gaan, Willem
Frederik Hermans, was er met. Die zat
vermoedelijk als een mandarijn in Gronin
gen zijn pen in zwavelzuur te dopen om
nieuwe scheldwoorden te kunnen sprenke
len op het hoofd van J. B. Charles, waar
van hij de kaalheid zo fijnzinnig heeft aan
getoond. KO BRUGBIER.
GAIUS IULIUS CAESAR, Romeins
legerchef, schreef in 52 voor Christus een
boek, waarvan hij niet zal voorzien heb
ben dat het na tweeduizend jaar de leer
lingen van gymnasium en lyceum nog zou
bezig houden. En niet die alleen: de her
druk, in 1953, van de vertaling in de Pen
guin Classics bewijst wel dat er ruim be
langstelling bestaat voor dit verslag van
krijgsverrichtingen.
Want dat is en blijft het. Natuurlijk kan
men er een brok beschavingsgeschiedenis
in lezen, maar dan toch alleen het bloe
dige voorspel daarvan de uitweidingen
over zeden en gewoonten van Germanen
en Galliërs zijn bijzaak, het gaat om de
weergeving van gevecht na gevecht in een
reeks vrij brute veroveringsoorlogen.
Heelt het zich gehandhaafd op de scholen
alleen omdat het in zo'n eenvoudig Latijn
(wat niet wil zeggen: gemakkelijk Latijn)
is geschreven? Waarom pakt het ook de
niet klassiek geschoolde lezer?
De man en zijn taal hebben dit boek ge
maakt. Van het begin af voelt men achter
de volslagen zakelijk gehouden mede
deling iemand die, hoe dan ook, de moeite
waard is. Ik ben zeker geen onverdeeld
bewonderaar van de Romeipse exploten in
het toenmalige Frankrijk en Caesar's fi
guur heeft trekken, die mij niet aange
naam zijn maar Caesar is niet een
willekeurig scribent die een geschiedenis
boek heeft samengesteld op grond van
wat anderen schreven over wat anderen
deden. Hij is ten eerste: er zelf bij ge
weest, wat aan de gebeurtenissen een
smaak van werkelijkheid geeft die ons (op
afstand gelukkig!) er ten nauwste bij be
trekt. Hij is ten tweede: een sober stylist,
die van zijn prachtige taal gebruik maakt
om in zo min mogelijk woorden zoveel
mogelijk te zeggen, zonder daarbij de ge
ringste onduidelijkheid toe te laten. Hij is
ten derde: een realist, hij verfraait de za-
99
In de Stille Week en wel op Woensdag 6 en Donderdag 7 April wordt in het
Minerva Theater te Heemstede een film ingezet, die de beste eigenschappen heeft
van een novelle. In zeven korte episodes schetst zij de reacties in een klein Ameri
kaans gezin op de stem, die zes dagen lang des avonds half negen over de radio klinkt:
de stem van GodEen wonderlijke en schokkende gebeurtenis, die wel de vervulling
gelijkt van een wensdroom, krijgt daarmee vorm in de expressieve zichtbaar making,
welke film heet, een mooie vorm voor een mooie inhoud, want wat 'n sensatieverhaal
had kunnen worden van de eerste rang wordt hier, dank zij de eerbied en zuiverheid
die men tegenover het onderwerp aan de dag legt, een sobere en vaak ontroerende
vertelling, die men iedereen van harte kan aanbevelen. De vondst om Gods ingrijpen
zelf in de loop der wereldse dingen te doen weerspiegelen in het leven van drie heel
gewone mensen het heelal weerkaatst in een glasscherf die vondst legt meteen
een basis, waarop een gelukkige filmverwerkelijking mogelijk was.
Het is maar een klein
stadje, waarheen
men ons verplaatst.
Het is ook maar een
eenvoudig gezinne
tje, een hardwer
kend, maar niet al
tijd opgewekt vader,
zijn zorgzame vrouw,
die een kind ver
wacht en hun zoon
tje, net twaalf jaar
De schermutselin
gen van ieder gezin
treft men ook hier.
