Zeemeermin speelt met harten
1 Twee debuten
„Handvest" bracht
teleurstelling
DE KAUKASISCHE KRIJTKRING
MAAKTE DIEPE INDRUK
Kunsthistorici krijgen het dit
jaar druk in Venetië
hoekt succes
„Madl about men3'
't Huis te Echt eld
in restauratie
Verdeelde pers voor
Nederlandse Comedie
SHAKESPEARE HOUDT NIET
VAN SHAKESPEARE
„Koning Oedipus"
HOOGZOMER is niet direct geschikt
voor intensief bioscoopbezoek. Wie niette
min een paar luchtige uren in de paleizen
der cinematografie wil doorbrengen, kan
ik een bezoek aanbevelen aan de Engelse
film „Mad about men" een tikje onwel
luidend vertaald met „Gek op mannen".
De film wordt onder uw aandacht ge
bracht met de adjectieven „ondeugend en
pikant". Als ze dat is zal men dat alleen
kunnen afleiden uit haar spiritualiteit.
Zo'n vaart loopt het niet met de ondeu
gendheid en pikanterie, al draait alles om
een zeemeermin, die er veertien dagen lang
haar werk van maakt de mannen om haar
vingers te winden. Toegegeven: ze doet het
met volle overgave. Een hele serie verwik
kelingen is er het gevolg van. Het happy
Naar aanleiding van „The Untidy Pil
grim" door Eugene Walter (verschenen
bij Eyre en Spottiswoode te Londen) en
„The Evangelist" (een uitgave van
Seeker en Warburg te Londen).
DE VOORNAAMSTE rechtvaardiging
voor het tezamen bespreken van deze twee
romans is dat het beide eerste werken
zijn van jonge Amerikaanse schrijvers.
Verder zijn zij in de meeste opzichten
zo verschillend als mogelijk is: de een is
toegespitst op verhoudingen en incidenten,
de ander verwijst naar diepten waar de
werkelijkheid haar ware gedaante zou
moeten tonen; de personen van de een
hebben relaties van verwantschap en
vriendschap, die van de ander zijn een
zaam op weg naar de vervulling van hun
lot; de een begint in een bijna aanstelle
rige populaire stijl en vindt in de loop van
het verhaal zijn eigen karakter, de ander
begint dadelijk in zijn eigen toon maar
wordt later af en toe vulgair van inspan
ning om er zijn bedoeling in te vatten.
Wat zij gemeen hebben, is dan alleen nog
een ongewoonheid van materiaal, en een
ondernemingslust bij de behandeling er
van die ze in ieder geval onderscheidt van
het gebruikelijke type van de moderne
Engelse roman, die al te vaak last heeft
van alledaagsheid van stof m voorzichtig
heid in de behandeling.
De ontwikkeling van stijl in Eugene
Walters boek is zo groot dat men het eer
ste en het laatste hoofdstuk voor werk
van verschillende auteurs zou kunnen hou
den als zij niet door het verband van het
verhaal hun verwantschap duidelijk maak
ten. De tweede ik van de schrijver komt
van Persepolis naar Mobile, Alabama, aan
de kust van de Golf van Mexico, en hij
verbaast zich over de gek-heid van de
mensen daar in de trant van een boertje
van büten die niet tot tien kan tellen en
daar trots op is. Na tien pagina's mist de
lezer ieder vertrouwen in des schrijvers
vermogen om zijn ervaringen, die hij als
zo merkwaardig aankondigt, op leesbare
manier te beschrijven. De mensen die hij
ontmoet, lijken ternauwernood meer dan
koddig; na honderd pagina's zijn zij als
door een wonder veranderd in onderhou
dende, intelligente, gevoelige karakters, en
de verteller zelf mèt hen. In het begin is
hij de gevoelsdemocraat, die zelf plat en
dom is en voortdurend van zijn recht ge
bruik moet maken om mensen van een
beter gehalte uit te lachen; aan het eind
kon Stendhal zelf niet onverbiddelijker
zijn in het onderscheiden van mensen van
karakter, behalve toevallig een dichter aan
wie de verteller een hekel heeft zoveel
is er van de democratie overgebleven,
maar tegelijkertijd is de lezer zich bewust
dat hij er geenszins op rekenen mag, bui-
ending is er evenwel om onze ongerustheid
over de ontknoping weg te nemen. Het
loopt allemaal goed af: in eer en deugd.
