Samuel Hahnemann - genie, profeet en ruziemaker
DE LEEGTE TE VOORSCHIJN KWAM
Schumann en de letterkunde
Beroemde schrijver van detectives
in communistisch kasteel
leo vroman DE DICHTER DIE UIT
De rumoerige carrière eau de eader der homoeopathic
Geleerde knoeierijen"
Similiteitsprincipe
Opmerkelijk succes
Tenslotte: de liefde
Bes
!in vam nieuwe
poezie*
ase
„GEACHTE ouders: helaas hebben onze
pogingen, uw zoon tot inkeer en verbete
ring te brengen, tot niets geleid. Hoewel
hij intelligent en leergierig is, bederft zijn
heerszuchtige geest de sfeer in onze school.
Hij zoekt ruzie met ieder die niet naar zijn
pijpen danst, tyranniseert zijn leermeesters
en bezorgt ons in het algemeen zoveel
moeite, dat we hem niet kunnen hand
haven - hoezeer dit ons ook spijt
MET DIT WEINIG vererende getuig
schrift kreeg Samuel Hahnemann, oud der
tien jaar, in Mei 1768. zijn ontslag van de
kloosterschool in de Duitse stad Meissen.
Wat hij er geleerd had was weinig, maar in
elk geval voldoende om mee te verdienen,
zo vond vader Hahnemann, die als porse
leinschilder maar een karig bestaan voor
zich en zijn grote gezin vond. En zo werd
Samuel op zijn veertiende verjaardag leer
ling-verkoper in een Leioziger komenijs-
winkel, waar hij korte tijd ijverig zijn best
deed om het iedereen naar de zin te maken.
Reeds na een naar maanden was hij „deze
stinkende winkel vol gichelende dienst
meisjes en pretentieuze mevrouwen" beu
en op een kwade dag ontstak hij der
mate in woede over een lastige klant, dat
hij de dame in kwestie eerst „een kluit van
de beste boter in het gezicht smeet en haar
daarna met een kaasmes de winkel uit
joeg", zijn jas aantrok en monter de terug
weg naar Meissen aanvaardde.
Een paar jaar blijft hij dan rondhangen
in zijn vaderstad, nu eens dit, dan weer dat
baantje proberend, maar nergens rust, laat
staan een bestemming vindend. Intussen
leest hij alles wat hij in handen krijst
„Boeken zijn nu mijn enige vrienden"
en eindelijk weet hij wat hij wil: dokter
worden! Vader Hahnemann lacht hem uit:
„Daar hebben mensen als wij immers geen
geld voor!"
Dan maar zonder geld. zegt Samuel
en als hij twintig is vertrekt hij hele
twintig Thaler rijk opnieuw naar Leip
zig, waar hij zich ais medisch student laat
inschrijven. Om zijn studies te betalen,
geeft hij bijlessen aan mede-studenten en
catalogiseert hij munten van rijke ver
zamelaars. hoewel hij tot dat moment geen
andere munten kende dan zijn eigen spaar
zame thalers en groschen! Binnen drie jaar
haalt hij zijn artsdiploma en tenslotte pro
moveert hij voor de goedkoopte in de
Beierse universiteitsstad Erlangen.
DAN TREKT hij, nog geen 25 jaar oud.
de wereld in „echter niet triomferend
en trots, maar veeleer in epn toestand van
droefgeestige vertwijfeling" omdat hij nu
„de zwakte en de fout°n van zijn leermees
ters doorzien heeft." Wat hem vooral hin
dert, is dat „iedere medische school, ja
vriiwel elke professor er zijn eigen genees
wijze on nahoudt en andere medicijnen
voorschrijft, zodat niemand weet waar hij
aan toe is, behalve dan de patiënten, die
in grote aantallen de diipe worden van deze
geleerde knoeierijen." Meer dan vijfen
twintig jaar lang zwerft Hahnemann „ten
prooi aan de onmacht van mijn kennis en
zoekend naar een hogere waarheid in de
geneeskunst" door de Duitse landen, ter
wijl zijn scherpe tong en zijn felle critiek
©p de geleerde collegae hem overal vijan
den maken. Terug in Leipzig, na vele om
zwervingen. maakt hij eindelijk zijn twij
fel openbaar door er de strijd aan te bin
den met de lijfartsen des keizers, die naar
zijn mening de zieke monarch teveel ader
laten. Kort daarop overlijdt Zijne Keizer
lijke Majesteit en Hahnemann blaakt
van triomf. Luide bazuint hij zijn overtui
ging rond. dat de lijfartsen 's keizers dood
veroorzaakt hebben, maar zijn beschuldi
gingen vinden weinig geloof en het enige
resultaat is. dat hij Leipzig opnieuw over
haast de rus moet toekeren.
