cst^r
Een oase temidden
van fabrieken en roet
Dr. Brunner reisde
niet vergeefs
Twee nieuwe
kinderboeken
Schrijf zelf eens een verhaaltje
t - i i
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems DagbladjOprechte Haarlemsche Courant
Cultuur in Cleveland
KERKELIJK LEVEN
Talrijke kastelen
verkeren in nood
„Zet uw werk in Japan toch vooral voort,
dr. Brunner". Deze bemoedigende woorden
sprak de keizer van Japan toen de beken
de theoloog Brunner afscheid nam van het
land van de rijzende zon, nadat hij er twee
jaar had gewerkt.
Uit deze woorden blijkt wel hoezeer de
keizer Brunners werk had gewaardeerd.
Maar niet alleen de keizer, ook een groot
deel der bevolking betreurde z'n heengaan,
dat, tussen twee haakjes, veel vroeger
plaats had dan de bedoeling was. De ge
zondheid van z'n vrouw noopte Brunner
echter naar Zwitserland terug te gaan. Hoe
zeer vele Japanners op hem gesteld waren
kwam tot uiting bij zijn vertrek uit de ha
ven van Yokohama, waar een grote menig
te hem uitgeleide deed. Men bracht hem
een grootse bloemenhulde en zong toen het
schip van de wal loskwam, gezamenlijk het
Lutherlied.
Er zijn heel wat Evangelie-predikers, die
op een andere wijze zijn bejegend. Mede
door dit grootse afscheid is het de moeite
waard wat meer van Brunners verblijf in
Japan te weten. Het is ons mogelijk hiervan
iets te vertellen aan de hand van gegevens,
ontleend aan een brief, die hij na zijn te
rugkeer schreef aan de Zürcher Zeitung.
Brunner heeft hard gewerkt aan en
kele universiteiten en op grote conferen
ties. Hij sprak in openbare vergaderingen,
voor de radio en van de kansel.
Uiteraard zijn de problemen in het na
oorlogse Japan groot in getal. De nieuwe
democratische grondwet heeft wel veel
veranderd, maar in de practijk blijkt tel
kens weer hoe moeilijk het is oude tradi
ties te doorbreken. Een feit is bijvoorbeeld,
dat de persoonlijke verantwoordelijkheid,
die toch van zo'n groot belang is, nog steeds
veel te weinig tot uiting komt. Men ont
beert nog te veel de waarachtig democra
tische geest, die aan de nieuwe situatie in
houd geeft.
Verantwoordelijkheid
Voor de Japanners is het Protestantisme
een grote mogelijkheid, want zegt Brun
ner het geeft het individu vrijheid en
verantwoordelijkheid. Het is in staat om de
leegte van de na-oorlogse tijd op te vullen.
Twee millioen Japanners bezoeken de pro
testantse kerkdiensten. Niet te tellen zijn
de millioenen, die via scholen, inrichtingen
en Zondagsscholen worden bereikt. De
rector van de voornaamste universiteit van
Tokio houdt op Zondag een bijbelbespre
king en tal van vooraanstaande Japanners
vervullen de rol van wat men kan noemen
lekenapostelen.
De afscheidsrede, die Brunner in de
grootste zaal van Tokio hield, was indruk
wekkend. „Het is nu een eeuw geleden",
zei hij, „sedert Japan na twee eeuwen van
afgeslotenheid van de wereld, is openge
steld. In deze honderd jaar heeft Japan
zich volkomen ingeleefd in de Westerse be
schaving. Maar, bij dit proces heeft het
volk één grote fout gemaakt: het heeft de
boom van deze beschaving overgeplant,
maar de wortels laten staan waar zij ston
den. Deze wortels zijn: de klassieke Griek
se cultuur en het Christendom. De eerste
kon men moeilijk meenemen. Zij is iets
van het verleden. Maar de laatste is zowel
van het verleden als van het heden.. In
feite is het ook zo met de democratie.
