BEZOEK IN HET NAJAAR AAN DE GOOISE TUIN TUSSEN AMSTEL EN EEM Wandelingen rond de Tafelberö JHf SÊf' rf H HET GOOI en zijn begrenzen de gebieden zijn zo bekend, be woond en veel bezocht, dat men zich er nauwelijks rekenschap van geeft dat dit eens niet het geval moet zijn geweest. Veel meer dan men weet zijn kunstenaars in de loop der eeuwen naar deze streek getrokken. Nog altijd zijn daar boerenhuizen, die even schilder achtig als oud zijn, met hun grote hooideur, lage ramen en gewelfd dak, Statige burgerhuizen met witte gepleisterde muren en hun indeling met de pronkkamer achter de hoofdingang en de rest van het huis te bereiken door het portaaltje in de zijgevel. Een grote rijkdom van archi tectuur is ontstaan sinds jonk heer Backer in 1839 het eerste landhuis Larenberg stichtte. Schilders van naam zijn gekomen en gegaan, ontelbaren, die door het landschap werden aangetrok ken en die omgekeerd aan dit land leven schonken vooral sinds de jaren 18701880, van Josef Is raels, Neuhuys en Mauve tot de hedendaagse schilders en beeld houwers en de Larense academie van beeldende kunsten. Het voor treffelijke Gooise Museum te Hil versum, dat half October in nieu we inrichting heropend wordt, verzamelde veel van dit schoons. De geschiedenis van Gooiland is volgens dr. Enklaar betrekkelijk laat begonnen. Het gewest, dat steeds achteraan is gekomen, heeft nog in een stenen tijdperk verkeerd, toon elders dergelijke praeh""'arische toestanden reeds lang verdwenen waren. x" uie armelijke en achterlijk*» omstan digheden zal de «--»'«arse bevol king van u-; 0001 geleefd heb- v-.» in de tijden, waaruit de eer ste schriftelijke getuigenissen over die streek tot ons gekomen zijn. In een lijst van goederen, toebehorende aan de abdij Wer den, die van ongeveer 900 moet dateren, wordt bij „Naruthi" een kerkland vermeld, dat zich uitstrekte van de Almeri, de la tere Zuiderzee, tot de Tafelberg, van welk bezit men later geen sporen meer aantreft. In het der de kwart der tiende eeuw moet er een grondbezitter, graaf Wich- December van dat jaar ar resteerde de baljuw Bernd van den Dorenwerde te Hilversum de koster van Laren wegens vechterij. Laat ons de boosdoener niet te hard vallen wegens zijn kerkelijke euveldaad, daar die hem een kind van Bernds reke ning maakte en deze lastpost het bestaan van het bedehuis, stel lig een St. Janskerk, onthult. Van de Gooise plaatsen vinden wij in die rekening nog vermeld Hil versum in 1305 en Bussum in 1306. Dit is zo belangrijk, gezien de legende van St. Jan en de nog altijd merkwaardige processie in de zomer te Laren. De eerste stad Naarden, die aan zee lag, is slechts een kort leven beschoren geweest. Zij werd in 1350 in brand gestoken met welk gruwelstuk de bur geroorlog der Hoeksen en Ka bel jou wsen begon en werd vervangen door een nieuwe stad, die in hetzelfde jaar gesticht werd op de plaats waar Naarden tegenwoordig nog ligt. Als eerste dorpsparochie naast Laren wordt vermeld het kerspel, dat de Eem- nessers, die in 1339 toestemming hadden verworven, zich in Gooi land te vestigen, zouden vormen. De vroegste vermelding van Huizen is van 1382. In een aan tekening betreffende zaken voor 's graven rechterstoel worden lieden uit Blaricum en Hilversum benevens een afgevaardigde ..yyr des dorps weghen va*- Laren, Blaricum en Huizen ging het steeds beter. Ook kwam er visvangst in Huizen: aal, bot, garnalen, ansjovis, haring. De aalkubbe werd met bootjes uit gezet, bot werd gevangen met grote sleepnetten. „De garnalen visserij werkte met de keul, een zakvormig net van vijf voet breed, dat achter de schuit sleepte. Haring werd met scha- kelnetten gevangen, aaneenge- koppeld tussen twee botters in". In Naarden moest men de fabrie ken van zijde en fluweel aan de Fransen overlaten. Wel had Naarden nog zijn molen, evenals Huizen en Blaricum trouwens. In Hilversum werd de laatste korenmolenaar in 1779 bakker. Van oudsher was in Naarden de grootste markt, maar in de ze ventiende eeuw was er al één in Hilversum (nog altijd een be kende markt). Er waren bezems van de Gooise binders en ver rukkelijke Weesperkoeken, zo geliefd in de gouden eeuw. De tuinders uit 's-Graveland kwa men met hun groente, bij eenhou ders uit Laren met honing, boe ren met boter en kaas. In de achttiende eeuw was er ook een veemarkt met veel beesten uit Loosdrecht, doch voor het ver keer bleef Naarden het punt. De Bussum-'- nieIde" zich voor e- oVeelte bezig met .