Reeds eerder heeft de Engelse film zich
geworpen op een zeemeermin en er een
niet onaardige comedie mee gewrocht. Het
succes heeft de makers verleid tot een
tweede meermin, die onder de naam Glynis
Johns de supporters moet trekken. Een
beetje dik ligt het er wel op. De fictie
neemt soms bepaald groteske vormen aan
en regisseur Ralph Thomas laat zijn spe
lers vaak de vrije teugel, waarvan vooral
Margaret Rutherford (die aardige oude
dame, die u zich wel zal herinneren als de
spiritistische tante uit „Blight Spirit") gre
tig gebruik, zo niet misbruik, maakt. Het
effect is evenwel toch nog komisch ge-
ten de kring van het verhaal een even
uitstekend ras aan te treffen. Het boek
heeft geen grotere charme dan deze tech
nische fout: iemand die binnen honderd
pagina's verandert van een kleinmoedige
pias in een schrijver van karakter en ver
beeldingskracht, wat kan opwindender
zijn?
De andere verdiensten zijn alle pas door
deze ontplooiing mogelijk gemaakt. Er is
een uitstekende collectie ongewone perso
nages, Miss Fifield, een oude dame met
dwars uitstaand haar en onaangepaste op
vattingen; Philine, het mooie donkere
meisje met schildersambities en dolle ze
den; Lola, een veel minder intelligent
meisje met buien van onweerstaanbaar
heid; Kosta Reynolds, de schilder die on
troostbaar is over de dood van zijn poedel
Baudauer en landschappen maakt waarin
de bomen en de wolken op een bepaalde
manier bezien poedelvormig zijn, en an
deren. Er komen passages in voor, die zo
goed als onverbeterlijk zijn, hoe verder in
het boek hoe meer: vóór alles de geschie
denis van de ziekte en dood van Uncle
Acis, die getrouwd was met Ada, het dikke
meisje dat toen zij klein was altijd huilde,
maar die intussen onweerstaanbaar is ge
worden voor de tweede ik van de schrij
ver, hij vraagt haar dan ook in het laat
ste hoofdstuk zelf ten huwelijk, op een
landtong in de baai vanwaar zij juist de
dominee Macklin hebben uitgejouwd, die
een vijand van Uncle Acis was en die in
zijn bootje op de baai voorbij kwam, te
ver weg om hun gejoel te kunnen horen.
„Wij blaften uitbundig tot hij een vlekje
in de verte was en vielen toen uitgeput op
de bladeren en dennenaalden". Een enkel
dergelijk tafreel is dozijnen waarheden en
fortuinlijke dialogen waard, en er zijn er
verscheidene van.
De ruimte en de dichtheid ontbreken in
het boek van Howard Otway, dat in
plaats daarvan veel zwaardere problemen
stelt, waarmee het niet altijd overweg kan.
Niet dat het zich in verkeerde diepzinnig
heden verliest, maar de hele verteltrant
wordt erdoor belast: omdat de betekenis
altijd ergens achter de woorden is, bestaat
er telkens aanleiding om zinnen en woor
den te herhalen of hetzelfde nog eens op
een andere manier te formuleren, opdat
de lezer vooral niet zal nalaten, in de aan
gegeven richting te kijken. De indruk die
dat op den duur geeft, is vooral dat de
schrijver bezig is zichzelf te overtuigen.
Frisia Cantat De Fryske Akademy te
Leeuwarden heeft onder de titel „Frisia
Cantat" een zangbundeltje uitgegeven
met liederen uit Westlauwers Friesland,
Oost-Friesland en Noord-Friesland. De
teksten zijn in de drie oorspronkelijke ta
len opgenomen met daarnaast vertalingen.
noeg om u een onderhoudende ïfvond te
bezorgen. Al krijgen we dan ook geen film
actrice Margaret Rutherford te zien, haar
toneelkunstige talenten springen duidelijk
in het oog. Het zijn er vele. Al spoedig-gaat
men over tot een minnelijke schikking en
lacht om Margaret en amuseert zich met
Glynis en vindt die film „Gek op mannen"
beslist aardig.
