EMILE VERHAEREN
in St. Amands geboren
Het verschijnsel „eten
Het Toneel
Een eeuzv geleden werd
WONDERTUIN WARMOND
MA-bhl ïPjcJtlUÏ-eittyZtl ZOWEL EEN PRODUCT
ALS EEN ONTDEKKING VAN ZIJN TIJD
99
VAN DE DRUKKE verkeersweg Den-
dermondeMechelen wijst een grote pijl
naar het Noorden en op het blauwe vlak
daarvan staat met witte letters Emile Ver-
haeren te lezen. Het is de landweg naar
Sint Amands Saint Amand zoals de Wa
len zeggen. Men bevindt zich al temidden
van het veelvuldige groen van het vrucht
bare Vlaamse land. De boer loopt bedacht
zaam langs de voren van zijn akker en
snijdt de asperges, de bakkerswagen rijdt
met zijn witte broden, groot als raderen,
van de ene hofstee naar de andere en de
koekoek roept uit de kruinen der beuken.
Het lijkt wel uitgestorven, dat oude
plaatsje. Stond er op het kerkplein, om
zoomd door een rij van kleine huisjes, niet
het gebruikelijke oorlogsmonument, men
zou er heden ten dage nog 1850 of eerder
kunnen schrijven. Niet ver van de kerk
vindt men de straat „Emile Verhaeren"
met het vrij lelijke wit-en-groen-betegelde
huis de étalage laat zien, dat hier hoe
den en speelgoed te koop zijn waaraan
een zwarte gedenkplaat in het Frans en in
het Vlaams vermeldt, dat hier in Mei 1855
Verhaeren werd geboren.
Evenals zijn naam is ook dit, zijn land,
Vlaams gelijk het wezen van de dichter,
wiens werk zich in het Frans openbaarde.
Als kind sprak hij die taal nog bar slecht.
Pas op school, bij de Jezuiten te Gent, om
spoelde hem de meeslepende vloed daar
van. Misschien is het juist deze vorm, die
door de Fransman als wat ruw wordt aan
gevoeld, zeker echter het in zijn diepte
Vlaamse gemoed, dat steeds weer tot het
vertalen in het Duits heeft verleid: Johan
nes Schlaf, Erna Rehwoldt, Stefan Zweig
vooral. Laten we dit niet vergeten: met het
essay „Verhaeren" de eerste voor hem
typische biografie, in 1910 verschenen als
inleiding lot een keuze uit het oeuvre van
deze Belgische dichter heeft Zweig ook
voor zichzelf een weg gebaand. Zweig heeft
gelijk, wanneer hij later schrijft, dat men
vroeger in Duitsland meestal Verhaeren
net zo met Verlaine als Rostand met Rol
land verwisselde. Twee volle jaren heeft
Zweig zich met overgave aan het genie
Verhaeren gewijd en uiteindelijk de Bel
gische lyricus in Midden-Europa nog meer
bekend gemaakt dan deze het in zijn va
derland was geweest. Daarbij was de jonge
Wener er zich absoluut van bewust door
zijn werkzaamheid als heraut en als tolk
ook zelf ineens te zijn gegroeid en gerijpt.
WAT IS HET toch geweest, dat de jonge
Zweig (die, zijn studie onvoltooid latende,
erop uit was getrokken om de wereld te
ontdekken) met deze knoestige eenzame,
met deze in het Frans dichtende Vlaming
samengebracht heeft? Wat was het, dat
deze beiden zo extreem anders begaafde
dichters vrienden voor het leven liet wor
den, hoewel hen ook nog een leeftijdsver
schil van zesentwintig jaren scheidde? Het
was vooral het ons heden nog bij Verhae
ren aangrijpende: de meeslepende parallel
tussen leven en werk, de elementaire vi-
sionnaire kracht en de onuitputtelijke tot
exaltatie opgevoerde gave van enthousias
me, die al zijn scheppen met een barokke
feestelijkheid doorstralen.
