Yïlufyiek in u-Lnyiitt Vloeibaar potlood Muziek bij het ontbijt TONEELMARATHON IN DE TOREN VAN BABEL Gesprek met een Hongaarse schrijfster Zomerse cultuurspreiding J Kort verhaal door Noud van den Eerenbeemt Dagboek van Christine Arnothy over het beleg vat\ Boedapest verschijnt binnenkort ook in een Nederlandse vertaling HOLLA,YD FESTIVAL 1955 DE BIJNA tweehonderd bladzijden om vattende opsomming van langspeelplaten met serieuze muziek in de zojuist bij de Haarlemse uitgeverij „De Toorts" versche nen „Discopedié" heeft ons een plezierige Zondag bezorgd, welke zelfs niet vergald werd door het besef, dat we er om econo mische redenen wel nooit in zullen slagen ook maar een tiende deel van dit domein van vinylite tot het onze te maken. Maar dit jaarboek van klassieke langspeelplaten heeft ons weer eens te meer geconfron teerd met het fascinerende raadsel van de artistieke productie van de mensheid. Juist voor de muziek geldt een voortdurend „opgaan" en „verzinken" waarvan het bekendste voorbeeld wel is, dat Mendels sohn Bach's passiemuziek uit het stof moest opdelven. Het zoeken naar oude schoonheid is door radio en gramofoon ten zeerste aan gewakkerd, toen de programmachefs een keer begrepen hadden, dat ze niet altijd het vioolconcert van Van Beethoven of het tweede pianoconcert van Rachmaninoff konden geven. Nadat Corelli en Vivaldi, Rameau en Couperin, Purcell en Pergolesi in ere waren hersteld, kwam de beurt ook aan Pleyel en Albi- S x noni, aan Boyce en Byrd, aan Soler en Scheidt.... Men ex ploreerde alle sym- phonieën van Haydn, men sleepte de par tituren van romanti sche negentiende-eeuwers uit een hele of halve vergetelheid: Delius en Chausscn, Sibelius en Skrjabien bijvoorbeeld. En toen de rekeningen van de muzikale ccn- servenindustrie wel wat konden lijden, werden de tijdgenoten niet vergeten, niet alleen de algemeen-erkenden als Milhaud en Poulenc, Prokofiev en Khatsjatoerian, Bliss en Britten, maar zelfs Nederlanders als Andriessen en Pijper, Dopper en Dres den en nog tal van anderen. Nog nimmer was muziek zo in het bereik van iedereen, muziek van allp tijden en alle scholen, in alle toonaarden en vertolkingen. Dit doet intussen de vraag rijzen of juist de breed heid van het terrein, waarover onze muzi kale belangstelling zich kan uitstrekken, Voor de microfoon niet ten koste zal gaan van de verdieping van onze kennis en onze ontroeringen. Een andere reflectie, waartoe de „Disco- pedie" ons aanleiding gaf, had betrekking op de wel wonderbaarlijke overschakeling van de gramofoonplatenindustrie van de standaard-schellakplaat naar de langspeel- techniek. We hebben er nog eens zo'n ge zellige His-Master's-Voice-catalogus van vóór de oorlog op nageslagen. Ook die be vatte reeds een respectabel aantal waarde volle werken in veelal voortreffelijke uit voeringen. Die zijn en dat geldt natuur lijk voor alle merken zonder meer waar deloos geworden. Dat is niet alleen een materiële zaak. Want dan zou het zo zijn, dat alle wei ken, die vroeger op standaard platen bestonden, nu in langspeelvorm te rug te vinden zouden zijn. Met een andere techniek kwamen er ook andere solisten en dirigenten. In plaats van een Frederic Lamond, een Mark Hambourg, een Harold Samuel, een Alfred Cortot treft men nu een Mewton Wood, een Ellen Ballon, een Monique Haas, een Cor de Groot in de catalogi aan, om alleen pianisten te noemen. Wat de samenstelling van dit naslagwerk in engere zin betreft, kan men de beide redacteuren, R. N. Degens en N. B. M. Dankelman, zeker geen erge omissies ver wijten. Er komen jaarlijkse aanvullingen. De redacteuren hebben zich consequent beperkt tot de langspeelplaten, hetgeen