Toch is hij vaster dan ooit overtuigd, dat
de medische wetenschap „op verschrikke
lijke dwaalwegen" is en dus blijft hij toor
nen teeen „de verdoemde allonathen en
hun noodlottige practijken". Maar zijn
slem blijft die van een roepende in de
woestijn. Het beroep gaat hem hoe langer
hoe meer tegenstaan en in Gotha, zijn vol
gende pleisterplaats, besluit hij tenslotte
DEZE MAAND IS IIET TWEEHONDERD JAAR GELEDEN DAT SA
MUEL HAHNEMANN - „DE VADER DER HOMOEOPATHIE" - IN
DUITSLAND GEBOREN WERD. BIJGAAND ARTIKEL GEEFT EEN
SUMMIER OVERZICHT VAN ZIJN BETEKENIS ALS GRONDLEGGER
DEZER VEELOMSTREDEN GENEESWIJZE EN VAN ZIJN BEWOGEN
LEVEN, DAT RIJK WAS AAN INCIDENTEN EN SENSATIES.
het medicamenteren op te geven. In een
jachtslot, dat de hertog van Gotha hem ter
beschikking stelt, opent hij een sanatorium
voor rijke zwakzinnigen en daar verpleegt
hij zijn eerste en enige patiënt met humane
behandelingswijzen, de moderne psychia
trie waardig. En dat in een tijd dat men
waanzinnigen als misdadigers in kerkers
wierp, boeide en mishandelde! Geen won
der dat ook deze onderneming alleen lach
lust wekte en een mislukking werd.
Hahnemann moet opnieuw zijn biezen
pakken, maar hij is er niet rouwig om. De
oude idee fixe dat er een eenvoudige ge
neeswijze voor alle kivalen moet zijn, laat
hem namelijk geen rust en dies werpt hij
zich met verdubbelde ijver op de medicij-
ncnleer. Lang geleden heeft hij een serie
proeven genomen met kwik tegen ge
slachtsziekten en daarbij opgemerkt, dat
kwikzilver ook koorts verwekken kan: „een
ziekte-op-zichzelf tot stand brengt, waar
van de tegenprikkel het ziektegif onscha
delijk schijnt te maken". Later doet hij
soortgelijke ervaringen op met kinabast als
koortsverwekker, waarbij hij zichzelf als
proefkonijn gebruikt. En al zal men er
nadien vele tientallen jaren over twisten,
of kina werkelijk zulk een „legenkoorts"
veroorzaken kan, in feite is hiermee toch
de eerste steen gelegd voor Hahnemanns
homoeopatische geneeswijze.
NA GOTHA zet Hahnemann die experi
menten systematisch en met fanatisme
voort, door alle bekende artsenijen op zijn
eigen lichaam uit te proberen een ge
vaarlijke methode, die echter rijke vruch
ten afwerpt. Hij probeert het met uiterst
kleine concentraties en constateert met
verbazing, hoe sterk die werken.
Spoedig kan hij zich erop beroemen meer
dan honderd geneesmiddelen ingenomen te
hebben en hun uitwerking op de organen,
het bloed en het zenuwstelsel beter te ken
nen dan wie ook. Hij weet ook hoe hij ze
wil toepassen bij zieken, omdat hij aan
den lijve ondervindt dat bijvoorbeeld ar
senicum een middel tegen huidziekten
zelf heftige uitslag veroorzaakt en dat
braaknoten dezelfde maagkrampen ver
wekken als die waartegen men ze voor
schrijft. En past ook de zojuist uitgevonden
koepok-inenting niet precies in deze denk
wijze?
Kort en goed, Hahnemann stelt vast, dat
een ziekte snel en zeker geneest, wanneer
men slechts een artsenij toedient die deze
ziekte zelf verwekken kan: het similia
similibus, dat de grondslag zal worden van
zijn nieuwe geneeswijze. En hoewel de mo
derne homoeopathen bij het toedienen van
medicijnen niet meer in termen van „tegen-
ziekten" denken, het similiteitsprincipe
van hun grote leermeester is in de grond
van de zaak toch onaangetast gebleven.
Sinds Hahnemann deze theorie ontwik
keld heeft in zijn „Organon der rationellen
Heilkunde", gelukken hem vele verrassen
de genezingen, maar desondanks vindt hij
nog weinig steun. Misschien zou hij sneller
waardering en erkenning gevonden heb
ben wanneer hij niet als een razende van
leer getrokken was, telkens weer, tegen
allen die zijn leer niet onvoorwaardelijk
bijvielen en in het bijzonder tegen zijn
collega's geneesheren, die hij nu zonder
uitzonderingen voor kwakzalvers en mis
dadigers uitmaakt.
