DE LEVENDE EMILE ZOLA Zoia Naturalisme als reclamestunt De kinderen van zijn ouderdom Humor uit Frankrijk I Toekenning d er prijzen te Cannes j veroorzaakte enige beweging door Siegfried E. van Praag Volgens de laatste biografie zou hij door kwaadwillige tegenstanders zijn vergiftigd Terugblik op filmfestival ZONDER DAT DE GOEDE VERSTANDHOUDING ERDOOR IN GEVAAR WERD GEBRACHT 1 NAAR AANLEIDING VAN DE KORT GELEDEN VERSCHENEN LEVENSBESCHRIJVING „BONJOUR MONSIEUR ZOLA" - DOOR ARMAND LANOUX. ER ZIJN in de Frame letteren figuren, die nooit stereen. Men kan levende memen beoordelen naar de wijze, waarop ze tegenover deze voortlevenden staan. Van de schrijvers, die niet sterven, omdat ze of haat of liefde of vriendschap wekken, zijn Jean-Jacques Rousseau en Emile Zola tvel de twee voornaamsten. Sinds mijn studententijd heb ik een criticus, een litteratuur-historicus, altijd beschouwd naar de wijze, waarop hij Zola beoordeelde. Verwierp de man Zola, dan verwierp hij een man voor wie ik eerbied heb en ik verwierp deze criticus. Zo begrijp ik best, dat Armand Lanoux, die een van de nieuwste en meest aantrekkelijke Zola-biografieën heeft geschreven, zijn boek „Bonjour Monsieur Zola" heeft genoemd. Het is bij Amiot- Dumont te Parijs verschenen. De biograaf, die twee jaar met Zola heeft doorgebracht, kan niet van hem scheiden. Hij wuift hem niet eens na, want dan zou hij „Au revoir Monsieur Zola" roepen. Hij ziet hem terug en het weerzien doet plezier: „Bonjour, Monsieur Zola"! Waarom? Zola was een echt mens. Diogenes met zijn lantaarntje zou hem op een paar passen afstand herkend hebben als deze zoeker inplaats van door Athene 's avonds door Parijs had geslenterd in den jare 1890 en de man in de grijze macfarlane, die Steinlen voor ons heeft geschetst en bewaard, ware tegengekomen. Want Zola zag er uit als een professor van de Sorbonne. Eem stuurde een courant hem een vragenlijst om in te vullen. Welke andere auteur van 1880—1900 bezat nog de eenvoud, om op de vraag: welke hoedanigheid hebt u 't liefst in een man: „goedheid" en bij een vrouw: „tederheid" te antwoorden? En deze man is gehaat en bespuwd als geen ander. Is dat de „Zola la honte" - de „vuil schrijver" van zijn tegenstanders, deze hartelijke, goede, soms naieve vriend? En waren eigenschappen, die er voor zorgden, dat de goede Zola geen dupe van zijn medemensen werd. Hij was strijdvaardig, als hij stuitte op mensen en denkbeelden, die hem niet aanstonden, ag- grcssief. Zola had behoefte aan macht en invloed. De modernen zouden zeggen, dat de vaderfiguur de beschermende en voor zijn kroost strijdende vader Zola's leven beheerste. Zijn eigen vader, van wie hij zoveel hield, heeft hij als jong kereltje verloren. Toen is hij op zoek naar een vader gegaan. Daar hij er geen vond is hij zelf een vader, een beschermer willen worden. Hierin lijkt hij een-beetje op Victor Hugo, die andere kolossale vaderfiguur van de negentiende eeuw. Van Zola's karakter weten we veel af. Hij heeft zich laten analyseren vóór er een officiële psychoanalyse bestond. Als man, die een groot geloof in de wetenschap had, was hij dit zichzelf verplicht. Daarvan heeft dr. Toulouse, een leerling van Charcot, de voorloper van Freud, gebruik gemaakt in zijn „Enquête médico-psychólogique"Met al zijn eigenaardigheden en angsten bleef Zola echter een echt normaal, sterk mens. Maar door zijn angsten en bijgelovigheden merken we toch, dat de stoere naturalist ook lot het fin-de-siècle, de tijd der verfijnde zielstoestanden, behoort. Hij zou nooit, zoals de generatie die op hem volgde en hem vaak verketterde, de „névrosé' verheerlijken, maar hij kreeg er deel aan. Voor ons is Emile Zola de grote romanschrijver, die in de imposante rij van Balzac, Zola