BEZOEK IN HET NAJAAR
AAN DE GOOISE TUIN
TUSSEN AMSTEL EN EEM
Wandelingen rond
de Tafelberö
JHf
SÊf'
rf
H
HET GOOI en zijn begrenzen
de gebieden zijn zo bekend, be
woond en veel bezocht, dat men
zich er nauwelijks rekenschap van
geeft dat dit eens niet het geval
moet zijn geweest. Veel meer dan
men weet zijn kunstenaars in de
loop der eeuwen naar deze streek
getrokken. Nog altijd zijn daar
boerenhuizen, die even schilder
achtig als oud zijn, met hun grote
hooideur, lage ramen en gewelfd
dak, Statige burgerhuizen met
witte gepleisterde muren en hun
indeling met de pronkkamer
achter de hoofdingang en de rest
van het huis te bereiken door
het portaaltje in de zijgevel.
Een grote rijkdom van archi
tectuur is ontstaan sinds jonk
heer Backer in 1839 het eerste
landhuis Larenberg stichtte.
Schilders van naam zijn gekomen
en gegaan, ontelbaren, die door
het landschap werden aangetrok
ken en die omgekeerd aan dit
land leven schonken vooral sinds
de jaren 18701880, van Josef Is
raels, Neuhuys en Mauve tot de
hedendaagse schilders en beeld
houwers en de Larense academie
van beeldende kunsten. Het voor
treffelijke Gooise Museum te Hil
versum, dat half October in nieu
we inrichting heropend wordt,
verzamelde veel van dit schoons.
De geschiedenis van Gooiland
is volgens dr. Enklaar betrekkelijk
laat begonnen. Het gewest, dat
steeds achteraan is gekomen,
heeft nog in een stenen tijdperk
verkeerd, toon elders dergelijke
praeh""'arische toestanden reeds
lang verdwenen waren. x" uie
armelijke en achterlijk*» omstan
digheden zal de «--»'«arse bevol
king van u-; 0001 geleefd heb-
v-.» in de tijden, waaruit de eer
ste schriftelijke getuigenissen
over die streek tot ons gekomen
zijn. In een lijst van goederen,
toebehorende aan de abdij Wer
den, die van ongeveer 900 moet
dateren, wordt bij „Naruthi"
een kerkland vermeld, dat zich
uitstrekte van de Almeri, de la
tere Zuiderzee, tot de Tafelberg,
van welk bezit men later geen
sporen meer aantreft. In het der
de kwart der tiende eeuw moet
er een grondbezitter, graaf Wich-
December van dat jaar ar
resteerde de baljuw Bernd van
den Dorenwerde te Hilversum
de koster van Laren wegens
vechterij. Laat ons de boosdoener
niet te hard vallen wegens zijn
kerkelijke euveldaad, daar die
hem een kind van Bernds reke
ning maakte en deze lastpost het
bestaan van het bedehuis, stel
lig een St. Janskerk, onthult. Van
de Gooise plaatsen vinden wij in
die rekening nog vermeld Hil
versum in 1305 en Bussum in
1306. Dit is zo belangrijk, gezien
de legende van St. Jan en de nog
altijd merkwaardige processie
in de zomer te Laren.
De eerste stad Naarden, die
aan zee lag, is slechts een kort
leven beschoren geweest. Zij
werd in 1350 in brand gestoken
met welk gruwelstuk de bur
geroorlog der Hoeksen en Ka
bel jou wsen begon en werd
vervangen door een nieuwe stad,
die in hetzelfde jaar gesticht
werd op de plaats waar Naarden
tegenwoordig nog ligt. Als eerste
dorpsparochie naast Laren wordt
vermeld het kerspel, dat de Eem-
nessers, die in 1339 toestemming
hadden verworven, zich in Gooi
land te vestigen, zouden vormen.
