HET OPSCHRIJFBOEKJE SYNTHETISCH GELUK lp™ De roman „Zolang te water" van Simon Yïnkenoo: Landgenoten Een weerzinwekkend hoek v >3 ii BRITTEN, BEESTEN EN BUITENLANDERS J Litteraire Kanttekeningen Kort verhaal door Michaël Réty door Govaert van den Bergh Oerkomisch - Oeroud De lokkende romantiek van het circus e negen Muzen DE GEKKE JONGEN zat aan het eind van het dorp bij de viersprong. Er stond een klein stenen paaltje. Niemand wist waarvoor het er ooit was neergezet, maar de gekke jongen ge bruikte het voor zijn meest geliefde bezigheid: autonummers noteren. Hij zat erbij met een opschrijfboekje in zijn hand. Hij maakte de indruk ingespannen bezig te zijn, maar in werkelijk heid dommelde hij. Hij had het warm. Soms schrok hij overeind, omdat hij dacht dat er een auto aankwam. Maar er was nie mand op de weg en het leek wel of er ook niemand zou komen. Als er nu inderdaad een wagen passeerde, zou hij hem ijverig achternazien en hardop spellend het nummer proberen vast te leggen. Hij had veel moeite om goed te onthouden. Daarom hielp hij zichzelf door de cijfers luidop te herhalen, net zo lang tot hij ze netjes op een rijtje had staan. Het was eigenlijk het enige dat hij goed kon en daarom deed hij het zo graag. Als hij straks thuis kwam. zou hij het boekje opgewonden aan zijn moeder laten zien en zij zou hem bewonderen en het opbergen in zijn la. De bewondering van zijn moeder en de opbergceremonie in de la vormden de bekroning van al zijn zwoegen. Zij hoor- den bij het opschrijven als een beloning. Het zou lang zo leuk niet zijn als dat er niet bij was. Alleen ziin vader.... Zijn va der lachte hem er om uit. Zijn vader was nooit zijn vriend. Uit de nijn'ijke achteloosheid, waarmee hij hem behandelde, had de gekke jongen al lang opgemaakt dat hij hem niet mocht. Hij wist niet waarom. Hij zou dat ook nooit begrijpen. Het was zijn voorrecht vele dingen onbegrepen te laten, al voelde hij het gemis. Maar wat hem verdriette, vermeed hij. Daarom vermeed hij zijn vader. Nu echter zat hij heerlijk op het paaltie en hij zou zijn va der niet zien. tenzij hij op zijn ronde door het dorp langs de viersprong kwam, wat niet waarschijnlijk was. De gekke jongen vond van zijn vader al leen ziin oak mooi. De knopen glinsterden zo. Voor de rest had de man evengoed niet kun nen bestaan, in het levensbestel van de gekke iongen Meek al leen ziin moeder voldoende. ER KWAM een stofwolkje op de weg uit het dorp. De gekKe jongen gromde van genoegen, dat hij het had opgemerkt en zo zichzelf op de nadering van een auto opmerkzaam maakte. Hij mompelde een paar woorden en legde het opschrijfboekje op zijn knie. Hij bukte zich en loerde haar de auto. Het leek wel of hij zich schrap zette Hij was net een dier dat zich gereed maakte voor de sprong. De auto kwam in snelle vaart nader. Pas bij dg bocht begon hij te remmen. Hij wachtte lang genoeg om de jongen de gelegenheid te geven het nummer te noteren. Gretig drukte deze ziin oo"ood in het opschrijfhoekie. Je kon het oo de volgende bladzijden nog zien. Gfinnekend keek hij of de bestuurder hem zag. Maar de auto was al verder, schoot als een ronkend beest vooruit. Geen sterveling sloeg acht oo de gekke jongen. Hij kroop overeind en lieo de auto een eindje achterna. ..Boe", zei hij. ..boe" Het was ziin sterkste teken van afkeuring, dat de bestuurder hem niet had gegroet. Een beetje boos mnrnoelde hij onverstaanbare woorden. Hij schoof het