en Proust de middenfiguur vormt. Maar was het „vertellen" zijn diepste behoefte? Lanoux nadert de waarheid, als hij Emile Zola kenschetst als een architect en een dichter in de roman kunst. Om te bouwen gn te dichten schiep Zola zijn enorme „Rougan- Macquart"-cimplex, dat als een stad in de geografie der letterkunde staat. Hij was dan ook het kind van een ingenieur en een uitvinder, die te jong gestorven is om de volle maat te kunnen geven. Zo/a lijkt op een zoon, die „de zaak van zijn vader voortgezet en groot gemaakt heeft". Bovendien was Frangois Zola lang miskend en min of meer gefailleerd. De zoon zette de schouders onder het werk der rehabilitatie. Zola's vader werd als Italiaan, als Venetiadfi geboren. Zijn grootmoeder van vaders kant, is een Griekse! De anti-Dreyfus- menigte zal hem dan ook in 1898 „A Venise" toeschreeuwen. De pre-fascistische pers van die tijd hem voor een ,jpétis" een bestaard uilmaken. Maar afgezien van de stompzinnige afkeer voor vreem den der Franse traditionalisten en van de haat der opgezweepte massa, was het waar? Zola's moeder, Frangoise Aubert, uit Dourclan in het llc-de-France, een Frangoise, vertoont wel de typische eigen schappen van ordezin, familiezin, praclische intelligentie en nervosi teit, die op ieder ogenblik in een hartstocht wortel kan schieten, welke de Fransen kenmerken. Het is ondoenlijk uit te maken of Zola's grote werk aan Italiaanse kunst verwant is. Mij doet Zola typisch Frans aan, ondanks het ontbreken van een bij uitstek Franse eigenschap: geestigheid. Maar iets is ónbestrijdbaar. Zola heeft aan zijn eigen tijd toebehoord en de tweede helft van de negentiende eeuw kan niemand mast hem stellen, die deze tijd zo beleefd, belichaamd en uitgebeeld heeft: de stad, de industrie, het proletariaat. EMILE ZOLA heeft zijn kinderjaren doorgebracht in Aix, in Zuid-Frankrijk, waar zijn vader er eindelijk in geslaagd was de burgemeester en gemeenteraad te winnen voor zijn plan: de aanleg van een kanaal. Wij stellen ons Zola als een Parij- zenaar voor. Heel zijn leven is hij echter van het Zuiden, vooral van Aix, blijven houden en van het water onder de blauwe hemel van daarginds. In 1847 sterft zijn vader (geboren in 1795 en 25 jaar ouder dan Zola's moeder). Emile gaat naar een kostschool, waar hij als „Franciot" als Noord-Fransman, die met het accent van zijn moeder spreekt wordt bespot. Later in Parijs zullen zijn medeleerlingen hem in den beginne als Zuiderling uitsluiten. Op school krijgt hij één beschermer, Paul Cézanne, een ruwe, forse jongen met knuisten. Van toen af dateert de vriend schap tussen de latere romanschrijver en de schilder, die elkaar met het hart, maar nooit met het artistieke inzicht hebben be grepen. Mevrouw Zola-mère is met meer proces sen op haar dak dan met bezittingen ach tergebleven. Hoe kon dit burgervrouwtje de nalatenschap van de grootse, avontuur lijke Italiaan Francesco Zola ontwarren? De beroemde Thiers, ook uit Aix, later de gevloekte, gehate beul van de opstandelin gen van de Commune van 1871, komt haar te hulp en stelt belang in haar zoon. En in 1858, als hij achttien is, gaat Zola naar het Parijs, dat hij op zijn manier zal veroveren als de Rastignac, Balzac's romanheld. Maar O, hoe anders! Hij tracht niet er zich een weg te banen. Hij zal heel Parijs als met reuzenarmen omklemmen. Voorlopig is hij nog op het Lyceum. Maar de jongen, die in Aix als een goede leerling gold, vooral in wiskunde, mist op het Collége Saint-Louis de aansluiting. Tweemaal zakt hij voor zijn „baccalauréat-ès-sciences". Geschiedenis en letterkunde doen het hem! Hij zal er voor moeten boeten. Een tijd van armoede en vernedering begint. Hij wordt een klei ne, slecht betaalde bediende bij de douane. Emile