hier en daar onvolledigheden schept, die wij betreuren. Zo staat Hendrik Andriessen in het geheel niet vermeld, omdat zijn Kuh- nauvariaties en Ricercare op standaardpla ten zijn verschenen. Datzelfde geldt voor de Zes Adagio's van Pijper. Wel is van deze met Les discophiles frangais en Chant du Rotterdammer de Derde Symphonie op monde, op prijs stellen. Vooral bij som langspeelplaat verkrijgbaar. Bij Alexander mige moderne componisten, waarbij de op- Voormolen ontbreekt een verwijzing naar gave van vastgelegde werken vaak ook een een opname van Theo van der Pas, die on- ontwikkelingsgang aanduidt, is het beiang- öer meer een aria uit diens sonate speelde, rijk dat elke plaat wordt vermeld. Zo mis- Voorts heeft men alleen merken genomen, ten wij van Poulenc het orgelconcert, dat HIJ stond voor het raam en luisterde naar de geluiden van de nieuwe dag en keek naar kleine kinderen, die hand in hand naar school liepen, hij hoorde verre honden blaffen en zag zonlicht weerspiegeld in de ramen der huizenrij. „Het wordt mooi weer", zei zijn vrouw. Hij knikte en opende het raam en stak zijn handen buiten en voelde wind, lauwe ochtendwind langs zijn vingers strijken. „Moet je vanavond weer overwerken?" vroeg zijn vrouw. Hij haalde zijn schouders op. „Gisteren was het ook al laat", zei ze. Hij antwoordde niet. Ver weg reden trams. Opeens hield hij van de stad, de wereld en alle mensen die er woonden. „Ga nu eten", zei zijn vrouw, „anders kom je weer te laat. Je moet de krant ook nog lezen". Hij knikte en draaide zich om en ging aan tafel zitten. Zijn vrouw schonk thee en zette de radio aan en hij luisterde naar de nieuwsberichten. „Het wordt mooi weer vandaag", zei zijn vrouw. „Ja", zei hij. „Neem nog wat brood", zei ze. „Je welke in Nederland verkrijgbaar zijn. Of dat ook geldt voor Contrepoint, Ducretet Thomson, Pathé en Westminster lijkt ons een open vraag. Intussen waarderen wij het ten zeerste, dat ook minder gangbare labels genoemd zijn en we zouden bij een aanvulling een uitbreiding, bijvoorbeeld (door Power Biggs gespeeld) werd opge nomen en zijn concert voor twee piano's en orkest. We verwachten, dat de Discopedie, die ook een aantal artikelen over enige aspec ten van de gramofoonmuziek bevat, neei wat discofielen zal voldoen. J. H. B. (Van onze correspondent in Parijs) CHRISTINE ARNOTHY is een jonge vrouw, die nog een kind was, toen in 1944 de Russen haar vaderstad Boedapest van de Duitsers bevrijdden, al heeft dat laatste woord dan intussen ook een wat bittere bijsmaak gekregen. In de meer dan twee maanden, dat het beleg duurde, heeft ze in de kelders van haar huis samen met de andere bewoners en binnenvallende vluchtelingen en voorbijgangers een leven geleid, dat die naam l§yen nauwelijks meer verdiende. Een leven dat elk uur en êlké seconde van de dag en de nacht door bommen werd be dreigd, zoals honderdduizenden, zo geen millioenen, in heel Europa dat hebben meegemaakt millioenen, die deze her inneringen als littekens met zich zullen blijven meedragen en er weinig meer over spreken willen. Maar zij heeft haar er varingen te boek gesteld. Dat boek is een internationale „best- hebt weinig gegeten". Hij schudde zijn hoofd en zei: „Ik heb geen honger". „Ik zal je een boterham meegeven" zei zijn vrouw. „Op kantoor krijg je wel trek". De nieuwsberichten waren afgelopen en uit de radio kwam vrolijke mu ziek. „Zet de radio maar af", zei hij. „Waarom?" vroeg zijn vrouw. „Het is toch gezellig? Muziek bij het ont bijt!" Hij haalde zijn schouders op en staarde naar buiten. „Wat is er?" vroeg zijn vrouw. „Ben je bang?" „Ik heb zo vreemd gedroomd", zei hij. „Wanneer?" vroeg ze. „Vannacht", zei