Nu ligt dat zeker ook aan het gegeven.
Een lief onderwijzeresje erft een fraai huis,
dat via een onderaardse spelonk in verbin
ding staat met de zee. Ze treft daar een
zeemeermin aan, die sprekend op haar
lijkt: een lid uit de visvormige tak harer
familie. De meermin wil graag boven wa
ter komen en het onderwijzeresje stemt er
in toe op een fietstocht te gaan om haar
vrij spel (met de mannen) te geven. Een
verpleegster, die de meermin goed kent,
neemt zo lang haar verzorging op zich. De
meermin amuseert zich uitstekend en
brengt de harten en hoofden van het man
volk op hol. Maar er dreigt gevaar. Haar
geheim wordt ontdekt! Op het ogenblik,
dat een ontmaskering niet meer te ver
mijden is, verschijnt het onderwijzeresje
en neemt haar plaats weer in. Ze zit dan
ook opgescheept met de erfenis aan harten,
die de meermin heeft veroverd. Natuurlijk
wordt dat probleem snel overwonnen. De
ware Jacob valt in de armen van het on
derwijzeresje. De zee zal voortaan weer
het domein zijn, waar de meermin heerst,
al neemt zij een tikje treurig afscheid.
Ralph Thomas heeft deze geschiedenis
met een zekere nonchalante zwierigheid
verfilmd. Hij heeft zich er niet mee ver
moeid en dat komt dan de humor ten goe
de, die aan zwaarwichtige deftigheid dood
zou gaan. Een groot stuk werk is het niet
geworden. Ik heb zo het vermoeden dat
Thomas dat ook niet heeft nagestreefd.
Een ontspanningsfilm van de goede soort.
Dat is er met „Mad about men" uit de bus
gekomen. P. W. FRANSE.
Overigens staat er toch wel het een en
ander in deze roman. De hoofdpersonen
zijn de „evangeliste" Edith Flemming die
bijeenkomsten organiseert in de trant van
Billy Graham, eerst rondreizend en later
in haar eigen „tabernakel", en Paul Gau
dier, een schilder van kerkramen, min of
meer als vertegenwoordiger van de auteur.
Op het ogenblik dat de roman begint, is
bijna alles wat het verhaal uitmaakt al
verleden: het overgrote deel van het boek
wordt in beslag genomen door de ge
schiedenis van de schilder en de evange
liste tot op de dag dat hij haar komt be
zoeken omdat zij hem heeft gevraagd een
groot raam voor haar kerk te maken. De
verdere gebeurtenissen zijn, evenmin als
de voorafgaande, met vrucht in het kort
samen te vatten, wat op zichzelf niet tegen
het boek pleit: het zoekt zijn kracht min
der in het verhaal dan in het onderzoek
naar de waarden van het bestaan van de
personen, die voor Edith Flemming voor
namelijk van technisch-demagogische orde
zijn, maar voor Gaudier dieper steken.
Deze aard van het boek is de consequen
tie van het speciale talent van Howard
Otway en hij bereikt er een paar opmer
kelijke resultaten mee, maar eerder met
de bijfiguren dan met de hoofdpersonen,
vooral met een misdadige plaatselijke poli
ticus genaamd Parker Condon. Dat de ro
man door uitdunnen verbeterd zou kun
nen worden is zeker, maar intussen heeft
hij- wel een eigen natuur, somber en pro-
bleemgraag, die een indruk nalaat zelfs bij
wie weinig op heeft met deze schrijf
wijze. De verbetering zou wellicht groten
deels een kwestie zijn van techniek, pre
cies zoals bij Edith Flemming.
Dit jaar is Giorgione aan de beurt, een
meester over wie wij eigenlijk niets weten,
ea die toch beschouwd wordt als de basis
waarop de gehele ontwikkeling der Vene-
tiaanse school na 1500 rust. Over Gior
gione bestaan boeken genoeg, maar de
positieve gegevens waarover de schrijvers
dier boeken beschikken, zijn weinige. De
schilder wordt voor het eerst vermeld in
1507. Het gaat om de betaling van een
schilderij in opdracht der republiek Vene-
Er is een nieuw, handzaam boekje ver
schenen onder de titel „Handvest", dat
zich aandient als maandschrift en in zijn
kleine honderd bladzijden een bonte ver
scheidenheid van artikelen samenklemt,
die volgens het „Ten Geleide" zijn geko
zen volgens de principes van een in dit
eerste nummer opgenomen handvest. Het
handvest omvat richtlijnen, die het ken
merken als een positief-christelijk gerich
te beginselverklaring der redactie. Deze,
samengesteld uit prof. dr. J. Coops, mevr.
