WERK IN UITVOERING
Plezierige Engelse comedie
Joyeuze Pravda
Hans Moser is vijfenzeventig
VELE ZWARTKIJKERS
IN DUITSLAND
De weg van de kerk in
de twintigste eeuw
„TO PARIS WITH LOVE"
Nederlandse kunst
in Oostenrijk
Geestelijke armoede
Regisseur Ad. Hooykaas
naar de Antillen
GELUK IN HET SPEELSPEL
ALS DE ZAKEN zich blijven ontwikke
len zoals tot dusverre, zal het officiële or
gaan van de Sovjet-Russische communis
tische partij spoedig een redacteur voor de
uitgaande wereld nodig hebben, zo merkt
Clifton Daniel, de Moskouse correspondent
van de New York Times" op. Het anders
zo plechtstatige en leerstellige blad, dat de
hogepriesterlijke bazuin van de partij is,
heeft het gezelligste artikel opgenomen
dat wellicht ooit zijn voorpagina heeft ge
sierd. De gelegenheid, waarbij dit uitstap
je in de luchtiger vormen der journalistiek
werd ondernomen, was de picnic, die pre
mier Boelganin onlangs aan de diplomaten
te Moskou gaf. Het partijtje was iets onge
hoords en dat was ook het verslag van het
officiële persbureau Tass in de Pravda.
AFGEZIEN van de uitwerking dit dit
betoon van kameraadschap kan hebben op
de internationale toestand, zal het zijn in
vloed op de houding van Sovjet-burgers
jegens de buitenlanders en in het bij
zonder jegens vreemdelingen uit het Wes
ten niet missen. Sommige burgers toon
den zich vex-heugd over de goede sfeer op
Boelganins partij en vatten het op als een
goed voorteken voor vrede en vriendschap.
Foto's en tekst besloegen bijna de helft
van de voorpagina van de Pravda.
ISlili (Van onze correspondent in Wenen)
EEN PAAR DAGEN geleden zagen wij
hem toevallig in de De Neubaugasse staan
met zijn vrouw en een jonge vriend. Ze
hadden in een comestibleszaak ham, spek
en kaas gekocht en wilden naar een wijn
lokaal even buiten Wenen gaan om nog
vóór de verjaarsdrukte even gezellig onder
elkaar uit te gaan. Hans Moser viel daar
ternauwernood op. Hij ziet er uit als een
heel gewoon mannetje, die blij is, wanneer
hij 's avoi v's eens kan uitgaan. De wagen
van de jonge vriend stond klaar. „Waar
wil je zitten, moeder, voorin of achterin?",
vroeg Moser aan zijn vrouw. Zij beslist
over alles. Dat merkten we ook, toen we
Moser vroegen of we hem in dat wijnlokaal
even mochten interviewen. Het antwoord
luidde: „Dat moet u aan mijn vrouw vra
gen". En omdat zij het goed vond, gingen
wij op eigen gelegenheid naar Grinzing,
waar de familie onopvallend in een hoekje
zat en zoals in Wenen gebruikelijk is de
meegebrachte comestibles uitpakte en be
gon te eten alvorens met de wijn te be
ginnen.
MOSER IS NU een man van vijfenzeven
tig, maar hij ziet er niet als een oudje uit.
BESEFT U eigenlijk wel, geachte lezer
en lieve lezeres, hoe heerlijk het is zo'n
vaste wekelijkse rubriek te verzorgen? Zo'n
kolom is prima voor de geestelijke gezond
heid, want de schrijver kan er al zijn
complexen in uitvieren en dagresten in
wegwerken. Zo wil ik u wel opbiechten,
dat ik op mijn dertiende of veertiende jaar
(het zal het dertiende wel zijn geweest,
want ik was heel erg ongelukkig) een in
tense liefde koesterde voor een meisje, dat
een concurrerende middelbare school be
zocht. Iedere morgen reed ik op de fiets
achter haar aan, op een veilige afstand en
zo dat zij het niet als een opzettelijke toe
naderingspoging zou opvatten, want hoe
wel ik 's avonds in bed de rooskleurigste
ingevingen van mijn sluimerende kwalitei
ten kreeg, had ik in het nuchtere licht van
de vroege ochtend onvoldoende voorstel
lingsvermogen en zelfvertrouwen om een
aanleiding tot een kwasi-toevallig gesprek
te enscèneren. Maar zelfs als jongen is de
man een veroveraar en daarom bedacht ik
een list. Voortaan bond ik op mijn bagage
drager een fraai verchroomde pomp. Kreeg
zij nu een lekke band met bijbehorende
angstvisioenen van te laat in de klas
komen, dan zou ik haar als de reddende
cavalier te hulp kunnen schieten. Zij zou
mij eeuwig dankbaar blijven en oh! de
angstaanjagende zaligheid van haar hand
te mogen vasthouden en haar blik te voe
len neerdalen op het zweet mijns aan-
schijns.