hij. „Over de oorlog". „Weer over de hongerwinter?" vroeg zijn vrouw. Hij schudde zijn hoofd. „Over een andere oorlog". „De Russen?" vroeg zijn vrouw. „Waren de Russen gekomen?" „Dat weet ik niet", zei hij. „Het waren Chinezen, geloof ik. Ja, het waren Chine zen. Dat was allemaal niet zo erg." Hij luisterde naar de vrolijke muziek en zei: „Er werd al lang niet meer gevochten, toen ze de bommen gooiden". „Atoombommen?" vroeg ze. Hij haalde zijn schouders op. „Dat zal wel. Er werden grote kuilen gegraven voor ieder een kuil en daarin gingen de mensen liggen en dan werden er regenjassen over hen gelegd en daarover deden de Chinezen zand. Zo kon niemand worden getroffen. Wat zou dat betekenen?" „Dat weet ik niet", zei zijn vrouw. „Wat gebeurde er nog meer?" „Alle mensen begonnen in hun kuilen te graven en langzaam groeven ze zich steeds dieper in de aarde. Eerst tien kilometer diep en toen vijftig en tenslotte honderd. Maar dat duurde duizenden jaren en nie mand wist toen nog wat er boven de grond seller" geworden. „Ik ben vijftien jaar en ik wil niet sterven" was geweest. Er kwam een hele wereld on- was de welsprekende titel, die ze aan haar dagboek gaf. Een der de grond, paar jaar geleden verwierf ze er een grote Franse prijs „De la vérité" mee en sedertdien is het boek al in negen talen ver taald. Bij de Rotterdamse uitgever Ad. Donker verschijnt dezer dagen de Nederlandse vertaling. Christine Arnothy is geen vrouw van grote woorden. We hebben haar ontmoet in de lounge van haar Parijse hótel en „En later", vroeg zijn vrouw, „wat gebeur- daar heeft ze ons in simpele, onopgesmukte woorden \erteld de er later?" hoe ze schrijfster was geworden. We hadden haar verslag ge- „Eerst ging er een hele tijd voorbij", zei lezen en vonden dit een boek, dat aiie sporen der oprechtheid hij. „We moesten alles opnieuw leren. En droeg, een oprecht, ontroerend en soms aangrijpend verhaal, toen gingen we een ruimteschip bouwen. Maar over de wederwaardigheden in die kelder van Boedapest Het was een hele grote raket, zoals ze wel wil de schrijfster liever niet meer spreken. Dat is, gelukkig, een eens in Amerikaanse bladen slaan. We wil- afgesloten hoofdstuk, zegt ze. „Bovendien ben ik bezig aan een roman, die in het najaar moet verschijnen en ook daardoor heb ik me van mijn eerste boek geestelijk losgemaakt". Hoe zij schrijfster werd? „Zoals de titel aangeeft, was ik dus vijftien toen ik die notities in mijn dagboek schreef. Of juister: in dat oude schoolschrift. Een paar jaar later begon Hongarije er steeds minder bevrijd uit te zien. Mijn ouders besloten toen te vluchten, eerst naar Oostenrijk, waar we in een gevangenkamp werden ondergebracht. In 1949 ik be- „Was jij daar ook?" Hij knikte. „Was jc blij?" vroeg ze. „Ik bedoel, was je er gelukkig? Was het er niet erg donker?" „Ja," zei hij. „We liepen door lange, don kere gangen, maar dat was niet erg.' den ermee. ..Naar de maan?" vroeg zijn vrouw. „Naar de sterren?" „Dat denk ik", zei hij. „Ja, dat zal wel. We waren met zijn zessen en we hadden vreemde glazen helmen op ons hoofd, van wege de zuurstof. We stapten in het ruim teschip en vlogen honderden kilometers recht omhoog en dwars door de aarde, voor spaar u de détails wist ik naar Parijs uit te wijken. Daar we wcer aan de oppervlakte kwamen." j i_ i. -i i i- TTii Inpn'" vrnpff 7Ïin vrmiw „En toen?" vroeg zijn vrouw. „Toen niets", zei hij. „Daar leefden ook nog mensen. Gek hè? Daar leefden toch nog mensen en ze waren erg ongelukkig, want overal om hen heen brandde het en vielen nog steeds bommen." „Was er weer oorlog?" vroeg ze. „Ik geloof van niet", zei hij. „Nee, er was geen oorlog. Het hoorde erbij, denk