opschrnfboekje onder zijn Mouse en lieu de weg op naar het dorp. Hij r>ep nog eens boe. Hij kreeg er plezier in en herhaalde het bij iedere pas tot hij de rand van het dorp .had" bereikt. TOEN DE GEKKE JONGEN bil de Boerenleenbank kwam, zag hij een hele hoop mensen en daartussen het uniform van zijn vader. Hij hield zich een beetje op de achtergrond, maar het uniform intrigeerde hem. Hij wilde de knopen van dichtbij zien. Boven het uniform uit klonk zijn vaders stem: ,.Maar heeft niemand het gezien? In hemelsnaam heeft niemand het dan ge zien? Zijn er dan helemaal geen getuigen?" Er volgde een ont kennend gemompel. Men droeg iets uit de bank naar buiten. De gekke jongen herkende de kassier. Zijn hoofd hing naar beneden en hij zag duidelijk het streepje bloed over zijn voor hoofd. „Als we geen aanwijzingen hebben, kunnen we de daders onmogelijk opsporen", riep zijn vader. „Mensen denk toch na. de kassier is dood. Het geld is verdwenen. Er is geen enkel signalement!" „Signalement. Signalement", herhaalde de gekke jonger.. De man in het uniform was in twee stappen bij hem. „Wat doe jij hier?" riep hij. De gekke jongen gaf geen antwoord. „Wil ie wel maken dat je wegkomt", riep zijn vader. „Ga naar huis! Gauw!" De omstanders lachten. Daarom vroeg hij in een vlaag van opkomende woede: „Waar heb je gezeten?" De gekke jongen bleef ook nu het antwoord schuldig, maar iets waarschuwde hem voor zichtig te zijn. Hij duwde het opschrijfboekje, dat een heel eind uit zijn blouse stak. terug en probeerde ongemerkt weg te komen. Hij wilde naar ziin moeder. Doch daar klonk al weer de stem van zijn vader en nu ineens vriendelijker, vleiend alsof hii iets van de gekke jon gen gedaan wilde krijgen, dat hii niet zomaar zou prijsgeven: .Was ie bij de viersprong, jon den?" En toen de jonden knikte: ..Autonummers opschrijven?" :ÉW% "tlËSPP Weer knikte de iongen bij wij- e smmÊKEm ze van antwoord. Mag ik het boekje?" De gekke .iongen bedekte bet met beide handen en drukte het stevig tegen zich aan. Hij wens te het bopkie n'et af te staan. „Wil je het boekie niet aan ie "ader geven9 Even9 Een oCTen- Mikie maar?".. Maar de gek ke iongen schudde van nee en trachtte uit de kring van om standers weg te komen. Zij drongen tegen hem aan en sloten hem in. Met geweld moest zijn vader hem zijn dierbaarste bezit ontnemen. Toen hij het eenmaal in handen had was het een ver fomfaaid hoopje papier. Het blaadje met het nummer was ver dwenen. Maar op de andere bladzijden stond het nummer dui delijk ingedrukt. LATER. TOEN ALLES voorbij was. kreeg de gekke jongen zijn boekje terug. In de kamer oo het dressoir lag een felicitatie brief van de oolitieeommandant. „Dank zij het nummer in het opschrijfhoekie hebben wij de dader van de overval kunnen vatten. Uw mededelingen vormden onze belangriikste aanwij zing. Reeds nu (de pob'tiecommandant was slechts onvolledig ingelicht) Meek uw zoon een waardig secondant van zijn vader. Mogelijk zal hij ook in de toekomst in uw voetspoor kunnen treden. Ik deel u hierbij uw promotie mede...." Toen de Vader dit las wierp hij de brief hoonlachend ter zijde. Hij las hem voor de tweede keer en lachte niet meer: Hij kocht voor zijn zoon een nieuw boekie. Voor de moeder bleef de prestatie van de gekke jongen even eeuwig en onvereanke'iik groot als zij altijd was geweest, wanneer zij'het opschrijfboekje in de la van de commode opborg. NA JARENLANGE onderzoekingen is een team