De vroegste vermelding van
Huizen is van 1382. In een aan
tekening betreffende zaken voor
's graven rechterstoel worden
lieden uit Blaricum en Hilversum
benevens een afgevaardigde ..yyr
des dorps weghen va*-
Laren, Blaricum en Huizen ging
het steeds beter. Ook kwam er
visvangst in Huizen: aal, bot,
garnalen, ansjovis, haring. De
aalkubbe werd met bootjes uit
gezet, bot werd gevangen met
grote sleepnetten. „De garnalen
visserij werkte met de keul, een
zakvormig net van vijf voet
breed, dat achter de schuit
sleepte. Haring werd met scha-
kelnetten gevangen, aaneenge-
koppeld tussen twee botters in".
In Naarden moest men de fabrie
ken van zijde en fluweel aan de
Fransen overlaten. Wel had
Naarden nog zijn molen, evenals
Huizen en Blaricum trouwens.
In Hilversum werd de laatste
korenmolenaar in 1779 bakker.
Van oudsher was in Naarden de
grootste markt, maar in de ze
ventiende eeuw was er al één in
Hilversum (nog altijd een be
kende markt). Er waren bezems
van de Gooise binders en ver
rukkelijke Weesperkoeken, zo
geliefd in de gouden eeuw. De
tuinders uit 's-Graveland kwa
men met hun groente, bij eenhou
ders uit Laren met honing, boe
ren met boter en kaas. In de
achttiende eeuw was er ook een
veemarkt met veel beesten uit
Loosdrecht, doch voor het ver
keer bleef Naarden het
punt. De Bussum-'- nieIde"
zich voor e- oVeelte bezig met
.-'juen en zand afgraven en
in 's-Graveland kwamen de
blekerijen in opkomst. Het Gooi
Boerenerf te Hilversum door Jur. Andriessen.
schilders de „ethisch-religieuze
denkers en dromers. Frederik
van Eeden vestigde een kolonie
om denkbeelden op sociaal ter
rein in toepassing te brengen. Hij
bracht die onder op het landgoed
Groot-Cruysbergen te Bussum
aan de weg naar 's-Graveland en
gaf aan het huis de naam Wal
den, naar het werk van-
Thareau, zijn Am^-" ''^e voo*~
ca neer "an het huls n.°s
'tegenover Bantam zien
figgen. Tussen Laren en Blari
cum werd de kolonie van domi
nee Kylstra gesticht, de Interna
tionale Broederschap, waartoe de
architect Rueter, professor Van
Rees en Felix Ortt behoorden.
sen" genoemd. Hier vindt men
nog altijd de prachtige Huizer-
dracht en de mooie gevels. De
kerk van Blaricum, in een aan
tekening van 1382 eveneens ver
meld, behoorde bij Laren.
In 1408 wijzigde hertog Jan
van Beieren, die zijn vader Al-
brecht als heer van Gooiland was
opgevolgd, de rechtspraak in zo
verre, dat het hoger beroep niet
langer te Amsterdam, maar te
Weesp gehaald zou worden.
werd enorm veel door brand ge
teisterd, Hilversum in het bijzon
der in 1766. En er werd in de
Franse tijd veel geplunderd en
verwoest. Ook werd Hilversum
langzamerhand van welvarend
zeer arm, toen de Twentse in
dustrie opkwam.
Het was omstreeks 1750 dat
Jan Toebacxman (die een drank
winkel in Bussum had) het door
veel nazaten gedreven logement
stichtte. In 1813 werd het door de
Claesz Jansz: Visscher: Gezicht op Blaricum.
man II van Hamaland, zijn ge
weest. Alles wat deze in het
graafschap Naardingerland bezat,
schonk hij aan de door hem ge
stichte abdij te Elten, waar zijn
dochter abdis was. De oorkonde,
waarmede hij deze schenking
deed, is verloren. Wij kennen
deze slechts uit de bevestiging,
die keizer Otto I op 29 Juni
968 daaraan gaf.
