Op speurtocht naar Nederlandse
kerkorgels in Spanje
ONZE NIEUWE LOGEE
De aandacht van de luisteraar Nieuwe uitgaven
NEP-NOZEMS
Léve Kaps J
rRANSE PARAGRAAF
De natuur
WE HEBBEN toch weer een
gevleugelde logee. Toch weer!
Ons vogelhok stond namelijk
al een maand onbewoond.
Leeg en verlaten. De laatste
bewoner, een ekster, had kans
gezien na een verblijf van drie
jaren, de benen en de vleugels
te nemen, tot onze onsteltenis,
omdat we niet veel vertrou
wen hebben in de kansen, die
een aan de mensen gewende
vogel heeft bij zijn rondzwer
vingen in een dichtbevolkte
buurt. Maar blijkbaar hebben
we het toch wat te somber in
gezien. Telkens krijgen we uit
de een of andere hoek van on
ze stadswijk een „terugmel
ding", waaruit blijkt, dat de
zwart-witte vogel zich weet te
redden. Ik vermoed, dat hij
zich door zijn overrompelende
aanhankelijkheid en zijn hu
moristisch voorkomen overal
toegang weet te verschaffen.
Als hij nu maar geen misbruik
maakt van zijn positie en geen
lepeltjes of andere glinsteren
de voorwerpen gaat pikken of
in slaapkamers overnachten,
dan geef ik hem nog een rede
lijke kans.
Intussen stond het hok, het
toevlucht voor onbehuisden,
leeg en was ons erf ook leeg
en doods. Want als er iets is,
dat je als vogelliefhebber mist,
dan is het wel de dagelijkse
zorg voor je pleegkinderen en
hun voortdurende aanwezig
heid, die uit duizend en een
kleinigheden blijkt.
Tot goed begrip bij de vele
nieuwe lezers en lezeressen
onder wie er misschien zijn,
die deze regels met een diepe
rimpel in hun voorhoofd le
zen geef ik hier de verzeke
ring dat wij nooit een vogel
vangen, uit een nest halen of
wat dan ook, terwijl we sinds
jaar en dag toch nooit zonder
gevleugelde logees zijn, ja
zelfs vaak te kampen hebben
met woningnood op ons klei
ne terrein. Het zijn echter al
tijd „passanten", doortrekken
de reizigers, die na kortere of
langere tijd in de natuur wor
den herplaatst. Dat we daarbij
de controleur-vogelwet in on
ze woonplaats op de hoogte
houden, behoeft geen betoog.
NU HEBBEN we een nieuwe
pleegzoon. Het is een vlaamse
gaai. De voorgeschiedenis is
te lang om te vertellen. Bo
vendien is die al niet anders
dan andere geschiedenissen,
die elke zomer in iedere stad
of ieder dorp kunnen worden
opgetekend. Want in iedere
plaats worden nesten uitge
haald, sjouwen kinderen met
jonge vogels rond, knippen ze
de vlerken half af, krijgen
genoeg van hun speelgoed,
enzde rest is ook al be
kend.
Dan zijn er altijd mensen,
die zich over zo'n hongerende
rondfladderende stakker ont
fermen en dan moet er een te
huis worden gezocht.
Zo kwam Gijsje, de jonge
vlaamse gaai bij ons. Met ver
prutste, afgeknipte vleugels en
krijsend van de honger. Want
zelf eten deed hij nog niet.
Daar had hij z'n bediening
voor, in dit geval dus zijn
nieuwbakken ouders.
Nu is het met alle jonge
kraaiachtige vogels zo, dat als
je ze te zeer aan je went, ze
op den duur ondraaglijk aan
hankelijk worden, hetgeen
zich voornamelijk uit in een
bijna onafgebroken gekrijs of
geschreeuw, zodra ze maar een
glimp van hun verzorger te
zien krijgen. Bij jonge toren
valken, haviken en buizerds is
het al evenzo.