van wetenschappelijke wer kers onder leiding van professor Leed wezen, hoogleraar te Delft, er voor hpt. eerst in de geschiedenis in geslaagd synthetisch geluk te vervaardigen. De hoeveelheid is weliswaar nog te ver waarlozen, doch de mogelijkheid er toe is bewezen en men heeft het stadium van proefnemingen op mensen reeds achter de rug. De onderzoekers zijn uitgegaan van de bekende gegevens omtrent het geluk «m daarbij bleek al spoedig, dat het kern probleem hierin lag, dat het geluk niet is, waar men het zoekt. Doch in plaats van hierom het onderzoek op te geven, zette men dit integendeel met verdub belde ijver voort. Een eerste gedachte van prof. Leed wezen bleek even geniaal als onbruik baar. Als men eenvoudig zou onderzoe ken. alle gevoelens, gedachten, ervarin gen en situaties, moest het probleem te overwinnen zijn. Het bleek echter al spoedig, dat zelfs 't meest geperfection- n eerde electronische brein, dat in staat is ongeveer honderdduizend combinaties per seconde te maken, voor een derge lijk onderzoek, mits het aantal mogelijk heden constant bleef, zeker dertig, zo niet eenendertig milliard jaar nodig zou hebben. Maar volgens een ruwe schat ting breidt zich bovendien het aantal mogelijkheden jaarlijks met ongeveer tien millioen uit, zodat langs deze weg geen resultaat was te verwachten. Doch de oplossing was niet minder geniaal. Na diepgaande onderzoekingen slaagde men er in een betrekkelijk een voudig electronisch brein te construeren, dat zoekt, waar het niet zoekt. Hiermee was in principe het probleem opgelost, doch nadat men zo het geluk een zeer vluchitg gas geïsoleerd had, bleef de moeilijkheid om het in een bruikbare vorm te produceren. Een onbeheerste explosie van geluk immers evenaart in vernietigende kracht de waterstofbom. Een verbranding in lichte graad veroor zaakt blindheid en doofheid en lijkt in zijn verschijnselen op dronkenschap en een verbranding in ernstige graad ver oorzaakt een explosie in 't hart. Er gaan in Amerika dan ook al stemmen op om een G-bom te vervaardigen, opdat men zijn voorsprong op de Russen niet zal verliezen, doch hierdoor zijn het onder zoek en de productie van geluk voor vredelievende doeleinden niet vertraagd. Men is er nu dan ook in geslaagd geluk in bruikbare vorm te produceren. Voor men echter'tot een economisch verantwoorde exploitatie op grote schaal kan komen, zijn er nog aanzienlijke moeilijkheden te overwinnen, omdat ge luk niet te koop is. Men is er nog niet in geslaagd een hoeveelheid synthetisch geluk te verkopen, zonder dat dit spoe dig denatureerde. Langs verschillende wegen zoekt men hiervoor nu een op lossing. Een vooraanstaande jurist, die ons hier over zijn mening gaf, zeide dat het niet moeilijk moest zijn een vorm van koop te construeren, die geen koop is, doch prof. Leedwezen deelde ons mede, dat hij zoekt naar een methode om het ge luk langs chemische weg voor trans acties te immuniseren. Zijn opdracht gevers, de N.V. General Happiness, heb ben hiervoor opnieuw anderhalf mil lioen gulden beschikbaar gesteld. Het ziet er overigens naar uit, dat deze zaak ook nog een politiek tintje gaat krijgen. De heer J. Treurniet, lid der Tweede Kamer, heeft reeds vragen gesteld aan de minister. Men vreest dat het geluk, wanneer het verkoopbaar wordt, een totale sociale revolutie zal veroorzaken. U zult het dus voorlopig nog wel met gewoon geluk moeten doen. I)e filmacteur Fernandel is bijna ge reed