verlaat zijn moeders kleine wo ning, want hij wil haar niet tot last zijn en kan het niet aanzien, dat de oude vrouw nog 's avonds laat aan naaiwerk zit om wat bij te verdienen. Maar het werk op het kantoor en de praatjes van de collega's staan hem zo tegen, dat het hem op een dag niet meer mogelijk is naar de douane terug te keren en hij zich overgeeft aan de grootheid en de misère van de Parijse straat. Hij wordt bang, zoals hij het Cézan ne, daar in het Zuiden schrijft, voor zijn maag en zijn toekomst. In vergane oude kleren zwerft Zola hongerig door Parijs en leert kennen wat Clemenceau in diezelfde tijd „Paris-la-misère" noemde. Een van zijn weinige jeugdliefdes, Berthe, stuurt hij roet zijn jasje n3ar de lommerd. Dan gaat hij in zijn vest uit, glijdt uit over een be vroren goot en staat bloedend van die va) op. Hij huilt van ko.u en vlucht naar zijn bed, waar hij drie dagen blijft liggen. Hij voedt zich met korsten brood en zoekt warmte in zijn deken. „Faire l'Arabe" noemt hij deze oplossing. Nooit zal hij de armoe en daardoor het belang van geldverdienen meer vergeten. In 1861 Iaat Mijnheer Boudet, een vriend van zijn vader, hem wat verdienen door bij vrien den visitekaartjes voor Nieuwjaar rond te brengen, zestig "Visitekaartjes. Toevallig ook bij bekende schrijvers, vrienden van Boudet, die lid is van de Académie de mé- dicine. Bij Octave Feuillet krijgt de jonge Zola in de keuken een glaasje wijn. Door tussenkomst van dezelfde Mijnheer Boudet wordt Emile een soort magazijnknecht bij Hachette, in de achterwinkel van de Rue Pierre Sarrazin. Maar daar klimt hij op. De bediende klopt aan bij zijn patroon de uitgever en toont hem manuscripten, die deze niet wil publiceren, maar waarin hij wel wat ziet. Tenslotte wordt Zola met de reclame van de zaak belast en dat doet hij uitstekend. Ook voor zichzelf heeft hij later doeltreffend reclamecampagnes op touw kunnen zetten. DE WEG VAN ZOLA lijkt zo glad, maar was het niet. Ook hij heeft zichzelf moeten vinden. Als schooljongen schilderde hij, terwijl Paul Cézanne gedichten maakte. Dit feit is kenschetsend voor het samen gaan van dichters en schilders, eigenlijk gedurende de gehele negentiende eeuw, in het bijzonder omstreeks 1860. Daarna schrijft de jonge Zola gedichten. Hachette zegt hem: „Dit bundeltje is niet slecht. Maar niemand zal het kopen. U hebt talent. Schrijf proza". Later zal dezelfde Emile Zola poëzie als een soort tijdverdrijf be schouwen. Het ernstige werk doen de pro zaschrijvers. En het realisrfie? In 1864 zegt hij tegen een jongere mede scholier uit Aix, die hem komt opzoeken: „Uw realisme maakt me vreselijk bang." De „Rougon-Macquart" zijn nog niet in zicht. Zola's eerste grote succes is „Thérèse Raquin" van 1867, pas nog verfilmd. Al heeft hij dan nog niet zijn naturalistische axioma's opgesteld, „Thérèse Raquin be antwoordt tamelijk wel aan de later op te stellen theorie. De analyse van een hevige lichamelijke hartstocht vult reeds dit boek. Als de massa er bij zal komen als achter grond hebben we de hoofdwerken uit de „Rougon-Macquart"-reeks. Over die theo rie van het naturalisme zou ik met de mees te biografen van Zola willen twisten. Allen Onlangs zijn bij de uitgeverij N.V. Bigot en Van Rossum te Blaricum twee nieuwe bewerkingen van bekende ro mans van Emile Zola verschenen. Er was ongetwijfeld behoefte aan integrale Nederlandse teksten daarvan. Zo zijn thans in de boekhandel „Thérèse Ra quin" en „Nana" verkrijgbaar, in re spectievelijk door T. Aagen Moro en P. Th. van der Plas-Van Rossum vervaar digde, over het algemeen zeer beyredi- gende vertalingen. Velen zullen dank baar gebruik maken van de gelegenheid om hun kennismaking met deze ver maarde fatale vrouwen te hernieuwen. wijzen