M. van Rijckevorselvon Fisenne, jhr.
W. de Savornin Lohman en Ch. J. I. M.
Weiter, verklaart met instemming van
de uitgeefster, de Keizerskroon te Haar
lem dat zij beoogt „het bevorderen van
de doorwerking van de Christelijke geest
in het Nederlandse volksleven". Het
maandschrift bevat zowel oorspronkelijke
als reeds verschenen artikelen uit binnen-
en buitenland en zal plaatsruimte verle
nen aan ingezonden artikelen en reacties
op publicaties, althans voor zover de strek
king daarvan overeenstemt met de doel
stelling van het „Handvest".
Het moet ons van het hart, dat deze
laatste mededeling het verlenen van
plaatsruimte aan reacties voor dit
nieuwe tijdschrift zeer nuttig kan zijn,
aangezien de inhoud van het eerste num
mer reeds ettelijke merkwaardige reactie-
mogelijkheden oplevert. Anders gezegd:
het lijkt ons dat de redactie met de keuze
van haar eerste bloemlezing niet altijd
even gelukkig is geweest. De verwachting,
eindelijk eens een eerlijk, reëel en objec
tief Christelijk woord te kunnen lezen in
verschillende vorm en uit variabele bron,
stoelend op de positief-christelijke opvat
tingen die zozeer in het gedrang zijn ge
raakt, wordt bij het doornemen van dit
eerste nummer de?rlijk gekneusd.
In haar „Ten Geleide" wekt de redactie
zulke schone illusies. In haar handvest nog
schonere, want dat begint met het indruk
wekkende citaat van het eerste en grootste
gebod: „Ge zult de Heer uw God bemin
nen en uw naaste als uzelf". Doch helaas
is de praktijk daarvan niet terug te vinden
in datgene, wat „Handvest" aan artikelen
geeft. De christelijke liefde wordt zelfs
ernstig geweld aangedaan in een artikel
dat „De Amerikaanse tragedie in Azië"
heet, van de hand van de spoken jager en
McCarthy-aanhanger John T. Flynn. Deze
journalist, in eigen land gecompromit
teerd, heeft in een fantastische en zonder
verantwoordelijkheid bijeen geschroefde
hypothese Roosevelt en vele van diens
medewerkers van verraad in dienst van
Moskou beticht en met name Owen Latti-
more, die jarenlang onder valse en thans
onhoudbaar bevonden beschuldigingen ge
bukt ging, als een doortrapte communist
afgeschilderd. Juist dezer dagen is Lattl-
more door de Amerikaanse rechter van
alle blaam gezuiverd.
De Christelijke liefde spreekt ook aller
minst in een artikel van lt.-admiraal b.d.
C. E. L. Helfrich, dat de sluiting van het
Oostenrijkse vredesverdrag vergelijkt met
het Miinchen van voor de Tweede Wereld
oorlog en in een koudhartige militaire be
schouwing slechts militaire en machts-
prestiges verdedigt, zonder zich te bezin
nen op mogelijkheden van ideologischer
aard, die de dreigingen van de wereld
zouden kunnen wegnemen.
De positieve Christelijke vredesgedachte
spreekt nergens in dit „Handvest". Zo
brengt deze nieuwe verschijning dus op
nieuw een teleurstelling, zoals er al zovele
voorgingen. En een getuigenis van de
kloeke consequenties der christelijke le
vensopvatting zou toch zo verlossend kun
nen zijn.... I'.
tië, maar juist dat schilderij is verloren
gegaan. Verder weten we, dat hij in 1510
is gestorven aan pest en men neemt aan,
dat hij toen ongeveer 33 jaar oud was. Hij
zou dus omstreeks 1477 geboren zijn te
Castelfranco, een stadje in de bergen niet
ver van Venetië. Maar geen enkel schil
derij werd door hem gesigneerd. Er be
staat niet één brief of ander document
van zijn hand en evenmin is er enig docu
ment waarin zijn werk wordt vermeld.