Met Gijs liepen we dus het
zelfde risico. Zijn doordringen
de stem vervolgde me overal,
zodat ik ten einde raad zijn
hok met een zeil zo hermetisch
afsloot, dat hij me niet meer
kon zien. Eigenlijk was de si
tuatie hoogst komiek.
Als een dief sloop ik door
mijn huis, vermijdende zelfs
het kraken van een kamer
deur, en 's morgens heel in de
vroegte was het een sport om
ongezien, maar vooral „onge
hoord" alle bezigheden te ver
richten, die nodig zijn om be
hoorlijk gewassen en gekleed
te voorschijn te komen, zon
der dat de buurt daarvan op
de hoogte wordt gebracht door
middel van een vérdragend
vogelorgaan.
Eerste vereiste was intussen,
de jonge vogel zelf aan het
eten te krijgen. Dit is gelukt,
dank zij wat vasthoudendheid
en zelfbeheersing van onze
kant en een „eieren kiezen
~S.
voor z'n geld" van zijn kant.
We hebben het pleit gewon
nen, hoewel onze vrind altijd
nog met sidderende vleugels
en wijdopen snavel eerst eens
afwacht of de baas zo gek is
zich te laten lijmen hem te
voeren. Want het is een rak
ker, deze prachtig gekleurde
vogel. U kent hem toch wel?
Hoofdkleur bruinachtig beige,
de vleugels zwart en wit met
schitterende blauw-wit ge
blokte „spiegel"veertjes", een
witte stuit en gevlekte sche
delveren.
WAT ZIJN voedsel is? Ja, dat
was in het begin een zoeken
en proberen. Volstoppen met
brood, zoals zo vaak wordt
gedaan, was natuurlijk uitge
sloten. Een gaai is in hoofd
zaak vleeseter.
Dus ben ik begonnen met
in melk geweekt wit brood,
vermengd met stukjes ge
knipt mager rauw vlees (on
gezouten!). Voor het brood
bedankte hij hardnekkig, het
vlees ging erin als.nee, niet
als koek, want ook koek is
geen kost voor een gaai. Het
bleek, dat hij stijve haver
mout met vlees bijzonder
waardeerde, terwijl vruchten
als morellen en bessen zeer in
de smaak vielen. Toen liep de
voeding op rolletjes en kon ik
zijn menu uitbreiden met al
lerlei kleinigheden ter afwis
seling. Rauwe doperwten zijn
bijvoorbeeld een lekkernij en
het levende voedsel mag als
onmisbaar bestanddeel zeker
niet ontbreken. Wat dat is?
Vliegenmaden en meelwor-
men: „eigen kweek"? Water
is natuurlijk dagelijks fris
aanwezig.
En verder? Verder is Gijs,
onze vlaamse gaai, een aardi
ge, gezellige erfgenoot, die ons,
z'n verzorgers, veel genoegen
geeft.
SJOUKE VAN DER ZEE
Voor de
microfoon
ALS EERSTE van de Nederlandse om
roepverenigingen heeft de VARA deze
week haar winterplannen bekend gemaakt.
Daarover hebben wij reeds uitvoerig ge
schreven, doch er is één aspect aan het
programmaschema dat nadere aandacht
verdient.
Volksontwikkeling is uit de aard der zaak
de voornaamste karaktertrek van het
VARA-programma. Het uitzonderlijke per
centage van het gesproken woord veer
tig bewijst het en de toeneming van het
gesproken woord is trouwens vooral ten
koste gegaan van het aandeel der lichte
muziek. Om een enkel voorbeeld te geven:
Het aantal instructieve muziekprogram
ma's dat in de komende maanden wordt
gegeven is tot tien uitgegroeid de meeste
per veertien dagen
en daarbij is nog niet
eens het symphonie-
concert op de Maan
dagavonden gerekend,
waarvan de duur ver
lengd is van zestig
tot zeventig minuten.
Maar die tien minuten meer zullen ge
bruikt worden voor een toelichting.