Uit de twaalfde en dertiende
eeuwen vernemen wij van be
voegdheden en bezittingen van
het kapittel van St. Jan te
Utrecht, dat 't zijn rechten ook na
het einde der middeleeuwen,
door de hervorming heen, heeft
weten te handhaven. De macht
met het grondbezit, dat zij in
Naardingerland bezat, droeg de
abdis van Elten, onder goedkeu
ring van haar convent, op 6 Mei
1280 aan de graaf van Holland
over. Met deze overdracht begon
de Hollandse heerschappij over
het Gooi, die zich dus grondde
op een verpachting. Gedurende
de Republiek der Verenigde Ne
derlanden en de Bataafse Repu
bliek is deze toestand blijven
voortbestaan. Pas in 1806, toen
de souvereine rijksabdij in Na
poleons handen geraakte, kwam
aan het betalen van deze pacht
ten langen leste een einde.
Van het bestaan van een kerk
te Laren hebben wij geen aan
wijzingen voor 1306. Op de 19de
VOLGENS dr. De Vrankrijker
in 1940 was het hoofd bestaans
middel voor het hele Gooi spin
nerij en weverij. „Het spin werk
was voor de dorpen belangrijker
dan landbouw en veeteelt samen.
De schapen waren zeer goed te
houden in het Gooi en vonden op
de heide voldoende van hun ga
ding en 's winters ook op de en-
gen, als er geen knollen op groei
den. Naarden was oudtijds één
der vele steden in de Nederlan
den, die welvaart en rijkdom
dankten aan de weverij, die haar
producten tot ver in het Oosten
van Europa kon verkopen". De
stad werd echter in brand ge
stoken door de Spanjaarden in
1572.
Naarden kwam in 1672 in het
bezit der Fransen en werd een
jaar later na grote gevechten
heroverd. In deze tijd kwamen er
veel refugiés in Naarden, die er
een begin maakten met de ver
vaardiging van zijde en fluweel.
Er waren veel Fransen, want er
was een Waalse kerk in het ka
zerne-weeshuis, waar nu het
mausoleum van de grote Tsjech
Comenius te bezichtigen is. Al
tijd probeerde Naarden het weer
zijn industrie er bovenop te bren
gen, maar het had geen geluk.
Met het Hilversumse katoen
daarentegen, de weverijen in
Fransen verwoest. Het werd her
bouwd aan de overzijde van de
plaats, als „Jan Toeback" (te
genwoordig: „Jan Tabak").
Over de drooglegging van het
Naardermeer is men enige
eeuwen doende geweest. Het
meest omstreeks 1630, toen jhr.
nieuwe fabrieken naast de tapijt
industrie en ijzergieterijen.
Iedereen weet daar de radiostu
dio's en de seintoestellenfabriek
te liggen.
IN DE ZEVENTIENDE eeuw
werden in 's-Graveland al de
grote buitens gebouwd, zoals
Gooiland, Schapenburg, Spiegel
rust, Trompenburgh en andere,
met hun grote dreven en zwaar
geboomte. Toen de gewezen ad
miraal Cornelis Tromp aldus
A. Hollema dan ook in 1667 de
rijke weduwe van Hellemont,
geboren Van Raaphorst huwde,
werd hij daardoor eigenaar van
Spiegelrust, zowel als van het
buiten daarnaast, dat toen nog
geen Trompenburgh heette en
dat ook niet op de plaats van het
huidige buiten van die naam
was gelegen. Door de verwoes
ting, welke de Fransen in 1672 en
1673 in het Gooi aanrichtten,
werd vooral de. woning van de
door hen gehaten Tromp getrof
fen. Spoedig nadat deze streken
van de vreemde legerbenden ge
zuiverd waren, werd het buiten
goed door Tromp en zijn echtge
note herbouwd.
Aan de signatuur op een dei-
zolderbeschilderingen met de
naam Boerhout 1680 kan men
Tromp aan zijn Deense graven
titel, aangezien koning Christiaan
V hem tot graaf van Syllisborg
had verheven.
Het benedengedeelte van de
gevels bestaat in hoofdzaak uit
muren van ruw oppetv^ j1'
niet gevoegd- gepleisterde
steen- nogerop schuil gaan
dChter een bekleding van hout.