Zij kan alleen bestaan als de menselijke
geest ten volle van haar waarden is door
drongen. Hierbij gaat het om het respect
voor de menselijke persoonlijkheid en haar
verantwoordelijkheid. Christendom en de
mocratie hebben alles met elkaar te maken.
Van deze twee dingen zal de Japanse geest
moeten worden vervuld".
Zoals reeds gezegd werd, Brunner heeft
in Japan hard gewerkt. Zijn eigenlijke
taak was zijn professoraat in de Christe
lijke ethiek en wijsbegeerte aan de Inter
nationale Christelijke Universiteit van To
kio. Verder hield hij zowel met de docen
ten als met de studenten bijbelbesprekin
gen. Hij hield voordrachten zowel aan de
keizerlijke universiteit in Tokio, als aan het
theologisch seminarium in deze stad. Maar
hij deed dit ook in samenkomsten in fa
brieken en bedrijven en voor boeren. De
man van de wetenschap heeft practisch ge
werkt. Hij heeft getoond hoe men zen
dingswerk kan verrichten. Hierbij had hij
een open oog voor de eenheid der Kerk.
Hoe de resultaten uiteindelijk zullen zijn
kan niemand voorspellen. Gezien echter
de grote belangstelling, die Brunner wist
op te wekken en gelet op de wijze, waarop
hij afscheid nam van Japan, mag worden
aangenomen dat hij niet vergeefs heeft ge
zaaid.
Wisselen in Spanje. Uit een medede
ling van het ministerie van Buitenlandse
Zaken blijkt, dat bankinstellingen in Spanje
in het algemeen niet bereid zijn Nederland
se bankbiljetten met een hogere waarde
dan f 25 in te wisselen. Reizigers wordt
aangeraden, ter voorkoming van ongerief,
geen grotere coupures dan f 25 mede te ne
men.
„En jij?" vroeg de meneer aan de
chauffeur.
„Ik", zei die, „ik speel voor paardje
als ik thuis kom. Mijn kinderen zitten
op mijn rug en ik hol door de kamer.
En soms ben ik een olifant of een ka
meel. Dat vind ik het fijnste. En u zit
maar in uw mooie stoel."
„Breng me naar die kinderen", zei de
meneer tegen het vrouwtje. Ze deed het,
maar hij trok zo'n gezicht dat niemand
een verhaal wist te vertellen en van
hun spelletjes begreep hij niets. Boos
liep hij het huis weer uit.
„Geef me je pijf>", zei hij tegen de
tuinman. Maar de pijp smaakte hem
niet en hij wist niet wat hij tegen zijn
bloemen moest zeggen. Boos liep hij uit
de tuin.
„Breng me naar huis!" zei hij tegen
de chauffeur. Maar de kinderen waren
bang voor zijn zure gezicht. Toen er
eentje eindelijk op zijn rug durfde te
gaan zitten, zette de meneer hem meteen
weer neer, want het was hem te zwaar.
Treurig viel hij thuis in zijn leunstoel.
„U moest eens naar de winkel gaan van
de twee liedjes voor een cent", zei het
oude vrouwtje en ze vertelde hem alles
over het oude mannetje dat zo vrolijk
zong.
De volgende morgen reed de meneer
er al heen. Maar zijn grote auto kon het
smalle straatje niet in en hij moest uit
stappen en lopen. Dat maakte dat hij al
helemaal boos werd. Hij duwde de men
sen en kinderen, die met vrolijke gezich
ten voor het winkeltje stonden te wach
ten, opzij. Een jongetje viel, maar de
meneer keek er niet eens naar om. Toen
het oude mannetje achter de toonbank
de ogen van de meneer zag waar zoveel
boze gedachten in zaten, sloot hij met
een klap zijn deurtje. Neen, nog veel
erger, de hele deur verdween, toen het
raam, toen de muren en het dak en het
leek alsof er nooit een winkeltje was
geweest waar de mensen twee liedjes
voor een cent konden horen. „Het is uw
schuld, het is uw schuld", riepen ze met
boze stemmen tegen de meneer. Hij was
er zelf ook van geschrokken. „Wat moet
ik doen?" riep hij. „Ik geef al mijn geld
voor die twee liedjes."