Intussen is het logisch, dat al die van
de luisteraar meer dan vluchtige aandacht
vergende programma's niet al te dicht op
elkaar geprojecteerd mogen worden, om
dat men anders één brok onverteerbare
kost krijgt, hoe prettig de sprekers ook
mogen zijn en hoe boeiend de klankbeelden
zijn samengesteld. Wij zijn er niet gerust
op, vooral niet voor wat de Vrijdagavond
betreft. De VPRO immers levert dan al an
derhalf uur gesproken woord, de VARA
doet daar nog een half uur aetherforum,
een kwartier buitenlands overzicht, een
kwartier nieuwsberichten en vijf minuten
Esperanto bij: dat is in totaal meer dan
twee-en-een-half uur gesproken woord
tussen half acht en middernacht. Wanneer
men de vooravond tussen zes en acht uur
daarbij betrekt, met nieuws en commen
taar, de NW-rubriek en een kinderverhaal,
wordt het beeld waarschijnlijk nog ongun
stiger. Vervolgens moet men er rekening
mee houden, dat op de andere zender de
Vrijdagavond als regel ook nogal overvloe
dig voor gesproken woord wordt gebruikt.
Het is duidelijk, dat de opbouw van een
harmonisch programma wordt belemmerd
door het vierendelen van de zendtijd.
„Wanneer de VPRO onder de nieuwe om
roepwet straks in aanmerking komt voor
meer zendtijd, zal hij ook een gehele avond
moeten vullen en wij menen, dat dat dan
een volledig programma moet zijn, dus met
andere elementen dan alleen maar ge
sproken woord", aldus de Vara-omroep-
secretaris. Het is echter het kenmerk van
ons omroepbestel, dat daarover geen enkele
zeggenschap bestaat. De coördinatiecom
missie werkt immers overwegend passief
en volgt bovendien zo'n grove indeling van
de programmagenres, dat zij een sympho-
nieconcert tegenover een recital van liede
ren van Schubert reeds spreiding vindt.
Dat is jammer voor al die met zoveel
zorg en smaak samengestelde programma's,
die nu veel minder tot hun recht komen.
Het is eigenlijk verbazingwekkend, dat de
VARA met zoveel hardnekkigheid de hui
dige structuur van het omroepbestel ver
dedigt. In een nationaal omroep zou het
programma zoals zij dat voorstaat veel be
tere kansen krijgen. En het gaat tenslotte
om de aandacht van de luisteraar. Daarin
heeft de heer Broeksz volkomen gelijk.
J.H.B.
Van de hand van onze medewerker H.
Pétillon verzorger van de rubriek
„Toch is het zo" in deze krant is bij J.
H. de Bussy in Amsterdam een nieuw boek
verschenen, welks titel, „Wonderlijke we
tenswaardigheden", al verraadt, dat Pétil
lon ook hier weer uit het oude en gerenom
meerde vaatje van zijn veelzijdige kennis
tapt. Goede wijn behoeft geen krans en wij
kunnen dus volstaan met een vermelding
der afzonderlijke hoofdstukken: „Achter
haalde waarheden", „Invloed van de maan
op het leven", „De 100 verdwenen Inca
priesteressen", „Een wonderlijke getallen
reeks", „Herleefde monsters", „Heksenzal
ven en liefdesdranken", „Osirisgraan en
Pharaotarwe", „Merkwaardige instincten"
en „Gedachten beïnvloeden de materie".
Van Franse oorsprong is een nieuw
en buitengewoon fraai uitgevoerd reisver
haal van Pierre-Dominique Gais-
s e a u, getiteld „Heilig Woud Magie en
mysterie in Donker Afrika". Gaisseau koos
als doelwit voor zijn avonturenlust het
hartje van Frans Guinea, waar hij en
zijn metgezellen ondanks bedreigingen
met moord en marteling, in de heili
ge bossen der fetichisten van het To-
ma-volk doordringen en er hun zeden,
gewoonten en griezelige erediensten letter
lijk aan den lijve leren kennen. Sybren
Polet verzorgde er een uitstekende Neder
landse vertaling van, die bij de Uitgevers-
Maatschappij Holland het licht zag.