Zij moet een rijwiel van eerste kwaliteit
hebben gehad, want er mankeerde nooit
iets aan. Na een paar maanden kwam ik
haar tegen met een knul, hem aanstellerige
lonken toewerpend. Meer dan een zeventje
vond ik haar niet waard in die tijd
gaven wij de meisjes cijfers voor haar
uiterlijk. Mijn behoefte aan adoratie had
trouwens intussen een andere wending ge
nomen: ik probeerde de adressen te ach
terhalen van beroemde personen, speciaal
voetballers, want behalve Jopie Koopman
woonden er in deze omgeving slechts wei
nig filmsterren. Het was een hele opspo-
ringsax-beid, omdat de meeste van die heren
destijds nog geen telefoon plachten te
hebben. Het werd iets gemakkelijker, toen
sommigen van hen, de bekendsten, zich
plotseling als sigarenwinkelier ontpopten.
Dat was in die bloeiperiode van het ama
teurisme een veel voorkomende combinatie.
Ik had te weinig zakgeld om als premie op
de aankoop van een pakje cigaretten het
voorrecht te verwerven van een paar over
de toonbank gewisselde woorden en slen
terde daarom eerbiedig langs de étalages
om de hoofden te zien, die iedere Zondag
zoveel ballen de lat lieten scheren.
Waarom ik dit vertel? Misschien een
kwestie van ijdelheid. Want als u iets met
deze neiging gemeen hebt, dan zult u allang
uit de gids van P.T.T. of het adresboek de
wetenschap hebben gevist, dat ik ergens
vredig buiten de rand van Haarlem woon.
In een huis met een tuin, net als iedereen
in mijn buurt, want schrijvers zijn een
voudige mensen. Dat „vredig" slaat intus
sen alleen op de winter. In dat seizoen
genieten wij volstrekte rust. Zolang de
bomen kaal zijn en onze woning dus goed
zichtbaar is, weet niemand ons te vinden.
Dat is geen klacht, want ik vind het heer
lijk. In de zomer echter pleegt ons weelde
rig begroeide erf te veranderen in een
kosteloze fietsenstalling ten behoeve van
luie zonnebaders, badgasten en luchtige
aanlopers, die meestal kennissen zijn van
kennissen van iemand, waarmee ik eens
een kwartier heb staan praten omdat ik
hem voor een ander aanzag. Misschien was
hij ook wel een ander. Maar hoe dit zij,
deze week hebben twee mensen, die bewe
ren aangetrouwde familieleden uit Utrecht
te zijn, hun zoontje bij ons gestald. Niet
voor lang, want zij blijven maar een halve
maand aan de Rivièra.
HET IS EEN aardig ventje. Dat wel. Hij
heet Henkie en we hebben echt geen kind
aan hem. Hij heeft namelijk bezigheden
buitenshuis. De eerste dag was hij erg on
rustig en liep hij schijnbaar doelloos wat
door de omgeving te schooieren. Maar nu
heeft hij het gevonden. Aan het ontbijt
besmeert en belegt hij twaalf onwezenlijk
dikke extra-boterhammen, die hij vervol
gens in een verschoten theedoek knoopt.
Dan vult hij een blauwe kruik van ik weet
niet wat voor metaal met weinig koffie en
veel melk. Hierna zucht hij diep en neemt
afscheid met een groet, die tussen nors en
onverschillig zweeft. Hij komt niet eerder
thuis dan om een uur of half zes, uitgeput
maar kennelijk voldaan. Na het eten, als
hij denkt dat wij het niet zien, scharrelt
hij nog even heel intens met een pop of
ander meidenspeelgoed. Wij moeten hem
meestal de trap opdragen, omdat hij loopt
te tollen van vermoeidheid.