„Geld? Daar geeft het mannetje niet'
om. Vrolijke gezichten moet hij zien!"
De meneer probeerde een vrolijk ge
zicht te trekken, maar ja, dat kun je zo
maar niet als je nog nooit echt vrolijk
bent geweest.
„Laten we allemaal samen zingen",
zei zijn chauffeur. Dat deden ze. Eerst
ging het niet zo best, want iedereen was
nog böbs en de meneer had nog nooit
gezongen. Maar langzamerhand ging het
beter en ze zagen hoe de muren, het
dak en ook de deur van het winkeltje
weer terugkwamen. Ze zongen net zo
lang tot die deur wijd open stond en het
mannetje op de drempel kwam.
„Vandaag zing ik voor niets", riep hij
toen hij al die blijde gezichten zag. En
hij zong zó mooi en zó veel dat alle
mensen die het hoorden er hun leven
lang vrolijk van bleven. En dat is lang,
hoor! MIES BOUHUYS
Twee kabouters ontdekken 's nachts
een piano, ergens in een grote stad. Ze
zijn er zó verrukt van, dat ze proberen
zo'n instrument na te maken in het bos.
Dat lukt en weldra klinkt er vrolijke
muziek in het kabouterbos. De koning
is er blij mee: hij laat nu alle muzikan
ten komen uit zijn rijk om een groot
orkest te maken —dan kan er pas goed
feest worden gevierd. Zo is de inhoud
van „Knibbeltje en Knobbeltje" een
vrolijk verhaal op rijm door de bekende
radio-kindervriend Herman Broekhui
zen, dat met tekeningen van Jan W. van
Hillo door Van Gorcum Comp. te As
sen is uitgegeven.
In een wat grote uitvoering verscheen
bij dezelfde uitgeverij het boekje „Ver-
jarie" door Dora van der Meiden
Coolsma, met illustraties door Corrie
van der Baan, waarin voor meisjes van
zes tot twaalf jaar verhalenderwijze al
lerlei wetenswaardigheden over Surina
me worden behandeld. Het gaat over
een verjaardagsviering in Paramaribo.
Wim en Willie zo heten de hoofdpersonen van een verhaal, dat nog ge
schreven moet worden, maar waarvoor de illustraties al gemaakt zijn. Die vier
tekeningen staan hierboven. En nu moeten jullie proberen daar zelf een ver
haal bij te bedenken. Als je denkt dat het leuk wordt, moet je het opschrijven
en aan je ouders of aan de onderwijzer(es) op school laten lezen om te horen
of je over het resultaat tevreden kunt zijn. Als die het erg mooi vinden, stuur
het dan naar de kunstredactie van deze courant. Wij zullen proberen voor de
beste inzending een plaatsje in deze wekelijkse rubriek te vinden.
Er was eens een stad waar de mensen
altijd vrolijk waren. Er werd niet ge
bromd, niet gemopperd en niet gezeurd
door de kinderen. Maar dat kwam, om
dat de mensen een geheim hadden. Er
gens in een heel smal straatje van die
stad stond een winkeltje. En in dat
winkeltje stond een mannetje, dat twee
liedjes voor een cent zong. Zijn liedjes
waren zó vrolijk en hij zong ze zo mooi
dat je wel een week lang niet meer
mopperen kon als je daar geweest was.
Maar er was één ding: je mocht het win
keltje niet in met een boos gezicht. En
zeker niet als je onvriendelijk was ge
weest tegen iemand. Dat mannetje zag
het meteen, want hij kon ogen lezen.
Hij deed zijn winkeltje gewoon op slot
als je gezicht hem niet aanstond. En zo
kwam het dat iedereen in die stad vro
lijk was.
Iedereen? Nee, dat is niet waar. In
het grootste huis van de stad woonde
een knorrige meneer. Hij had alles wat
hij hebben wilde, dus hij hoefde hele
maal niet knorrig te zijn. En toch was
hij het. Hij mopperde op alles en ieder
een: op het oude vrouwtje dat eten voor
hem kookte, op de tuinman, op de chauf
feur die hem in zijn prachtige auto
rondreed door de vrolijke stad, op alles!