SAINT-SéROTIN, September. Er wor
den nu in Parijs proeven genomen in par
fumering van wagons van de métro: met
rozen en jasmijnen zijn die ongunstig uit
gevallen, maar met eau-de-cologne en den
nengeur worden zij voortgezet. Het is meer
dan een aanval van spilzieke nuffigheid bij
het plaatselijk vervoersbedrijf, zoals ieder
een zal begrijpen die wel eens op het spits
uur in de métro gesnoven heeft, zodat men
kan verwachten dat een van tweeën of bei
de tenslotte definitief in gebruik zullen
worden genomen. Daarna zal het een vraag
stuk zijn, dat opinie-onderzoek waard is,
of de behoefte aan vacantie in bosgebied
door de parfumering bevorderd wordt of
verzwakt, een dergelijke kwestie als die van
de gramofoonplaten en de concerten, van de
bioscopen en het toneel. Niets kan immers
in de kale stenen winter zo sterk de nostal
gie naar het buitenleven opwekken als de
herinnering aan een vleug dennenlucht.
Hoe zal die gewaarwording beïnvloed wor
den dooi de gelegenheid om voor twintig
francs onbeperkt en beschut tegen weer
en wind de neus te troosten?
Cultuuroptimisten kunnen betogen, dat
de liefde tot het buitenleven verdiept zal
worden door de invoering van de geparfu
meerde métro, als de stedeling niet meer
met zo'n enkelvoudige weemoed kan vol
staan. Intussen is het moeilijk te voorspel
len wat de voornaamste bekoringen zullen
zijn, die hem toch opnieuw naar het land
zullen lokken. De stroeve grijze dorpjes
misschien, zoals die hier over het departe
ment van de Yonne gestrooid zijn: om een
driesprong of kruispunt twintig huisjes,
een kruidenierswinkeltje gekoppeld aan een
café met houten banken en reclames voor
bier en apéritieven als wandversiering
een gemeentehuisje dat niet veel meer is
dan een enkel lokaal, met altijd een monu
ment ter herinnering aan wel twintig of
dertig gesneuvelden in de eerste wereld
oorlog, wier namen er gebeiteld op staan
niets maakt zo goed duidelijk wat die oor
log met Frankrijk heeft gedaan als de
nooit ontbrekende miniatuur-obelisken in
dorpjes, waar misschien driehonderd men
sen wonen op de zijkant zijn er dan
twee of drie namen van gesneuvelden in de
tweede wereldoorlog bijgeschreven. Er
zijn zelden mensen te zien in die dorpjes,
alleen tegen etenstijd staan er soms twee
vrouwen te praten op een hoek, verder is
alles verlaten wanneer er niet een auto op
doortocht voorbij komt, eens in het half
uur. De luiken zijn bijna overal voor de
ramen, als het avond wordt verandert al
leen de belichting.
Er is meer leven in de gehuchten, sa
mengesteld uit een paar boerderijen: een
knecht komt over het weggetje met een
sjokkende reus van een paard aan een
touw, kwieke bleekrode varkens duwen
hun neus in de distels en op het erf staat
de boer zelf, onderweg van de stal naar
het huis tot stilstand gekomen in een loop
houding, om over zijn schouder de onbe
kende wandelaars na te zien, met zulke
oplettende donkere ogen, dat men onzeker
is of hij een groet bedoelt of niet.
Eerder zal men misschien de nostalgie
besteden aan de wandelingen, dwars over
de stoppelvelden, die zachter onder de voe
ten zijn dan de ongeplaveide landwegen,
waar de kantige stukken kiezel en baksteen
uit de harde grond steken; de hoge stappen
door het gras en de varens, waar de slinger
planten schuilen, die de blote kuiten rafe
len; de obscure insecten, die er de builen
en knobbels op steken waar men 's avonds
bij het haarvuur in een boogje omheen
krabt totdat de jeuk bedaart; de vermoeid
heid achteraf, de slaperigheid die uit het
lichaam komt inplaats van uit de klok. Die
vermoeidheid is misschien het beste lok
middel, die het recht geeft op hard en
zwijgend eten en dan stug gaan slapen.