op het kunstmatige en het „would- be" van deze leer. We weten, dat Zola haar heeft gemaakt, geconstrueerd, bedacht, ideeën bij elkaar gevoegd, om een eigen leer, een eigen school, een eigen kunst te hebben en vooral om opgang te maken! Dus een vergrote, verdiepte reclamestunt! Ik geloof er niets van. Zola bouwde, con strueerde, nam zijn theorie niet zo zwaar en deed naar buiten of hij aan het profe teren was! Maar ondanks dat bleef hij zich zelf, moest hij de theorie opstellen, die hij meende handig in elkaar te knutselen. Nooit misschien heeft een theorie zo aan een tijd en aan een mens beantwoord als het laat-riegentiende eeuwse naturalisme aan Emile Zola en zijn jaren. De term: naturalisme is ontleend aan de geschied- filosoof Taine en Zola noemde zich trou wens diens leerling. Taine heeft Zola ech ter niet begrepen. In 1871 verschijnt „La Fortune des Rou- gon" het eerste boek van de grote cy clus. Wanneer „La Débacle" het voor laatste werk verschijnt is Zola er moe van. En toch vervolgt hij zijn werk met twee nieuwe grote series: de drie steden, de vier evangeliën. Hij was gewoon ge raakt aan de bouw van grote complexen. Alleen machtige projecten interesseerden hem nog. Napoleon heeft de gehele negen tiende eeuw zijn stempel opgedrukt en misschien de onze. Molière, in zijn zeven tiende eeuw, heeft nooit een groot samen hangend geheel willen maken, al deed hij dit. Maar Balzac wenste het Napoleon na te doen. En Zola had steeds Balzac voor ogen. Hij vervolgde de Napoleontische lijn. Lanoux verdeelt Zola's latere*leven in drie delen: de magere Zola, de vette Zola, de affaire Zola! En dit spreekt tot ons. Zola had met zijn „Rougon-Macquart" niet on middellijk succes. Het gebeurde pas na „L'Assommoir" de Kroeg! En terecht. Hier geldt vox populi, vox Dei! De meest blijvende figuur van heel dit werk is De- nise Gervaix, de brave meid, die door here diteit en omstandigheden de goot in gaat. Ze is één van de weinige Zola-figuren, die ons niet alleen boeit of onthutst. We heb ben met Germaine medelijden. Pas na „De Kroeg" komen de grote oplagen en wordt de magere hongerlijder, die zijn werk als een ambacht opvat en maar staag achter zijn schrijftafel blijft zitten (wanneer hij niet op straat op jacht naar het „document humain" is) vet! Zola eet veel te veel. Hij heeft misère en gebrek in te halen. Hij was dus een zinnelijk man op het gebied van de keuken. Maar wat de vrouw betreft was de „vuilschrijver" een „chaste" (een kuise). Hij legde daar zelf de nadruk op. Want zijn vijanden, vooral Rochefort, maakten van de schrijver van een oeuvre, (zie verder pagina 5) Twee „cartoons" getekende grappen door Mose in één der laatste nummers van het weekblad „Paris Match". j s (vervolg van pagina 4) waarin de sexuele hartstocht amok loopt, een satyr. De balans van zijn liefde? Een romantische jeugdliefde in Aix, een vrien dinnetje in Parijs en zijn huwelijk in 1870 met Gabrielle-Eléonore-Alexandrine Me- ley, aan wie Paul Cézanne hem omstreeks 1860 voorstelde! Bij haar kreeg hij geen kinderen. Als versomberde, oudere, zware man, belast -met zorg en eer, zonder jeugd en vreugde hoort hij in hun huisje te Médan het linnenmeisje Jeanne Rozerot zingen. De oude romanticus ontwaakt in hem. Ze wordt zijn vriendin en geeft hem zijn twee kinderen, Denise (die met de schrijver Maurice Le Blond trouwt) en Jacques- Emile, die nog leeft: le docteur Jacques Emile Zola. Een droom in vlees en bloed verwezenlijkt. Hiervoor zijn drie mensen door de hel van liefde, leed en jalouzie gegaan. Na Emile's dood vond zijn vrouw wat troost bij de twee kinderen van „de andere". DE ZOLA van de enorme oplagen was rijk, zwaar en somber geworden. De liefde van de late veertiger gaat samen met een gelukte