Het dak van het Oostelijk ge
deelte is bovendien van trappen
en terrassen voorzien, geheel in
de stijl van de verdekken en op
gangen der toenmalige houten
schepen, vanwaar men een ruim
en vrij uitzicht heeft tot aan Am
sterdam in het Noordwesten. Het
op de terrassen aanwezige klokje
heeft het jaartal 1763.
Beneden aan het Westelijk deel
zijn beelden in de nissen ge
plaatst, Flora, Bacchus, Fama,
Ceres en Pluto voorstellende. De
toegang tot het gebouw is aan
de Oostkant, eertijds met een
brug over het gedeelte van de
vijver, waarin naderhand een
dam werd gelegd. Uit de vesti
bule gaat men langs een zoge
naamde kajuitstrap, voorzien van
een eikenhouten balustrade, naar
de kamers en zalen van het voor
name dubbele herenhuis. Bijna
al deze vertrekken zijn rijk be
schilderd, meest met landschap
pen en dierfiguren, terwijl er
ook losse doeken met jachttafe
relen te bewonderen zijn. In de
gang, naar de koepelzaal leiden
de, ziet men aan de zoldering di
verse vogelvoorstellingen. De
twee kamers aan de Noordzijde
hebben beschilderde plafonds,
waarvan de middenvlakken alle
gorieën in kleuren geven, mytho
logische voorstellingen van Diana
en Endymion bijvoorbeeld. De
omlijsting wordt gevormd door
zogenaamde grauwtjes met sym
bolieken, ontleend apn het zee
mansleven, zoals nautische in
strumenten, scheepsgereedschap,
militaire attributen.
De koepelzaal heeft voor de
bezoeker nog steeds de meeste
aantrekkingskracht, zowel door
de eigenaardige bouw met een
middenpijler, als om de talrijke
beschilderingen van wanden en
koepel. Deze wordt bovendien
gekroond door een schoorsteen
opmaken, dat de bouw van het .met als windwijzer een scheepje,
buiten zowel als zijn binnenbe-
timmering en beschildering tus
sen de jaren 1674 en 1680 moet
hebben plaats gehad. Daarmee
stemt overeen, dat Cornelis
Tromp, reeds in 1667 als schepen
voorzien van kanonnen, tuig en
vlaggen. Het karakter van een
schip wordt verder door het
uiterlijk van de koepelzaal ver
levendigd, doordat de achthoe
kige vorm vier uitbouwingen
Godart van Reede van Nedcr-
horst zeer veel geld bood aan de
uitvinder van een nieuwe paar-
denmolen, zonder dat de plannen
doorgang vonden. In de negen
tiende eeuw werd het Naarder
meer slechts voor de eenden-
jacht gebruikt, in de twintigste
heeft de Vereniging tot Behoud
van Natuurmonumenten geluk
kig op dit prachtige gebied be
slag kunnen leggen.
Het merkwaardige is, dat de
Gooiers, hoewel allen van elkaar
afhankelijk, bijzonder eigenge
rechtigd zijn, zodanig met een
soort van eng chauvinisme be
hept, dat er tientallen processen
van de plaatsen onderling in de
geschiedenis voorkomen.
De eerste spoorlijn door het
Gooi van Amsterdam naar
Amersfoort werd in 1874 ge
opend. Toen kwamen na de vele
van 's-Graveland vermeld, van
16751676 fungeerde als schout
ter plaatse, in 1668 hoofdinge
land werd.
Toen Tromps buiten werd vol
tooid en overeenkomstig zijn
smaak en opdracht versierd, zo
wel van binnen als van buiten,
kreeg het niet de naam Trom
penburgh, doch: Hofstede Syllis-
burg, waarvoor twee bewijzen
zijn. Tiet ene is een acte van des
tijds. Het andere is een merk
waardig schilderij, dat in het
museum te Kassei hangt, met dit
opschrift en daarbij het jaartal
1704, waarop duidelijk uitkomt,
dat het dezelfde Trompenburgh
is, een koepel woning in een vij
ver, omgeven door rechtlijnige
plantages en tuinpartijen, oran
jerieën en speciale boomgroepen,
heesters of andere plantengroei.