Of het moest de volmaakte stilte van de
avond zijn, als er ook geen wind is, die de
eerste herfstbladeren heen en weer veegt.
Of, als het om opsnuiven blijft gaan, de lucht
van de gulle hopen paardevijgen. Vroeger
karakteriseerden die hopen eerder de stad
dan het land, waar zij veel verder uiteen
lagen. Zo morrelt de techniek voor en
achter aan de gewoontes van onze nasale
verbeelding, zodat men zich in Nederland
zelfs al een tijd kan voorstellen, wanneer
dennenlucht in openbare vervoermiddelen
de enige resterende zal zijn.
ROLUfODO
DE UITSPRAAK van de president der
Amsterdamse rechtbank in het kort geding
tussen twee Kattenburgse jongens en het
weekblad „Vrij Nederland" heeft duidelijk
aangetoond, dat het niet allen nozems zijn,
die korte pijpen dragen. Het blad had twee
jongens door de bekende fotograaf van
navrante plaatjes, Ed. van der Elsken,
laten fotograferen in de begrijpelijke
overtuiging, dat dit nu wel typische ver
tegenwoordigers waren van dat slenteren
de slag jongelieden op de Nieuwendijk, dat
nozems wordt geheten: pompeuze sluip-
schoenen, ringen aan de vingers, tochtlat
ten voor de oren en verder kort, klef haar,
zwarte dassen en een broekspijpvernau
wing, die symbolisch zou kunnen heten voor
hun bewustzijnsvernauwing. Ter zitting is
echter komen vast te staan, dat deze beide
jongens alleen maar willen doen, alsof zij
ertoe behoorden. Toen zij daarin uitstekend
geslaagd bleken te zijn zózeer, dat de
buurt hen uitjouwde hebben zij inder
haast een kort geding aanhangig gemaakt
en daarin tegenover de president der Am
sterdamse rechtbank erkend dat zij fatsoen
lijke lieden zijn met vast werk en een nette
levenswandel. Het laat zich denken welk
een strijd het deze jongens moet hebben
gekost om toe te geven, dat zij fatsoendelijk
zijn. Eerst hebben zij de Nieuwendijk op
en neer gelopen op een manier, die anderen
nauwelijks nog illusies gaf over hun al
gehele levenswandel en hun goede inborst
met ongemakkelijke pakken omhuld. En
thans zijn zij ineens ontmaskerd als nette
jongens. Daarmee is hun loopbaan op de
Nieuwendijk voorbij.
ANDERE JONGELIEDEN kunnen onbe
kommerd de schijn van voosheid en slecht
heid blijven handhaven: zij worden niet
door de camera tot de bekentenis gedwon
gen dat zij de beroerdste niet zijn. Zij kun
nen voor de café's blijven hangen en hese
vrouwenstemmen imiteren, voorbijgangers
naroepen en zich ongemakkelijk blijven
voortbewegen als mensen in wie vervaar
lijke krachten schuilgaan. Allemaal om te
voorkomen, dat iemand in een verloren
ogenblik zou denken, dat zij beste jongens
zijn.
Nu het op de Nieuwendijk sinds dat
civiel proces duidelijk is gebleken dat er
beunhazerij is onder de nozems, dat er dus
nep-nozems zijn, ziet men op deze dijk
nieuwe middelen toepassen om, vooral
tegenover de argeloze burgerij, die sinds
dien ook eens komt rondkijken, de indruk
van voosheid te staven. Dit gebeurt bij
voorbeeld door jongens, die met rode hoof
den beeldromans lezen op de randen der
trottoirs. En toch, indien wij onze Fiep
juist hen hadden doen tekenen en erbij
geschreven hadden, dat dit nu de nozems
waren, dan zouden ook zij zich ongetwijfeld
in een geding op onze kosten zijn gaan ont
poppen als nette jongens, die pas nog een
hond uit het water hebben gehaald, als
vlijtige ambachtsscholieren, die zo aardig
zijn voor hun kleine zusje of anderszins.