met zijn derde „Camillo"-film, die on der regie van Carmine Gallone in Parma wordt vervaardigd. Daarna gaat hij de rol van Don Juan vertolken in een filmbiogra fie, waarin flink de draak met deze Spaan se avonturier zal worden gestoken. Henri Decoin voert de regie. De opnamen voor deze kleurenfilm beginnen in September. In het hos van Fontainebleau is dezer dagen een praehïstorische tekeping ont dekt, waarvan de ouderdom op ongeveer twintigduizend jaar wordt geschat. PARIJS, MEI Laat ik voorop stellen, dat wij'allemaal in Parijs u hier graag en vaak en langdurig zier. komen en verblij ven. Economisch gezien 'ls het vreemdelin genverkeer hier verre van onbelangrijk en bovendien geven al die toeristen de stad vooral op het ogenblik in de lente een vrolijke, gezellig-s'/enterende atmos feer. Ik zie mijn kennissen uit Holland hier graag bij mij op bezoek komen; en ik hoor van andere buitenlandse Parijzenaars, dat zij ook graag eens landgenoten op be zoek hebben en over hun eigen land pra ten. Of over Parijs, dat zij hier tenslotte goed hebben leien kennen en waarderen. De meesté mensen praten trouwens graag over het onderwerp van hun bewondering. Maar één ding zou i!k toch nadrukkelijk willen vragen: tracht u zich te realiseren, dat hier (en trouwens overal ter wereld) ook mensen wonen, die uw taal verstaan. Het is onlangs al eens in deze kolom ver teld, dat er zevenduizend Nederlanders in Parijs wonen. Die spreken, ik verzeker het u, allemaal voortreffelijk Nederlands. De meesten spreken het echter niet vaak en een gevolg een verkeerd gevolg, ik geef het toe daarvan is, dat onze aandacht wordt getrokken, als wij op straat of in een theater of op een terrasje Nederlands horen praten. Het valt opeens ons beüaisfzijn binnen, dat er in onze omgeving Neder lands wordt gepraat; dat is ongewoon en het trekt onze aandacht. Wij kijken daar om eens wie daar onze taal spreken en proberen bewust of onbewust een paar zinnen uit het gesprek op te vangen. U zult ons dat moeten vergeven. Nu is het meestal niet moeilijk om die paar zinnen op te vangen. De meeste toe risten lijken er zo zeker van te zijn, dat hiér toch wel niemand zal zijn die Neder lands verstaat, dat zij hun gesprek on matig luid voeren. Zij zijn bovendien ge neigd te critiseren. Niemand wil hun het recht van critiek onthouden. Niet het recht, maar wel de vorm en het stemvolume. Mag ik u een paar voorbeelden geven van wat ik in één week zelf Ih deze stad heb ondervonden? Eén avond heb ik een uurtje op het terras van Lc Marigny op de Champs Elysces gezeten. Om precies te zijn: op Zaterdagavond 14 Mei tussen half negen en half tien. Er zaten Nederlanders aan twee tafeltjes naast mij. Keurige men sen, zo te zien, hoor, niets op aan te mer ken. Eén tafeltje was gemengd; vandaar af is aanmerking gemaakt op mijn das. mijn boek L,Het zal wel pornografie zijn") en mijn schoenen, die inderdaad al een paar dagen lang niet gepoetst waren. Het andere tafeltje was omringd door mannen en slechts één ogenblik hebben zij hum onge- meen-smakeioze commentaar op voorbij gaande vrouwen (onder wie vast ook een aantal Nederlandse) onderbroken om zich vluchtig af te vragen, wat een vent als ik nu wel voor zijn brood winning zou doen. De dag te voren had ik met mijn mi nuscule, wat bejaarde autootje op de Bou levard Montparnasse een Nederlandse auto gepasseerd. De Nederlander aan het stuur liet mij'weinig ruimte over en dus kon ik