De eerste dag werden wij zenuwachtig,
toen hij zomaar verdwenen was en na uren
nog niet kwam opdagen. Heimwee, dachten
wij, want zijn ouders zullen hem heus wel
ingeprent hebben dat hij niet met vreemde
mannen mag meelopen. Dat doen alle
ouders. En dus gingen wij zoeken. Want
meteen de politie inschakelen achten wij
te melodramatisch. Ik vond hem aan de
grens van de gemeente, sjouwend met ste
nen door het vuile zand van een opgebro
ken rijweg. Op een afstand bleef ik staan
kijken. Na een kwartier spandiensten aan
de arbeiders te hebbben verleend, mocht
hij even meerijden op de stoomwals. Van
zijn hoge positie werd hij mij gewaar. Hij
keek mij aan met een uitdrukking, waaruit
ik het volgende begreep: „Als je aan mijn
vrienden durft te vei'raden, dat ik nog
maar een kind van negen jaar ben, dan
vind ik je een schoft".
Als iemand, die nergens mee te maken
heeft, heb ik onopvallend gepoogd mij een
indruk te vormen van het werk dat in uit
voering was, zoals op een bord, dat aan
een rood-witte zebra deed denken, stond
aangegeven. Mijn onnadrukkelijke belang
stelling werd overigens door niemand ge
deeld. Geen mens scheen interesse te heb
ben voor het ovei-naads aanbrengen van
klinkers, als dat zo heet. In dat opzicht
deed het verrichte karwei mij denken aan
het Concertgebouw: als daar een nieuw
werk in uitvoering is, komt er ook geen
stervelingEnfin, zonder van de tijde
lijke macht van de mij opgedrongen voog
dij blijk te geven, ben ik naar huis terug
gekeerd. Die jongen zal later wel ingenieur
worden, dacht ik gerustgesteld. Het is goed
dat hij al vroeg met de practijk in aan
raking komt.
Hiermede heb ik Henkie's vriendschap
gewonnen. Diezelfde avond heeft hij mij
zijn geheim geopenbaard, toen hij rozig in
bed lag: hij wil stratenmaker worden. „Dat
is wat link, johIn één ademtocht
kwam de rest van zijn toekomstdroom: „De
hele dag buiten, mannen onder elkaar, zon
der wijvengeklets. En als je geen zin hebt,
laat je een houweel vallen en dan ga je in
de ongevallenwet lopen en soms gebeurt
het in een stille wijk dat een deftige me
vrouw vraagt of je geen zin hebt om een
kopje thee te komen dx-inken en daar blijft
het dan niet bij, zegt RinusIk heb
verklaard, dat ik het een mooi bei'oep
vond. Hij heeft het niet eens meer gehoord,
want de kleine stratenmaker sliep als een
onschuldig kind.
De volgende morgen vroeg hij, of hij niet
eens een paar sigaren voor zijn kameraden
mocht meenemen, om wat terug te doen.
Ze hadden er echt niet om gevraagd, voeg
de hij eraan toe, kennelijk indach
tig wat zijn moeder hem voorhield
als hij om snoepgoed bedelde. Ik
heb een hele doos bolknaks ge
kocht. Bij een winkelier, die ik mij
nog herinnerde van vroeger, toen
hij midvoor was KO BRUGBIER
Hij is gezond en krachtig en treedt nog
steeds op, hetzij in de schouwburg hetzij
in de film. Alleen zorgt zijn vrouw ervoor,
dat hij zich niet te veel inspant en dat hij
niet wordt lastig gevallen. Zij beslist of hij
bezoek zal ontvangen, of hij op reis kan
gaan en of hij een rol aanneemt.