-'juen en zand afgraven en in 's-Graveland kwamen de blekerijen in opkomst. Het Gooi Boerenerf te Hilversum door Jur. Andriessen. schilders de „ethisch-religieuze denkers en dromers. Frederik van Eeden vestigde een kolonie om denkbeelden op sociaal ter rein in toepassing te brengen. Hij bracht die onder op het landgoed Groot-Cruysbergen te Bussum aan de weg naar 's-Graveland en gaf aan het huis de naam Wal den, naar het werk van- Thareau, zijn Am^-" ''^e voo*~ ca neer "an het huls n.°s 'tegenover Bantam zien figgen. Tussen Laren en Blari cum werd de kolonie van domi nee Kylstra gesticht, de Interna tionale Broederschap, waartoe de architect Rueter, professor Van Rees en Felix Ortt behoorden. sen" genoemd. Hier vindt men nog altijd de prachtige Huizer- dracht en de mooie gevels. De kerk van Blaricum, in een aan tekening van 1382 eveneens ver meld, behoorde bij Laren. In 1408 wijzigde hertog Jan van Beieren, die zijn vader Al- brecht als heer van Gooiland was opgevolgd, de rechtspraak in zo verre, dat het hoger beroep niet langer te Amsterdam, maar te Weesp gehaald zou worden. werd enorm veel door brand ge teisterd, Hilversum in het bijzon der in 1766. En er werd in de Franse tijd veel geplunderd en verwoest. Ook werd Hilversum langzamerhand van welvarend zeer arm, toen de Twentse in dustrie opkwam. Het was omstreeks 1750 dat Jan Toebacxman (die een drank winkel in Bussum had) het door veel nazaten gedreven logement stichtte. In 1813 werd het door de Claesz Jansz: Visscher: Gezicht op Blaricum. man II van Hamaland, zijn ge weest. Alles wat deze in het graafschap Naardingerland bezat, schonk hij aan de door hem ge stichte abdij te Elten, waar zijn dochter abdis was. De oorkonde, waarmede hij deze schenking deed, is verloren. Wij kennen deze slechts uit de bevestiging, die keizer Otto I op 29 Juni 968 daaraan gaf. Uit de twaalfde en dertiende eeuwen vernemen wij van be voegdheden en bezittingen van het kapittel van St. Jan te Utrecht, dat 't zijn rechten ook na het einde der middeleeuwen, door de hervorming heen, heeft weten te handhaven. De macht met het grondbezit, dat zij in Naardingerland bezat, droeg de abdis van Elten, onder goedkeu ring van haar convent, op 6 Mei 1280 aan de graaf van Holland over. Met deze overdracht begon de Hollandse heerschappij over het Gooi, die zich dus grondde op een verpachting. Gedurende de Republiek der Verenigde Ne derlanden en de Bataafse Repu bliek is deze toestand blijven voortbestaan. Pas in 1806, toen de souvereine rijksabdij in Na poleons handen geraakte, kwam aan het betalen van deze pacht ten langen leste een einde. Van het bestaan van een kerk te Laren hebben wij geen aan wijzingen voor 1306. Op de 19de VOLGENS dr. De Vrankrijker in 1940 was het hoofd bestaans middel voor het hele Gooi spin nerij en weverij. „Het spin werk was voor de dorpen belangrijker dan landbouw en veeteelt samen. De schapen waren zeer goed te houden in het Gooi en vonden op de heide voldoende van hun ga ding en 's winters ook op de en- gen, als er geen knollen op groei den. Naarden was oudtijds één der vele steden in de Nederlan den, die welvaart en rijkdom dankten aan de weverij, die haar producten tot ver in het Oosten van Europa kon verkopen". De stad werd echter in brand ge stoken door de Spanjaarden in 1572. Naarden kwam in 1672 in het bezit der Fransen en werd een jaar later na grote gevechten heroverd. In deze tijd kwamen er veel refugiés in Naarden, die er een begin maakten met de ver vaardiging van zijde en fluweel. Er waren veel Fransen, want er was een Waalse kerk in het ka zerne-weeshuis, waar nu het mausoleum van de grote Tsjech Comenius te bezichtigen