vermageringskuur. Denise Zola vertelt ons hiervan in de biografie, die zij over haar vader heeft geschreven. Van meer dan honderd kilo slinkt Zola tot iets meer dan zeventig. Hij heeft een fortuin en een wereldnaam. Hij is nog geliefder en minder omstreden in het buitenland dan in Frankrijk. Hij heeft twee kinder tjes. Hij meent Balzac te hebben geëve naard. Maar een mens heeft een vaag idéé van zijn roeping. En zo voelde de „weten- schappelijke naturalist' Zola, dat hij eigen lijk een mensenvriend was, die zich in zijn werk niet had uitgesproken. De auteur, die het menselijk lichaam in zijn eisen eerbie digde en ervan doordrongen was, dat „ventre alfamé n'a point d'oreilles" (een hongerige buik geen oren heeft) voelde zich verwant met de strijders voor de be langen van mens en mensheid, de strijd lustige, handelende Voltaire van een eeuw geleden en vooral de tweeletterkundige profeten van zijn tijd, Tolstoi en Hugo, die hij wilde evenaren, zoals hij dit Balzac had gedaan. Men kan dan ook niet zeggen, dat de grote beproeving, die zijn ingrijpen in de affaire Dreyfus hem bracht, een toeval is geweest. Het was gewild, ja gezocht. De onreligieuse naturalist besèfte de nood zakelijkheid van een calvarium, een lij densweg. We weten nu, dat Zola onmid dellijk na Dreyfus' degradatie in 1895 een gevoel van onbehagen kreeg. Hij was juist op bezoek bij zijn niet te oprechte vriend Alphonse Daudet, toen diens zoon opge togen thuis kwam en in sadistische vreugde het tafereel van de officier wiens sabel men brak, wiens galons werden afgerukt, beschreef. Langzamerhand voelde Zola zich geroepen de strijd om het recht aan te bin den. Toen dit gevoel zijn volle wasdom had bereikt, deinsde hij voor niets meer terug en was hij bereid zijn naam en zijn leven hiervoor te offeren. Zola publiceert in de „Figaro" drie brieven over de Affaire (1897) en dan zijn beroemde „J'Accuse" in Clemenceau's blad „L'Aurore" de aan klacht heette oorspronkelijk „Let^re la France". De haat, die dan tegen Zola uitbreekt, ademt bloeddorst.... De meeste artisten van die tijd, een Aristide Bruant, de lied jeszanger, een Forain, de tekenaar, be schimpen de starre, moedige man. In Fe- Sbruari 1898 heeft in Versailles het proces plaats, waar men Zola veroordeelt. Hij HET internationale festival te Cannes, onder enorme be langstelling van het publiek gehouden, heeft in de laatste week nog tal van belangrijke films opgeleverd, waarvan er verscheidene bekroond zijn. Die bekroningen gaven ove rigens aanleiding tot enkele manifestaties. Toen bekend werd gemaakt, dat de Ameri kaanse film „East of Eden" (Ten Oosten van Eden) van Elia Kazan naar een roman van John Steinbeck de prijs voor de beste dramatische film had verworven, waarbij het meesterschap van de re gisseur en de uitstekende ver tolking speciaal werden ge roemd, ging er in de stamp volle zaal een gejoel op, dat de bijval van een deel van het publiek volkomen overstemde. „Racines!" riep men van alle zijden, daarmee te kennen gevend, dat de door de jury niet bekroonde film van die naam deze prijs had behoren te krijgen, inderdaad had „Racines" (Wortels) een on derscheiding verdiend en daar zorgden nu de critici voor. Daarmee was slechts een deel hersteld van de onrecht vaardigheid, die bij een der gelijke toevloed van films elke uitslag moet betekenen. Men had bijvoorbeeld gaarne nog Vittorio de Sica bekroond gezien, in de eerste plaats voor zijn rollen in „l'Oro di Na- poli" (Het goud van Napels) en „II Segno di Venere" (Het teken van Venus) en boven dien voor zijn regie van de eerste der beide films. ENIGE PRIJZEN heeft de jury unaniem toegekend. In de eerste plaats betrof dat de Erepalm, die de Amerikaanse film „Marty" terecht ver wierf. De