Trouwens, de artikelenreeks in Vrij Ne
derland is ook besloten met de conclusie,
dat de meeste nozems later toch wel goed
terechtkomen. Wellicht hebben zij uitste
kende vooruitzichten bij de Nederlandse
Omroep Zender Maatschappij, kortweg
NOZEMA geheten. KO BRUGBIER
VORIG JAAR HEEFT de „Z.W.O." de Nederlandse organisatie voor Zuiver
Wetenschappelijk Onderzoek aan dr. M. A Vente een subsidie verleend om
in Spanje en Portugal een studie te maken van de kerkorgels dezer landen. Deze
dr. Vente, leraar geschiedenis aan het Christelijk gymnasium te Utrecht, is een
zeer bijzondere amateur-deskundige op het gebied van de orgelbouw. Reeds als
kind voelde hij zich sterk tot de muziek in het algemeen en tot het kerkorgel in
het bijzonder aangetrokken. Vandaar dat hij als student als niet-verplicht leer
vak de musicologie koos. Hij promoveerde later op een proefschrift „Bouwstoffen
tot de geschiedenis van het Nederlandse orgel in de zestiende eeuw". Nadat hij
gedurende de oorlogsjaren een diepgaande studie had gemaakt van de Neder
landse orgels, richtte hij in 1945 toen de grenzen weer open gingen zijn
belangstelling op de Franse, Deense en Duitse orgels en op hun geschiedenis.
Gezien de politieke betrekkingen die er in de loop der tijden tussen Nederland
en Spanje waren geweest achtte dr. Vente het zeer aannemelijk dat er ook muzi
kale relaties tussen deze landen hadden bestaan. Deze opvattingen werden be
vestigd door diverse historische gegevens.
Zo bleken Karei V en Phipls II behalve
een Spaanse ook een Vlaamse kapel te
hebben gehad. Voorts toonden geschied
kundige documenten aan, dat in de zes
tiende eeuw verschillende Nederlandse or
gelbouwers op het Iberisch schiereiland
hadden gewerkt.
In Spanje zelf zijn hierover weinig pu
blicaties verschenen, totdat het in 1945 te
Barcelona opgerichte „Instituto Espanol de
Musicologla" een jaarboek begon uit te ge
ven, het zogenaamde „Anuario Musical",
waarin onder de zestiende eeuwse orgel
bouwers ook Nederlanders worden ver
meld.
Op zijn reis werd dr. Vente vergezeld
door dr. W. Kok, conservator van het la
boratorium voor technische physica van de
Technische Hogeschool te Delft. Op hun
reis door Spanje en Portugal, die vier we
ken heeft geduurd, hebben zij vele oude
Iberische orgels aan een onderzoek onder
worpen. Hun bevindingen worden thans
gepubliceerd in het Engelse tijdschrift „The
Organ".
Bij hun studie is onze landgenoten on
der meer gebleken, dat het volstrekt zeker
is dat de Nederlandse orgelbouwers een
zeer belangrijke rol in Spanje hebben ge
speeld. Zo bouwde bijvoorbeeld Pedro Fla
menco (Pieter de Vlaming) in 1540 het
orgel in de kathedraal van Barcelona, welk
instrument verschillende malen als voor
beeld voor andere kerken wordt genoemd.
Bij de bouw van het Escurial gaf Philips 11
de Antwerpse meester Gilles Brebos op
dracht om in dit kloosterpaleis vier orgels
te bouwen (1580). Helaas zijn deze instru
menten verdwenen, maar de kasten be
staan nog. Verder vond men in een van de
voormalige woonvertrekken van Philips II
de tweede In het Escurial een portatief
(draagbaar orgeltje), dat alle kenmerken
van Vlaamse herkomst vertoont en war-
schijnlijk omstreeks 1595 door de Vlaamse
meester Matthijs Langhedul uit Yper is
gebouwd.