bij liet passeren niet meer dan tien of twaalf centimeter tussen ons laten. Dit be viel hem niet, want toen hij bij het stop licht voor de. Boulevard St. Michel achter mij stil hield, bonsde hij twee keer met zijn bumper tegen de mijne. Toen ik mij omdraaide, uiteraard enigszins veront waardigd, tikte hij veelzeggend op zijn voorhoofd. Mijn wagentje heeft een Frans nummer en hij was niet g^ing verbaasd, toen ik uitstapte, naar hemutteüep en hem in het Nederlands toesprak. Ik heb hem zo gematigd mogelijk verteld, wat ik van hem dacht en hem geheel naar waarheid ge zegd, dat als hij dit zou herhalen bij vrij wel iedere andere auto-rij ler in dit land, hij uit zijn auto zou worden gesleurd en ferm onder handen genomen. Een laatste v.oorbeeid: vanochtend liep ik met mijn vrouw over straat en achter ons maakten twee Nederlandse toeristen, zo juist uit een auto gestapt, luid-op onge paste opmerkingen over mijn vrouw. Dat a!!es gebeurde in één week. Ik geef toe: het zijn nogal krasse gebeurtenissen, die in deze erge vorm niet zo vaak voor komen. Maar iedere Hollander die hier woont kan u soortgelijke verhalen vertel len. Onthoudt u het toch echt: er wordt meer Nederlands verstaan dan u dankt. A. S. H. uwci lm osooöc>oc<x»X)ooocoooax>oco-o»x>oc<xjococöceooc©oooooc>cöocoö^&!yx>»&öóöMóö5öC^^ Dr. Daniel G. van der Vet, wetenschappelijk deskundige op het gebied van de Engelse letterkunde en Londens correspondent van een der landelijke Nederlandse dagbladen, heeft onder het pseudoniem Daan Zonderland reeds enige bundels, over het algemeen voortreffelijke nonsensverzen gepubliceerd. Onder de huise lijke naam Daan van de Vat leert men hem nu kennen als een fijnzinnig humoris tisch waarnemer van de levensgewoonten van onze overzeese buren in de vijftig korte hoofdstukken, die tezamen het „Prisma"-boek „Britten, beesten en buiten landers" vormen, waarvan thans reeds bij Het Spectrum in Utrecht de derde druk is verschenen. De ondertitel „Hoe in Engeland aan het leven geleden wordt" ver schaft reeds een aanwijzing voor de ondertoon van vertedering, die men in deze lachwekkende beschouwing beluistert, want diep in zijn hart heeft deze auteur (de uitgever zegt het in het propagandistische voorwoord, maar het is waar ook) een heimelijke liefde voor dit misdeelde ras, dat levenslang opgescheept zit met opgekropte emoties, waaraan het op geen enkele wijze uiting kan geven, tenzij dan via ingezonden stukken in de krant. Het is een heerlijk boek. Beter dan door een ernstige bespreking van zulke kwaliteiten als taalvirtuositeit, stoutmoedige sprongen der gedachten in het ge bied der absurde consequentie of speelse ironie, kunnen wij met enige citaten het recht op belangstelling daarvan aantonen. Bij voorbeeld: „Die nimmer Liverpool Street Station heeft gezien, beseft niet welk een rijkdom schuil kan gaan in het mooie Nederlandse woord: goor. Van buiten plegen de grotere Engelse stations eruit te zien als voorportalen van sedert vele jaren in verval geraakte abattoirs voor het afmaken van tuberculeus vee, ofwel als bouwwerken van architecten, die begonnen een kathedraal te bouwen, doch die tijdens de bouw hun geloof ver loren en via de tussenstadia van museum, stadhuis, ziekenhuis, badinrichting, concertgebouw en fietsenfabriek, hybridische monsters hebben voortgebracht, die de buitenlanders slechts kunnen vervullen met afgunst en bewondering". Lees over de passie, waarmee de Engelsen