speciale vermelding van de uitstekende vertolking van de beide hoofdrollen door Betsy Blair en Ernest Borgni- ne en van het voortreffelijke scenario, dat gewijd was aan gewone mensen, had zonder twijfel ook de algemene bijval. Unaniem was de jury ook in haar besluit tot toekenning van een speciale prijs aan de Italiaanse film „Continente Perduto" (Het verloren con tinent) een lange documen taire over volksleven in de Indonesische archipel, welke diepe indruk maakte. Het be trof hier de eerste cinema- scopefilm der Italianen en dat eerste schot was meteen raak. Voorts was de jury unaniem in haar toekenning van een prijs aan de Russische film „Romeo en Julia" voor de cinematografische weergeving De Franse regisseur André Cayatte - van wie in Cannes de belangrijke film „Het zwarte dossier" werd vertoond - in het vuur van een betoog. Een scène uit „Carmen Jones" van Otto Preminger - een zeer vrije versie van Bizet's beroemde opera „Carmen". van een ballet en de vertol king door de beroemde balle rina Galina Ulanova van de vrouwelijke titelrol. Het pu bliek was daarbij minder una niem er was enige beweging toen die prijs bekend werd ge maakt. Het festival heeft drie Ja panse films opgeleverd, die geen van alle bekroond wer den. Op, een der laatste dagen kwam „Prinses Sen" in ver toning, van de regisseur wiens „De Poort van de Hel" vorig jaar de Grote Prijs verwierf. Dit nieuwe werk bleef be neden zijn vorige schepping. Op de laatste avond ver toonde men buiten mede dinging „Carmen Jones" door Otto Preminger naar een „musical" van Oscar Ham- merstein II, op Bizets opera „Carmen" gebaseerd. Bij die „musical" is Bizets muziek vrij trouw bewaard gebleven, maar het verhaal vertoont slechts in enkele kernpunten overeenkomst met het libret to van de befaamde opera. Het speelt in een geheel ander milieu en in een andere tijd: onder", de negers in Amerika tijdens de tweede wereldoor log. Dat experiment is uiter mate belangwekkend, hoewel het vele operaliefhebbers wit heet van woede zal maken. De film evenwel bleek een weinig originele fotografische 'weergeving van die belang wekkende show, waarbij de camera tijdens alle aria's en duetten onbewegelijk op de zangers gericht bleef. Dat het publiek na die zangnummers telkens enthousiast applaudis seerde, wees op meer begrip voor vocale dan voor cinegra- fische kwaliteiten. De film heeft toch nog een lichtzijde: zij onthult het indrukwekkend acteertalent van de negerzan geres Dorothy Dandridge. OP EEN VAN de laatste dagen is voorts een belang rijke film van André Cayatte in vertoning gekomen: „Le Dossier Noir" (Het zwarte dos sier). Cayatte behandelt daar in enige rechtsproblemen, zo als hij de laatste jaren in al zijn werken deed. Vooral schenkt hij aandacht aan de verhoren door de politie als zij ervan overtuigd is dat een- verdachte schuldig is, maar die niet wil bekennen. Ver moedelijk zullen tonelen, zo als Cayatte daarbij schildert, zich in de practijk wel voor doen, maar de film draagt het gevaar in zich, dat men gaat generaliseren en dat vond minder waardering. Daar kwam nog iets bij, dat de kan sen op een prijs voor „Le Dos sier Noir" geringer maakte: op de avond van de vertoning begon men, in afwijking van de aankondiging, met deze film, inplaats van met enkele documentaires. Drie juryleden voor de speelfilms, die daarop niet hadden gerekend, kwa men veel te laat en bovendien in een enigszins vrolijke bui. Gelukkig zijn er behalve dit incident en dat over de Joe goslavische film, die na een Duits protest niet vertoond mocht worden, geen onoplos bare moeilijkheden geweest. Op de Russische receptie liet Doris Day, met een gezicht vol sproeten en kapotgebrand, zich gaarne fotograferen samen met de Russische actrices. Dat