De naam van het huis ontleende
heeft naar de evenzovele wind
streken, vanwaar men uitziet op
het water in de vijver met twee
eilandjes. Boven de Oostelijke
gevel leest men de inscriptie:
Kornelis Tromp, Lt.-Admiraal
van Holland en West-Vriesland
over 't kwartier Amsterdam.
Ook de beschildering der zaal
is karakteristiek voor het geheel
en zijn delen, aansluitende bij
de bouw van het huis, de aard
van de eigenaar en zijn oude
milieu van de vloot en de zee.
Onnodig te zeggen, dat zeer
velen wel van het bestaan van
Trompenburgh afweten. Doch
door de enkele beschrijvingen,
die ervan zijn, is van dat inte
ressante bouwwerk toch te wei
nig bekend. Mevrouw Blaauw-
(Zie verder pagina 5)
•■•••■■■■■■•■■•■■•■■■■■a
(Vervolg van pagina 4)
Six, de weduwe van jhr, Blaauw,
die Gooilust bewoonde met zijn
tot in 1935 bekende dierentuin
en vogels uit alle streken der
aarde, schonk Trompenburgh aan
het rijk onder voorwaarde, dat
het altijd door een particulier
bewoond zou worden. Het rijk
kiest hen tot bewoners, die niet
alleen in staat zijn zulk een ge
bouw te bewonen, maar ook veel
liefde hebben voor oudheid en
kunst. Rijksmonumentenzorg
geeft zich veel moeite het buiten
in een uitstekende staat te hou
den. Deze zomer is het uit de
steigers, maar komende
zal men er het J^'olR weei"
zien Dezlg alles zoveel
^„-geiijk in de zeventiende eeuw-
se staat terug te brengen.
De heerlijke parken van de
buitenplaatsen zijn voor velen
toegankelijk: Boekestein, Schae-
penburg, Gooilust en Hilverbeek,
welke laatste buitenplaats in
1634 werd gesticht door Anthony
Oetgens, burgemeester van Am
sterdam, voor zijn dochter. Voor
zichzelf liet hij Spiegelrust en de
hofstede Stofbergen bouwen, die
wij (met een enkele verandering)
nog kunnen zien liggen. Naar
alle waarschijnlijkheid heeft mr.
Hendrik Bicker het tegenwoor
dige huis Hilverbeek doen ver
rijzen omstreeks 1724. Bijna
anderhalve eeuw later heeft.aan
de achterzijde bij de vijver een
grote verbouwing plaats gehad.
ALLE GOOISE gemeenten,
Stad en Lande van Gooiland en
de Stichting Goois Natuur
reservaat, brachten grote be
dragen bijeen voor de aankoop
van het Spanderswoud, Bantam,
de Gooise heiden en de Bikberger
bossen.
Veel sphilders hebben al in de
zeventiende eeuw tochten ge
maakt naar het Gooi, zoals Spil
man, Brouwer en Kerkhoff,
andere kozen zelfs Hilversum of
's-Graveland tot woonplaats.
Er bestaat een heel fijne tekening
in het Gooise Museum van een
gezicht op Blaricum van Claes
Jansz. Visscher (omstreeks 1630).
Een van de zeer treklustige
schilders was Jurriaan Andries
sen, maker van romantische be
hangsels en bijzonder mooie
aquarellen en tekeningen, waar
van „Gezicht op een boerenerf te
Hilversum" en „Het dorp aan de
Lage Vuurse" zeer bekend zijn.
Hij leefde van zijn behangels,
die ons doen denken aan de land
schappen op Weesper en Loos-
drechts porselein. Ze waren ook
in het buitenland beroemd. Zijn
eerste behang was dat voor he
Amsterdamse binnengasthuis.
Veel van zijn werk is in Haar
lem bewaard, zoals: Duinen bij
Hillegom, een aquarel van het
slot te Heemstede en de Haar
lemmermeer en het Bolwerk in
Haarlem met molen. Zijn bomen,
zoals die in het Hilversumse
landschap, hebben een bekoor
lijke, grootse en bijna menselijk
levende statigheid. Zij zijn in
zijn landschappen de personifi
catie van zomer en rijpheid.