koppen snellen op de perrons, thee koppen wel te verstaan, over de liefde voor naar vette vlamkolen geurende locomotieven én over de verknochtheid van volwassen lieden aan echte treinen, die zij nabouwen om er hun hele leven mee te spelen: „Onlangs lazen wij in een Schotse krant, dat iemand zo verslaafd was aana zijn particulier spoorwegnet, dat hij 's morgens vroeg opstond om de eerste arbeiderstrein op zijn zolder tijdig te doen vertrekken". En nu zijn wij al bladerend, met spijt omdat de leukste passages te lang zijn om over te nemen, nog niet verder dan bladzijde dertig. Enfin, als u alles wilt weten over de omgang van de Engelsman met dieren en vrouwen, over zijn eetlust en zijn sportbeoefening, dan moet u het boekje zelf maar kopen. K. QCOO">COCOa>DOCOC00300COOOOC>OOOODCOCXXXXXX>CCOCCOCKXXXXXXXXXX)OCXXXX<X> ïoooococoooaocooooooooo Het circus is in de stad.... De prikkelende geur van paarden, roofdieren en zaagsel, het verlangen naar'avontuur en romantiek, de verleidelijke beloften van sensatie doen het bloed sneller kloppen en de jeugd kruipen waar zij niet kan gaan, al was het alleen maar om de leeuwen te ruiken. IIET WIL DE LAATSTE TIJD in „litteraire kringen" tussen de jongeren onderling, tuss-rn de jongeren en de ouderen niet al te best boteren. De bloemlezing der buren- ruzietjes, die Elias dezer dagen onder de titel „Podium" ten beste gaf Schierbeek over Lehmann, Lehman over Schierbeek, Hermans over Morriön, Charles over Her mans, Vinkenoog over Mulisch is daarvan nog maar een bescheiden exposé. De ultimatieve notawisselingen zijn niet van de lucht in deze koude oorlog. Op zichzelf zou dat niet zo onrustbarend zijn: Van Deyssel mocht destijds Borel ook niet zó, Forum kon geen stokken genoeg vinden om de hond Coster te slaan en in de strijd tussen „Nu" en „Anti-Nu" was er voor A. M. de Jong geen kwaad woord goed genoeg. Maar goed, die kijvers waren schrijvers, in hun gekrakeel waren ze tenminste prin cipieel en geen spionnetjes-kijkers op eikaars privé-tafel. Welk front in dit gehassebas Vinkenoog heeft betrokken, weet ik niet en ik wil het niet weten ook, om hem onaf hankelijk van mogelijke partijschappen te kunnen zeggen, en hartgrondig te kunnen zeggen, wat ik van zijn eerste prozawerk „Zolang te water"*) denk. De persoon van Vinkenoog is in deze immers irrelevant. Als ik in herinnering heb gebracht dat hij twee dichtbundels publiceerde, in een door hem geredigeerd periodiek „Blurb" (inmiddels alweer ter ziele) de experimentele poëzie voorstond en de traditionele dito te lijf ging, voorts een bloemlezing der experimentele jonge ren samenstelde, die hij „Atonaal" doopte en voorzag van een even domme als krom me inleiding, kan Vinkenoog-zelf verder buiten beschouwing blijven. Ik keo.r me tegen het boek „Zolang te -water," dat ik een prul en tegen de „hoofdfiguur" daarvan, die ik een nul acht. De auteur noemt zijn schriftuur een „alibi," het stofomslag signaleert het als „een vaak zeer persoonlijk verhaal, een dagboek, een autobiografie en essay" en na een moei zame, aandachtige lectuur ben ik voor mij tot de slotsom gekomen, dat het het best omschreven kan worden als een stalen kaart van alle denkbare onsmakelijkheden, defecten, complexen enz., die de kwade onwil uit psychiatrische rapporten bijeen- lezen kan. Een soort souterrein-roman- tiek. Een gecultiveerde wellust van het onbehagen. Een narcissisme van de levens- walg. Een slap aftreksel