Wat Verhaeren, de mens en het oeuvre,
zijn bijzonderheid verleent, is de Europese
wijdte in de Belgische engte. Zijn lot was
tussen tijden en volken te zijn geplaatst:
met de aan zijn Vlaamse aard ontspringen
de drang en pantheïstische overgave paren
zich helderheid en pregnantie der Romaan
se vormgeving. Verhaeren, die zich aan de
Seine thuis voelt als slechts een Parijze-
naar, die zich met Zola en Hugo diep ver
bonden wist, diezelfde Verhaeren werd ge
grepen door een Matthias Grünewald, was
enthousiast over Richard Wagner en heeft
zich in Hamburg Europees schouwspel!
met Richard Dehmel openlijk verbroe
derd. Uit de diepte van het Katholicisme
verhief hij zich naar de oppervlakte van
het Socialisme, maar ondanks de verheer
lijking van de grote stad, van de nieuwe
tijd en zijn machines, hield hij onverstoor
baar vast aan zijn vaderlandse bodem, aan
de landelijke eenzaamheid en kleinsteedse
toeverlaat.
Het Werk van Verhaeren begon met de
weerspiegeling van zijn vaderland en des-
zelfs mensen: „Les Flamands" van 1893.
Drie jaar later volgde „Les moines"
zich verdiepend tot het mystieke Katholi
cisme, zoals hij dit, samen met Rodenbach,
gedurende zijn studiejaren bij de Jezuiten
beleefde. Na deze terugblik stortte zijn
geest in de zwaarste crisis van dit leven:
twijfel en wanhoop maken zich van de
dichter meester en dringen hem tot aan de
rand van krangzinnigheid. Les soirs, Les
débacles, Les flambeaux noirs, gedichten
uit de periode 18871890, zijn de bittere
vruchten, hallicunatieve exaltie vormt het
blijvende litteken. Ook deze stormen be
daren. Als er weer licht in de duisternis
komt, opent zich voor hem een nooit ver
moed panorama: het heden een wereld
beeld van een nieuwe tijd, van een nieuw
leven, van nieuwe waarden.
Het is in grote lijnen ook Zweig's we
reldbeeld, een beeld van het heden, van de
toekomst, een beeld in krachtige, stralende
kleuren. De Europeaan, de wereldburger,
vindt de weg tot zichzelf en tot zijn tijd,
tot de grote steden en de razende machines,
tot die wegen, die de wetenschap en de
techniek naar ongekend menselijk geluk
schijnen te wijzen. Waar Zola naar heeft
gewezen, daar neemt Verhaeren het nu
voor op, tegelijk zich kerend tegen de el
lende en knechtschap, die de massa met
zich naar boven brengt, met een zieners
blik en een scheppingskracht, die aan Vic
tor Hugo herinneren. Steeds bruisender
ruisen zijn hymnische gezangen, tot zij
uitlopen in dithyramben van pantheïsti
sche verrukking. Dat begint met „Les cam
pagnes hallucinées" van 1893, dat neemt
steeds meer toe van „Les villages illusoi-
res" tot „Les villes tentaculaires" van
de trek naar de grote stad en de verpaupe
ring van het proletariaat tot de verheerlij
king van de grote stad. Daartussen klinken
in „Les heures claires" melodieën van
aardse bevrediging, rijpheid en bezonken
heid: geschenken ener gezegende liefde.
Dan weer de bazuin: „Les forces tumul-
tueuses" en „La multiple splendeur" van
1906, tot „Les rythmes souverains" van
1910, de fermate van een leven en een
werk. Naast deze dichtbundels liggen vers
drama's (..Philippe II" en „Hélène de
Sparte" en werken in proza, studies over
Rembrandt en Rubens onder meer. Reeds
begint men hem gelukkig te prijzen. Maar
dan komt 1914, het begin van het einde.
VERHAEREN HEEFT zijn land lief ge
had en steeds geprezen. In zijn eerste lie
deren hééft hij het als het ware van bui
ten af gezien. Later, in zijn volle rijpheid,
heeft hij het steeds weer van binnen uit
herschapen („Toute la Flandre" van 1904
1912 in zes delen!). In diepste diepte
openbaart zich deze liefde, wanneer hij in
dagen van hoogste nood onder tranen ver
heerlijkt, wat hij vroeger overgelukkig
heeft bezongen: Verhaeren werd de
heroïsche zanger van het verwoeste, het
bloedende België. „Les ailes rouges de la
guerre" van 1916 is Verhaerens zwanen
zang. Op 27 November 1916 werd hij op
het station te Rouen door een locomotief
overreden en gedood. Het is een vreselijk
symboliek, dat de dichter juist door een
der monsters werd verslonden, die hij zo
jubelend heeft begroet.