Geheel anders was P. G. van
Os, die in 1813 in Nederhorst den
Berg woonde en in 1814 als
hoofd van de Landstorm de
Fransen bestreed. Hij schilderde
met virtuositeit strijdtaferelen
en landstormers in de sneeuw. In
diezelfde tijd heeft hij veel in
's-Graveland geschilderd. In 1819
ging hij in Hilversum wonen. Van
Os kwam uit een familie van
schilders, die zich in zijn dochter
en schoonzoon Abels voortzette.
Hij was een beroemd dieren-
schilder. Zijn herten in het bos
bij een beek, zijn weiden met
schapen, zijn vaart bij 's-Grgve-
land, al deze taferelen ademen
een wijde sfeer van rust, zon of
sneeuw al naar de seizoenen. In
Hilversum woonden eveneens een
leerling van Andriessen, te weten
Jan v. Ravenswaay, alsmede een
leerling van Van Os, genaamd De
Rijk, bekend om zijn Gooise
vérgezichten. Van Ravenswaay
schilderde behalve scènes uit het
weversbestaan, verrukkelijke ro
mantische landschappen, waarin 't
bos ons sterk aan enkele nu nog
ongeschonden stukken van het
Corversbos te Hilversum doet
denken. Bij hem is alles echter
ijler en minder prentachtig dan
bij zijn leermeester.
ALS WIJ het Amstelland uit
rijden hangt op deze nazomer
dagen om de torens van het Mui-
derslot een blauwige nevel. Een
nevel, die ook zweeft over het
IJselmeer als men uit de ramen
van dit slot kijkt, die ligt als een
schaduw op de dijk en boven de
open plaats, die nog naar de oude
zee riekt. Op de binnenplaats
van het slot moet het nu *-vel en
middeleeuws nn oesloten zijn.
TVTr... Xou zich kunnen voorstellen,
dat trompetgeschal ons begeleidt
als we het Amstelland verlaten.
In de morgen is het al even wa
zig rondom Weesp met zijn lage
land en zijn fortificaties. En
voor de brug over het Merwede-
kanaal zien we „het huis" liggen,
beneden waar het Gein in de
Gaasp loopt een groot en
ouderwets huis, dat lijkt alsof het
door een heel dorp verlaten is en
daar alleen is blijven staan. Hei
wat vochtige gebladerte van de
bomen verbergt het bijna geheel.
Onder aan de dijk ligt het als een
wereld op zichzelf.
Er moet eens een reus geweest
zijn, die de waterlandplaatsen in
zijn hand gehouden heeft en hen
al maar heeft bekeken: Nigte-
vecht, Nederhorst den Berg met
zijn oude kerk, zijn waaiende
struiken, het kasteel uit de vijf
tiende eeuw. De rietlanden van
Ankeveen aan de Googh bij
avond, waar witte wolkenkoppen
zich spiegelen in de plas en het
groene geboomte geschikt als
bij Rembrandt in een hoek
bij een boerenhuis.
Wij hebben het Corversbos ge
kozen op een klare nazomerse
dag. Mos op de paden, mos en
varens tussen de zware eiken,
overladen en omkranst door
klimop. Op zacht mos gelegen
kijken we naar de kruinen van
de beukebomen waar de ver
zamelde warmte een uitweg vond
naar de kleine plek met de hel
derblauwe lucht. En zo midden
wit van de kleren doen de lust
en de ongedwongenheid van het
rijden op de zanderige paden
beter uitkomen. Als de ruiters
verdwenen zijn, is het weer zeer
stil op de heide.
Langzaam rijden we met zwie
pende wolken zand achter ons
aan de heide over naar Craailo
waar de afgravingen als rots
achtige Egyptische platen ver
rijzen op het zand. En rechts,
waar het pad beter wordt, slaan
wij af om te komen aan de weg
op de hoek, waar de wonderlijke
pijnbomen uitsteken boven het
andere geboomte en waartussen
men giraffen zou willen zien
stappen met hun lange halzen
Doch men ziet natuurlijk niets
van dit alles, men ziet alleen de
edelkarper met zijn rode vinnen,
die door de visboer levend en
groot als door een soort van men
seneter onder onze neus wordt
gehouden. Indien men rechts
houdt komt men door het bos
van Bikbergen in een zeer korte
tijd weer bij de visafslag aan de
pier van Huizen.