van Jean Genét, wiens scandaleuze onthullingen de roeke loze oprechtheid aan hun zijde hadden en geschreven zijn in een brillant proza. Een erotoman exhibitie, die op aanstoot belust en in zijn monotone herhaling van situaties alleen maar grenzeloos vervelend en in fantiel is. Een bravourachtig gelamenteer. Is deze X zo noem ik gemakshalve de hoofdfiguur van dit „alibi" representa tief voor „de" jeugd, is zijn levenswijze „de" levenshouding, die Vinkenoog in zijn inleiding tot Atonaal „waarlijk internatio naal" noemt en waarvan de experimentele dichters van deze generatie die „in en met hun tijd trachten te leven" „poë tisch verslag" zouden uitbrengen? Ik vraag maar en voeg eraan toe: ziehier die hou ding: „Ik zwem niet," bekent X, „vaak heb ik het geprobeerd, maar het water is ster ker." Neen, hij zwemt niet. Hij laat zich meedrijven op de onwelriekende stroom van zijn verziekte gevoelens, deze X. hij spiegelt zich, voor zover dat bij zoveel troetelheid nog mogelijk is, in het water en verklaart met een mengeling van zelf verheffing en zelfbeklag: kijk, zo ben ik, zo heeft „de" chaos me gemaakt: een wrak in de poel, die Valdus Vinkenoog) „ik durf te beledigen als ik aan de kant sta." Moedig? Eerlijk? Oprecht, deze kroniek der lummelige wandaden? Was het maar zo, ik zou voor zoveel schaamteloze open hartigheid nog respect kunnen hebben. Maar voor de waarheid van de „waarheid" van X staat Vinkenoog niet in: men leze zijn gebruiksaanwijzing, die onder het „ge durfde" motto van Hopkins staat afge drukt: „de hier beschreven voorvallen kunnen onmogelijk op deze wijze plaats gevonden hebben. Elke overeenkomst met bestaande personen en. gebeurtenissen (sic!) is derhalve uitgesloten." Met andere woorden: het verhaal is een fictieve waar heid, een vrijblijvende, een halve waar heid, bijgevolg een halve leugen. X, deze lammenadige slampamper, die parasiteert op zijn kelderachtige bederf, en zijn kor nuiten: Hugo, Frits, yera, Poes en hoe ze verder heten, ze mogen zich al dan niet de dupe voelen van de actuele chaos en daarop wraak nemen door hun persoon lijke cultus van het kwaad, ze zijn, ook al zouden ze dat willen, géén getuigen a charge tegen de huidige morele malaise, maar willoze litteraire marionetten van de moedwillige ontluistering, die als ze tenminste mensen moeten verbeelden rijp zijn voor een asyl van debielen. „Zowel ds schrijver als de lezers van dit boek leven in een wereld zonder mede dogen," aldus de auteur op het stofom slag. Goed, accoord, zij het met het nodige voorbehoud. Maar dan vervolgt hij: „waarvan ze ieder ogenblik de volledige verantwoordelijkhied dragen." Inderdaad, ja, de verantwoordelijkheid. Aanvaardt X deze, als hij zich malcontent van het éne tuchteloze, smakeloze, karakterloze avon tuur in het andere stprt? Aanvaardt Vin kenoog deze? Zoja, endat dóét hij in ziin aankondigingstekst, al wijst hij de reële aansprakelijkheid in zijn voorafgaande notitie weer grotendeels af dan geeft hij zijn lqzers het recht hem ter verantwoor ding te roepen. Hem te zeggen dat de kleffe landerigheid van zijn X, die representatief wil zijn voor „de" jongeren, „de" wereld, „deze" tijd, de indruk nalaat van een mis plaatste farce, een wanstaltige caricatuur, een bloed-arme machteloosheid, waarvoor geen medelijden, sympathie, waardering of zelfs maar verachting menselijk-mogelijk is. Hem te zeggen: het meisje Annelise, een van de vele juffrouwen die zich