Wat is overgebleven van al die hoop,
van al die jubel? Grote steden verzonken
in puin, millioenen mensen kwamen om
het leven, steeds meer last bezorgen tech
niek en wetenschap het mensdom, dat zich
als massa tegen massa wendt. Maar het
werk van de dichter blijft, dat van de ge
lovige ziener, die het ondanks alles vol
zielskracht en vrij opnam voor zijn tijd en
de perspectieven daarvan, het werk van
de Europeaan Verhaeren met zijn geest
drift en bindende kracht.
Toen alles geleden en België weer bijna
een decennium vrij was, bracht men Ver
haeren naar Saint Amand bij Antwerpen,
Tekening door Vip (Virgil Franklin Partch)
uit de door Dell Publishing Company iti New
York uitgegeven bloemlezing in zakformaat
„Man the Beast".
EEN PLANTSOENTJJE met twee wat
pronkerige stenen banken. Een paar treden
leiden naar een platform omhoog. Rechts
een ronde bank, omgeven door populieren.
Links een ijzeren hek. En daar achter, als
de. boeg van een schip in de rivier ge
bouwd, de betonnen onderbouw, waarop
zich de sarcophaag verheft: geen dak, geen
kruis, geen bloem, geen tooi, alleen de
harde wind over het water, alleen drie
boompjes ginds, die in het slik 'verstikken.
Zo ligt hij daar, streng en vrij, zoals hij
geleefd heeft, de grote Belgische dichter.
De zwarte marmeren plaat op de grijze
tombe vermeldt slechts naam en jaar. Aan
de voorzijde echter staan in verbleekte,
bijna reeds uitgewiste letters de mooiste
woorden te lezen, ooit aan zijn vaderland
gewijd, die in vertaling aldus luiden: „De
dag, dat mij het lot zal treffen, zal in uio
grond, zal aan uw oevers, mijn lichaam
worden neergelgd, zodat ik door de dood
u nog zal voelen".
H. St.
99
99
Hand in hond
Aan het einde van het vorige jaar heeft
het hoofdbestuur van het Nederlands To
neelverbond zich ernstig moeten beraden
over de voortzetting van het tijdschrift
„Het Toneel", maar gelukkig zijn de daar
voor benodigde middelen gevonden. Elsa
den Hartog te Amsterdam vervult thans
met groot enthousiasme het secretariaat van
de redactie, die gevormd wordt door Ary
den Hartog, Herman Teirlinck, G. J. de
Voogd en Fred Engelen.
Het zestien pagina's tellende blad bevat
vaste kronieken van het répertoire in Ne
derland, maar ook in België en indien d>aar
aanleiding toe gegeven wordt in Zuid
Afrika, verlucht met vele en dank zij het
kunstdrukpapier fraai gereproduceerde
foto's. De eerste nummers van deze jaar
gang behelsden bovendien enkele lezens
waardige artikelen van algemene aard, zo
als over experimenten in Gent, het drij
vende theater in Brussel en ae toneelstudio
van de universiteit te Kaapstad, een inter
view met Ed. Hoorn ik over het drama in
verzen, maar ook een bespreking van de
opera „Peter Grimes" en een beschouwing
van Johan de Meester over „Koning Oe
dipus" in Pretoria, benevens persoonlijke
indrukken van een Nederlander van voor
stellingen in Parijs.
Het grootste deel van het dubbelnummer,
dat in Juni verschijnt, zal gewijd zijn aan
het Franse experimentele toneel, met name
aan de avant-gardistische beweging van
Eugène Ionesco,Arthur Adamov en Samuel
Beckett, wier stukken thans ook in de rest
van Europa begiiV.ien door te dringen.
Interviews met auteurs en regisseurs wor
den aangevuld met een bloemlezing van
Parijse persstemmen. In aansluiting hierop
zet Kees van Iersel, van wie de stoot tot
de opvoering van „Wachten op Godot" in
Nederland is uitgegaan, in het kort zijn
plannen (waartoe de regering inmiddels
subsidie verleende) als leider van de Am
sterdamse experimentele groep uiteen.