Zoals alle rechtge
aarde echtgenoten is
de pater familias een
tikje egoïstisch en
eigengereid. Geduld
is niet zijn sterkste
zijde en zelfbeheer
sing legt hij niet in
ruime mate aan de
dag. Maar hij heeft
het hart op de juiste
plaats en hij is het,
die het eerst de stem
hoort, die op een
avond over alle zen
ders der wereld tot
de mensheid spreekt.
Het is de stem van
God. Hij denkt eerst
aan een grap. Waar
om zou men geloven,
dat God de moeite
neemt tot de mens
heid te spreken als
er mensen zijn, die
niet eens in zijn bestaan geloven? Maar de ling een aantrekkingskracht, die men er
stem keert terug, hij vermaant en bemoe- niet in had vermoed. Kortom, over het le
digt, hij wijst op de wonderen, die God ven komt een glans als van een schone
heeft verricht en de wonderen die de zomeravond, wanneer 't windstil is en het
mensen zelf kunnen verrichten. De stem late zonlicht de harde contouren der din-
van God vindt overal gehoor. Zijn bood- gen afzwakt en het goed is te leven, goed
schap brengt de luisteraars tot bezinning, is te zijn. Maar op de zevende dag keert
En zo zien wij ook de verhouding zich de stem .niet terug. Want de zevende dag
wijzigen in het gezinnetje, waarin men rustte God....
ons heeft binnengevoerd. De kleine dingen Ik zal hier niet vertellen wat er alle-
zijn het, waarin zich de veranderingen maal precies in de film gebeurt. Haar ge-
voltrekken, de kleine dingen, die de voor- serreerdheid maakt soms dat men denkt:
lopers zijn van de groteEr ontstaat „Is dat nu alles?" Om het volgende ogen-
een beter wederzijds begrip. Naastcnlicf- blik getroffen te worden door zoveel op-
de, zo moeilijk te beoefenen, krijgt plotse- rechtheid en zinrijkheid, dat men zich
ken niet. Bij dit laatste moet onmiddellijk
het hoognodige voorbehoud worden ge
maakt dat hij schreef als Romein, als
militair en vooral: als Caesar zelf. Caesar
is de held van het verhaal, in dubbele be
tekenis. En het verslag is ook gepubliceerd
met de bedoeling dat de lezers van toen,
met instemmend hoofdknikken, in hem
hun held zouden herkennen. Weet men dit
eenmaal dan kan men zich gerust laten
meenemen door zijn boeiende beschrijving
van veldslagen en belegeringen en de
voorbereidingen daartoe, van onderhande
lingen over en weer, van de bijzonderhe
den die hij zijn publiek te Rome niet
meent te mogen onthouden.
DE BEGINREGEL van het werk is
iedere gymnasiast vertrouwd: „Gallië, in
zijn geheel gezien, valt uiteen in drie
stukken, waarvan het ene door de Belgen
bewoond wordt, het tweede door de Aqui-
taniërs, het derde door lieden die in hun
eigen taal zich Kelten noemen maar in de
onze Galliërs heten". Een zin die onmid
dellijk de trefzekere schrijfwijze van deze
veldheer-letterkundige kenmerkt: Gallië
onderwerp van zijn boek geworden na
lijdend voorwerp te zijn geweest van zijn
legers wordt in het eerste woord ge
noemd, de voorstelling begint met een
heldere gongslag. Daarop schetst hij het
terrein van zijn werkzaamheden, nu het
nieuwe wingewest (de gemiddelde Romein
wist er niet veel meer van dan dat het
Noordelijk van de Alpen lag). Een blik op
de politiek van de „vijand" de Hel-
vetiërs volgt, met een motivering van
zijn eigen gedragslijn. En dan zijn de
poppen aan het dansen. Zij dansen alle
zeven boeken door, met weinig variatie in
thema, maar met een helderheid van be
weging om in het beeld te blijven
en een maatgevoel, die onze bewondering
weten gaande te houden. Steeds weer past
Caesar daarbij een terminologie toe die
zijn medeburgers de achttienkaraats
Romein, vir et vere Romanus, was vóór
alles burger van zijn staat! verfoeilijk
in de oren heeft geklonken: „samenzweer
ders" noemt hij allen, die zich tegen het
gezag van Rome verzetten, zoals de term
„terroristen" in de laatste oorlog de aan
duiding was van hen, die hun vaderland
verdedigden tegen de overheersing. Niets
nieuws onder de zon oorlogvoeren, mo
tief en aanleiding daartoe, tactiek en ge
volgen zijn al bijzonder weinig origineel!