in dit alibi blootgeven, spreekt grondig de waarheid, als ze X ronduit in het gezicht zegt: „You are an awful snob" ofwel: je bent een mie zerige charlatan. Hem tot slot te zeggen: Verantwoordelijk zijn we, maar niet voor X wereld van broeierige zelfbespiegeling, die aan deze „mist van gevoe'ens", aan deze gekoesterde wanhoop, een vrijbrief tot je- rioe-maar ontleent, aanklacht noch zede lijke verontrustheid betekent en aan degeen die er met alle geweld aan ten gronde wil gaan z'n verdiende loon geeft. Dat er in deze pennevrucht wel enkele acceptabele bladzijden staan is voor mij van minder gewicht dan de overweging dat er uit het oognunt van 's schrijvers verant woordelijkheid voor dit exposé van meneer Iks' levenshouding maar één te verant woorden plaats zou geweest zijn: de kachel. C. J. E. DINAUX „De Bezlje Bij'' te Amsterdam. De Ierse censuur heeft wederom een lijst uitgegeven van in Ierland verboden publicaties, over het algemeen boeken die „indecent" of „obsceen" worden geacht. Hiertoe behoren behalve het Kinsey-rap- port ook een aantal detectiveromans en de verzameling' verhalen „Far and Wide" van W. Somerset Maugham. De harpiste Rosa Spier is met ingang van de nieuwe cursus benoemd tot hoofd lerares aan de conservatoriumafdeling van het Amsterdamse Muzieklvceum. Het Internationaal Cultureel Centrum, gevestigd in het Vondelpark-paviljoen te Amsterdam, heeft door bemiddeling van de donateurs Willem Andriessen en prof. dr. Pli. Bernet Kempers een lidmaats-hap op basis van uitwisseling met „The Interna tional Music Association" te Londen tot stand gebracht. Donateurs van het ICC hebben voortaan dus toegang tot deze Lon- dense club van muziekvrienden. Enige Haagse schilders hebben zich verenigd met het doel de kunst van het aquarelleren nader tot het publiek te bren gen door middel van tentoonstellingen. Op 18 Mei is de eerste expositie in „De Vis- bank" te Vlaardingen geopend. De expose- renden zijn Cees Bolding, Agnes van den Brandoler, Herman Bogman, W. J. Dijk, Paul van Beden. Huub Gerretsen, Wibbo Hartman. P. A. Heidoorn, Han Krug, Ro nald Lindgreen, A. B. Ncujean en C. C. van Niekerk. De acteur Fernando Lamas, een be kende ster van hot Zuid-Amerikaanse to neel, is door de „Titanus"-filmmaatsehappij te Hollywood aangezocht de hoofdrol to spelen in een film over het leven van de beroemde Spaanse schilder Goya, die deze zomer (waarschijnlijk grotendeels in Span je) zal worden opgenomen. In het Stedelijk Museum te Amster dam wordt van 7 tot 27 Juni de jaarlijkse tentoonstelling van de „Bcstverzorgde vijf tig hoeken van 1954" gehouden. De keuze is gedaan door een commissie, bestaande uit de heren ir. C. J. Assclbcrgs, dr. G. W. Ovinlï, Reinold Kuipers, K. Samson en Chr. Leeflang, die bovendien een aantal publi caties heeft laten toevoegen, waarvan on derdelen uitmunten. F.en comité van musici (Marius Flot- huis, Géza Frid, Theo Olof, J. M. van Over- vest. Wouter Paap en J. Plas) heeft het initiatief genomen tot oprichting van oen Nederlands Béla-Bartök-genootschap. Op 20 September zal het tien jaar geleden zijn dat deze Hongaarse componist te New York overleed. De bedoeling is zijn persoon en zijn werken in Nederland beter bekend to maken. De koorvereniging „Die Haghesan- gbors" heeft ten paleize Soestdijk drie gra- mofoonplaten met -Nederlandse volksliede ren aan Koningin Juliana doen overhandi gen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15