De betekenis van de hedendaagse toneel-
PARJJS, Juni. Er bestaat over de ge
hele wereld een legende, dat eten een van
de belangrijkste zaken des levens in Frank
rijk is. Die legende zegt, dat een Frans
man niet eet om te leven, maar leeft om
te eten, dat hij zijn grootste plezier vindt
in een over vier of vijf uur uitgestrekte
maaltijd van uitgezochte schotels, dat hij
zijn vrije dagen bij voorkeur aan eten be
steedt en dat het beroep van kok hier een
van de best aangeschrevene is. Die legende
zegt ook, dat voedsel hier een van de meest
geliefde onderwerpen is in elke conversatie
en dat er in Frankrijk eerder oen trots en
een snobisme bestaat over wat men eet, dan
over hoe iemands huis er uit ziet. Dat alles
zegt die legende. En voor we verder gaan,
wilde ik vertellen, dat zij geheel juist is.
Zij kiöpt.
Op Tweede Pinksterdag zijn wij met een
bevriend echtpaar naar buiten, naar de om
geving van Parijs gegaan. Dat is iets, dat
iedereen hier doet, die zich niet kan ver
oorloven voor het hele Pinksterweekeinde
uit de stad te gaan. Men vertrekt om
streeks half twaalf, rijdt of treint een uur
tje en strijkt dan neer in een van de dui
zenden „auberges", die oVer dit gehele land
zijn verspreid. De auberge heeft hoewol
er rangen en standen zijn bijna onver
anderlijk een voortreffelijke keuken. Zij is
het waard om speciaal naar toe te reizen.
U weet misschien, dat er in de befaamde
Cuide Michelin, de Baedeker der goede
eters, een categorie bestaat van restau—
experimenten wordt door Jean DuvLgnaud
behandeld in zijn kleine essay „Aan de
andere kant van de taal". Van zijn kant
houdt de décorontwerper Wim Vesseur 'n
dringend pleidooi voor vernieuwing van de
toneelbouw en voor de invoering van een
open podium. De Belgen zijn vertegen
woordigd door Hubert Lampo over de jonge
auteur Hugo Claus, wiens stuk „De bruid
van de morgen" binnenkort door de groep
van Sacha Pitoëff in Parijs wordt opge
voerd en waarmee Ton Lutz als regisseur
bij het Rotterdams Toneel zal debuteren.
Voorts worden de Nederlandse toneel -
Festival door Manuel van Loggem, Emmy
van Lokhorst en Jo Sternheim bij het pu
bliek ingeleid. In het hart van het tijd
schrift is een fotopagina aan het New York
City Ballet gewijd, waarbij een beschou
wing door J. Schultiruk over de choreograaf
George Balanchine behoort. Misschien is
door dit alles uw belangstelling voor deze
uitgave geprikkeld. Dat was althans de
bedoeling, want het tijdschrift verdient
een ruimere lezerskring. D. K.
rants met drie sterren, die een tocht van
een gehele dag waard worden geacht om
er te gaan eten. Er zijn twaalf van derge
lijke restaurants in geheel Frankrijk en zij
zijn bijna alle duur enenenfin, u
moet het geproefd hebben, woorden zyn
daar niet voor.
Goed, wij zijn dus op die Tweede Pink
sterdag ook naar buiten gaan. Het was
heerlijk weer en we zijn tenslotte een uur
tje Westelijk buiten de stad gestopt in iets
dat „l'Archangerie" heet, vlak buiten het
dorpje Le Perray gelegen. In deze kleine,
wat afgelegen auberge het woord is met
„herberg" niet bevredigend vertaald
hebben we goed doch eenvoudig gegeten.
We arriveerden er om half een. we konden
om kwart voor vier opstaan. Toen waren
de meeste door Fransen bevolkte tafeltjes
nog verre van klaar. Ik wil u niets over
speciale schotels vertellen, ik ben tenslotte
geen keukenmedewerker van dit blad. Ik
wilde het slechts hebben over het verschijn
sel „eten".