In de jaren, waarin er geen „biennale" (de „tweejaarlijkse" tentoonstelling van
hedendaagse kunst) in Venetië is, meent de stad haar gasten de gelegenheid te
moeten geven, grondig kennis te maken met één der grote meesters uit het verleden.
Achtereenvolgens heeft men er nu. Titiaan, Paolo Veronese, Bellini, Lorenzo Lotto,
Tiepolo en anderen gezien, vrijwel al hun werken en daarnaast die van hun belang
rijkste leerlingen en navolgers. Elk van die tentoonstellingen is aanleiding geweest
tot het verschijnen van talrijke boeken over de betrokken meester, vaak boeken, die
een heel nieuw gezichtspunt openden. De deskundigen krijgen de gelegenheid doeken
te bestuderen, die vrijwel niemand ooit te zien krijgt. Daardoor zijn deze Vene-
tiaanse tentoonstellingen voor kunsthistorici zo uiterst belangrijk.
Glynis Johns speelt in „Mad about
men" een dubbelrol. Zij is èn een
onderwijzeresje èn een zeemeermin.
<cocoo3cooooooooo3Cooocooooccodooooooccoco2Ccccodccc<xjo*:o
De boven dit artikel van onze corres
pondent in Parijs geplaatste afbeelding
j is een schets door Karl von Appen voor
het vierde tafreel van „De Kaukasische
Krijtkring" van Bertolt Brecht, deze'1
maand door het Berliner Ensemble als j
onderdeel van het Internationale To-
neelfestival in het Théatre Sarah
Bernhardt opgevoerd.
ooooooocoooocooooooooooooococxxjookootoooooxwooccooocoa
deren, zo niet aan geest. In die zin is dit
wel toneel, dat zich bewust in dienst van
de propaganda stelt, zodat de tegenstel
lingen in het somberste zwart en het
maagdelijkste wit worden afgeschilderd.
Maar naast (of boven) die wat simplis
tische voorstellingen van zaken die men
trouwens de antieke Grieken vaak ook
wel zou kunnen verwijten staan de ar-
tiestieke waarden van dit toneel, die mee
slepend en zelfs fascinerend zijn. Brecht
heeft hier een nieuwe gooi gedaan naar
een soort synthese van allerlei technieken
en theatervormen het epische drama,
de volksballade, het politieke tendenzstuk
en daarmede treffende resultaten be
reikt.
Hij grijpt zo ook soms op de film terug
door zich meermalen niet stelselmatig aan
de chronologische volgorde der gebeurte
nissen te houden: om de beslissing van de
rechter begrijpelijk te maken, wordt bij
voorbeeld vóór het vonnis een scène in
gelast, die een deel van zijn leven be
schrijft en geheel volgens marxistische
gedachtengang zijn menselijke reacties
moet verklaren. Een explicateur fungeert
tezamen met twee zangeressen tevens als
koor, dat de gevoelens van het volk ver
tolkt en de moraal uit de gebeurtenissen
trekt. De begeleidende muziek van Paul
WE HEBBEN in het begin de wat verzorgd achter. Een boerenmeisje, in
naieve hoop gekoesterd u van alle gebeur- dienst van de gouverneur, ontfermt zich
tenissen van het Internationale Theater- over het knaapje. Tijdens haar vlucht Dessau is met haar beukende rhythmen
festival dat een waarlijk monsterfesti- offert ze alles op, ook haarzelf, om melk en rauwe kleuren sterk geïnspireerd op
val is gebleken te zijn op de hoogte te en voedsel voor hem te kunnen kopen. Kurt Weill, de componist ^van Driestui-
kunnen houden. Maar na ruim de helft Wanneer de politieke kansen weer wisse-
van het feest was het wel duidelijk dat len, keren de rijke dame en het boeren-
we onszelf een ietwat bovenmenselijke meisje met haar beschermelingetje naar
versopera, zonder diens wat cynische nos
talgie te bezitten.