Belangwekkend zijn de passages waarin
hij over godsdienst, levensgewoonten, kle
ding, voedsel en morele opvattingen der
nu onderworpen volken schrijft. Maat
schappelijke verhoudingen, huwelijk, be
grafenis, politiek, flora en fauna, alles
heeft zijn belangstelling, in dit opzicht
moet zijn geschrift voor de Romeinen iets
van de ruimte van de film gehad hebben.
Wat bovendien opvalt is de afstand, die
hij neemt tot wat hij vertelt door over
zichzelf in de derde persoon te spreken:
„Caesar besloot, nadat hij... enzovoorts".
Kinderen doen dat omdat zij nog niet van
de hen omringende wereld zijn gescheiden
de heel groten omdat zij er gehéél van
gescheiden zijn?
Een groot man, Caesar, als men afziet
van de tranen en het bloed die hem ver
vloekt hebben (en waaraan wij hem mis
schien niet mogen meten). Een groot
schrijver in dit werk, dat uitmunt door het
samengaan van twee kostelijke eigen
schappen: een magnifieke taalbeheersing
en een uitgewogen besef van wat precies
gezegd moet worden. Auteur van een
groot boek, dat zich in de vertaling van
S. A. Handford laat lezen alsof het giste
ren was geschreven. B. RIJDES
over die gedachte schaamt. Zeker het be
gin doet niet vermoeden wat regisseur
William A. Wellman allemaal voor ons in
petto heeft. Dat is niet alleen ernst. Heel
fijntjes is de humor in het verhaal ver
weven met als typisch filmisch hoogte
punt de scène, waarin het zoontje zijn va
der imiteert, die op dat moment doende
is zijn wagen uit de garage te rijden. Men
heeft papa dat al enige malen zien doen en
krijgt nuTde gelegenheid de verborgen ge
dachten van zoonlief waar te nemen, ter
wijl de geluiden zijn pantomimespel bege
leiden. Een kostelijke vertoning. Indruk
wekkend is het losbarsten van het onweer
waarop angst en schrik de begrijpelijke
reacties zijn (zoals de foto laat zien).
Ontroerend de verzoeningsscène tussen
vader en zoon, die nog eens demonstreert
dat het geen kwaad kan wanneer een
oudere zich voor een jongere vernedert.
Sentimentaliteit is aan de film misschien
niet helemaal vreemd, maar zij is gezond
genoeg om niet te hinderen. En als ge dan
uw lof hebt geschonken aan deze keur-
prestaties van de regie kunt ge uw be
wondering nog uiten voor de acteurs van
wie Nancy Davis wel de gevoeligste film
rol speelde, die ik van haar zag. „Tot u
zal spreken" (The next voice you hear")
zij daarmee met veel waardering bij u
ingeleid. P. W. FRANSE
Voor de
microfoon
MAANDAGAVOND heeft regisseur S.
de Vries Jr. voor het eerst gebladerd in de
door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu
mentatie uitgegeven Dagboekfragmenten
19401945. Hij zal het nog drie keer doen,
op 13 April, op 20 April en op 9 Mei, tel
kens via Hilversum II en als dat dan met
dezelfde eerbied en hetzelfde begrip ge
beurt, kan men niet anders dan getuigen,
dat de luisteraars op waardige en boeiende
wijze zijn ingeleid tot de herdenking van
de meest bewogen dagen van ons leven.
