Czi'eiiJcfct
Hedendaags bouwen
Jonge mannen
STEENTJES VAN
HET PUBLIEK
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
n%
KERKELIJK LEVEN
Jeugd en Film
Er groeit een nieuw ruimtelijk bewustzijn
vertelde. Dat werd het verhaal van
Maarten dat hij nu vast wel zit te lezen
in zijn mooie tuin.
Hoog in de bloemenstruiken kijken de
vlinder en de mus naar Maarten en
knipogen tegen elkaar.
Er vloog een vlindertje over de Park
laan. Net als alle andere vlindertjes was
het op zoek naar mooie grote bloemen.
Eerst kon het nergens iets vinden, maar
toen het nog hoger ging en boven de
huizen vloog, zag het opeens de tuin van
Maarten. En in die tuin staan misschien
wel de mooiste bloemen van heel Haar
lem. Hele grote hoge bloemen.
„Hier is het fijn", riep het vlindertje,
Nieuwsgierig fladderde het rond. „Wie
zou er in dat huis bij die mooie tuin wo
nen?" vroeg het vlindertje.
„Wil je het weten?" zei een musje dat
rondhupte tussen het gras. „Kijk maar
eens goed, Dan zie je wie hier woont".
Het vlindertje zag een jongen aan ko
men. „Wie is dat?" vroeg hij nieuwsgie
rig.
„Dat is Maarten", piepte het musje.
„Wat dom dat je dat niet weet! Iedereen
in de tuin kent Maarten: de bloemen, de
vogels, de zon en de wolken, die hier
ovex-komen. Maarten is er altijd. Wij
weten alles van hem af".
.Vertel me eens wat over Maarten",
vroeg het vlindertje dat graag alles al
tijd weten wilde
„Vraag zelf maar", riep de mus eigen
wijs en het wipte tot de hoogste tak bo
ven Maartens tuin
Het nieuwsgierige vlindertje fladder
de om Maarten heen. Maarten merkte
het niet. Het vlindertje kwam nog dich
terbij en ging op de neus van Maarten
zitten.
,Hu", zei Maarten en hij greep naar
zijn neus. Maar het vlindertje was al
weg. Het schommelde tussen de blaadjes
en bleef maar kijken. Maar Maarten
had geen tijd om met vlindertjes te spe
len. Maarten dacht na.
,Weet je al iets over Maarten?" vroeg
het musje aan de vlinder.
„Ssst", fluisterde die, „Maarten denkt
na. En ik wil weten waarover".
„Kun jij dan zien wat Maarten denkt?"
piepte de mus. „Ik geloof er niets van".
„Jawel", zei de vlinder, „ik kan zien
wat de mensen denken en ik zie nu dat
Maarten aan een verhaal denkt".
„Aan wat voor verhaal?" vroeg de
mus.
„Aan een verhaal in de krant, een
verhaal voor zijn broertje. En weet je
wat Maarten nu denkt?"
„Nou?" vroeg de mus en hij keek vol
bewondering naar die knappe vlinder.
„Maarten denkt: waarom staat er
nooit een verhaal voor mij in de krant!"
„Denkt hij dat echt?"
„Ja zeker! En ik ga er iets aan doen
ook!"
„Wat wil je daar nou aan doen, vlin
dertje?"
„Wacht maar, ga maar eens mee, als
je wilt. Ik weet waar de krant woont".
Samen gingen de mus en de vlinder
weg. „Dag Maarten", riepen ze nog,
maar Maarten hoorde het niet, want hij
dacht over zijn verhaal na.
Ze vlogen weg van de Parklaan, naar
het huis waar de krant woont. De mene
ren die de krant maken en de juffrou
wen die de verhalen schrijven waren
allemaal aan het werk. Tikketik, tikke-
tik, deden de schrijfmachines en de gro
te machines die de krant moeten druk
ken ratelden zó hard, dat de mus en de
Hiernaast: een nieuwe kleurplaat.
vlinder elkaar niet eens meer konden
verstaan.
„Weet je bij wie je moet zijn?"
schreeuwde het musje boven het lawaai
uit.
„Bij de allerhoogste baas natuurlijk",
riep de vlinder terug.