OOK DIT JAAR zijn dr. Vente en dr.
Kok, thans op eigen kosten, naar Spanje
geweest om hun studie voort te zetten. Zij
hebben van vele orgels de klank op de
band vastgelegd en een grote fotografische
documentatie aangelegd.. Zij ontdekten, dat
de Iberische orgels over het algemeen in
een déplorabele toestand verkeren, hetgeen
zeer jammer is, daar zij door een meester
hand zijn gebouwd. Deze verwaarlozing
schreef dr. Vente toe aan een achteruit
gang in de cultuur van de kerkmuziek, die
zich ook in de koorzang openbaart. De
fraaie orgelkasten daarentegen verkeren
meestal nog in zeer goede staat. In de be
faamde kathedraal van Toledo bleken
twee van de drie grote orgels onbespeelbaar
te zijn en het derde moeilijk. Meestal komt
dit omdat de balgen stuk zijn, een euvel
dat niet moeilijk te verhelpen is.
DE IBERISCHE ORGELS hebben veel
al behalve de gewone verticale, ook hori
zontale pijpen en wel voor de trompetten.
Deze leveren een oneindig aantal variaties
orgels in vormen en klankkleur. Ondanks
de verwaarlozing zijn zij nog van een zo
bijzondere schoonheid dat men er zich
thans in West-Europa bezint, dit systeem
op beperkte schaal opnieuw toe te passen.
Op zijn tweede reis was dr. Vente ook
door een aantal deskundigen vergezeld, on
der wie een orgelbouwer en een pijpenma
ker. Ook is contact opgenomen met een
Spaanse orgelbouwer, met wie men het
eens werd over een uitwisseling van pij-
penmateriaal. Dr. Vente en dr. Kok houden
regelmatig lezingen over hun bevindingen,
die geïllustreerd worden met bandopnamen
en fotomateriaal.
In December zullen zij een dergelijk re
feraat houden voor de Koninklijke Akade-
mie voor Wetenschappen te Amsterdam,
El Escorial, het kloosterpaleis van Filips de tweede.
AMSTERDAM, September. Een van
mijn vroegste herinneringen uit dit leven is
het moment, waarop een goochelaar mij
het zal wel op een kinderpartijtje zijn
geweest, ik weet het echt niet meer op
een emmer zette en me vervolgens bijzon
der overtuigend de indruk gaf dat de vo
rige maaltijd zich geheel in zilveren gul
dens had omgezet. Hoewel ik er helaas la
ter nimmer meer in geslaagd ben deze
voorstelling te eigen nutte te herhalen,
heeft zij een blijvende en grote indruk op
mij gemaakt. In de vliegensvlug geregis
seerde film van mijn herinnering heeft deze
gebeurtenis een plaats gekregen vóór het
moment, dat ik met mijn Zaterdagse uit
gangspakje aan in het water achter het
ouderlijk huis viel.
Het is waarschijnlijk aan die voorname
plaats te danken, dat ik vorige week ge
heel uit persoonlijke belangstelling een be
zoek heb gebracht aan de lelijkste zaal van
Amsterdam dat is die, welke bekend
staat als de Grote Zaal van Krasnapolsky.
Drie dagen lang hebben daar de gooche
laars uit alle windhoeken gecongresseerd.
Dat wil zeggen, dat ze een soort concours
hebben gehouden, waarbij de praktijk van
het goochelen het enige punt was op de
agenda. Middag aan middag hebben de
goochelaars de grote zaal gevuld met hun
enthousiaste, nooit door jalouzie bedorven
applaus voor hun collega's, 's Ochtends
werd er niet „vergaderd", 's Avonds was er
als regel een officieel aangerichte cocktail
partij bezocht, die een bezoeking moet zijn
geweest voor iedereen die niet van gooche
len houdt.