De Vries, die de radiokunst van luister
spel klankbeeld beheerst als geen ander,
heeft ter verlevendiging van de teksten dei-
Dagboekfragmenten, vooral ook als over
gang van het ene
journaal naar het an- s
dere, een greep ge
daan in de illegale
moppentrommel en
daaruit zeker niet de
slechtste grappen op-
gediept: er waren er
bij die voor vele luisteraars nieuw zullen
zijn geweest. Bovendien las hij ook enige
passages uit zijn eigen notities uit die da
gen, waardoor een sluitend geheel werd
verkregen. De onderlinge samenhang, zo
als die in de uitgave van het Rijksinsti
tuut is te vinden werd eveneens zoveel
mogelijk gehandhaafd. Degenen, die tij
dens de uitzending het boek bij de hand
hebben gehad, zullen een paar goede be
kenden hebben ontmoet en herkend: de
Rotterdamse tramconducteur ten prooi
aan de afschuwelijke honger, de Overijsel-
se adviseur die bezetting en bevrijding in
tellectueel ondergaat en verwerkt, de De
venter ingenieursvrouw die in haar huis
houdelijke zorgen wordt gestoord door de
bommen en granaten welke het naderend
ontzet aankondigen.
De stemmen van Enny Molsde Leeuwe,
Johan Fiolet en Paul van der Lek hebben
x-egisseur De Vries goed ondersteund in zijn
opvatting deze teksten zonder emphase en
valse accenten te brengen. Zoals de schrij
vers en schrijfsters der dagboeken alleen
waren met hun pen en papier, zo waren
deze sprekers en spreeksters alleen met hun
gevoelens voor de microfoon. Daardoor
werd dit klankbeeld een staaltje van pure
radiokunst. J. H. B.
HET IS RISKANT, te
veel waarde aan statistische
cijfers te hechten, doch in
sommige opzichten kunnen
zij leerrijk en illustratief
zijn. Wanneer men bij
voorbeeld de ontwikkeling
van een enorm land als
Brazilië aan de hand van
cijfers nagaat, komt men
tot aardig vergelijkings
materiaal, dat duidelijk
maakt in hoeverre deze
ontwikkeling op bepaalde
gebieden tot hoge curven is
opgeklommen, doch in an
der opzicht volkomen ten
achter is gebleven. De evo
lutie van Brazilië tot mo
dern land is in volle gang
en geeft ongeveer het beeld
te zien, dat een plotseling
tot grote groei komende
stad van de lucht uit op
levert: een kern, waaruit
aan alle kanten „spinne-
potcn" ontspringen doch
tussen die uitlopers bevin
den zich braakliggende ter
reinen, woestijnen en krot
ten. Brazilië heeft op be
paalde gebieden der indus
trialisatie onvoorstelbare
vooruitgang gemaakt, doch
bleef op een aantal andere
terreinen volkomen achter.
Dit verschijnsel kan men in
alle sectoren van de Bra
ziliaanse maatschappij
waarnemen. Evenzeer als
men midden in de grote
Braziliaanse metropolen,
millioenensteden met super
moderne fabrieken en za-
kenpanden, nog de „mor-
ro's" ziet oprijzen de
woonplaatsen van duizen
den paupers tegen de berg
hellingen, waaronderdoor
het snelverkeer raast
evenzeer liggen de plekken
van achterlijkheid temid
den van het bruisende,
zich ontwikkelende Brazi
liaanse leven. Brazilië heeft
analfabeten en geleerden
millionairs en hongerenden,
primitieven en mensen die
de eisen der moderne sa
menleving hebben begrepen.
En nu wat cijfers: 57 mil-
lioen mensen lezen er 254
dagbladen. Ruim 200 dezer
kranten bestonden vijftien
jaar geleden nog niet.
Slechts 36 dateren uit de
vorige eeuw. Wanneer men
dat vergelijkt met Neder
land, waar op ruim 10.6
millioen inwoners meer dan
honderd dagbladen ver
schijnen, kan men zich een
beeld vormen van de nog
in volle gang zijnde op
komst der maatschappelijke
ontwikkeling in Brazilië,
die echter juist op het ge
bied van de krant een zeer
interessante episode door
maakt.
Het gebouw der A.B.I, in Rio: dertien
verdiepingen, waarvan vijf verhuurd
aan zaken, zodat het zichzelf betaalt.