Door het hoogste raam dat open stond,
vlogen ze binnen en het was nog goed
ook.
„Wij willen de allerhoogste baas spre
ken", riepen ze tegen de juffrouw, die
daar zat. „Maar van wie komt u?" vroeg
de juffrouw en ze wou ze al wegjagen.
„Wij komen van Maarten", riepen ze,
„Maarten wil een verhaal!"
„O", zei de juffrouw, „dat is wat an
ders, komt u maar gauw binnen".
Ze bracht ze naar de allerhoogste
baas van de krant. Ze mochten samen
op zijn bureau zitten en om beurten ver
telden ze over Maarten. Ze waren nog
niet uitverteld of de directeur sprong al
overeind en drukte op een bel. Alle ma
chines stonden stil en alle meneren en
juffrouwen renden naar boven om te
horen wat de allerhoogste baas wilde.
„Een verhaal", riep hij, „een verhaal
voor Maarten!"
„Voor Maarten?" riepen ze allemaal
en ze trokken meteen hun potloden en
hun vulpennen voor de dag. Maar wat
moeten we schrijven?" riepen ze toen
ze opgeschreven hadden: „een verhaal
voor Maarten".
„Tja", zei de allerhoogste baas, „dat
weet ik ook niet. Vraag dat maar aan
de mus en de vlinder".
„Laten we beginnen met te vertellen
hoe we hier zijn gekomen", zei de vlin
der heel verstandig en hij begon.
Iedereen schreef op wat de vlinder
„Wat!", riep mevrouw Van Beverborst,
„Weg is mijn mooie leverworst,
die net nog op de aanrecht lag!
Hoe kan dat op klaarlichte dag!
Een leverworst van wel een pond,
dat is me nou toch al te bont!
Zo'n ding heeft toch geen beentjes,
geen voetjes en geen teentjes,
waarop hij er vandoor kan gaan?"
Daar kwamen al agenten aan.
Die maakten van het worstverhaal
meteen een groot proces verbaal.
En toen maar zoeken, zoeken
in gaten en in hoeken.
Met auto's en met honden,
met microfoons en met de fiets.
Al zochten ze ook wat ze konden,
ze vonden niets!
Maar ik kan je vertellen
van Hansje Poesnelle,
die in een donker hoekje zat
en aten aten at.
Van wat?Van wat?Van wat?
Natuurlijk van die leverworst
van die mevrouw Van Beverborst.
MIES BOUHUYS.
.O* //l.
7 '<P
Trek een lijn van 1 naar 2, enz. verder naar 45.
oooocxxxxxxxxxx>
>XyOOOOOOOOOOOOOCX>DOOC>DOOOOOOOOOCXXX>CXyX>D"'"»-
>yX)OttOOOOOOOCX>^DCnoC>' <yr ^X^-XXOCOOCO^DOr^OOO^DOOO^OOCXJOOaXXïOOOOOOOOOOOOOCXXXXJOOOOOCXïOOOOOOCXXXXXXXXXXyOOOOO
ENGELE WEKEN geleden is in Parijs
het honderdjarig bestaan van de Wereld
bond voor Christelijke Jonge Mannen
Verenigingen (de Y.M.C.A.) gevierd. Het
gebeurde in de grootste internationale
reünie uit de geschiedenis van deze bond.
De hoofdthema's van het congres waren:
1. De wereld waarin wij leven. 2. Wij
hebben een meester. 3. Wij willen dienen.
De eigenlijke eeuwfeestviering had plaats
op Maandag 22 Augustus in het Palais des
Sports, dat aan twaalfduizend mensen
plaats biedt. Bij die gelegenheid is de
oude Parijzer Basis opnieuw door de ver
tegenwoordigers der aangesloten landen
plechtig aanvaard.
Deze Parijzer Basis is de verklaring,
die op het oprichtingscongres (22 Augus
tus 1855 te Parijs) door de deelnemende
landen getekend werd. De belangrijleste
passage eruit luidt: „De Y.M.C.A. streeft
er naar jonge mensen samen te brengen,
die Jezus Christus aanvaarden als hun
Heer en Zaligmaker volgens de Heilige
Schrift, die verlangen zijn discipelen te
zijn en die hun krachten willen vereni
gen om Zijn Koninkrijk uit te breiden
onder jonge mannen".