Wij zaten dus tegenover Hans Moser, een
kunstenaar met internationale naam. Ieder
een kent hem van de film of beter nog:
iedereen denkt hem te kennen als de ko
mische figuur, de kruier die zich geen raad
weet met zijn koffers, als de Ween se con
cierge of als de bescheiden en schichtige
kellner met zijn linkse bewegingen, die tel
kens iets vergeet en dan weer wegschiet,
die onder het spreken even zijn neus op
haalt en daarbij zoals men hier zegt
„muschelt" (door zijn neus spreekt). Met
zulke kleine rollen is Moser begonnen in
een tijd, toen hij nog armoede leed en bij
zijn collega's geld moest lenen. Als zoon
van een beeldhouwer is hij geboren. Na de
middelbare school is hij in de leer geweest
bij een handelaar in galanteriewaren, maar
het toneelspelen zat hem zo diep in het
bloed dat hij zich bij een rondtrekkend ge
zelschap aansloot.
Op onze vraag naar zijn mooiste herinne
ringen, antwoordt hij: „Bij voorbeeld het
bericht, dat mijn familie uit Hongarije, die
door Hitier en consorten werd vervolgd,
veilig en wel in Amerika was aangeko
men". Daarvoor heeft Moser heel wat geld
moeten overhebben en dat wil wat zeggen.
Want al helpt hij zijn familie en ai-me col
lega's graag, hij is en blijft zuinig. Geld
uitgeven doet hij nog altijd met een gevoel
van angst voor slechte dagen, die hij zo
goed heeft gekend.
Een tweede hoogtepunt in zijn leven is
de dag geweest, waarop hij als lid van het
Bux-gtheater werd aangenomen. Met dit
gezelschap is hij in „Liebelei" van Arthur
Schnitzler dit jaar in Pax-ijs en verleden
jaar in het Holland Festival opgetreden.
EEN VAN DE benauwendste verschijn
selen van onze tijd is de uittocht uit de
kerken. Bij alle matex-iële welvaart valt
allerwege een geestelijke vex-schraling
waar te nemen. De Goddelijke boodschap
schijnt slecht verstaan te wox-den in een
wereld waarin de kerk geen uitsluitende
taak meer heeft bij het lenigen van stof
felijke nood. Zij is gaandeweg terugge
drongen binnen de mui-en van haar bede
huizen, waar een wereldvreemde taal
wordt gesproken. De kerk dreigt haar in
vloed op het volle leven te verliezen en
wordt aangewezen op de levenskringen
van huis en gezin.
„De wereld is anders geworden" zo
luidt de veelzeggende titel van een boekje,
waarin de Evangelisch Lutherse predi
kant Eberhax'd Müller een poging doet zich
rekenschap van „de weg van de kerk in de
twintigste eeuw" te geven, zoals de onder
titel aangeeft. Het is bij T. Wever in Fra-
neker verschenen. Ds. Müller stelt niet al
leen een diagnose, hij doet ook een ge
neeswijze aan de hand. Prof. dr. W. F. de
Gaay Fox-tman, hoogleraar aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam, beveelt lezing
van dit boekje aan voor de leden van alle
Nederlandse kerken en in het bijzonder
van de Gereformeerde gezindte, waartoe
hij zelf behoort.
De oorzaak van de geestelijke armoede
moet volgens de Duitse schrijver niet ge
zocht worden in de hedendaagse wereld,
maar in de kerkmensen, die niet meer be
zield zijn door een heilig vuur dat hen
drijft hun overtuiging uit te dragen en de
wereld te hervormen. De geestelijke lei
ders zijn vervreemd van de alledaagse
problemen, waarmee hun gemeenteleden
worstelen. Zij staan buiten de sfeer van
het moderne arbeisdproces. Het werk en
de organisatie van de kerkelijke arbeid
zijn op de oude structuur van de samen
leving ingericht. Zeer vele mensen wor
den door de stichtelijke preken van de
oude stijl geestelijk overschat. Het gaat
om de vraag of het vormend beginsel
van de levensverbanden in de ax-beiders-
wereld en in de maatschapppij de techni
sche machtsgedachte blijft, dan wel of het
de Christelijk gemeenschapsgedachte
wordt, aldus de Duitse pastoiv
In dit boekje is een oprecht Christen aan
het woord, die een scherpe kijk heeft op
de kwalen van kerk en wex-eld en vooral
cp die van de werkende mens in onze tijd.