ik. Ze wilden ons gevangen nemen, maar we ren- ALS ZE ZO terugziet, is haar faam als schrijfster nog tame- den naar ons ruimteschip en toen was het lijk snel gegroeid en in zeker opzicht dankt ze die faam aan een uit werd ik hulp in de huishouding, schoonmaakster en kamer meisje in een hótel het bestaan van zovele Centraal-Euro- pese emigranten, dat er voornamelijk vrolijk uitziet, wanneer men het achteraf nog kan navertellen. Een lichtpunt niettemin: mijn kennismaking met een landgenoot, die werkte als chauf feur, met een diploma internationaal recht op zak en vijf talen in het hoofd. Wij trouwden spoedig en nu wonen wij in Brussel, waar ik schrijf en mijn man vertaalt. We hebben ook een zoontje, dat nu al weer vijf jaar is." toeval. Op een ochtend had ze haar baby op de po gezet. Toen ze even later terug kwam uit de keuken, had dat joch een Franse krant in snippers gescheurd. Terwijl ze die opruimde, viel haar oog op een half verscheurd bericht over een concours voor een Parijse litteraire prijs, waarvoor de inzendingstermijn bijna afliep. Ze herinnerde zich nu plotseling haar beduimelde schoolschrift. Binnen twee weken had ze het verhaal overgetikt en verzonden, met dat gevoel van „je kunt toch nooit weten". De prijsvraag geschiedde onder het motto „Vérité" en zo sprak ze zichzelf moed in „als het woord waarheid tegen woordig nog iets betekent, dan maak ik misschien een kleine kans". Het woord betekende inderdaad blijkbaar voor de jury nog iets, want Christine kreeg een paar weken later een tele gram om spoorslags naar Parijs te komen. Uit handen van nie mand minder dan Georges Duhamel ont- Christine Arnothy ving ze toen de chèque met een bedrag nam haar „Prijs van van vele nullen. En van dat moment de waarheid" pit han- af was haar weg naar de internationale den van George Dn- roem gebaand. Een weg, die haar nu hamel in ontvangst. dus ook naar Holland zal brengen. Zijn vrouw knikte. „Vind je het geen vreemde droom?" „Ja" zei ze. „Het was een vreemde droom." Hij ging voor het raam staan en keek naar kleine kinderen, die hand in hand naar school liepen en luisterde naar het blaffen van verre honden. „Wat zou het betekenen?" vroeg hij. „Dat weet ik niet," zei zijn vrouw. „Je moet het maar vergeten." Zij pakte zijn brood in en vroeg: „Wil je de krant nog lezen?" MUZIEK VOOR „HERODES" In overleg met Albert van Dalsum, die de regie voert over „Herodes" van mr. Abel J. Herzberg, dat als onderdeel van het Holland Festival door de toneelgroep „Theater" zal worden opgevoerd, compo neerde Max Vredenburg de muziek. haarlem amstfrdam deventer •gouda delft arnhem rotterdam nijmegei DOELBURG KAMER MUZIEK ORKEST FILM OPERA BALLET MUSEA heerlen S53nltfPt.LT LEEUWAROC* naaröènV hilversum scheveningen foen haag utrecht otterloo •hertogenbosch KOOR- COHCER ÏEN TONEEL George Cooper in de rol van Volpone. Molière of hoe de Joegoslaven op hun manier „King Lear" van Sha kespeare plegen te vertonen. Mis schien kunnen de Franse en de Engelse acteurs en regisseurs daar zelfs nog wel iets van leren, of schoonDoch hoe dat zij: in ieder geval kan hier, via de tekst, nog een zekere relatie van begrip worden gelegd. Want die stan daardwerken kunnen vaklieden ,uit hun hoofd desnoods van ach teren naar voren opzeggen. Maai de vraag is: rechtvaardigt die eventuele winst voor een zeker gering aantal experts de massale organisatie van een internationaal .festival op deze schaal? Nu kan men natuurlijk opmer ken, dat er toch heel wat namen van vrijwel of totaal onbekende buitenlandse werken op het pro gramma prijken. Zeker. En ter- wille van de documentatie is het ongetwijfeld interessant voor de Parijzenaar eens