Een tijdperk van verbitterde polemieken
en scheldkannovades met „het verachte
lijke allopathengebroed" volgt - en hoe-
ivel hij zich daardoor bijna overal onmo
gelijk maakt, krijgt men toch de indruk,
dat hij heimelijk het grootste plezier heeft
in al die geleerde twisten. Stellig draagt de
rumoerige strijd er toe bij Hahnemann
bij het grote publiek bekend te maken en
zo krijgt hij langzamerhand vele patiën
ten, die soms van ver uit het buitenland
komen om hem te consulteren. Zelfs de
grote Goethe schaart zich openlijk aan zijn
99
De beroemde schrijver van detective ro
mans, Georges Simenon, heeft voor de
aanstaande zomer het chateau gehuurd,
dat de Franse communistische partij een
paar maanden geleden in Cannes voor haar
algemene secretaris Maurice Thorez voor
ongeveer driehonderdduizend gulden heeft
gekocht. Het onderdak, dat Thorez gedu
rende die tijd zal worden aangeboden, is
tot dusverre geheim gehouden.
Simenon heeft het kasteel, dat naast
de residentie van Ali Khan is gelegen, al
bezocht. Hij heeft zich opgetogen getoond
over het comfort en over het zwembad,
waarvan de communistische leider om ge
zondheidsredenen nooit gebruik heeft kun
nen maken.
Na de zomer keert Simenon weer terug
naar Amerika, waar hij in California een
uitgestrekt landgoed bezit.
zijde en Napoleon, die op Elba door een
van Hahnemanns discipelen van een' ge
vaarlijke ziekte genezen wordt, verklaart
opgetogen, de nieuwe geneeswijze als „de
grootste ontdekking sedert de uitvinding
van de boekdrukkunst" te beschouioen.
OOK IN MEDISCHE kringen krijgt
Hahnemann tenslotte machtige medestan
ders en als hij 56 jaar is, kan hij de hoog-
leraarsstoel bestijgen. In het begin is de
collegezaal te klein om alle belangstellen
den te kunnen bergen. Onberispelijk ge
kleed, gekapt en gepoederd, verschijnt hij
voor zijn studenten en onberispelijk is
ook de waardigheid, waarmee hij zijn voor
drachten begint. Maar na een volzin of tien
gaat het al mis: zijn stem zwelt aan, zijn
gezicht wordt steeds roder en zijn ogen be
ginnen vervaarlijk te schitteren, totdat hij
tenslote in een eruptie van welsprekend
heid hel en verdoemenis uitstort over de
vermaledijde aanhangers van de oude
school, onder de vrolijke toejuichingen der
geamuseerde studenten.
Maar als het nieuwtje eraf is, 9linkt de
belangstelling tot een handjevol getrouwen,
die de meester door dik en dun volgen.
Hun lot is niet benijdenswaardig, want
Hahnemann prest hen ertoe dagenlang te
vasten en de gekste medicijnen te slikken,
terwijl alcohol de beste medicijn in het
studentenbestaan helemaal taboe is!
Maar de prijs is een schone, want met en
door zijn leerlingen doet Hahnemann nieu
we belangrijke ontdekkingen. Hij ervaart
dat de oude onderscheiding in vergiften en
geneesmiddelen onjuist is: alle middelen
kunnen beurtelings heilzaam of noodlottig
werken. Hij merkt voorts op dat de wer
king van een middel vele malen versterkt
kan worden als men een verminderde hoe
veelheid toedient en dat laatste wordt
hem tot een manie. Tenslotte wil hij alles
milliarden malen verdunnen en hij gelooft,
dat bij dde verdunning zelfs het omschud
den van betekenis is: tweemaal omschud
den betekent genezing voor de patiënt,
meermalen schudden zou zijn leven in ge
vaar kunnen brengen!
Inmiddels ontbreekt het hem ook nu niet
aan incidenten en sensaties. Een twist met
een collega-hoogleraar wordt beslecht in
een duel, waarbij beide deelnemers gewond
raken en zichzelf behandelen moeten: de
een allopathisch, de ander homoeopatisch!
Leipzig smult er dagen lang van.
Korte tijd later een opmerkelijk succes:
vorst Schwarzenbcrg wil door Hahnemann
behandeld worden. Deze stemt toe, maar
als hij merkt dat de vorst zich in het ge
heim laat aderlaten door een andere arts,
weigert hij de behandeling voort te zetten.
Prompt een maand later is vorst Schwar-
zenberg exit!
En zo groot is de opschudding over de
dood van de geliefde held, dat Hahnemann,
hoewel volmaakt onschuldig aan diens ein
de, het maar beter oordeelt Leipzig op
nieuw in alle stilte te verlaten.