Zaken worden hier gedaan tijdens het
eten. Elk restaurant heeft tegen half vijf
's middags van elke weekdag nog lunch-
klanten. Het hoogtepunt van het verkeer
in Parys valt om ongeveer drie uur of
kwart over drie 's middags. Dat is de tijd,
waarop de mensen van hun middagmaal
terugkeren naar kantoor. Veel belangrijker
dan hoe schoon of goed gemeubileerd uw
huis is in Frankrijk, is de vraag hoe hoog
uw rekening is bij de poelier. Van mevrouw
Faure, de echtgenote van de premier, wordt
verteld, dat koken haar hobby is en dat zij
ruim vierhonderd kookboeken bezit. Dat
wordt hier verteld met bewondering, niet
met een verbaasd schouderophalen. De
heer Faure wordt benijd en daar is waar
schijnlijk niet geringe reden toe.
Mijn huisheer ik heb u al eerder over
hem verteld nodigde ons dezer dagen
uit voor het diner in zijn huis. Hoewel hij
ongemeen veel te veel geld heeft en er een
ferme staf op na houdt om zijn achtentwin
tig kamers schoon te houden, zorgt hij zelf
voor het diner. Hij vindt dat iedere dag
weer een genoegen, dat nog verhoogd
wordt als er gasten zijn. Ook deze keer
had hij weer alles zelf bereid. En als ik
dan een keer mag afwijken van mijn goede
voornemen om geen schotels te noenïen
hij serveerde slakken en aardbeien-in-Beau-
jolais, die ik mij over vele, lange jaren nog
precies zal herinneren.
Ja, dat zijn zo een paar gegevens over
die legende. Zij is vervuld van een goede,
hcerlyk-smakende waarheid. Een goed land,
dit. Al was het alleen maar en dat is
het niet om het eten. A. S. H
DE HEER Nicolaas Kroese, die te Am
sterdam een aantal eethuizen exploiteert,
zo luidde dezer dagen een ANP-bericht,
heeft in Warmond een oude villa aange
kocht, waaromheen hij een oud-Hollandse
tuin reconstrueerde. Van het klinkerterras
heeft men onder meer het merkwaardige
uitzicht op een groot schaakbord, waarvan
de velden de terminologie van deze
denksport vroeg erom worden gevormd
door gele en paarse viooltjes. Als stukken
fungeren in kuipen geplaatste, keurig ver
knipte heesters, die speelklaar zijn opge
steld. Fiep Westendorp geeft daar een
beeld van in haar bijgaande tekening, die
in schoonheid van uitwerking.en gedurfde
opzet nauwelijks voor het levende origineel
onderdoet. Zoals men uit de frappante ge
lijkenis ziet, heeft zij de fantastische lek
kerbek Kroese er meteen maar bijgezet,
daarbij uitgaande van de gedachte dat ook
deze olde binnenvetter een verknipte
figuur is. De fijnzinnige waarnemer heeft
waarschijnlijk reeds bespeurd, dat hij
klaar staat voor zijn beproefde specialiteit:
het dame-gambiet.
De moeilijkheid bij dit natuurschaken is,
dunkt mij overigens, dat alle stukken
groen zijn. Vooreerst kan er dus geen
enkele partij beginnen, want het is nu
eenmaal gewoonte, dat de openingszet met
wit wordt gedaan. En dat komt voortreffe
lijk te pas, want goed-maar-niet-heilig-
man Nicolaas verzekerde mij, dat het nog
ten minste vijf jaar zal duren, voor het
spel klaar «is. De heesters zijn in Boskoop
gekweekt, maar werden geknipt en ge
schoren door een Aalsmeerder, de enige
man in Nederland die deze kunst machtig
is. Deze leert de snoeivaardigheid thans
aan de zes lieftallige leerlingen van tuin
bouwscholen uit aangrenzende gemeenten,
die tevens optreden als rondleidsters door
wat met een weidse benaming „Museum
en lusthof Wondertuin Warmond" heet. Bij
dit alles is waarschijnlijk rekening gehou
den met de kans, dat te zijner tijd de
helft van de stukken van kleur zal ver
schieten door de angstaanjagende verwik
kelingen van het spel, die inderdaad niet
weinig verhoogd zullen worden, doordat
men geen paard van een pion kan onder
scheiden.