met een „Elker- lyck" uit Vlaanderen of een Pools stuk als de „Wraak" van Fredo kennis te.maken. Een Strindberg, een Björnson, een Benavente of' een Schnitzler alle door lands lieden gespeeld zijn in Frank rijk voor velen niet zo heel veel meer dan namen.. Maar die wer ken hebben dan toch wel hun kan sen gehad om ook tot Frankrijk door te dringen. Gezien het feit dat dit niet, of maar ten dele is gebeurd, zou men durven afleiden dat door een hernieuwde kennis making vermoedelijk toch ook geen zeer wijde perspectieven zul len worden geopend. Hoe men het dus ook wendt of keert: een internationaal theater festival blijft, qua principe, een aangelegenheid waarvoor zich maar weinig lieden oprecht kun nen interesseren. De eerste avon den is dat trouwens ook al wel gebleken. De Ieren speelden, bij de inauguratie, voor een nog niet eens volle zaal, waarvan de meer derheid uit de leden van hun Pa rijse kolonie bestond. De Engelsen waren er wat gelukkiger aan toe: er wonen vele Britten in de Fran- J re hoofdstad. Maar de Belgen HET FESTIVAL werd door de Ieren ingezet, die twee werken speelden van het eigen répertoire: „The plough and the stars" van Sean o' Casey en „An Posadh" van Hyde, die het respect in com missie afdwongen voor een verto ning, waarvan niemand buiten de Ieren iets begreep en die al dus geen onvergankelijke indruk ken heeft achtergelaten. De Vla mingen speelden „De Ghekroonde Leersse" eveneens goeddeels voor dovemansoren. De opvoering door de Koninklijke Nederlandse Schouwburg uit Antwerpen mocht er overigens wel wezen, al zou het woord „evenement" in dit verband dan ook een nuance overdreven zijn. Verreweg het beste toneel heb ben tot dusver zeker wel de En gelsen te zien gegeven. Londen had de Theatre Workshop van het East End naar Parijs gestuurd. Jet Mansens en Hector Camerlinck in „De ghecroonde leersse" van Michiel de Swaen. Men speelde de zeer oude klucht „Arden of Faversham" en met dit warmbloedige volksstuk was de kennismaking ongetwijfeld lonend, volgende avond stond „Volpone" van Bea Jonson op het répertoire, dat de Franse toneelminnaar kent van Charles Dullin, Harry Baur en Jean Louis Barrault, die het beroemde stuk onlangs eveneens tot vertoning heeft gebracht. De Engelsen hadden „Volpone" in modern gewaad gestoken en het streven om het klassieke spel in onze eigen tijd te plaatsen naar mijn smaak wel iets te ver door gedreven. Zo kan men twisten over de zin of zelfs het nut van een overigens volmaakt over bodige telefoon in zo'n klassiek werk. En fietsen of invalidewa gentjes behoren in Venetië, de plaats van handeling, voorzover mij bekend, beslist niet tot de ge bruikelijke vervoermiddelen. Dit soort attracties „pour épater le bourgeois" hadden de leden van Theatre Workshop overigens best achterwege kunnen laten, want deze troep, die in Engeland nog maar nauwelijks tot de officiële gezelschappen schijnt te worden gerekend, bleek uit voortreffelijke spelers te bestaan. Deze troep heeft het sterrensysteem conse quent afgezworen. Ieder lid kon het zich inderdaad permitteren van tijd tot tijd op het voorplan te tredxen, omdat niemand in stijl, talent of kwaliteit voor een collega onderdeed. TOT DUSVER staan de Engel sen onbetwistbaar aan de spits en intussen gaan we onverdroten verder met deze toneelmarathon in de toren van Babel, waarover ik u later nog wel eens meer hoop te berichten. FRANK ONNEN WANNEER MEN een potlood ter hand neemt en een lijst van producten opstelt, die werkelijk universeel genoemd kunnen wor den, als eerste het potlood zelf vermeldend, merkt men al gauw dat deze lijst niet erg lang zal worden. Vreemd genoeg zijn juist die algemene, meest