Hij vindt een gastvrij toevluchtsoord in
Köthen, waar hij vrijelijk mag praktizeren
en waar hij ook zijn „Psora-leer"(over oor
zaak en genezing van chronische ziekten)
publiceert. Daarin schrijft hij: „Achter al
zulke kwalen schuilt een verborgen oor
zaak, een verdrongen, naar binnen gesla
gen schurft." Die theorie lijkt lachwekkend
absurd, maar zonder de toevoeging
„schurft" is zij een blijk te meer van
Hahnemann's geniale intuïtie. Hier immers
wordt voor het eerst gepeild naar een on
bekende inwendige oorzaak ter verklaring
van uitwendige symptomen. De cholera-
epidemie van 1830-'31 plaatst Hahnemann
opnieuw in het brandpunt der publieke be
langstelling: in brochures beveelt hij kam
fer als geneesmiddel aan, dat elke vijf mi
nuten moet worden ingenomen. Het resul
taat is een hausse in kamfer en in de ho-
moeonathie waarvan vooral Hahnemann's
volgelingen in Wenen profiteren: met één
slag zijn zij de mode-dokters van de Do-
naustad geworden!
Eindelijk, in 1834. zijn grootste triomf:
in Leipzig zal een homoeopatisch zieken
huis verrijzen en Hahnemann zelf zal de
leiding op zich nemen! Maar als het zieken
huis na veel geharrewar en geruzie ten
slotte gereed is, blijkt de vogel gevlogen:
de meester is met stille trom naar Parijs
vertrokken!
TACHTIG JAAR is hij, als hij aan dit
laatste avontuur van zijn roemruchte car
rière begint en de aanleiding is: liefde. Een
dertigjarige Franqaise, Mélanie d'Hervilly,
die hem in Leipzig is komen raadplegen,
heeft stormenderhand ziin hart veroverd
en drie maanden na het eerste consult
trouwen zij in dc Franse hoofdstad, waar
de oude heer zonder moeite vergunning
krijgt om te praktizeren. En meer dan dat,
want madame Mélanie. die rijk en gezien
is. introduceert hem in de beste salons.
Binnen enkele maanden is hij een beroemd
heid. Voor de villa, waarin hij spreekuur
houdt, staan altijd lange files elegante rij
tuigen. De patiënten krijgen volgnummers
en moeten vaak uren antichambreren voor
zii toegelaten worden tot de dokter, die in
zijden kamerjas en met een fluwelen ka
lotje op het hoofd deftig in de spreekkamer
troont. Madame Mélanie is altijd aan zijn
zijde. Zij registreert de symptomen en
schrijft ook de rekeningen, die behoorlijk
gepeperd zijn. Maar ook behandelt Hahne
mann elke dag tientallen arme patiënten
voor niets. Zelfs de medicijnen verstrekt
hij hun gratis.
Acht jaar duurt dit drukke, maar overi
gens onbezorgde leven nog, dan maakt een
zware catarrh er in enkele dagen een einde
aan. Hahnemann, luidruchtig genie en om
streden profeet, wordt in alle stilte bijge
zet in Mélanie's familiegraf, waar reeds
twee vroegere echtvrienden van madame
ter ruste gelegd zijn. Maar zijn leer heeft
later algemeen erkenning gevonden en
telt overal ter wereld overtuigde aanhan
gers. Ook in Nederland, waar aan de Leid-
se universiteit verscheidene artsen op ho
moeopatische proefschriften de graad van
doctor in de geneeskunde verworven heb
ben. Hierop gronden de volgelingen van
Hahnemann's leer hun verlangens naar een
homoeopatische (en vivisecticvrije) leer
stoel aan een der universiteiten, aan welke
wens tot nog toe geen gevolg gegeven Is.