De stoot, die leidde tot de oprichting
van deze wereldorganisatie, is eigenlijk
van de Engelsman George Williams uit
gegaan. Hij werkte in de textielindustrie
en zocht met enkele medestanders naar
wegen om de jonge mensen te helpen, die
door de toen snel voortgaande industria
lisatie en de daarmee verbonden (on)-
sociale toestanden geestelijk dreigden ten
onder te gaan.
Zij begonnen met het verenigingswerk.
Ook de C.J.M.V. Excelsior in Amsterdam
stamt uit dit jaar 1851. Williams heeft al
les in het werk gesteld om het vereni
gingswerk ook wortel te doen schieten op
het continent. En men kan niet anders
zeggen, dat zijn idee een, enorme uitwer
king heeft gehad. In een eeuw tijd is de
Y.M.C.A. uitgegroeid tot een indrukwek
kende organisatie, waarbij tachtig landen
zijn aangesloten, van Liberia tot IJsland,
van China tot Turkije, van Irak tot Cey
lon. Er zijn in het geheel negentigduizend
afdelingen met samen vier millioen leden.
Amerika, met drie millioen leden, neemt
het leeuwenaandeel, Kenya met zijn veer
tig leden zal wel de kleinste zijn.
De ruim veertigduizend leden tellende
Nederlandse C.J.M.V. viert dit jaar zijn
102-jarig bestaan en is dus al ouder dan
de wereldbond, waar zij bij aangesloten is.
Worden kinderen door religieuze films
beter „geïnformeerd"? Kinderen, die in
de Zondagsscholen religieuze films zien,
zijn „beter geïnformeerd" dan kinderen,
die hun kennis „slechts" van onderwij
zers of door het gedrukte woord ontvan
gen. Dit meent men te hebben kunnen
vaststellen in het eerste omvangrijke on
derzoek over het gebruik van films in
Amerikaanse kerken. Het onderzoek
werd onder leiding van de theologische
faculteit der Yale-Universiteit in Chicago
gehouden. Tien jaar lang is men er mee
bezig geweest. Medewerking werd ver
leend door honderd Protestantse kerken.
Men wil uit dit onderzoek afleiden, dat
films een bepaald voordeel boven de an
dere vox-men van religieuze opvoeding
hebben. Zij verschaffen de kinderen be
langrijk gemakkelijker toegang tot de
Christelijke godsdienst en maken hen er
ontvankelijker voor.
Toch zal de kerk verder het persoonlijk
contact moeten gebruiken om in het kind
een gevoel van Christelijke overgave en
dienst te ontwikkelen. Het onderzoek zou
verder hebben aangetoond, dat kinderen
door de film een levendiger voorstelling
van Christus en andere Bijbelse figuren
krijgen, dan door de illustraties in de
Zondagsschoolboekjes. In deze samenhang
stelde de leider van het onderzoek, Re-
verend C. C. Parker, in ieder geval vast,
dat de kunstzinnige kwaliteit van de re
ligieuze film nog veel te wensen laat.
In vele gevallen werden de Bijbelse
geschiedenissen verdraaid. Te dikwijls
werden de profeten en apostelen als oude
mannen met baarden voorgesteld in plaats
van hen te laten zien zoals ze wei-kelijk
geweest zijn: krachtige, actieve mensen.
Ook'Chi-istus werd vaak als een wat weke
en onnatuurlijke gestalte vertoond. Daar
door werkten zijn woorden op de kinde
ren van nu dikwijls niet erg overtuigend.
In het onderzoek wordt er op gewezen,
dat films in de Zondagsscholen heden nog
niet als een wezenlijk bestanddeel van de
Christelijke opvoeding getoond worden,
maar meer als onderhouding. Alle hon
derd kerken waren echter de overtuiging
toegedaan, dat films systematisch in het
religieuze onderwijs moeten worden op
genomen en dat ze ook bij de vorming van
Zondagsschoolleiders en andere kerke
lijke mede-arbeiders gebruikt moeten -
worden.