is. Al tijd probeerde Naarden het weer zijn industrie er bovenop te bren gen, maar het had geen geluk. Met het Hilversumse katoen daarentegen, de weverijen in Fransen verwoest. Het werd her bouwd aan de overzijde van de plaats, als „Jan Toeback" (te genwoordig: „Jan Tabak"). Over de drooglegging van het Naardermeer is men enige eeuwen doende geweest. Het meest omstreeks 1630, toen jhr. nieuwe fabrieken naast de tapijt industrie en ijzergieterijen. Iedereen weet daar de radiostu dio's en de seintoestellenfabriek te liggen. IN DE ZEVENTIENDE eeuw werden in 's-Graveland al de grote buitens gebouwd, zoals Gooiland, Schapenburg, Spiegel rust, Trompenburgh en andere, met hun grote dreven en zwaar geboomte. Toen de gewezen ad miraal Cornelis Tromp aldus A. Hollema dan ook in 1667 de rijke weduwe van Hellemont, geboren Van Raaphorst huwde, werd hij daardoor eigenaar van Spiegelrust, zowel als van het buiten daarnaast, dat toen nog geen Trompenburgh heette en dat ook niet op de plaats van het huidige buiten van die naam was gelegen. Door de verwoes ting, welke de Fransen in 1672 en 1673 in het Gooi aanrichtten, werd vooral de. woning van de door hen gehaten Tromp getrof fen. Spoedig nadat deze streken van de vreemde legerbenden ge zuiverd waren, werd het buiten goed door Tromp en zijn echtge note herbouwd. Aan de signatuur op een dei- zolderbeschilderingen met de naam Boerhout 1680 kan men Tromp aan zijn Deense graven titel, aangezien koning Christiaan V hem tot graaf van Syllisborg had verheven. Het benedengedeelte van de gevels bestaat in hoofdzaak uit muren van ruw oppetv^ j1' niet gevoegd- gepleisterde steen- nogerop schuil gaan dChter een bekleding van hout. Het dak van het Oostelijk ge deelte is bovendien van trappen en terrassen voorzien, geheel in de stijl van de verdekken en op gangen der toenmalige houten schepen, vanwaar men een ruim en vrij uitzicht heeft tot aan Am sterdam in het Noordwesten. Het op de terrassen aanwezige klokje heeft het jaartal 1763. Beneden aan het Westelijk deel zijn beelden in de nissen ge plaatst, Flora, Bacchus, Fama, Ceres en Pluto voorstellende. De toegang tot het gebouw is aan de Oostkant, eertijds met een brug over het gedeelte van de vijver, waarin naderhand een dam werd gelegd. Uit de vesti bule gaat men langs een zoge naamde kajuitstrap, voorzien van een eikenhouten balustrade, naar de kamers en zalen van het voor name dubbele herenhuis. Bijna al deze vertrekken zijn rijk be schilderd, meest met landschap pen en dierfiguren, terwijl er ook losse doeken met jachttafe relen te bewonderen zijn. In de gang, naar de koepelzaal leiden de, ziet men aan de zoldering di verse vogelvoorstellingen. De twee kamers aan de Noordzijde hebben beschilderde plafonds, waarvan de middenvlakken alle gorieën in kleuren geven, mytho logische voorstellingen van Diana en Endymion bijvoorbeeld. De omlijsting wordt gevormd door zogenaamde grauwtjes met sym bolieken, ontleend apn het zee mansleven, zoals nautische in strumenten, scheepsgereedschap, militaire attributen. De koepelzaal heeft voor de bezoeker nog steeds de meeste aantrekkingskracht, zowel door de eigenaardige bouw met een middenpijler, als om de talrijke beschilderingen van wanden en koepel. Deze wordt bovendien gekroond door een schoorsteen opmaken, dat de bouw van het .met als windwijzer een scheepje, buiten zowel als zijn binnenbe- timmering en beschildering tus sen de jaren 1674 en 1680 moet hebben plaats gehad. Daarmee stemt overeen, dat Cornelis Tromp, reeds in 1667 als schepen voorzien van kanonnen, tuig en vlaggen. Het karakter van een schip wordt verder door het uiterlijk van de koepelzaal ver levendigd, doordat de achthoe kige vorm vier uitbouwingen Godart van Reede van Nedcr- horst zeer veel geld bood aan de uitvinder van een nieuwe paar- denmolen, zonder dat de plannen doorgang vonden. In de negen tiende eeuw werd het Naarder meer slechts voor de eenden- jacht gebruikt, in de twintigste heeft de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten geluk kig op dit prachtige