leek wel een symbool van de goede verstandhouding die te Cannes heeft geheerst. JAN KOO.MEN leest temidden van boze uitroepen de pa thetische declaratie, die begint met de woorden: „Bij alles wat ik veroverd heb, bij de naam die ik me verwierf, bij mijn werken, die meehielpen de Franse littera tuur te verspreiden, zweer ik, dat Dreyfus onschuldig is. Moge dit alles instorten en mijn werken vergaan als Dreyfus schuldig is. Hij is onschuldig." Zijn vrienden dwingen hem, om zijn leven te redden, naar Londen uit te wijken. Zola is in de stad der misten ongelukkig. Hij kent niet eens de taal van het land. Na het Dreyfus-proces vindt er in Zola een terugkeer plaats naar de idealist en roman ticus, naar de dichter van zijn jongelings jaren. Hij heeft voor één mens gestreden, nu wil hij voor de mensheid werken, haar de weg wijzen. In zijn grote realistische periode heeft hij uitgesproken hoe het was, nu wil hij de mensen nog leren hoe het zijn moet en hoe het worden zal. Hij schrijft de evangelieën: Vruchtbaarheid, Arbeid, Waarheid. De naturalist, die als schrijver de roman der nauwkeurige werkelijkheid voorstond, eindigt met voor zich als kunstenaar het recht op de poëtische utopie op te eisen. De zedenleraar Zola doordringt de artiest. En indien dit hem tot eer strekt, het komt zijn werk niet ten goede. Zola's loopbaan is tegelijkertijd effen en bewogen, de pe rioden zijn breed en zigzaggen niet, de hoogtepunten en de laagtepunten liggen ver van en onder elkaar. Het lot toonde zich een knap regisseur, toen het Victor Hugo als 83-jarige liet sterven in een apotheose van roem. Bij Zola streefde het lot naar terugkeer van motieven en her haling van atmosfeer. De schepper van „Germinal" stierf plotseling op zestigjarige leeftijd, roemrijk en machtig, in harmonie met zichzelf, aan kolendampvergiftiging. In het donker! Hij stierf aan de sombere krachten, die hij nooit had gevreesd. Hoe het precies gebeurde weet niemand. La noux, zijn laatste biograaf komt met in teressante gegevens, waaruit blijkt dat kwaadwillige tegenstanders Zola vergiftigd hebben door zijn schoorsteen met roet- proppen vol te stoppen. Lanoux beschikt over bekentenissen, die dit zouden bewij zen. Als zijn schunnige, reactionnaire ha ters deze misdaad op hun geweten hebben, handelden ze onder Zola's invloed door voor die moord dat sombere element het roet te kiezen. In 1908 liet eerste minister Georges Cle menceau Zola's as naar het Panthéon over brengen.Ik heb een prentbriefkaart in mijn bezit, die toen door de tegenstanders van de gestorvene aan het publiek werd uitge deeld. Publieke vrouwen doen er dienst als steunpilaren van zijn Pathéon, de koepel van dit gebouw is afgebeeld als een omge keerde „vase de nuit". Zo hebben reaction- nairen en clericalen de „Venetiaan" gehaat. Zola heeft voor de volksklasse gewerkt in zijn „Germinal". Hij heeft het socialisme begrepen zonder het aan te hangen. Maar de menigte, zijn Caliban, heeft nooit van hem gehouden als van Victor Hugo. Want de menigte houdt al evenmin van de waar heid als de bourgeoisie. Ze houdt misschien nog minder van de waarheid omtrent zich zelf dan de burgerij. Na zijn dood hebben schrijvers hem geminacht en doen ver geten. Maar langzamerhand groeit Zola weer en eens zal liij een der hoogsten wor den, van die met talenten en zelfs genieën gevulde Franse negentiende eeuw, die hem zo intens heeft geboeid. Langzamerhand verdwijnen ook veel figuren, die ons het uitzicht op Emile Zola belemmerden. En hoe meer negentiende-eeuwers onder in vloed van de tijd omvallen, hoe duidelijker zien wij, dat Emile Zola, men heeft hem wel eens om die sonore naam benijd, door de toekomst wordt bevestigd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 16