Als hij zijn vrolijke buren en de vro
lijke kinderen uit zijn straat zag, haalde
hij zijn schouders op. „Domme mensen",
bromde hij, „die weten zeker niet hoe
treurig het leven is!"
Op een dag toen zijn mooie auto moest
stoppen voor de brug en de meneer be
gon te razen en te tieren, hoorde hij
een paar mensen zeggen: „Arme man!"
„Arm?", riep de meneer. „Arm? Ik
ben de rijkste man van de stad. Wie
noemt mij arm?"
„Wij allemaal", zeiden de mensen,
„wij vinden u een heel arme man."
De meneer was stomverbaasd. Hij
had nog veel meer willen vragen, maar
de brug ging neer en de chauffeur reed
hard door, want dat had zijn baas hem
bevolen.
Hij moest er aldoor maar aan denken.
Hij ging er extra op letten en ja, het
leek wel of iedereen, die hij tegenkwam,
medelijden met hem had. Dat maakte
hem woedend, maar tegelijk stomver
baasd. Waarom was hij een arme man?
Na het eten zat hij heel alleen in zijn
mooie stoel in de mooiste kamer van
het huis. Hij dacht nóg. Hij liet het oude
vrouwtje komen dat altijd eten voor
hem kookte en vroeg: „Vind jij mij een
arme man?"
Het vrouwtje was een beetje bang, ze
durfde het niet hardop te zeggen, maar
ze knikte met het hoofd van ja. Toen
liet hij de chauffeur komen en de tuin
man en hij vroeg ze allemaal hetzelfde.
„Waarom ben ik een arme man?"
„Och", zei het oude vrouwtje, „Ik zit
's avonds gezellig bij mijn kinderen en
kleinkinderen. We doen spelletjes en
vertellen verhalen. Het is het heerlijk
ste wat ik bedenken kan. En u zit altijd
maar alleen. Daarom bent u arm."
„En jij?" vroeg hij aan de tuinman.
„Och", zei die, „als ik 's avonds klaar
ben met mijn werk steek ik een pijpje
op en loop tussen mijn bloemetjes door.
Ik praat een beetje tegen ze, want we
kennen elkaar al zó lang. En dat vind
ik het heerlijkste. En u zit maar hier."
1 OCTOBER 1955
I - Jjfe -■-% -v ré mkmÈ %mA%mÊÊËÈÊÊ$ MÊSt*
(Van onze correspondent in Washington)
TOEN MEN het nog met een huifkar moest doen, had men drie weken nodig
om van Washington naar Cleveland te komen. Thans echter rijdt men per auto
gemakkelijk in één dag van de Amerikaanse hoofdstad naar het grote industrie
centrum aan het Erie-meer, een afstand van bijna zeshonderd kilometer. Een
groot deel van het parcours kan men afleggen over een snel verkeers weg, zonder
een enkel stoplicht, een zeer moderne autoweg, die hier en daar zelfs met tunnels
door de hoge heuvels van Pennsylvania gaat. Na een prachtige tocht door dat
zomerse heuvelland komt men dan tenslotte Cleveland binnen. Het duurt een
klein uur alvorens men het centrum van de stad bereikt. Gedurende dat laatste
deel van de rit gevoelt men maar één wens: zo gauw mogelijk weer weg te
komen uit deze afgrijselijke opeenhoping van vuile fabrieken, armzalige huizen,
viaducten, rangeerterreinen enzovoorts. Ik zou misschien ook wel ineens door
gereden zijn, ware het niet, dat ik een uitnodiging had gehad om een familie
te bezoeken, die een oase bewoont in deze stad van barre lelijkheid. Het huis
van mijn gastheer een kasteeltje was gelegen aan de kust van het meer.