Zijn denkbeelden mogen niet volledig
uitgewerkt zijn, zijn gedachten doen den
ken aan die van voorlopers van grote her
vormingen in de geschiedenis. Zij paarden
een groot medeleven met de sociaal-ont
rechten aan een diep geloof en veri-ichtten
in beperkte kring voorbereidend werk,
waai-op de grote hervormei-s later voort
bouwden. A. B.
de rollen inderdaad had omgedraaid, want
dat verwachtten wij in stilte en dat moet
men niet verwaarlozen: geen scenario
schrijver en geen regisseur. De bioscoop
bezoeker voelt wel waar de schoen wringt.
Scenarioschrijver en regisseur vonden die
ontknoping niet oorspronkelijk genoeg. Ze
wilden een laatste verrassing. En met die
verrassing drukken zij het effect.
ENFIN, MEN KOMT er wel overheen,
zoals men ook voor lief neemt, dat met een
nauwkeurigheid als van een tijdschema alle
gebeurtenissen nauwlettend worden gere
gistreerd en de diverse paren op hun soms
niet zo belangrijke paden gevolgd. Die
evenwichtige verdeling van het tempo
maakt de toeschouwer op den duur onge
durig. Gelukkig staat daar tegenover, dat
er een grote dosis fijngeestige dwaasheden
over de film is uitgestrooid met steeds weer
die bijna nare manier van reageren, die
ons soms als de hoogste wijsheid der En
gelsen wordt voorgeschoteld: kalm blijven
en altijd heer. De Engelse heren in de film
reageren aldus en wekken daarmee onze
lachlust op. Wij gaan ze bewonderen. Wij
zouden altijd wel zo heel verschrikkelijk
kalm willen blijven. En wanneer, om het
contrast te vervolmaken, daar nog een
serie ondeugendheden op de luchtige wijze
van la douce Fx-ance aan toe wordt gevoegd
en wij zien hoe in het keurslijf der wel
levendheid de Engelsman grimmig zijn lach
probeert te onderdrukken, is het beeld
helemaal af. Steeds zijn er dan situaties te
over, die op zichzelf heus niet zo vermake
lijk zijn, maar het worden door de reacties
der hoofdpersonen. Steeds schiet men dan
in een lach. Zo ziet men lachend „To Paris
wtih love" en beveelt de film in de be
langstelling van ieder, die zorgeloos een
uurtje heeft te verdoen. Hetgeen bij deze
geschiedt. P. W. FRANSE
(Van onze correspondent in Wenen)
In Linz, het grootste Oostenrijkse in
dustriecentrum, een moderne stad, waar
veel geld wordt verdiend, maar ook royaal
voor culturele doeleinden uitgegeven, is
een tentoonstelling van moderne Neder
landse kunst geopend, die sterk de aan
dacht trekt. De keuze is door de directeu
ren van de stedelijke musea te Amsterdam
en Eindhoven met grote zorg geschied. De
expositie omvat een kleine honderd schil
derstukken, vele grafische werken en
plastieken.
Onder de expressionisten valt Herman
Kruyder op, maar het is toch vooral Jan
Sluyters die men bewondert en die alge
meen als „een kunstenaar van grote bete
kenis" wordt aangeduid. De „Gebombar
deerde fabriek 1945" van Charles Eyck
vindt men overal gereproduceerd. Het
Oostenrijkse publiek kan maar nauwelijks
geloven dat „De haven van Rotterdam"
van Charley Toorop door een vrouw is
geschilderd. H. Werkman wordt algemeen
als de begaafdste graficus beschouwd. De
„abstracten" zijn door Appel, Stekelenburg,
Benner, Frieda Hunziker, Lataster en Cor-
neille vertegenwoordigd. Bij de beeldhou
wers valt Marl Andriessen het meest op.
Dan volgen Wezelaar en Couzijn.
De regisseur Ad Hooykaas zal in opdracht
van de Sticusa op 12 September naar
Curagao vertrekken om daar en op Aruba'
gedurende twee jaar leiding te geven aan
het amateurtoneel. Zijn eerste werk zal
zijn het regisseren van een stadionspel ter
gelegenheid van het Koninklijk bezoek aan
de Antillen.
„TO PARIS WITH LOVE" is de aan
lokkelijke titel van een film, die reeds op
een looptijd van dertien weken in het Am
sterdamse theater „De Uitkijk" kan bogen.