H. C.
„Paaseieren zijn altijd holl'
DE DICHTBUNDEL „Inleiding tot een Leegte" die dezer
dagen bij Em. Querido te Amsterdam verscheen is van Leo
Vroman, een 41-jarige, die als bioloog bij het St. Peters General
Hospital in New Brunswick werkt en in Amerika veel poëzie
in de Engelse taal schreef. In Nederland publiceerde hij. Ge
dichten (1947), Tineke (1948), Gedichten, vroegere en latere (1949)
en nu na zes jaar zwijgen komt de dichter met een vers,
dat geen koelere titel kon hebben dan: Inleiding tot een Leegte,
maar ook geen betere. Vroman houdt zijn inleiding in droge
regels, vermoeide monotone regels, die telkens naar rijmwoorden
kabbelen, welke zo simpel zijn, zo schools lijken, dat een kind
ze wel zou kunnen vinden. Maar welk een gevoelige plek is
die, waar deze regels de lezer raken! En hoe nauwelijks was
hij zich nog van die plek bewust. Waarom? Omdat geen dichter
van deze tijd nog de woorden vond om er te komen, omdat geen
dichter nog zö „onder de gordel" sloeg. Onder de gordel slaan
deze term roept onmiddellijk de experimentelen in de ge
dachten, eigentijds bij uitstek. Buiten beschouwing latende of
Vroman deze bundel geschreven zou hebben als er geen „expe
rimentele" strom.ing was geweest, zal ieder, die dat „experiment"
gevolgd heeft, moeten vaststellen, dat Vroman voor hen of
voor zich, wat doet het er toe het diepste punt heeft bereikt,
waarheen die kolk zich kon draaien en dat punt is schoon. Het
is het nulpunt waar de afbraak voltooid is, waar het evenwicht
is ontstaan tussen afbraak die geen voedsel meer heeft en de
kiem van het nieuwe dat nog geen leven heeft: de Leegte,
al klinkt het als paradox de ontbrekende bestanddelen in
evenwicht zijn. Maar als dit een aanduiding is van een Leegte
tegen de achtergrond van een poëtische stroming, die als expe
rimenteel bekend staat, dan blijft de vraag nog open hóe Vroman
er in is beland, wat die leegte voor hem betekent en hoe hij
er nog een inleiding toe heeft kunnen leveren. De anecdote is
bekend, dat een experimenteel aan wie gevraagd was wat
hij met zijn verzen bedoelde het volgende „antwoord" gaf:
hij stond enkele minuten met haast afgrijselijke inspanning te
trachten een woord te formuleren, kwam volvolgejis tot rust
en zei toen: „Nu heb ik u meer gezegd dan ik ooit op papier
kon overbrengen". Zou hij hebben willen zeggen wat alleen
maar kon zijn, wat eenmaal gezegd niet meer kon bestaan:
Leegte? Dit is Vroman gelukt door een andere werkwijze.
IN ZIJN BUNDEL „Gedichten" van
1949 komt een stuk proza van Vroman
voor. Hij is in versregels tot de con
clusie gekomen, dat het dichten niets meer
uithaalt en vervolgt dan maar in proza:
ik weet maar al te vaak dat zelfs ik
niet inzie en wil zeggen wat ik zeg. Ik
heb Van Dale's woordenboek gelezen van
voren naar achteren en van achteren naar
voren en kan zachtere ontroering of wat
ook halen of horen uit zo'n receptie van
staande ideomen dan die welke mij kan
overkomen bij het lezen van Vondel,
Vroman en Slauerhoff".
En even later zegt hij, dat de weten
schap steeds verdere specialisatie eist en
steeds meer onderdelen in nieuwe orden
tracht te vangen. Als een onstuitbare
stroom ontstaan steeds meer orden, die sa
men de grote orde moeten blijven uitma
ken. Steeds meer nieuwe woorden zijn
nodig om de taal levend te houden. De
mens versplinterd steeds verder en ver
liest de „voeling" met het leven, met zijn
eigen harmonie. „Vanwaar nu die drang
de geest te vergroten als een zwellend
hulsel rondom ons lijf? Willen wij vulsel
voor een leegte of willen wij een leegte
ontbloten?" In 1949 sprak Vroman dus al
van de Leegte en toen.... zweeg hij zes
jaar. In die zes jaar zouden „experimen
tele" dichters honderdduizenden woorden
schrijven als „vulsel voor een leegte"
met welke kenschetsing hun poëtische
waarde niet wordt aangetast.
Maar Vroman is te intelligent om na
dat hij in drie jaar drie bundels heeft ge
publiceerd in zo'n tempo door te gaan
als hij weet dat hij „zelfs niet inziet en
wil zeggen wat hij zegt". Dat is tegen-na
tuurlijk, vulsel voor een leegte en hij wil
die leegte juist ontbloten. Hij geeft er zich
aan over en moet zwijgen, want uit een
leegte kunnen geen woorden komen, leeg
te kan alleen maar zijn, hééft niets.
DE DICHTER doorstaat die leegte mach
teloos, maar heeft haar dan ook ontbloot.
Hij belandde er in als een mens, die zich
verzet tegen een niet meer door een per
soon te omvamen veelheid van orden en
die zijn heil zoekt bij de laatste orde, de
enkelvoudige, de leegte. Heeft hij die over
wonnen, dan heeft hij de macht over ver
splintering, hij kan met zekerheid zijn
eigen leven leiden temidden van verbrok
keling. Van die basis kan hij een leven op
bouwen, niet als het schrikbeeld der twin
tigste eeuw, de homo technicus, maar als
zichzelf, als „homo Vroman".