Want goochelaars houden nooit op met
goochelen: Zij lopen zonder uitzondering
met een pak kaarten, een paar balletjes en
munten rond, waarmee zij alleen of in ge
zelschap iedere vrije minuut van de dag
goochelen. Ook op cocktail-parties, 's we
relds afschuwelijkste vorm van gastvrij-
heidsbetoon. Zij zonderen zich af in kleine
groepjes en laten elkaar de nieuwste
snufjes zien zonder uit te leggen, hoe ze
het doen, want dat hoort niet bij de
vriendelijke atmosfeer tussen alle gooche
laars, amateurs zowel als professionals,
ter wereld. Iedereen, die wèl van gooche
len hield, had groot plezier. Er was slechts
één Amsterdamse journalist, die ook een
beetje aan goochelen doet en overal een
kribbige stemming veroorzaakte door zich
bij een bepaald groepje goochelaars aan te
sluiten, even te kijken naar de prestaties
en dan triomfantelijk uit te roepen: „Maar
dat is de Wazar-Gundri truc", of de
Cambridge-variant op Van Delden". Moge
lijk had hij gelijk, dat kan ik niet beoor
delen, maar in elk geval maakte hij zich
overtuigend gehaat.
Daar heb ik ook Fred Kaps weer gezien.
Ik kende hem nog uit Utrecht, waar ik
vroeger woonde en waar wij ons in hei
zelfde café plachten te laven. Hij begon
toen nog pas aan de goochelarij, maar in
middels is hij beroepsman geworden en zijn
collega's vertellen mij, dat zijn financiële
positie enkele lichtjaren boven de mijne is
uitgeschoten. Fred Kaps werd voor de
tweede keer wereldkampioen. Van ken
ners hoorde ik, dat de meeste wereldkam
pioenen zich nooit meer op een congres
vertonen zij menen zo hun titel moreel
te kunnen behouden. Vriend Kaps heelt
de traditie gebroken en is op het eerstvol
gende congres (drie jaar) na zijn eerste
wereldkampioenschap onverstoord versche
nen Hij was weer de beste, dat was al-dui
delijk toen ik die middag in Kras het ge
juich van zijn collega's had gehoord na af
loop van zijn twaalf minuten durende op
treden. Fred Kaps is een klasse apart. Het
is een vriendelijke jongen met een «ge
mend, wat verlegen glimlachend gezicht.
In ons café in Utrecht dronk hij vroeger al
vruchtensap om de snelheid van zijn vin
gers niet nadelig te beïnvloeden.
Nu heeft hij mijn sympathie gewonnen
met een truc, die eigenlijk met goochelen
niets te maken heeft. Tijdens zijn optreden
in Kras begon namelijk de microfoon op
het toneel bijzonder hinderlijk te piepen.
U kent zonder twijfel wel dat storende ge
gil, dat een luidsprekersysteem in een be
sloten ruimte kan voortbrengen. Het pu
bliek werd wat onrustig, Kaps maakte tus
sen zijn nummers door wanhopige geba
ren naar technici terzijde van het toneel
maar het piepen werd steeds erger. Ten
slotte gooide hij zijn kaarten neer, stapte
woedend naar de microfoon, maakte die
open en haalde er een kanarie uit.
Goed, die microfoon wós geen microfoon,
de kanarie was er een van plastic en bo
vendien vooraf al „ingebouwd", maar het
idee verdient een even enthousiast ge
lach als Kaps van zijn collega's kreeg.
Léve Kaps, ook al laat hij mij dan geen
zilveren guldens in een emmer produceren.
A.S.H.
LEIDSE EXPOSITIE
In het Prentenkabinet van de Rijksuni
versiteit te Leiden wordt van 9 Septem
ber tot 1 October een tentoonstelling ge
houden van Italiaanse en Nederlandse
houtsneden uit eigen bezit.