VAN BINNEN was het huis echter nog
veel verrassender dan van buiten. Alle
kamers van de benedenverdieping de
slaapkamers incluis hangen namelijk vol
met schilderijen, aquarellen, tekeningen
enzovoorts: een prachtig naakt van Renoir,
een Van Gogh uit zijn laatste periode, een
heel mooie Cézanne, een grote figuur van
Modigliani, enfin, ik noem maar enkele
van de heel vele. Mijn gastheer, die zo be
scheiden is, dat hij liever zijn naam niet
dan wel in de courant heeft, is thans een
man van in de zeventig. Zijn vader heeft
een staalfabriek opgezet in Cleveland en de
zoon gaf daar zijn leven lang leiding aan.
Ik vroeg mijn gastheer, hoe hij er toe
gekomen was schilderijen te gaan verzame
len. Het begin was inderdaad zeer onge
woon: hij had gedurende zijn studententijd
(zijn opleiding had niets met kunst te
maken) nogal wat geld gewonnen met
pokerspelen. Dat geld had hij opgespaard
om daarvoor tenslotte een schilderij te
kopen van Michel, een Franse schilder uit
het begin van de negentiende eeuw. Nog
altijd hangt dat schilderij in de vestibule
van het huis te Cleveland: het behoort
zeker niet tot de beste doeken van de ver
zameling, doch men kan begrijpen, dat de
eigenaar er aan gehecht is. Toen mijn gast
heer later meer geld verdiende, is hij door
gegaan met het kopen van schilderijen. Hij
ging daarbij uitsluitend te rade bij zijn
eigen 9maak en die was ver vooruit bij de
appreciatie van zijn omgeving, ja zelfs van
de officiële kunstkringen. Zo kon hij wer
ken van vele Franse impressionisten en
post-impressionisten kopen, voor prijzen,
die thans belachelijk laag lijken. Ik zou
me niet aan een taxatie durven wagen van
de Picasso, die thans bij hem thuis te zien
isGedurende de depressie (1929
1933) heeft deze verzamelaar nog ander
dan alleen artistiek plezier beleefd van
schilderijen: toen verkoop van aandelen
nauwelijks meer iets opbracht, kon hij
door de verkoop van enige van zijn doeken
het hoofd boven water houden.
Intussen was mijn gastheer lang niet de
enige industrieel in Cleveland, die zich, in
de periode van 1910 tot de grote depressie,
moeite gaf om kunstschatten te verzamelen
temidden van een civilisatie, die in hoofd
zaak uit was op geldverdienen. Hij en zijn
mede-kunstminnaars hebben in die tijd
veel gedaan voor de vorming van een cul
turele kern, waar deze stad thans nog in
hoge mate van profiteert. Het was in die
tijd bijvoorbeeld, dat dank zij de steun
van hem en anderen het grote museum
werd opgericht. Dit museum behoort tot de
belangrijke kunstcentra in Amerika en zal
zeer binnenkort (de bouw is reeds begon
nen) nog belangrijk worden vregroot.
Het Cleveland Orchestre, waar George
Szell de vaste dirigent van is, heeft de
reputatie van Cleveland als Amerikaanse
cultuurstad de laatste jaren zeer verhoogd.
Het zegt wel iets voor de betekenis van dit
orkest, dat Eduard van Beinum en sir
Thomas Beecham deze winter als gastdiri-
genten te Cleveland zullen optreden. Ook
zegt het wel iets voor de muzikale belang
stelling van het publiek in deze stad, dat
gedurende twee weken, dat de Metro-
naar de schouwburg, maar heeft daar na
afloop ook nog een feestelijke bijeenkomst
met de toneelspelers. Gewoonlijk zorgt de
schouwburg voor de koffie en de vereni
ging voor eventuele andere versnaperingen.
Hoewel officieel negers niet geweerd
worden in de schouwburgen te Cleveland,
ziet men toch weinig kleurlingen bij deze
vertoningen. „The Karamu House" is in
deze stad cultuurcentrum voor negers. Het
feit, dat de amateurgroep van dit centrum
het aangedurfd heeft om de muzikale
comedie „The King and I" op te voeren,
zegt heel wat voor de durf en voor het
kunnen van deze negers.