„To Paris with love". Wie deze plezierige
Engelse comedie aanschouwt, kan niet
anders dan constateren, dat het al liefde is
wat de klok slaat. Zoals in zovele Britse
verstrooiïngsfilms zijn de geestige situaties
en woordspelingen er rijkelijk in gezaaid.
Het is een klucht der vergissingen, waarbij
de nadruk valt op de vergissingen, want
voor een klucht is de film te beheerst ge
maakt, te gentlemanlike en in typische En
gelse stijl van een waardigheid, die u geen
daverende lachsalvo's ontlokt. Ze heeft
eerder iets van de sfeer, waarin ze zich
beweegt ovei'genomen: ze is soms bepaald
Frans ondeugend. Al die eigenschappen
maken haar tot een waarlijk succes. Een
groot succes in de oi'de van de filmkunst is
zij niet. Men kan het haar regisseur Robert
Hamer nogal eens verwijten, dat hij de
zaak bi'eed uitspint erx er de tijd voor
neemt om zijn verwikkelingen tot een goed
einde te brengen. De traagheid, waarmee
hij te werk gaat, irriteert. Evenzeer valt
het nodige aan te merken op het slot. Dat
is bepaald onbevredigend, vermoedelijk
omdat men vreesde niet ox-gineel te zijn.
Maar wie „To Paris with love" heeft gezien
zal toch beslist de heugenis overhouden
Zo begonnen de verwikkelingen in „To
Paris with love". Het aardige meisje (Odile
Versois) is van de scooter van haar vriend
gevallen. Papa (Alex Guiness) en zoonlief
(Vernon Gray) ontfermen zich over haar.
aan een paar uur plezier, gemêleerd met
binnenpretjes. Om de droog ironische
manier waarop men in Engeland komedies
filmt. Om de grapjes en toespelingen. Om
de rake typeringen en de goed gehand
haafde sfeer.
HET THEMA VAN DE FILM is wel eens
meer gebruikt. Een vader en zoon gaan
naar Parijs. Ze vereenzelvigen Parijs met
de liefde: papa zoekt voor zoonlief een
vrouw, zoonlief voor papa evenzeer. Dat
althans zijn hun geheime bedoelingen.
Natuurlijk komen de dames opdagen, maar
het loopt heel anders dan gedacht of ge
arrangeerd was. Zoonlief wordt verliefd op
een „gerijpte" vrouw, papa op een jong
meisje. Wie nu zou denken, dat aan het
slot van de film de rollen precies zijn om
gedraaid, heeft het mis, want al wordt voor
de vader iets in die richting gesuggereerd,
voor de zoon gaat dat helemaal niet op. Hij
gaat hals over kop overstag naar een be
vallig wezentje, dat we in de film maar vijf
minuten krijgen te zien en het jonge
meisje, dat papa's gunsten verwierf, keert
toch maar terug naar haar vroegere aan
bidder, die nu niet bepaald een hartver-
overende indruk heeft gemaakt. Dat is een
voor het gevoel niet overtuigend slot. In de
lijn der logica, die ook voor comedies op
gaat, ware het beter geweest, wanneer men
ZWARTKIJKERS duld ik niet! heeft omstreeks het begin var.
deze eeuw de toenmalige Duitse keizer Wilhelm II gezegd met
betrekking tot de Pruisische rol in de wereldgeschiedenis. Ge
durende het Hitler-régime waren zwartkijkers degenen, die niet
aan de „heilige missie" van het nationaal-socialisme of aan de
Duitse overwinning in de tweede wereldooxTog geloofden. Zij
waren staatsvijanden, die in concentratiekampen hoorden en
daarin meestal ook terecht kwamen. Balke, de ijverige West-
Duitse minister van Posterijen, heeft nu de woorden van keizer
Wilhelm overgenomen. Met „zwartkijkers" bedoelt hij echter
niet sceptici ten aanzien van de rol van het nieuwe West-
Duitsland op het wereldtoneel, evenmin welke soort pessimisten
dan ookVoor deze minister zijn zwartkijkers lieden, die
zonder vergunning naar de over het algemeen zeer goede Duitse
televisieprogramma's kijken en daarvoor hun maandelijkse kijk-
bijdrage van vijf mark niet betalen.