De journalisten vinden hier vergader
zalen. restaurants, slaapgelegenheid, een
medische afdeling, toneelzalen en expo
sitieruimten, studievertrekken, biblio
theek, ontspanningslokalen en het ad
ministratieve apparaat der organisatie.
PARIJS, Maart Aan de achterkant
van mijn appartement kijk ik uit op een
bijzonder kalme straat. Deze straat is zo
zeer in strijd met de doorsnee-verkeers
ader in Parijs, dat er als regel zelfs geen
geluid uitkomt. Het is namelijk om nog
nimmer verklaarde reden een zogenaamde
„rue privée" een eigen weg, die zeer
bepaald als normale doorgaande straat zou
kunnen dienen, maar precies in het midden
met een groot hek alle verkeer tegenhoudt.
Er parkeren dus alleen wat auto's. Als er
af en toe eens iemand probeert, ondanks
het duidelijke bord aan het begin, van het
ene eind naar het andere door te rijden,
moet hij achteruit terug. Want het straatje
is te smal om in te draaien en dit tafereel
laat nooit na diepe hilariteit op te wekken
bij alle bewoners van de straat. Kortom,
het is een rustige straat, die door dit feit
alleen al hot ideale speelveld is geworden
voor kinderen en straatzangers.
Maar nu hebben we wat opwinding ge
kregen in de straat. Een week geleden, bij
het opstaan: vonden we opeens onder ons
zitkamerraam een zeer bijzondere auto. Het
merk was moeilijk te definiëren, maar zij
was van duidelijk vooroorlogse Ameri
kaanse snit, in de lengte met rode en groe
ne strepen beschilderd en op het dak voor
zien van de zorgeloos geschilderde naam
van de eigenaar: R. Joligars (hetgeen ver
taald kan worden met „lollige jongen")
die tevens in het bezit is van het tweede
hands-meubelwinkeltje om de hoek. De
auto had geen spatborden meer en geen
lampen, het front was met twee geweldige
stalen balken versterkt en van achteren
bleek er wat hout tegen gespijkerd. Aan
beide zijkanten stond in formidabele cijfers
het nummer 154 geschilderd. Het geheel
maakt een massieve indruk, maar niet een
van berijdbaarheid, laat staan van over
eenstemming met de Franse wegenver
keerswet.
De heer Joligars, die een vrolijke auto-
3 fanaat is, heeft mij verteld waarom hij
deze machine heeft gekocht. Voor ongeveer
honderdzestig gulden. Het gaat hem om
wat hier de „stock-car races" heet, de wed
strijden op nat gras in het Stade Buffalo
tussen tweede (tot tiende) hands auto's,
die het meeste doen denken aan de bots-
auto'tjes op de kermis. Joligars heeft nog
niets gewonnen en alleen wat meer bescha
digingen opgelopen tijdens de twee races,
waar hij tot nu toe aan heeft meegedaan.
Zondag, dat wist hij zeker, zou hij gaan
winnen. Dat zei hij Zaterdag.
Maar toen wij Zondagochtend opston
den, was er van de stock-car nog minder
over dan tevoren. Vooral de achterkant
vertoonde grote gelijkenis met een flauw
opgeblazen dubbeltje. De heer Joligars
stond er handenwringend bij: hij zou 's
middags niet mee kunnen doen. Het bleek,
dat een niet minder vrolijk man 's nachts
de enorme stoomroller, die aan het eind
van de straat wordt gebruikt, had gesto
len. Hij was dronken, maar kon het appa
raat niettemin op gang krijgen. En de hele
buurt, die de auto in dit straatje parkeert,
is er van overtuigd dat het een vingerwij
zing van Vrouwe Fortuna is geweest, dat
deze dronkaard in het duister de auto van
Joligars heeft uitgekozen om zijn reis tegen
te beëindigen.