gebruikte hulp middelen de eeuwen door prac- tisch onveranderd gebleven. Het potlood is hiervan een klassiek voorbeeld. Het heeft in de loop der jaren geen wezenlijke ver anderingen ondergaan. Als ele mentair en goedkoop schrijf instrument wordt het door naar schatting een milliard mensen gebruikt. Dit is iets minder dan de helft der totale wereldbevol king, maar dit aantal omvat wel iedereen, die in staat is begrijpe lijke krabbeltjes op papier te zet ten. Arbeiders, huisvrouwen en zakenlieden, staatshoofden en in genieurs, journalisten en kunste naars, kellners en kinderen ge bruiken potloden. Russen zowel als Chinezen, Arabieren evengoed als Canadezen kennen en gebrui ken het traditionele wonder- instrument, dat slechts enkele centen kost. Sinds de achttiende eeuw is het potlood steeds het zelfde gebleven: lang, cylindrisch en goedkoop. De herkomst van het potlood is erg interessant. Het begon met een hevige storm, die in het Engelse graafschap Cumberland een eik uit de grond rukte. Daar door kwam een stuk zwart mine raal bloot, dat slechts een uit steeksel van een enorme hoeveel heid grafiet bleek te zijn. Dat was in 1564. De echo's van die vallen de eik waren: spionnage, smok kel, kanonskogels en uiteindelijk het potlood. De schaapherders gaven allerlei namen aan de zwarte stof. Pas twee eeuwen la ter noemde iemand het „grafiet". De herders gebruikten stukken van bijna zuiver grafiet (93%) om merktekens aan te brengen op de schapenvachten. Maar be langrijk werd het nieuwe mine raal pas in dienst van... de ver nietiging. Want vrijwel onmid dellijk ontdekte iemand in Bor- rowdale, dat men van het nieuwe „zwarte lood" prima gietvormen voor kanonskogels kon maken. Kort daarna brak er een Frans- Engelse oorlog uit. Export van grafiet een belangrijk stra tegisch materiaal was ten strengste verboden. George II vaardigde een proclamatie uit, waarbij met strenge straffen werd gedreigd tegen diefstal van zwart lood. De levering van deze stof aan de strijdkrachten van Zijne Majesteit mocht immers niet in gevaar komen. Allerlei maatregelen werden genomen om te voorkomen, dat zwervende benden zich van grafiet meester zouden maken. Aangezien de Engelsen de enige bekende gra- fietmijnen in hun bezit hadden, zochten de Fransen onder Napo leon koortsachtig naar een ver vangingsmiddel. De Keizer gaf zijn adviseur Nicolas Conté op dracht om naar een vervangings materiaal voor Borrowdale-gra- fiet te zoeken. En men kan er zeker van zijn dat het Napoleon niet om potloden, doch om ka nonskogels ging.... Conté experimenteerde met grafiet, dat gemengd was met verschillende kleisoorten en stel de tenslotte een mengsel samen, dat, gebakken in een oven, vol komen bruikbaar bleek te zijn. Bovendien kwam hij tot de ont dekking dat hij door meer of minder klei bij te voegen de zachtheid van het mengsel kon bepalen. Bij toeval had hij een bruikbaar schrijfmateriaal gevon den en het Engelse monopolie ge broken. Schrijf graf iet kon nu goedkoop en in grote hoeveelhe den gemaakt worden. Zelfs Na poleons kanonnen hebben de loop der dingen minder beïnvloed dan de ontdekking van de nieuwe toe passing van grafiet. De Zwitserse oudheidkundige Conrad Gesner was de eerste, die in zijn geschriften de mogelijk heid van de vervaardiging van een cylindrisch potlood noemt, maar het duurde nog een eeuw tot 1761 voordat een echt potlood van grafiet, in hout ge vat, vervaardigd werd. Het was de Duitser Faber, die in dat jaar de eerste potloden maakte en verkocht. SINDS 1761 heeft de ontwik keling va.n het potlood stilge staan. De potloden, die heden- tendage gemaakt worden, ver schillen niet wezenlijk van de Duitse potloden uit