Wiegende zwarte vrouwen,
groot en afwijzend, met stijve
kanten mutsen. Afwijzend ook
de mannen, maar toch wel vrien
delijk. De vissers met hun ronde
hoedjes, hun vele vis en hun
haven, die er nog wezen mag zo
lang 't duurt, met haar pier aan
het stille IJselmeerGa eens
varen met de oude visser, die
niet van zwemmen houdt, maar
wel van praten op een warme
dag over het meer zonder de ge
neugten van de toerist op Zon
dag, zonder vreemdelingenver
keer.
Dan rijdt men Huizen weer uit
bij de grote kerk met de oude
linden, nagestaard door wat mis
prijzende vrouwen, om te komen
op wegen en dreven waar men de
prikkelende geur ruikt van de
pijnbomen met hun hoge krui
nen, die de grens vormen tussen
de hei en het IJselmeer, tussen
landhuizen en het Valkenveense,
ruisende schelp aan de zee. Hoge
bomen vangen veel wind. Maar
de wind van het Gooi, hei en
De Nederlandse Opera heeft thans een nieuwe enscenering van
„La Traviata" op het répertoire, waarmee Frans Vroons als
regisseur debuteerde. De foto toont een scène hieruit, met
Marilyn Tyler en Justus Bonn.
Wm: -'jï
V ',1
m
t m
*3*5
P. G. van Os: Landschap bij 's-Graveland
op deze dag zien wij, dat het plas, meer en rivier, is gering en
Corversbos op vele plaatsen er drijft ons naar Blaricum, waar
nog als op oude platen van bos- groot en klein zwemt in de vijver,
landschappen rond Hilversum die eens hei heette, bij de hut van
uitziet. Mie en weer zijn daar de
Wij kijken naar het rustige schilders, de hei en dennen in
paardrijden in de namiddagen, kleuren de ruiters naast elkaar
Het geel en 't bruin en 't zwart- met rijbroek en al op het ver-
Boslandschap bij Hilve sum (J. van Ravenszwaag)
maarde concours hippique. De
boeren rijden wedstrijd met hin
dernissen. De geestdriftige toe
schouwers, schilders, burgers en
vacantiegangers, juichen naar het
hoedje met de wippende veren
en naar de schokkende paarden.
Van de laagte aan de Meent
tot daar waar men Eemnes kan
zien liggen gaan we naar boven,
de Tafelberg op. Voor een konijn
moeten beneden aan de Tafel
berg de eenzaamheid en de af
metingen zijn wat voor ons de
uitgestrektheid van Afrika is. Hij
holt en holt langs de berg zonder
omzien, langs het vergezicht over
de Noorderheide naar de Wester
hei. Men ruikt er de geur die
aandrijft, geur van eikenhakhout
en daartussen het jonge gras.
Ergens aan de kant van de hei
hoort men ganzen en kalkoenen
schreeuwen. Achter kleine stenen
trapjes ziet men een geiteweitje,
zoals Mauve die wel schilderde
en dat veel voorkomt in het La
rense, waar de onvergetelijke
pereboom staat.
Een grote bezienswaardigheid
vormen de pita's in de Rooms-
Katholieke kerk in het nabije
Blaricum en in die van Eëmnes-
Binnen, vooral de eerstgenoemde.
De Moederfiguur, het gezicht zo
sereen als op een schilderij van
Memlinc, de figuur van de Zoon.
het lijden vereenzelvigd met het
geboren worden. Uit de plooien
van het kleed en de val van de'
kap mag men aannemen, dat dit
een zeer oud beeld moet zijn.