gebied be slag kunnen leggen. Het merkwaardige is, dat de Gooiers, hoewel allen van elkaar afhankelijk, bijzonder eigenge rechtigd zijn, zodanig met een soort van eng chauvinisme be hept, dat er tientallen processen van de plaatsen onderling in de geschiedenis voorkomen. De eerste spoorlijn door het Gooi van Amsterdam naar Amersfoort werd in 1874 ge opend. Toen kwamen na de vele van 's-Graveland vermeld, van 16751676 fungeerde als schout ter plaatse, in 1668 hoofdinge land werd. Toen Tromps buiten werd vol tooid en overeenkomstig zijn smaak en opdracht versierd, zo wel van binnen als van buiten, kreeg het niet de naam Trom penburgh, doch: Hofstede Syllis- burg, waarvoor twee bewijzen zijn. Tiet ene is een acte van des tijds. Het andere is een merk waardig schilderij, dat in het museum te Kassei hangt, met dit opschrift en daarbij het jaartal 1704, waarop duidelijk uitkomt, dat het dezelfde Trompenburgh is, een koepel woning in een vij ver, omgeven door rechtlijnige plantages en tuinpartijen, oran jerieën en speciale boomgroepen, heesters of andere plantengroei. De naam van het huis ontleende heeft naar de evenzovele wind streken, vanwaar men uitziet op het water in de vijver met twee eilandjes. Boven de Oostelijke gevel leest men de inscriptie: Kornelis Tromp, Lt.-Admiraal van Holland en West-Vriesland over 't kwartier Amsterdam. Ook de beschildering der zaal is karakteristiek voor het geheel en zijn delen, aansluitende bij de bouw van het huis, de aard van de eigenaar en zijn oude milieu van de vloot en de zee. Onnodig te zeggen, dat zeer velen wel van het bestaan van Trompenburgh afweten. Doch door de enkele beschrijvingen, die ervan zijn, is van dat inte ressante bouwwerk toch te wei nig bekend. Mevrouw Blaauw- (Zie verder pagina 5) •■•••■■■■■■•■■•■■•■■■■■a (Vervolg van pagina 4) Six, de weduwe van jhr, Blaauw, die Gooilust bewoonde met zijn tot in 1935 bekende dierentuin en vogels uit alle streken der aarde, schonk Trompenburgh aan het rijk onder voorwaarde, dat het altijd door een particulier bewoond zou worden. Het rijk kiest hen tot bewoners, die niet alleen in staat zijn zulk een ge bouw te bewonen, maar ook veel liefde hebben voor oudheid en kunst. Rijksmonumentenzorg geeft zich veel moeite het buiten in een uitstekende staat te hou den. Deze zomer is het uit de steigers, maar komende zal men er het J^'olR weei" zien Dezlg alles zoveel ^„-geiijk in de zeventiende eeuw- se staat terug te brengen. De heerlijke parken van de buitenplaatsen zijn voor velen toegankelijk: Boekestein, Schae- penburg, Gooilust en Hilverbeek, welke laatste buitenplaats in 1634 werd gesticht door Anthony Oetgens, burgemeester van Am sterdam, voor zijn dochter. Voor zichzelf liet hij Spiegelrust en de hofstede Stofbergen bouwen, die wij (met een enkele verandering) nog kunnen zien liggen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft mr. Hendrik Bicker het tegenwoor dige huis Hilverbeek doen ver rijzen omstreeks 1724. Bijna anderhalve eeuw later heeft.aan de achterzijde bij de vijver een grote verbouwing plaats gehad. ALLE GOOISE gemeenten, Stad en Lande van Gooiland en de Stichting Goois Natuur reservaat, brachten grote be dragen bijeen voor de aankoop van het Spanderswoud, Bantam, de Gooise heiden en de Bikberger bossen. Veel sphilders hebben al in de zeventiende eeuw tochten ge maakt naar het Gooi, zoals Spil man, Brouwer en Kerkhoff, andere kozen zelfs Hilversum of 's-Graveland tot woonplaats. Er bestaat een heel fijne tekening in het Gooise Museum van een gezicht op Blaricum van Claes Jansz. Visscher (omstreeks 1630). Een van de zeer treklustige schilders was Jurriaan Andries sen, maker van romantische be hangsels en bijzonder mooie aquarellen en tekeningen, waar van „Gezicht op een boerenerf te Hilversum" en „Het dorp aan de Lage Vuurse" zeer bekend zijn. Hij leefde van zijn behangels, die ons doen denken aan de land schappen op Weesper en Loos- drechts porselein. Ze waren ook in het buitenland beroemd. Zijn eerste behang was dat voor he Amsterdamse