De stoomroller heeft van het avontuur
niet noemenswaard geleden, de stock-car
moet helaas worden afgeschreven, maai
de dronkaard heeft de heer Joligars zonder
mokken tweehonderd gulden schadever
goeding gegeven. Vanochtend ben ik nog
even in zijn winkeltje binnengelopen. Hij
had een andere gekocht, vertelde hij, een
veel mooiere, geel en wit geblokt.
Nu is tien minuten geleden het andere
gevaarte gearriveerd. De heer Joligars is
net bezig zijn naam op het dak te schilde
ren. Hij heeft een fles wijn naast zich op
de motorkap gezet. Het is een mooie, deze
Ford-1934. Hij rijdt nog tachtig, zegt de
trotse bezitter, die aanstaande Zondag in
elk geval gaat winnen. Want de roller aan
het eind van de straat wordt nu door de
gemeente bewaakt. A. S. H.
BRAZILIë is een der weinige Zuid-Ame
rikaanse landen, die in ernst streven naai
de vervolmaking der Westelijke democratie.
Zowel ten aanzien van zijn politieke con
stellatie als op het gebied der burgerlijke
vrijheden breekt de democratie zich baan
op een schokkende, doch bemoedigende
wijze. Natuurlijk hangt zulk een ontwikke
ling van grote figuren af. Op het gebied
van de pers was Brazilië in het rijke bezit
van een man, die in zijn land zijn tijd voor
uit was en zijn leven in dienst stelde van
het pionieren een harde, doch dankbare
bezigheid in een omgeving, die rijp was om
nieuwe ideeën en verbeeldingskrachtige
daden te aanvaarden. Deze man was en
is nog steeds Herbert Moses.
In het door hem met evenveel journalis
tieke liefde als zakelijk vernuft gestichte
gebouw der A.B.I. (de journalistenorgani
satie van Rio de Janeiro) troont hij als de
bezielende voorganger van allen die zich
met de journalistiek bezighouden. Hij is
klein, mager, wit van haar. Hij heeft een
innemende manier van doen en een paar
lachende, schitterende ogen, vol humor en
vriendelijkheid, die zich bewegelijk op zijn
omgeving lichten en waaraan niets en nie
mand ontsnapt. Het was mij een groot ge
noegen, hem te ontmoeten, met hem te
kunnen praten en zijn gast te zijn bij ver
schillende gelegenheden in het A.B.I.-ge
bouw in het hartje van Rio de Janeiro.
Herbert Moses is in werkelijkheid een
groot man. Wat hij op het onontgonnen ge
bied der Braziliaanse pers heeft verricht,
was een schitterende en sterke bijdrage tot
Brazilië's intrede in de grote wereld. In de
chaotische situatie van een uit de kinder
schoenen groeiende volkengemeenschap als
de Verenigde Staten van B.azilië is het van
enorm belang, welke richting een zo be
langrijk en invloedrijk orgaan als de pers
wordt gestuwd. De taak van de krant, het
recht van de meningsuiting en de plicht van
de journalist zijn voor Herbert Moses van
den beginne af zaken geweest, waarmede
hij niet wenste te marchanderen, waav mee
door niemand gemarchandeerd mocht wor
den en deze opvatting heeft hem ge
plaatst tegenover problemen, welke wij in
dr geschiedenis van ons land nooit in zulk
een omvang hebben gekend.
OM EEN IDEE te krijgen van de wijze,
waarop de Braziliaanse pers gebruik heeft
gemaakt van de kans om een vrije pers te
worden, zou men haar bewogen geschie
denis op de voet moeten volgen. Zij ont
worstelde zich, mede door de onverzette
lijkheid van een man als Moses, geheel en
al aan de politieke dwang die haar vrijheid
beknotte en werd daardoor een voor Zuid-
Amerika zo opzienbarend verschijnsel, dat
zij haar land de roem van groene democra
tische lauweren bezorgde. In werkelijkheid
is de Braziliaanse pers nog niet geheel en
al onafhankelijk. De zakelijke en journa
listieke leiding der kranten zijn gemengd.
De financiers der dagbladen zijn meestal
tegelijk degenen, die de inhoud der bladen
bepalen.