Minister Balke heeft ook naar de woorden van keizer Wilhelm
gehandeld. Met een apparaat, dat in vakkringen „S" (voor Such-
gerat) „55" heet, zijn dezer dagen in tien van de twintig post-
districten tweehonderdveertig zwartkijkers opgespoord en met
zachte dwang sti'affen zijn nog niet uitgedeeld in de ge
lederen der kijkbijdragen-betalende televisietoestellen-bezitters
binnengevoerd. Hiermede zal dan tevens wel een einde zijn ge
komen aan de mening van de „zwartkijkers" dat „S. 55" maar
bluf van het ministerie der Posterijen was.
Tot 1 Juli was hun gelegenheid gegeven om uit vrije wil hun
televisietoestellen bij de posterijen aan te melden. Zij zouden
dan niet worden beboet voor de tijd gedurende welke zij zonder
vex'gunning en zonder betaling (misschien vonden ze de pro
gramma's nog niet goed genoeg en geen vijf mark in de maand
waardnaar de uitzendingen hadden zitten kijken. De
uiterste datum van 1 Juli kon worden gesteld, nadat de West-
Duitse P.T.T. een peilapparaat had geconstrueerd, waarmee zij
„zwarte" televisietoestellen kon opsporen. Speciale opsporings
brigades werden ingesteld en togen aan het wei-k. „Trappen-
terriers" heetten ze al gauw.
Met hun peilapparaat behoeven de „trappen-teiTiers" slechts
door de straten van een stad te lopen om op honderd meter
afstand door middel van een zoemtoon een ingeschakeld tele
visietoestel te horen. Zij hebben lijsten van aangemelde toestel
len bij zich en kunnen dan gauw genoeg nagaan, of de zoemtoon
wordt veroorzaakt door een „wit" dan wel een „zwart" toestel.
Zelfs als men de „trappen-terrier" niet zou opendoen voor een
nadere vaststelling van de begane overtreding van het zwart
kijken, maakt dat geen verschil. De electx-ische leiding van de
bel of de huistelefoon voert de magnetische stralen, die een
televisietoestel blijkt uit te zenden, met onmiskenbare zekerheid
naar het peil-apparaat, welks bevindingen als bewijsmateriaal
gelden.
Het opsporingswerk is voor de „trappen-terriers" gemakkelijk,
aangezien televisie-uitzendingen ook in West-Duitsland maar op
bepaalde uren van de namiddag en avond plaats hebben. Hoe
veel „zwai'tkijkers" er zijn, zal zelfs voor de West-Duitse P.T.T.
een verrassing zijn. Hun aantal wordt in de duizenden geschat.
In Juni waren in.de Bondsrepubliek, inclusief West-BexTijn,
honderdvijftigduizend televisietoestellen geregistreerd. Deskun
digen menen dat er bovendien nog tenminste tussen de twintig
en veertig pex-cent „zwartkijkers" zijn.
NEW YORK (Un. Press) Een twaalfjarig negerinnetje uit
Baltimore, Maryland, heeft deze week achtduizend dollar ge
wonnen in het televisievragenspel, door een woord van achten
twintig letters juist te spellen. Gloria Lockerman spelde „anti-
disestablishmentarianism" zonder met de ogen te knippen. Eer
der in het spel had zij woorden gespeld als: coyote, chincilla,
dinosaur, hippopotamus, gingham, taffeta, minuet en waltz.
Ceremoniemeester Hal March zeide, dat het geld, dat zij ge
wonnen heeft en eventueel nog zal winnen, op een bank zal
wodden gezet tot zij ouder is. De grootmoeder van Gloria, mrs.
Key, vergezelde het meisje, omdat het naar haar mening te
jong is beslissingen te nemen waarbij het om geld gaat. Voordat
zij tot de volgende vraag die telkens de geldprijs verdubbelde
overging, ontving Gloria de toestemming van oma. Gloria
heeft tot volgende week tijd om te beslissen of zij het op de
achtduizend dollar zal houden, of een kans op de zestienduizend
3 dollar zal wagen. De hoofdprijs, die gewonnen kan worden, is
viex-enzestigduizend dollar.
(Overgenomen uit „The New Yorker")