Hij is anders geworden. Het is een an
dere dichter Vroman, die zich tot het
schrijven van „Inleiding tot een Leegte"
zet, dan de dichter, die „zelf niet inzag wat
hij zei". Hij begint een nieuwe poëzie,
vermoeid maar ertoe bereid:
Vandaag ben ik vermoeid,
en dit zou proza zijn
als ik niet met mijn pols geboeid
aan de staart van de muze-trcin
moest huppelen op de maat
van dwarsliggers tegen mijn schenen.
Hij weet nog niet waar de reis heengaat
„maar het zal wel blijken, laat maar". Van
voorbij de leegte gaat hij verslag uitbren
gen van vóór de leegte. Hij heeft haar ont
bloot en gaat haar noèmen, zodat zij niet
meer kan bestaan. Hij deelt nu de ver
schijnselen mede, opdat iedereen genezen
kan die de ziekte nog onder de leden
heeft en een geneesmiddel zoekt, terwijl er
nog alleen maar morphine was: vulsel
voor een leegte, experimentele poëzie.
Vroman bestreed de kwaal met zichzelf.
Zo kon hij achteraf zijn inleiding geven,
want men kan niet inleiden wat men niet
overziet. Zo kon Vroman en daarmee is
de laatste vraag beantwoord schrijven
7 zijn: Inleiding tot een Leegte.
IIET VERS is geschreven in een taal
het werd al gezegd die kinderlijk
schijnt. Allicht, aanvangstaal!
omdat je weigert het te zien geblikt,
bevroren of per pond verpakt
en met een etiket beplakt,
slik het dan zonder zout,
dan wordt het, zoet of stout,
iets waar iemand van houdt.
Uit zijn verband gerukt geven deze re
gels een allerslechtst beeld van de hele
bundel, maar als voorbeeld van de kinder
lijke taal is er geen sterker in te vinden.
Maar de bundel heeft door dit „allereerst-
weer-kunnen-spreken" in bijna elke regel
de zojuist geciteerde uitgezonderd op
gezag van de dichter zelf, die zegt dit
„Sinterklaasrijm" eerst van de baan te
moeten doen voor hij verder kon schrijven
een zeer grote kracht. De woorden ra
ken de plaats die men zich nauwelijks be
wust was, omdat de zenuwen ervan nog
niet beproefd werden. Vroman symboli
seert het voor-en-na-de-leegte in zijn
moederland Nederland en zijn huidige
woonland Amerika. Hij herinnert zich, hij
vergelijkt en eindigt dan met:
De Hollandse tafreien
zijn zonder mij zo veel en
veelvuldiger van waarde
dat het mij niet kan schelen
dat dit papier vergelen
zal tot Hollandse aarde.
HIJ KAN „Nederland" missen, hij kan
„Amerika" missen, hij kan zelfs de uit
werking van zijn bundel missen, hij is al
leen. Hij is helemaal alleen en in aller
simpelste volledigheid uit de leegte te
voorschijn gekomen, maar als zichzelf, vol
ledig en onbetrokken bij het gebeuren der
versnippering en verbrokkeling in weten
schap en leven, al erkent hij dat de resul
taten van dat grote technische kunnen
veelvuldiger van waarde zijn dan hijzelf.
Maar dat kan hem niets schelen. Diè er
kenning verandert niets aan het feit, dat
hij gekozen heeft voor de mens, voor zich
zelf. Hij is gelouterd tot de grootste een
zaamheid, die hij gekozen heeft omdat hij
geen enkele andere mogelijkheid ziet om
volledig zichzelf te zijn. Hij heeft gekozen
voor zich en zijn vrouw Tineke: „hier slaap
ik ongedeerd met niemand in de buurt
die mij langer kent en verduurt dan
Tineke".
Samen eenzaam, de man heeft gekozen.
Die man is een onzer grootste dichters,
want dc man die uit de leegte tevoorschijn
TONEELPRIJSVRAAG
De toneeluitgeverij „Maestro" te Am
sterdam heeft een prijsvraag uitgeschreven
voor een oorspronkelijk Nederlands toneel
stuk, onverschillig in welk genre. De jury
wordt gevormd door Martie Verdenius,
J. W. F. Werumeus Buning, mr. H. A.
Keuls, H. P. van den Aardweg en Bernard
Vei-hoeven.
De dichter Leo Vroman. Hij liet zich
in de bundel Inleiding tot een Leegte"
ook als een bekwaam illustrator gelden.