Op eerste Pinksterdag ben ik Nicolaas
Kroese gevolgd op zijn terugtocht naar de
natuur. Blijkbaar heeft hij zijn schaapjes
nog niet op het droge, want de veestapel
van zijn landelijke bezitting bestaat voor
lopig alleen uit rumoerig kakelende kip
pen, die zullen moeten voldoen aan de
verwachting gouden eieren te leggen in de
grazige weiden langs de Lee want als
u denkt dat Warmond aan de War ligt, zo
als Roermond aan de Roer, dan bent u zelf
in de war. Zijn melkkoetjes heeft hij aan
de Singel en in de Spuistraat in Amster
dam gelaten. Men kan in deze buiten
modelboerderij wel naar de haaien gaan:
die zwemmen vrolijk rond tussen de rog
gen en anemonen in het zeewater-aquarium
vlak bij de vijver met forellen, die zijn
bestemd voor het diner van de klanten,
doch grotendeels dienen tot ontbijt van de
reigers uit de omtrek. Verder vindt men
er een bak met kreeften en bij de ingang
een kooi met vijf houten vlieghen als
handelsmerk.
VAN DE STRAATWEG wordt direct de
aandacht getrokken door een tweede eigen
aardigheid: een kalender van begonia's,
die men elke dag moet vernieuwen. De
tuin slaat vol met koperen potten en pan
nen en ploerten, aangevuld met stenen
ornamenten, waarop jaartallen de ouder
dom aangeven. In het witte patriciërshuis
(een hotel met de familie Kroese als per
manente bewoners) zijn de beneden
kamers versierd met zeldzame tegels en
andere curiositeiten. Er is ook een piep
klein bartje (niet van Anne de Vries, want
dan zou er een hoofdletter moeten ptaan
en daar is geen ruimte voor) met als bij
zondorheid, dat er geen tapvergunning is.
Op de gazons kan men plaats nemen onder
gespikkelde parasols op mahoniehouten
stoelen, die bij wijze van smakelijk grapje
zegt Nicolaas wit gespoten zijn. En
nu kan men zeggen wat men wil, maar dit
is werkelijk aardig.
Via typisch oud-IIollandse flagstones
(het woord zegt al hoe oud-Hollands) be
reikt men de lusthof. Daar valt onmiddel
lijk we zijn nu eenmaal in een omge
keerde wereld, waar alles mogelijk is
een Zaans huisje op, authentiek van bui
ten en van binnen fungerend als tentoon
stellingsruimte voor een enorme, in hout
gesneden nabootsing van de kroningsstoet
uil 1948, compleet met gouden koets en
alle bereden onderdelen van het Neder
landse leger. Dit kunstwerk in miniatuur
is vervaardigd door de heer Arend Jan
Heerma van Voss uit Bentveld, oud-com
missaris van politie, die blijkbaar in zijn
diensttijd voortreffelijk het zogenaamde
dievenwerk heeft geleerd.
In deze volkstuin van twaalfduizend
vierkante meter staan verder enige kassen
met afbeeldingen van oude buitenplaatsen
in Kennemerland, van de windhandel in
tulpen en van bloeiprocessen na bestraling
met radium of na atoombombardementen
want ook de toekomst, zo redeneert Ni
colaas Kroese, heeft historische waarde,
om van het heden dan maar te zwijgen,
een bezigheid die hij zelden verricht.
Ongeveer in het midden tussen de in
gang en het hoofdgebouw bevindt zich een
piepklein eethuysje. Het is een verbouwde
schuur, op de tot restaurant gerestaureerde
zolder waarvan men onder meer kip aan
het zwaard kan consumeren. En piepkui
kens uiteraard. Door een gat in de vloer
(achthoekig! dringt de muziek naar boven,
die door Cor Lemaire'uit een zwarte vleu
gel en door Jan Blok uit een electrisehe
guitaar wordt getokkeld. Zij nemen met
hun instrumenten ongeveer drie kwart
van de benedenruimte in beslag, waar men
zwakalcoholische dranken met graskaas
kan verkrijgen. Twee kleinkunstenaars te
midden van de grote kitsch,die toch iets heel
bekoorlijks heeft. Er komt ook nog een
Hollandse molen op het terrein, vertelde
Nicolaas Kroese en vermoedelijk is de
eerste klap daarvan de daalder waard, die
men nu reeds als entrée moet betalen.