Moses is meester in de rechten, journa
list en industrieel tegelijk. Doch deze
situatie is ook voor Brazilië een episode,
die voorbij zal gaan. De gedachten van
Moses zijn scherp gericht op een nieuw
gigantisch werk, de scheiding tussen jour
nalist en ondernemer, de scheiding dus van
Herbert Moses
kapitaal en opinie. Deze nieuwe stap is niet
de gemakkelijkste in de geschiedenis der
Braziliaanse maatschappij, welke steeds
meer op het kapitaal haar voedingsbodem
vindt. Doch het ligt in de lijn der ontwik
keling, dat de Braziliaanse journalisten de
strijd om nog groter onafhankelijkheid
zullen winnen. De Franse aard van de
Brazilianen, hun afkeer van dwang en hun
neiging tot individuele onafhankelijkheid,
gepaard gaande met hun filosofische aan
leg en hun spirituele karakter zijn waar
borgen voor een verder gaande evolutie op
dit gebied, die aan de Braziliaanse demo
cratie een nieuwe voedingsbodem kan
geven.
HERBERT MOSES werd in 1884 gebo
ren. Na zijn middelbare studie haalde hij
de meesterstitel aan de universiteit te Rio
de Janeiro en begon toen aan zijn brillante
carrière, die gekenmerkt werd door een
standvastig streven naar ontplooiing van
zijn vele talenten, in dienst van het Bra
zilië, dat hij om zich zag groeien. Het aan
tal openbare functies, dat hij in de loop
der jaren bekleedde, grenst aan het onge
lofelijke. In 1898 richtte h;j het blad „Estu-
dante"' op, tien jaar lang was hij directeur
van het maandblad „Revista Moderna" en
tevens maakte hij deel uit van de directie
van „A Noite", het bekende avondblad van
Rio. Thans is hij, op 71-jarige leeftijd,
directeur van „O Globo", het meest ?e-
lezen avondblad van Rio, dat hij in 1925
oprichtte. Veertien jaar geleden kwam door
zijn taaie volharding het gebouw van de
A.B.I. tot stand, dat als zetel van de jour
nalistenorganisatie van Rio met haar vier
duizend leden een sociaal centrum van de
eerste rang kan worden genoemd.
Dat gebouw is thans met recht het bol
werk van de vrije pers, voorzover zij vrij
van regeringsinvloeden en politieke dwang
haar werk in dienst der openbare mening
verricht. In dat gebouw komt langzamer
hand de volkomen vrijheid der pers tot
ontwikkeling, die geestelijk reeds is inge
luid door de objectieve journalistiek van
mannen als Moses.
Het feit dat kapitaalkrachtige onderne
mers het heft van de pers in handen heb
ben, is een gevaarlijke situatie met betrek
king tot de mogelijkheden, waarover deze
mannen voor eventueel misbruik beschik
ken. Herbert Moses echter, die meer jour
nalist dan ondernemer en meer idealist dan
zakenman is, betekent in zulk een over
gangstijd een hechte ankerplaats voor vlot
tende idealen. Zijin integriteit vervangt
thans de formele bevestiging en wettelijke
garantie der persvrijheid, die hij mede
helpt bevorderen. Daarom is hij in de ver
houdingen van het moderne Brazilië meer
dan een pionier. Hij kan met recht eon
geroepene worden genoemd, die zijn mede
werkers en tijdgenoten inspireert tot indi
viduele daadkracht, waar het kader van de
in kannen en kruiken gegoten democratie
nog ontbreekt. Zulke mannen schuilen ook
in het Braziliaanse leger, dat meer dan
eens en nog zeer recent bij de dood van
president Vargas de democratie redde in
haar prille doodsnood.
Deze mannen, Moses en de zijnen,
zijn gedoemd eens te verdwijnen achter
de fagade van een wettig en onwankel
baar geformuleerd democratisch stelselp
wanneer dat eenmaal met moeilijkheden
en strijd gevestigd zal zijn. Al die tijd
hebben zij dan als enkelingen het recht
gekoesterd voor velen. Daarvoor moet
hun niet alleen hun eigen volk, doch da
gehele wereld dankbaar zijn. J- L.