Aan datzelfde werk, dat uit de periode
taak hadden gesteld en dat we ons tot de het paleis terug. Haar meesteres eist het tussen de twee wereldoorlogen moeilijk
werkelijk belangrijke evenementen moe- kind nu op, maar het boerenmeisje wil het kan worden weggedacht, herinnert ook
ten bepalen. niet meer afstaan. Ze is van het kind als Ernst Busch de onvergetelijke Macky
Dat de Canadezen de wat euvele moed een moeder gaan houden en geeft zich Messer die in dit nieuwe stuk als zan-
hebben gehad om in Parijs een drietal daar ook voor uit. De rechter zal nu be-
ger en als acteur in de rol van de rech-
blijspelen van Molière voor de Fransen te slissen wie de hoogste aanspraken op het ter indrukwekkende prestatie leverde,
komen spelen en dat de Noren en de Por- jongetje kan doen gelden. Pe^-, ,ep k®staat trouwens uit voor-
tugezen al evenmin op het appèl wilden Na een langdurig verhoor, dat geen op- treffelijke krachten, waaronder Angelica
ontbreken, zult u wel voor kennisgeving lossing brengt, neemt hij zijn toevlucht Hurwicz, in de rol van het boerenmeisje,
willen aannemen, zoals ook wij dat heb- tot een list la Salomo: hij tekent met als een netnee van betekenis en met toe
ben gedaan. Een streepje op u voor heb- krijt een cirkel op de grond, waarin het komst mag worden genoemd,
ben wij dan weer, omdat we met eigen jongetje wordt geplaatst. Hij beveelt bei- Over de politieke en sociale ideeen van
ogen de voorstelling mochten zien van de de vrouwen het knaapje de hand te rei- Brecht kan men uiteraard van mening
Amerikanen, die „Medea" van Robinson ken. Zij, die het ventje naar zich toe weet verschillen. Zijn betekenis als dramaturg
Jeffers hebben opgevoerd, welke bewer- te trekken, zal als de moeder worden f" theaterveimieuwer is echter bezwaar-
king naar Euripides' gelijknamige tragedie aangemerkt. De rijke vrouw rukt het kind voor bestrijding vatbaar. Men kan de
«li. r. W Ar li'Aftitro 1 H a a r ArA H aa Ir
indertijd in Amerika nogal enig schandaal tot twee maal toe naar zich toe. De arme
moet hebben verwekt en op de Fransen vrouw had het handje echter losgelaten,
de indruk maakte door een heidense Clau- omdat ze de vertoning onwaardig vond en
del te zijn geschreven. Naast een zeer ex- het kind geen pijn wilde doen. De rechter
pansieve Judith Anderson, een der grote spreekt daarna het oordeel uit. Het kind
namen van Broadway, die deze hoofdrol moge dan al het zoontje zijn van de rijke
nu al jarenlang speelt, viel de rest van de moeder, hij kent het niettemin toe aan
troep wel erg tegen. In een wat conventio- de arme vrouw. De rechtvaardiging van
nele stijl en dito toneelaankleding, werd zijn beslissing wordt in de epiloog bij
hier door artisten, die de middelmaat niet wijze van sociale moraal nogmaals duide-
ver overschreden, een werk vertoond, dat lijk onder woorden gebracht: het bezit
directie van het Festival daarom dank
baar zijn dat men de kennismaking met
hem mocht vernieuwen.
FRANK ONNEN
Mr. B. F. baron van Verschuer te Leur,
zeker imponeerde, maar niet altijd over- van iets komt toe aan degene, die er de de eigenaar van het Huis te Echteld, ook
wel De Wijhenburg genaamd, heeft dit slot
in het hart van de Nederbetuwe geschon
ken aan de stichting „Vrienden der Gel
derse Kastelen" onder meer onder de voor
waarde, dat de restauratie zo spoedig mo
gelijk ter hand zal worden genomen, in
afwachting van de rijksbijdrage in de kos
ten voor het herstel. De eigenaar heeft
zich bereid verklaard daarin bij te dragen.
Het gebouw, een gaaf voorbeeld van
een adellijk huis in de trant der zestiende
eeuw, bestaat uit een achtervleugel en
twee haaks daarop geplaatste zijvleugels,
die ongelijk in hoogte zijn. Zij omsluiten
een kleine binnenplaats, die in de achttienl
de eeuw is overdekt en derhalve in een hal
BERTOLT BRECHT, de nu zevenenvijf- wordt toegekend aan de armen aan goe- veranderd.
tigjarige auteur van de Driestuiversopera, oococoocx>dooooococcx)oooooo3ooocooocoooooocxxx)oooooooooooooooooocooocooooooooooooooooooooooooocoooocxjccoccoooo<xx)oo
tuigde. waarde van wil en kan verhogen.