10 SKP 1 lilvibiiK 1 j 5
IN DE LANDEN, waaraan het verwoes
tend oorlogsgeweld niet is voorbijgegaan,
heerst in de tien laatste jaren een onge
kende bouw-activiteit. Deze activiteit is
mede noodzakelijk, omdat gedurende de
oorlogsjaren het bouwen voor een belang
rijk deel werd stopgezet. De vijf oorlogs
jaren betekenden ook voor de architecten
een periode van stilstand in hun werk en
het ontbreken van onderling contact, zeker
in intei'nationaal verband. Na de oorlog
hervonden de architecten elkander en
vormden zij nieuwe contacten op interna
tionale congressen. Zij wisselden van ge
dachten over wat zij al of niet deden en
bespraken onderling hun plannen.
Woorden spreken vaak een moeilijke
taal. Vandaar dat het vrijwel onvermijde
lijk is, om bij internationale bijeenkomsten
te grijpen naar een aanschouwelijke vorm
om het eigene aan anderen duidelijk te
maken.
Het is derhalve begrijpelijk, dat op elke
internationale samenkomst van architecten
een tentoonstelling een wezenlijk en be
langrijk element vormt. Zo ook op het deze
zomer in Scheveningen gehouden congres
van de Internationale architecten-organi
satie, de zogenaamde U.I.A. Het belang
rijkste onderwerp op dit congres was de
woningbouw. Het Nederlandse organisatie
comité verzocht de deelnemende landen om
de inhoud van de inzendingen voor de ten
toonstelling, ingeleid door 'n korte impress
sie van het land en de architectuur in het
algemeen, alleen te wijden aan de woning
bouw. Met slechts enkele ondergesphikte
uitzonderingen heeft ieder land zich aan
het verzoek gehouden. Daardoor vertoont
deze internationale architectuur-tentoon
stelling, die van Maandag af in de Haar
lemse Vleeshal te zien is, ondanks het indi
vidueel karakter van elk der ruim twintig
deelnemende landen een merkwaardige
eenheid, die de ondei-linge verstaanbaar
heid vergemakkelijkt.
In zijn kwaliteit van voorzitter van de
Kring Haarlem van de B.N.A. schrijft de
heer K. Jonkheid:
Met het organiseren van goede architec
tuurtentoonstellingen trachten de architec
ten een belangrijke zijde van hun roeping
te verwezenlijken. Immers, de B.N. A. is niet
alleen Bond van Nederlandse Architecten"
maar ook en zelfs in de eerste plaats „Maat
schappij tot bevordering der bouwkunst".
De bevordering der bouwkunst wordt bij
de B.N.A. intern gestimuleerd door lezin
gen, excursies, studieclubs, internationale
congressen enzovoorts. Doch terecht wordt
ingezien, dat al deze activiteiten een groot
deel van hun waarde verliezen, indien zij
niet gedragen worden door de publieke
opinie. De architectuur wordt niet bepaald
door de architecten alleen. Het publiek
speelt er een grote rol in. Als de gemeen
schap terecht van de architecten eist, dat
de bouwwerken schoon en doelmatig zullen
zijn, dan vragen de architecten belangstel
ling en steun bij het uitvoeren van deze
moeilijke opdracht. De architecten hebben
immers slechts een dienende taak. Zij zijn
de dienaren van de gemeenschap. Met een
kleine variatie op het bekende gezegde zou
men kunnen vaststellen, dat elk volk de
architectuur heeft die het verdient. In dit
verband moge eraan herinnerd worden,
dat de grote bouwmeester en filosoof dr.
H. P. Berlage als devies gekozen had: „Ik
dien".
Ter bevordering der bouwkunst bieden
het vooruitstrevende bestuur van de ge
meente Haarlem en de plaatselijke kring
van de B.N.A. u daarom thans twee expo
sities van architectuur aan van uitzonder
lijk schoon en belangwekkend gehalte. In
dien ge uw steentje wilt bijdragen en mee
bouwen aan de schoonheid van stad en
land, dus aan het levensgeluk van uzelf en
uw nageslacht, doe dan mee aan de bevor
dering der bouwkunst en bekijk en bestu
deer de tentoongestelde architectuur in de
Haarleinse Vleeshal.