Een zevental knipsel-collages in zwart,
rood, wit en paars (in zeefdruk bijna
feilloos uitgevoerd) past bij het vers in
ondeelbare functie. Het boekje is zeer
mooi uitgevoerd. (Querido, Amsterdam)
kwam, kon als dichter niet nalaten ver
slag uit te brengen. En hij deed dit in de
enige nog mogelijke taal: heldere eenvou
dige woorden die rijmen en in oer-beelden
van overrompelende schoonheid.
TON NEELISSEN
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Saul Bellow's sterk autobiografisch gekleurde'
The adventures of Augie March (bekroond met
de „1954 Nationaal Book Award for fiction") is
thans in zakformaat verkrijgbaar. Na lezing van
deze 541 pagina's tellende moderne schelmen
roman kan men zich het enthousiasme inden
ken. waarmee het in 1953 door critiek en pu
bliek werd ontvangen. Inderdaad een knap stuk
werk, deze overdonderende kroniek van de be
levenissen van een jonge, overmoedige Ameri
kaan die zich „hungry for experience" in Noord
en Zuid-Amerika en Europa een weg tracht te
banen in een samenleving vol bizarre complica
ties, bevolkt met even bizarre personages, die
stuk voor stuk uitstekend uit de verf gekomen
zijn. Doorweven van jeugdherinneringen, maar
van een ander karakter is ook Notre prison est
un royaume van Gilbert Cesbron. waarin hij
laat zien hoe het leven van de Franse lyceïsten,
uit sterk uiteenlopende milieus afkomstig, on
danks straffe discipline gevuld is met talloze
kleine persoonlijke en gemeenschappelijke
vreugden en verdrietelijkheden.
Het ligt blijkbaar in de bedoeling het com
plete oeuvre van Zola in een goedkope editie
op de markt te brengen. Als zesde deeltje ver
scheen I'Assommoir, dat bij verschijnen des
tijds een enorme storm van verontwaardiging
verwekte en dies een van zijn succesvolste ro
mans werd. De verdwazing van de mensheid
is ook het thema van twee romans van André
Malraux: Les conquérants en La condition hu-
maine. Het eerste bevat merendeels eigen
ervaringen uit de dagen van de Chinese revo
lutie Van 1933, het laatste is van opzet veel alge
mener. Van uur tot uur worden de huivering
wekkende gebeurtenissen op de voet gevolgd.
Het geheel speelt zich af binnen een korte
spanne tijds, lang genoeg echter om de feiten
een bijna ondragelijke climax te laten berei
ken. Beide partijen worden door Malraux niet
ontzien. De verantwoordelijkheid voor de Euro
peaan voor de gang van zaken zit hem echter
bijzonder hoog. Men rekent dit boek tot de be
langrijkste van de afgelopen vijftig jaren.
Het leven heeft zijn kwade maar toch altijd
ook nog goede kanten: men kan deze in rijke
verscheidenheid belicht vinden in Marcia Da
venports befaamde The Valley of Decisiou
waarin liefde en toewijding de sterkste drijf
veren zijn. Liefhebbers van een gedegen histo
rische familieroman kunnen hieraan hun hart
ophalen tijdsbestek: zeventig jaren, aantal
generaties: drie. A.M.
TOEN Robert Schumann jong was, gym
nasiast, student en daarna schrijver over
muziek en componist, waren het ten minste
evenzeer de dichters en schrijvers, die
hem inspireerden als de grote componisten.
Hij zelf was onmiskenbaar litterair be
gaafd en twijfelde er in zijn gymnasium
tijd nog aan, of hij
zich aan de litteratuur
dan wel aan de mu
ziek zou wijden. Deze
was voor hem een
dichterlijke taal, die
men naar zijn mening
leren kon uit
Shakespeare en Jean
Paul.