KO BRUGBIER
ER IS WEER een nieuw boek over Albert Schweitzer ver
schenen 0 en dut is een gerede aanleiding om nog eens op
beschouwende wijze in te gaan op de betekenis van deze
figuur, temeer, tvaar het nieuwe werk de nadruk legt op een
aspect van Schweitzers versoonlijkheid, dat totnutoe het
meest van alle aspecten dezer veelzijdige persoonlijkheid in
de schaduw is gebleven: Schweitzers belangrijkheid als een
voudig, warmvoelend mens, vol aandacht voor het leven en
lijden van anderen en in practijk brengend wat hij zichzelf
in jarenlange contemplatie levensbeschouwelijk leerde. De
ondertitel luidt: „Het leven van een goed mens" en daar
mee wordt de uitzonderlijke betekenis van dit boek dat
in algemene zin een voorzeting vormt van de lange reeks
lectuur over Schweitzer ondubbelzinnig aangeduid. In de
hiernavolgende beschouwing wordt, op
basis van het pasverschenen boek, ge
tracht Albert Schweitzers roem te belich
ten tegen de donkere achtergrond der
hedendaagse wereldsituatie, waarvan de
onheilspellende contouren factor werden
in zijn didactische levensbeschouwing en
levenspraclijk.
Eenvoudiger gezegd: Schweitzer is een
product, maar ook een ontdekking van
zijn eigen tijd, waarmee het verschijnsel,
dat ieder tijdperk zijn eigen grote man
nen maakt, gecontinueerd is geworden,
doch waarbij de ontdekking als een
nieuw verschijnsel dient te worden be
schouwd. Men mag het immers een op
merkelijke uitzondering noemen, dat grote
mannen de algemene aandacht en waar
dering ontvangen, zoals Schweitzer die
heeft beleefd en nog steeds beleeft.
Want en dat is iets dat een nadere ana-
It/se van Schweitzers leven en werk steeds
weer leert roem en eer vormen nooit
HET FEIT, dat Albert Schweitzer, een zo grote bekendheid ver
wierf en daarbij de hoogste onderscheidingen verkreeg als teken
van dankbaarheid van zovelen terwijl hij in strikte zin toch
eigenlijk niets „sensationeel groots" tot stand bracht, gemeten
naar de maatstaven van een gemechaniseerde en op materiële
enormiteiten ingestelde maatschappij kan ongetwijfeld gezien
worden als een practisch bewijs van zijn eigen optimistische
denkbeelden over de wezenlijke vooruitgang van de mensheid.
Daarbij moet worden onderstreept, wat Schweitzer als „voor
uitgang" zag: „Nu de gebeurtenissen zelf .ons onverbiddelijk aan
het verstand brengen^ dat we in een gevaarlijke dooreenmen-
ging van cultuur en wancultuur leven, moeten we, of we willen
of niet, het wezen der ware cultuur zoeken te bepalen. Cultuur
is, in het algemeen, vooruitgang der enkelingen zowel als der
gemeenschap in stoffelijke en geestelijke zin. Vooruitgang is de
vergemakkelijking van de strijd om het bestaan voor de enke
ling zowel ais voor de gemeenschap. Dat is geen louter ma
teriële eis. want de strijd om het bestaan kan niet alleen ver
gemakkelijkt worden door de heerschappij van het verstand
over de natuurkrachten, maar ook door de redelijke beheersing
der menselijke gezindheid. En dit laatste is van het grootste be
lang. Immers, al de veroveringen op de natuurkrachten bren
gen het grote gevaar mee, dat ze misbruikt worden tengevolge
van een minder ethische gezindheid. Onze demonische oorlogs
toerustingen bewijzen dit". Zover gekomen, veroordeelt Schweit
zer logisch het nationaal chauvinisme, het nationalisme, de
„eredienst van het patriotisme".