Ons land nam aan deze internationale
tentoonstelling deel met een eigen inzen
ding en hield zich uiteraard aan de zelfge
stelde voorschriften. Daarnaast oi-ganiseer-
de Nederland een tentoonstelling van het
beste, dat in de afgelopen tien jaren in de
verschillende sectoren van het bouwen:
fabrieken, scholen, kerken, ziekenhuizen,
hotels, woningen enzovoorts werd gereali
seerd. De kern van de tentoonstelling is
een greep uit het werk van een vijftal
vooraanstaande architecten, te weten Du-
dok, Oud, Granpré Molière, Rietveld en
Bijvoet.
DEZE BEIDE tentoonstellingen geven
alle aanleiding te overwegen waardoor de
architectonische opvattingen in de afge
lopen tien jaren werden gekenmerkt en
welke verwachtingen men omtrent de ont
wikkeling van deze opvattingen in de toe
komst mag koesteren.
Als er een algemeen kenmerk genoemd
moet worden, die de architectuur van vrij
wel alle landen beheerst, dan zou het wel
zijn de afkeer van het monumentale, zo
sterk naar voren tredend, dat gesproken
kan worden van een a-monumentale ge
richtheid in de bouwkunst. Het imiteren
van stijlvormen uit het verleden heeft vrij
wel afgedaan. De behoefte om bij openbare
gebouwen indruk te maken door frap
perende gevel-architectuur is over de ge
hele linie vrijwel verdwenen Waar men
tracht aan de oude vormen vast te houden
(ik denk hier met name aan landen als
Rusland en Polen) is een sterk dualisme
waarneembaar. Bij de voorbeelden van
montagebouw (het bouwen met vooraf ge
fabriceerde elementen) is de moeizaamheid
te observeren om pilasters, consoles en
gootlijsten te verwerken. Het zijn elemen
ten, die wezenlijk niet meer passen in het
bouwproces, die niet liggen in de bouw
techniek van het heden.
Het is net of er in de architectuur van de
laatste tien jaren een verfrissende wind
waait. Een sterke drang naar het elemen
taire, het klare, het eenvoudige. De archi
tectuur heeft gewonnen aan grootheid van
strak gehouden vormen, aan rhythme van
zich repeterende ruimtelijke elementen of
de begrenzingen daarvan.
Deze tendenz staat natuurlijk niet alleen
in de cultuuruitingen van deze tijd, be
perkt zich niet alleen tot het bouwen. In
de andere kunstgebieden, in het gehele
maatschappelijke leven, bewegen zich ge
lijke stromingen. Deze ontwikkeling da
teert cok niet van na de oorlog. Reeds lang
daarvoor wezen bepaalde tekenen erop.
HET HEDENDAAGSE bouwen werd de
eerste jaren nè de oorlog sterk aan banden
gelegd door het materiaaltekort. Het enorm
te realiseren bouwvolume om aan de be
hoeften te voorzien wordt geremd door
tekort aan bouwvakarbeiders en de be
schikbare geldmiddelen. Dwingen beper
kingen op gebied van de materiaalvoorzie-
ning en financiën tot uiterste soberheid,
het tekort aan arbeiders doet zoeken naar
arbeidbesparende methoden. Materiaalge
brek en smalle beurs wei-ken de eenvoud
m de vormgeving van de architect in d«
hand, als hij het wezen van die eenvoud
verstaat. Het zoeken naar arbeidbesparen
de methoden, de opvoering van de produc
tiviteit, die beoogt meer prestatie bij min
der arbeidsuren, doet zoeken naar het
machinaal vervaardigd massapi-oduct en
montagemethoden, die het uitvoerings
tempo doen versnellen en de inschakeling
van ongeschoolde arbeiders mogelijk maakt.