Men zou hier allicht
andere namen, Bach,
Mozart, Beethoven of
welke grote muzikale
voorganger ook, verwacht hebben. Toch is
Schumanns uitspraak: „Onder kunstenaars
versta ik hen, die niet alleen een of twee
instrumenten behoorlijk bespelen, maar
volledige mensen, die Shakespeare en
Jean Paul begrijpen" in wezen volkomen
aanvaardbaar. Natuurlijk doet ons, men
sen van de twintigste eeuw, de samenkop
peling van de grote Engelsman met Jean
Paul geforceerd aan. Voor Schumann was
ze dit niet. Jean Paul was de gloeiend ver
eerde dichter van zijn jeugd. Diens wer
ken waren overvol met al wat de onstui
mige, fantasierijke en van dichterlijke
dromen vervulde jonge componist zocht en
van een romancier verlangde. Men behoeft
maar een van 's dichtrs hoofdwerken de
roman „Flegeljahre" te lezen, om dit te
begrijpen. Het boek bevat een overvloed
van poëtische natuurbeschrijvingen, het
verliest zich in mijmeringen over de
schoonheid van morgenrood en avond
hemel, maar tegelijkertijd speelt door de
jeugd-episode van de twee hoofdpersonen
Walt en Vult, die er de kern van vormt,
een geest van gezonde humor. Zelfs voor
zijn tijdgenoten echter waren Jean Pauls
werken overladen en verwarrend. De
schrijver is zo rijk aan invallen en besteedt
zoveel zorg aan de talrijke détails, dat de
aandacht wordt afgeleid en de roman tot
een doolhof voor de lezer wordt. Schumann
echter minde deze overdaad, dit grillige
spel der fantasie. De beide hoofdpersonen
Walt en Vult werden de prototypen van
Eusebius en Florestan, waarin de compo
nist zichzelf naar Jean Pauls voorbeeld in
twee personificaties analyseert. De naiëve,
zachtzinnige gemoedsmens Walt wordt bij
Schumann tot Eusebius, de opvliegende,
temperamentrijke Vult tot Florestan om
getoverd. Vroeg men de componist, wat
hem had geïnspireerd tot het schrijven van
zijn „Papillons" voor piano, dan verwees
hij naar het voorlaatste hoofdstuk der ge
noemde roman, waarin „alles zwart op wit
staat".
Nog een wonderlijke fantast boeide
Schumann ongemeen. Dat was E.T.A. Hoff
mann, dichter, componist, novellist, criticus,
cn daarbij nog regisseur, schilder en jurist!
Zijn naam vindt men terug in Offenbachs
operette „I-Ioffmanns Vertellingen", welke
drie van zijn novellen tot onderwerp heeft.
In het letterkundige werk van deze veel
zijdige persoonlijkheid in de eerste
plaats in de roman „Kater Murr" treedt
een uitzonderlijke figuur, de „fantastische
Kapelmeester Johannes Kreisler" op, die
in al zijn facetten van hyper-romanticus
het spiegelbeeld is van Hoffmanns karak
ter. Maar ook Schu
mann voelde de ana
logieën tussen deze in
uitersten van aandoe
ningen en stemmin
gen levende roman
figuur en zichzelf.
„Kreisleriana" een
zijner fijnzinnigste
pianowerken toont,
hoe Hoffmann en zijn
wonderlijke kapel
meester de fantasie
van de componist
hebben opgevoerd tot een muziek, die zo
wel uitbundig als uiterst sensitief, zowel
vertederd als geheimzinnig is.
Onder de onmiskenbare invloed van Jean
Paul en Hoffmann dacht Schumann er
over een roman te schrijven en daarin
eveneens zichzelf te analyseren in contras
terende persoonlijkheden. De roman is
nooit voltooid, maar enkele romanfiguren
werden tot een gefingeerd bondgenoot
schap, de Davidsbond, die men telkens
in Schumanns geschriften ontmoet, ver
enigd. Het was een „meer dan geheime
bond" zoals de componist schreef. De
hoofdpersonen waren Florestan, de hemel
bestormer, Eusebius. de dromer en dwe
per, benevens Meister Raro, de oudere, er
varen en wijze man. Van Florestan en
Eusebius noemde ik al de litteraire model
len, in Meister Raro menen sommigen
Friedrich Wieck, Schumanns leermeester
te herkennen.
Toen de componist in 1834 zijn „Neue
Zeitschrift fiir Musik" oprichtte, traden
deze fantasiefiguren als zogenaamde mede
werkers van zijn blad op en werden aan de
Davidsbond nog andere, meer of minder ge
heimzinnige namen toegevoegd. Zo kon de
componist-redacteur de onderwerpen van
meer dan een standpunt belichten en zijn
lezers boeien door de geheimzinnigheid,
die het geheel omhulde. Het tijdschrift had
ten doel de weg voor jonge componisten te
effenen, het philisterdom, waaronder alles
werd verstaan dat bekrompen, oppervlak
kig en leeghoofdig was, te bestrijden. Daar
om koos Schumann de Bijbelse Koning
David, die de Philistijnen had verslagen,
tot patroon van zijn bond.
Men vindt de „Davidsbündler" ook terug
in menige compositie uit de jaren tussen
1830 en 1840, in de Davidsbündlcrtanze,
Carnaval, de Etudes Symphoniques en in
de Sonate in fis, waarvan bij de eerste uit
gave de titel „Pianoforte-Sonate, Clara
zugeeignet von Florestan und Eusebius"
luidde. Schumanns naam stond er niet bij.
Toen de componist zich later ook aan de
vocale kunstvormen ging wijden, werd het
aandeel der woordkunst van haar functie
op de achtergrond tot een harmonisch sa-
menklinken met Schumanns muziek ver
heven.
WILLEM ANDRIESSEN