de achttiende eeuw. Alleen de fabricagetech nieken worden verbeterd. Toch is het potlood ontzaglijk populaire geworden èn gebleven: een goedkoop, bruikbaar instru ment dat op de meest economi sche wijze de menselijke schrijf behoefte bevredigde. De Ameri kaanse uitvinding van het „vloei- baar-grnfiet"-potlood is de eer ste fundamentele verandering in de ontwikkeling van het potlood sinds 1761. Al lang bestond er vraag naar een onbreekbare stift, die nimmer geslepen hoeft te worden. Het schrift van het potlood met vloeibaar grafiet kan uitgeradeerd worden, net als dat van gewoon potlood. En men kan er desgewenst een lijn van vijf kilometer mee trekken. HET TWEEDE internationale theaterfestival waarvoor dertig landen hebben ingeschreven, is in Parijs aan de gang. Het is een feest van lange adem, dat pas medio Juli zijn eindpunt zal vin den. Er wordt van de feestgan gers hier echter nog meer dan en kel uithoudingsvermogen sub sidiair: een diepe en niet aflatende passie voor alles wat des theaters is verlangd. Die feestganger zou namelijk ook een soort uni verseel talenwonder moeten we zen Want van heinde en verre, tot uit Tokio, Mexico, Moskou en Uruguay, zijn de actrices en ac teurs nar Parijs gesneld om in hun moedertaal hun nationale stukken te komen spelen. Zonder nu als spelbreker roet in het feestmaal te willen gooien, moet men toch erkennen dat hier stel lig de wonde plek ligt in de opzet, waarvoor ge overigens alleen maar diep ontzag kunt koesteren. Ik bedoel dit: het is voor specia listen natuurlijk instructief eens waar te nemen hoe, laat ons zeg gen, de Finnen „De Vrek" van hadden meer met naargeestig lege stoelen te kampen. En met de an dere „kleine volken" zal dat, naar te duchten is, ook wel weer zo v/orden. Nu bestaat er natuurlijk ook nog atijd die verzameling van Pa- rijzenaars die „overal bij willen zijn" en die onder het hoofd „Tout Paris" worden aangeduid en waar onder zich gelukkig ook wel vol doende snobs bevinden om meer theaterzalen ruimschoots mee te kunnen vullen Maar „Tout Pa ris" heeft het deze weken erg druk, en de Fransman is van na ture bovendien bepaald geen po lyglot. Het valt dan ook te vrezen dat het merendeel het er bij zal laten zitten, wanneer men een paar avonden onbegrijpelijke Fin se, Spaanse, Poolse, Nederlandse, Duitse en Engelse klanken heeft gehoord. Dat zou jammer zijn. En niet eens in de eerste plaats voor de recettes. Over de kosten be hoeft men zich naar het schijnt het hoofd niet te breken. Die zijn wel gedekt door de betrokken regeringen, die hun nationale troe pen as prestatiedeputatiés be schouwen. In dat opzicht heeft men voor directeur Julien van het gemeentelijke Théatre Sarah Bernhardt, die het initiatief ge nomen heeft, geen fiasco of ban kroet te vrezen. Maar toch lijkt het wel verstan dig het festival in de toekomst op iets bescheidener leest te schoei en. Er zijn al stemmen opgegaan om in Parijs een permanent inter nationaal theater op te richten, waar dan, bij toerbeurt, de beste buitenlandse troepen zouden kun nen optreden. Wanneer dit twee de festival in zo'n instituut zou uitmunten, dan mag men de pro motor èn Parijs gelukkig prijzen. Een vast internationaal theater- centrum zou zeker een nuttig platvorm en ontmoetingspunt voor alle acteurs en minnaars van het toneel kunnen vormen. Op 15 Juni begint er wederom een Holland Festival, dat zich - al hebben de voornaamste evenementen er plaats - niet alleen afspeelt in Amsterdam en Den Haag/Scheveningen, zoals velen denken. Dit kaartje geeft een aardig beeld van de doorvoering der cultuurspreidingsgedachte, ook in de zomer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15