Dat hij tenslotte tot de verlossende formule van „eerbied voor
het leven" als richtsnoer van alle vooruitgang komt. kenmerkt
hem niet alleen als een edel mens, doch veel meer nog als een
logisch denkend en van valse hartstochten bevrijde filosoof, die
in Lambarene het practijkoord vond voor zijn adeldom. De le
vensloop van Schweitzer is genoegzaam bekend daarover
behoeft hier niet uitgeweid te worden. Het nieuwe standaard
werk van Jean Pierhal geeft een volledige chronologie in een
eenvoudige, liefderijke verteltrant, die grote bekoring verleent
aan het beeld van Schweitzers ontwikkeling. Zeer veel tot de
een aanwijzing voor de grootheid eens mensen. Soms gaan
zij toevallig met die grootheid samen. Zo moet het ook in
het geval van Albert Schweitzer worden gezien. En hijzelf
is de eerste die dit erkennen zal. Doch in deze toevalligheid
is tegelijk een merkwaardig filosofisch element te ontdekken,
dat meer dan welk modern tijdsverschijnsel ook reden geeft
tot optimisme en vertrouwen. De structuur onzer maat
schappij, met al haar uitwassen en pathologische betreurens
waardigheden, is blijkbaar op weg naar een zekere waar
achtigheidszin, een zich ontwikkelend onderscheidingsver
mogen, welke eigenschappen die maatschappij in staat stel
len steeds beter de waarachtige grootheid en de maatschap
pelijke waarde van „goede mensen' als Schweitzer te onder
kennen en te signaleren. Dit is voor een deel een zuiver
„technische" aangelegenheid, te vinden
in de contactmiddelen drukpers, radio,
televisie en internationaal verkeer. Voor
een ander deel echter moet het wor
den gezocht in een geestelijke doorbraak,
een gemeengoed-worden van denkbeel
den, een doordringing van naakte be-
staanswaarheden, die Schweitzer samen
vatte in de volgende woorden, uit zijn
„Kulturphilosophie" genomen: een
elementaire drang naar een logische we
reldbeschouwing. een ontwikkeling
tot waarheidsliefdeeen geschiktheid
tot denken die het de enkeling niet alleen
mogelijk, doch ook tot een behoefte
maakt, om zich een eigen, logische we
reldbeschouwing te scheppen".
..Albert Schweitzer (het leven van een
goed mens)" door Jean Pierhal. met een
voorwoord van ds. E. I). Spelberg, een in-
leiding van Robert Jungk en een epiloog
van Niko Kanzantzakis. Uitgave Schellens
en Giltay, Amsterdam.
waarde van dit boek draagt natuurlijk het foit bij, dat het
schier tot op de dag van vandaag deze ontwikkeling heelt bij
gehouden: vooral de naoorlogse jaren van Schweitzer, die een
hoogtepunt vonden in zijn Nobel-onderscheiding, zijn verhelde
rend voor het begrip van zijn persoonlijkheid.
HET IS OPMERKELIJK, op hoeveel wijzen Schweitzer na de
oorlog is geëerd: hij kreeg in 1951 de vredesprijs van de Duitse
boekhandel, in 1952 de Paracelsus-médaille van de Duitse art
senbond, in datzelfde jaar het lidmaatschap van de „Académie
des Sciences Morales et Politiques" en de Zweedse Prins Karei-
médaille. Hij werd ere-burger van Munster, Colmar en Kaysers-
berg, eredoctor aan de universiteiten van Kaapstad en Chicago
en dan, eindelijk, na stormen van aandrang en verontwaardiging
in Zweden, de Nobelprijs voor de Vrede in 1953.
Juist het feit, dat de hele wereld eerbied en bewondering kan
opbrengen voor de eenvoud van dit leven, is misschien nog
welsprekender dan de tekst van Schweitzers filosofische wer
ken. Want wat in vroeger tijden vaak onmogelijk is geweest, is
thans werkelijkheid geworden: De wereld heeft een waarachtig
goed mens erkend. Zij heeft zijn goedheid erkend en erkent
daarmee haar eigen falen. Doch tegelijk bemoedigt zij de tal
rijke onbekende, worstelende goede mensen, die als dwaallich
ten verschijnen en verdwijnen, niet te vangen en niet te ver
zamelen zijn, doch als enkelingen de waarheid dienen en om-
hoogbrengen, millimeter voor millimeter, doch onweerstaan
baar. Schweitzer en zijn succes zijn de levende tekenen van de
redelijkheid ener optimistische verwachting ten aanzien van de
toekomst onzer samenleving. Elk nieuw boek over Schweitzer is
een nieuwe vingerwijzing naar de vooruitgang, zoals Schweit
zer die verstaat. De moderne maatschappij beschikt over mid
delen om Schweitzers denkbeelden tot in de verste uithoeken
der aarde als mosterdzaadjes te verspreiden en ze te
strooien op voedingsbodems, waar zij vruchten kunnen voort
brengen.
Zo leert de wereld langzaam maar gestadig, dat slechts een goed
mens een groot mens kan zijn. JOs LODEWIJKS