KOMENDE uit het Larense
met links en rechts de op een
weekdag bijna altijd verlaten
heide, zien wij ter linkerzij van
de weg een pad, dat voert naar
Eemnes-Binnen tot dichtbij de
oude kerk met de linden. Wij
slaan op de dijk in de late zomer
en zien het Eemland glinsteren,
groen tot aan de horizon en lich
tend tot aan Spakenburg, waar
de porseleinen schonen wonen
met haar ronde kanten mutsje op
het hoofd en haar opgerolde kuif,
met haar lichte ogen en haar
bloemetjeskeurs. Het is goed om
te wetm, dat men op polder
wegen met ontelbare ronde boch
ten en kleine jachthavens terug
kan toeren en weer net zo op de
dijk kan staan. Nergens als in
het landelijke Eemnes zijn huis
aan huis zoveel tuintjes met de
stralende gele en paarse dahlia's.
Nauwelijks hebben wij ons van
het landelijke losgemaakt of wij
bereiken met een kleine omweg
het kasteel Groeneveld, gelegen
in de lange oprijlaan, wat naakt,
wat uitheems. Vermoedelijk werd
het in de zeventiende eeuw door
Jan Frederik Mamuchet gesticht
en verbouwd in het begin van
de achttiende eeuw door Cor
nelis Hasselaar, een Amsterdam
se koopman. Het grote wilde
park er achter is nu tuin, het ge
bouw een kostschool.
Als we rechtdoor gaan en dan
rechtsaf zijn we dicht genaderd
tot de Hoge Vuurse, het jonge
kasteel-hotel, dat door Ed. Cuy-
pers gebouwd werd. Het zijn niet
de fonteinen, het is niet het
nodende, met krullen versierde
hoge hek, noch de reusachtige
hoge en ongewone rhododen
dron, doch het is het doodstille
van het park met de vijver daar
achter, waardoor men bekoord
wordt. Opzij strekt de vijver zich
uit tot dichtbij het koetshuis met
het hoge geboomte, waaronder
vaak twee gelijk geschoeide, twee
gelijk gekamde kellners stappen
als een vreemd soort vogels. Op
het water drijven jonge zwanen
tot aan het eilandje en op het
heuvelige mos hoort men niets
anders aan de wallekant, als men
op het bankje zit, dan de ruisen
de wind door de bladeren. Soms
is het er zacht en regenachtig,
liggen de dennenaalden verend
en geurend onder onze voet.
Soms waait de wind grote wol
kengevaarten opeen boven onze
hoofden. In de lente en het na
jaar zwemmen in de vijverach
tige kleine gracht tussen de op
hoging van het eilandje wonder
lijk grote goudvissen.
WAT VERDEROP aan de grens
van Gooi en Sticht ligt Drake-
stein, dat vermoedelijk ln 1362
door Werner van Drakenburg
werd gebouwd en door ver
erving en verkoping in vele han
den is overgegaan. Kasteel Dra-
kestein bestaat in zijn huidige
vorm sinds 1640. Het werd door
de-~Duitsers tijdens de bezetting
zwaar gehavend en is door de
tegenwoordige eigenaar, jhr. P.
Bosch van Drakestein, gerestau
reerd. De uitgestrekte bossen
zijn in de gehele omgeving van
Gooi en Sticht bekend. In het
prachtige bos zijn als merkwaar
digheden de kapel, de grot, de
konijnenberg en de viskom. Dra
kestein is het achtzijdige witte
huis met een gracht er omheen,
groene bomen, nachtegalen, voch
tige bedauwde grasvelden, waar
men doorheen waadt tot aan de
knieën. Men hoort het kloppen
van'de specht ergens ver weg in
de bomen. Op deze najaarsdag is
het zo roerloos stil, dat men zich
zou verbeelden de eeuwen te
horen, die het kasteel en de Lage
Vuurse met de bossen omsluiten.
De lichten van Hilversum zijn
aan de weg bij het Janskerkhof
opgegaan. Men ziet de zware
bomen, waartussen de lampen in
de huizen verschijnen voor onze
ogen als lampionnen tussen heu
velig geboomte. Een wit huis als
een slot ligt daar als in een
vreemd en ver bergland.
HELMA WOLF—CATZ