Deze factoren zijn ongetwijfeld van in
vloed geweest op de vormgeving in de na
oorlogse jaren, maar overheersend is, dat
de mens een andere instelling heeft ge
kregen ten aanzien van het gebouw. Er is
een sterker bewustzijn omtrent de functie,
het doel, de gebruikswaarde van het ge
bouw. Een bezinning op de bestemming, de
bc-hoefte om te analyseren, waarvoor het
gebouw eigenlijk dient in hoeverre een
efficiënt gebruik van het gebouw gemaakt
kan worden voor wonen of werken. De
waarde van het woonhuis wordt niet meer
bepaald door het aantal kubieke meters
inhoud, doch of de afmetingen, de indeling
van de vertrekken, de ligging daarvan ten
opzichte van elkaar, de bestemming van
de kamers, de oriëntatie naar de hemel-
Maandagavond wordt de architec
tuurtentoonstelling geopend, welke in
de Haarlemse Vleeshal onder auspi
ciën van de Kring Haarlem van de
B.N.A. wordt gehouden.
Deze expositie geeft een overzicht
van de stand van zaken op het gebied
van de internationale woningbouw
en van de na-oorlogse bouwkunst in
ons land. Het internationale deel is
tot 2 October te zien, het nationale
tot 26 September.
Op de pagina's 4 en 5 van dit num
mer van „Erbij" publiceren wij enige
artikelen en een keur van foto's, die
op deze unieke expositie (welke in
Haarlem voor het laatst in deze com-
'lete vorm te zien is) betrekking heb-
en. De tentoonstelling verdient de
publieke belangstelling ten volle, om- j
dat men door haar nader gebracht zal
worden tot het wezen van de bouw-
kunst, zoals dat ook spreekt uit Du-
doks kantoorgebouw der Hoogovens, j
waarvan men hier de hoofdingang
ziet afgebeeld.
streken juist zijn voor een goed wonen.
De ai'chitectuur van nü wordt wel eens
verweten, dat zij internationaal is: alles
zou toch maar één-pot-nat zijn. De verkor
ting van de afstanden door de snellere ver
keersmiddelen geeft directer contact tussen
de mensen. Deze ontwikkeling is gegaan
van het dorpse en steedse naar het provin
ciale, het landelijke tot het internationale
toe. De uitwisseling van opvattingen en
ideeën gaat sneller en intensiever. Maakt
deze uitwisseling, het kennisnemen van
eikaars typerende eigenschappen, de eigen
geest niet rijper en rijker? Een eigen per
soonlijk karakter zal steeds behouden voor
blindelings overnemen en na-apen. Dat
zien we ook in de ai-chitectuur. De aan
dachtige beschouwer zal in de verschillen
de specimina van woningbouw in Zwitser
land, Noorwegen, Spanje, Joegoslavië,
Nederland op de tentoonstelling typische
eigen kenmerken ontdekken als gevolg van
persoonlijke trekken, geaardheid van het
land en de klimatologische gesteldheid.
Groeiend is een nieuw ruimtelijk be
wustzijn. Het onderkennen van de waarde
van het opene en beslotene. Kortgeleden
las ik ergens, dat we het gevoel van „thuis-
zijn" kwijt raken, omdat de wereld klein
geworden is en het „verre" ons niet meer
vreemd. Het toenemend aantal autobezit
ters doet het aantal thuiszitters verminde
ren, het brengt het verre, door de gemak
kelijker bereikbaarheid, naderbij. Men kent
minder de durende beslotenheid van de
eigen woning. Men zoekt ook in de woning
iets van de openheid, de blijheid, die men
door de wijdere horizon heeft leren kennen.
Ons kleine land ondergaat mede de in
vloed van het veranderde geestelijk kli
maat, ook in de architectuur. Zoals alle
landen, die gehavend uit de oorlog te
voorschijn kwamen, ondervonden wij
sterk de gebondenheid aan de beperkte
economische middelen. Het kunnen van
onze beste architecten werd vaak geremd
door helaas noodzakelijke bepalingen en
voorschriften, maar ook door gebrek aan
durf en fantasie bij de opdrachtgevers.
Het buitenland heeft diepe eerbied voor
de omvang van ons herstel en onze we
deropbouw, heeft bewondering voor de
klare, bijkans nuchtere geest, die uit het
werk van onze beste architecten spreekt.
Het algemeen niveau van de Nederlandse
bouwkunst wordt zeer geprezen. Men on
derkent een aantal Nederlandse architec
ten, die grote mogelijkheden in zich ber
gen om ons land een vooraanstaande plaats
te doen innemen in de internationale
architectuur. W. VAN GELDEREN.