Op het onbetwiste recht van een ere- WAT de POLITIEKE of ideologische
plaats in een internationaal theaterfesti- insl aangaati komt de communistische
val, waar men tenslotte ook wel eens wat gedachte dus wel vrij klaar tot uiting,
nieuws wil vernemen, kon Bertolt Brecht Het eigendomsrecht, zelfs van de ouders
zich beroepen, van wiens „Kaukasische hun ldnderen, wordt hier van zijn ab-
Krytkring" de Oost-Duitsers uit Berlun, solute strekking ontdaan. Dat de sympa-
een ensemble dat door zijn vrouw wordt tllie van grecht uitgaat naar de verdruk-
geleid, een uitstekende voorstelling heb- ^en> blijkt overigens ook wel onweerleg-
ben gegeven. Dit was weer eens toneel van baar uit de carjcaturen, die hij soms met
de bovenste plank, in hoge mate interes- behulp van afzichtelijke maskers van de
sant en zelfs fascinerend, zowel doort,e bezitters en machtsdragers maakt: alle
inhoud van het stuk als vanwege de origi- rijk geestelijken en advocaten zijn uit-
nele opvattingen, welke in de regie tot buiters en monsterlijke bruten, terwijl de
uiting kwamen. „menselijke waardigheid" systematisch
De Nederlandse bijdrage aan het twee
de Internationale Theaterfestival in Pa
rijs drie opvoeringen van „Koning
Oidipus" van Sophocles in de vertaling
van Jan Engelman door de Nederlandse
Comedie heeft een tamelijk verdeelde
pers gehad. Aangezien men van de Fran
se critici bezwaarlijk mag verlangen dat
ze de Nederlandse taal beheersen, lag het
voor de hand dat hun aanmerkingen voor
al de plastische eigenschappen van de
voorstelling betroffen.
Men vindt hier de Nederlandse taal in
tussen weinig muzikaal. Robert Kemp
heeft het in Le Monde over „de Euro
pese taal die zeker wel het verste ver
wijderd staat van het melodieuze Grieks",
en hij spreekt dan over „rochelende keelge
luiden, die aan een sluis doen denken en
die helemaal achter in de mond via een
gegorgel vol medeklinkers schijnen te
worden opgewekt". Ook de criticus van
France Soir gelooft, dat het Nederlands
weinig geschikt is om voor buitenlandse
oren de emoties der oude Griekse poëzie
op te roepen.
Een tweede reden, waarom betwijfeld
wordt of „Oidipus" een gelukkige keuze
mocht heten, schuilt voor de Parijse cri-
tiek in de omstandigheid dat binnenkort
het Griekse nationale theater met hetzelf
de werk uit Athene wordt verwacht. Men
vindt bij voorbaat dat men het bij die op
voering wel had kunnen laten
Wat de regie betreft worden aan ver
scheidene oplossingen van Johan de Mees
ter lovende opmerkingen gewijd. Men is
ervan overtuigd, dat de Nederlandse re
gisseur veel en ernstig over de problema
tiek van het antieke theater heeft nage
dacht. De donkere décors van Doeve en de
begeleidende muziek van Jurriaan An-
driessen worden in het algemeen eveneens
geprezen en ook voor de verzorgde ver
lichting heeft men niets dan lof.
De toewijzing van de hoofdrol aan Han
Bentz van den Berg vond daarentegen
minder instemming. Deze acteur mist zo
wel het physiek als de stemmiddelen, die
voor deze rol worden vereist, zo merkt
het merendeel der recensenten op. Een
erepalm krijgt Albert van Dalsum, in
wie Parijs een acteur met een machtig en
persoonlijk talent heeft ontdekt. Ook Ank
van der Moer mocht enkele lofprijzingen
incasseren, al wordt verondersteld dat
deze actrice in een moderne comedie nog
wel beter tot haar recht zou kunnen ko
men.