TOEN IK, na mijn verblijf in deze stad,
verder reed in Westelijke richting, passeer
de ik het geweldige stadion. Daar kunnen
tachtigduizend mensen een plaats vinden
en het kost weinig moeite deze massa bij
een te brengen. De regisseur McConnell en
de museumdirecteur (die voor zijn museum
slechts vijfduizend contribuanten heeft)
moeten wel eens jaloers worden op de
directie van dit stadion. De cultuur is zeker
nog geen dominerende factor in het leven
van Cleveland: de grote negerbevolking en
de honderdduizenden Poolse en Italiaanse
arbeiders richten zich vóór ontspanning
nog voornamelijk op het stadion. Maar het
is toch van groot belang, dat er zich hier
in de periode van 1910 tot 1930 een kern
van cultuur heeft gevormd, die mits
goed verzorgd gaandeweg aan een gro
ter publiek meer kan geven dan dollars,
sport en sensatie.
politan Opera uit New York hier optreedt
de zaal iedere avond gevuld is met.
twaalfduizend mensen.
Het komt in Amerika zelden voor, dat
een groep toneelspelers lang als een gezel
schap samenwerkt. In New York bijvoor
beeld vormt men voor ieder stuk een
speciale groep. Is zo'n stuk een succes, dan
blijft de groep een jaar of langer bijeen.
Mislukt de vertoning, dan worden de spe
lers vaak voor lange tijd werkloos. In Cle
veland is dat anders: The Cleveland Play
house viert dit jaar zijn veertigjarig be
staan. Ik heb een gesprek gehad met Fre
deric McConnell, de man die nu al zesen
dertig jaar lang deze groep van beroeps
acteurs geworden spelers leidt.
Men beschikt thans te Cleveland over
drie schouwburgzalen. De studenten aan de
toneelschool betalen niet voor het onder
richt, doch zij zijn verplicht een deel van
hun tijd in de theaters te werken (als to
neelknechts, décorschilders enzovoorts).
McConnell heeft één ernstig probleem: er
zijn niet genoeg goede, moderne stukken.
Hij heeft reeds ongeveer zevenhonderd
toneelstukken te Cleveland opgevoerd.
Zelden geeft hij herhalingen en men kan
zich indenken dat het répertoire moeilijk
heden gaat opleveren. Een ander probleem
is: de zalen vol te houden. Hoewel Cleve
land op zes na de grootste stad is van
Amerika, valt dat niet mee. In de laatste
jaren verkoopt „The Playhouse" tegen ver
laagde prijzen kaarten aan kantoren en
fabrieksverenigingen. Zo'n vereniging komt
dan niet alleen met een groot aantal leden
KLEIN als het is, telt ons land nog
altijd een driehonderdtal kastelen en
historische landhuizen, een bezit, waar
op wij in deze tijd van vervlakking en
massaproductie trots kunnen zijn.
Helaas wordt de vreugde om deze
rijkdom aanmerkelijk getemperd door de
wetenschap, dat vele dezer eens zo trot
se burchten en sierlijke buitenplaatsen
ernstig vervallen zijn, andere zoals
de op pagina 7 afgebeelde resten van
het slot bij Voorst door het oorlogs
geweld in een ruïne herschapen wer
den. Een groot deel der overige wordt
bedreigd door stadsuitbreidingen, in
dustriële expansie en problemen van
het snelverkeer. Elders in dit bijvoegsel
publiceren wij een beschouwing over de
nood der Nederlandse kastelen, waar
uit blijkt dat er snel en radicaal ge
holpen zal moeten worden om dit on
vervangbare cultuurbezit van de onder
gang te redden.
Groot Kasteel te Deurne, ontwikkeld uit
woontoren een schilderachtig gelegen
huis, dat in 1944 geheel is uitgebrand als
gevolg van oorlogshandelingen. Slechts de
muren staan overeind en zijn hersteld.
Kort geleden is de gevaarlijke scheuren
vertonende toren van dit middeleeuwse,
voor bewoning ingerichte kasteel (met
voorbouw uit de achttiende eeuio) te
Rechteren met hoge kosten geconsolideerd