Men mag dus zeker hopen dat Neder
land dat vorig jaar nog niet meedeed
bij het volgende festival weer van de par
tij zal zijn. Misschien is het dan raadzaam
eens een werk van vaderlandse bodem op
het programma te plaatsen. We herinne
ren ons de Vondel-opvoeringen van De
Meester in Orange en in Parijs, die veel
belangstelling in Franse toneelkringen
hebben getrokken. Zou het niet interes
sant zijn met werk van onze „prins der
dichters" ook eens voor een internationaal
forum te treden? Al was het alleen maar
om te tonen dat Nederland óók nog een
eigen dramatische litteratuur en een eigen
traditie rijk is.
Uit een nieuwe „Cartoons"-Pocket-
editie: „French Postcards". Uitg. Avon
Publications Inc. te New York).
van Moeder Courage, welk werk hier vo
rig jaar in het festival werd vertoond en
van verscheidene andere stukken, is een
toneelkunstenaar, die naast duidelijke
cosmopolitische invloeden en aspiraties,
toch altijd een groot aantal typisch-Dujt-
se trekken heeft behouden: een zekere na
druk in zijn zucht om te getuigen, een
dramatische spanning, die vaak tot exal
tatie voerde, een duidelijke neiging tot het
experiment, die hij met een Piscator ge
meen had. Voorzover men Brecht als een
uitloper van het Duitse expressionisme wil
beschouwen, heeft bij hem vooral de laat
ste jaren een zeker nihilisme in die kunst
richting plaats gemaakt voor een uitge
sproken streven ten dienste van een ideaal,
dat als een niet-verpolitiekt communisme
omschreven zou kunnen worden. Men
vindt die tendenzen ook heel gemakkelijk
in dit nieuwe stuk terug.
Het werk werd geïnspireerd door een
Kaukasische legende, die wel enige over
eenkomst met de oud-testamentische pa
rabel van keizer Salomo vertoont. De
vrouw van een rijke gouverneur, die zelf
wordt vermoord, moet tijdens een revolu
tie vluchten. Omdat ze meer hart heeft
voor haar bezittingen, kleren en juwelen
dan voor haar kind, laat ze dat vierjarig
NEW YORK (United Press) „De Getemde Feeks" is het vervelendste toneel
stuk van de wereld, aldus heeft William Shakespeare verklaard. „Naar het u
lijkt" volgt onmiddellijk daarop in deze rangschikking. Over de andereberoemde
stukken van Shakespeare wil William Shakespeare geene oordeel geven, want
hij heeft ze niet gelezen noch ooit zien spelen. Na zijn trieste ervaringen met de
toneeldichter ging hij Zane Grey lezen en dat beviel hem veel meer.
Men zoeke William Shakespeare, die deze opzienbarende uitspraken deed,
echter niet in het Engelse Stratford aan de Avon, maar op het New Yorkse
Staten Island, waar hij fotograveur is. Hij is zesenveertig jaar oud en was aan
wezig om de burgemeester van Stratford aan de Avon te begroeten, toen deze
aankwam voor de opening van het nieuwe Shakespeare-theater in Stratford in
de Amerikaanse staat Connecticut.
Verder wilde William Shakespeare niet gaan. Inplaats van de openingsvoor
stelling in Stratford bij te wonen, ging hij liever naar huis om een detectiveboek
te lezen. Zijn vader heet ook William Shakespeare, woont eveneens op Staten
Island en is ook fotograveur. Zijn neef William Shakespeare speelde (Amerikaans)
voetbal voor de beroemde club Notre Dame en diens zoon heet ook al net zo als
de beroemde toneeldichter. William Shakespeare heeft nog nooit een stuk van
zijn naamgenoot zien opvoeren, zelfs niet voor de televisie. En hij is niet van
plan er ooit naar te gaan kijken, want hij vindt er niets aan. De Shakespeare's
van Staten Island zijn er nooit ingeslaagd xiit te vinden of zij misschien nog van
de beroemde Engelsman afstammen.
jongetje in de chaos van de uittocht on- co^<x>y>yyxoc<yyxocaxoxco^y^oooc<yoc<^xcozomoxo^ooxo^^o^oo^yoo^xxx>xox>s'xox>xic<x>x>xcoxoxcox-ooccom