binnengasthuis. Veel van zijn werk is in Haar lem bewaard, zoals: Duinen bij Hillegom, een aquarel van het slot te Heemstede en de Haar lemmermeer en het Bolwerk in Haarlem met molen. Zijn bomen, zoals die in het Hilversumse landschap, hebben een bekoor lijke, grootse en bijna menselijk levende statigheid. Zij zijn in zijn landschappen de personifi catie van zomer en rijpheid. Geheel anders was P. G. van Os, die in 1813 in Nederhorst den Berg woonde en in 1814 als hoofd van de Landstorm de Fransen bestreed. Hij schilderde met virtuositeit strijdtaferelen en landstormers in de sneeuw. In diezelfde tijd heeft hij veel in 's-Graveland geschilderd. In 1819 ging hij in Hilversum wonen. Van Os kwam uit een familie van schilders, die zich in zijn dochter en schoonzoon Abels voortzette. Hij was een beroemd dieren- schilder. Zijn herten in het bos bij een beek, zijn weiden met schapen, zijn vaart bij 's-Grgve- land, al deze taferelen ademen een wijde sfeer van rust, zon of sneeuw al naar de seizoenen. In Hilversum woonden eveneens een leerling van Andriessen, te weten Jan v. Ravenswaay, alsmede een leerling van Van Os, genaamd De Rijk, bekend om zijn Gooise vérgezichten. Van Ravenswaay schilderde behalve scènes uit het weversbestaan, verrukkelijke ro mantische landschappen, waarin 't bos ons sterk aan enkele nu nog ongeschonden stukken van het Corversbos te Hilversum doet denken. Bij hem is alles echter ijler en minder prentachtig dan bij zijn leermeester. ALS WIJ het Amstelland uit rijden hangt op deze nazomer dagen om de torens van het Mui- derslot een blauwige nevel. Een nevel, die ook zweeft over het IJselmeer als men uit de ramen van dit slot kijkt, die ligt als een schaduw op de dijk en boven de open plaats, die nog naar de oude zee riekt. Op de binnenplaats van het slot moet het nu *-vel en middeleeuws nn oesloten zijn. TVTr... Xou zich kunnen voorstellen, dat trompetgeschal ons begeleidt als we het Amstelland verlaten. In de morgen is het al even wa zig rondom Weesp met zijn lage land en zijn fortificaties. En voor de brug over het Merwede- kanaal zien we „het huis" liggen, beneden waar het Gein in de Gaasp loopt een groot en ouderwets huis, dat lijkt alsof het door een heel dorp verlaten is en daar alleen is blijven staan. Hei wat vochtige gebladerte van de bomen verbergt het bijna geheel. Onder aan de dijk ligt het als een wereld op zichzelf. Er moet eens een reus geweest zijn, die de waterlandplaatsen in zijn hand gehouden heeft en hen al maar heeft bekeken: Nigte- vecht, Nederhorst den Berg met zijn oude kerk, zijn waaiende struiken, het kasteel uit de vijf tiende eeuw. De rietlanden van Ankeveen aan de Googh bij avond, waar witte wolkenkoppen zich spiegelen in de plas en het groene geboomte geschikt als bij Rembrandt in een hoek bij een boerenhuis. Wij hebben het Corversbos ge kozen op een klare nazomerse dag. Mos op de paden, mos en varens tussen de zware eiken, overladen en omkranst door klimop. Op zacht mos gelegen kijken we naar de kruinen van de beukebomen waar de ver zamelde warmte een uitweg vond naar de kleine plek met de hel derblauwe lucht. En zo midden wit van de kleren doen de lust en de ongedwongenheid van het rijden op de zanderige paden beter uitkomen. Als de ruiters verdwenen zijn, is het weer zeer stil op de heide. Langzaam rijden we met zwie pende wolken zand achter ons aan de heide over naar Craailo waar de afgravingen als rots achtige Egyptische platen ver rijzen op het zand. En rechts, waar het pad beter wordt, slaan wij af om te komen aan de weg op de hoek, waar de wonderlijke pijnbomen uitsteken boven het andere geboomte en waartussen men giraffen zou willen zien stappen met hun lange halzen Doch men ziet natuurlijk niets van dit alles, men ziet alleen de edelkarper met zijn rode vinnen, die door de visboer levend en groot als door een soort van men seneter onder onze neus wordt gehouden. Indien men rechts houdt komt men door het bos van Bikbergen in een zeer korte tijd weer bij de visafslag aan de pier van Huizen. Wiegende zwarte vrouwen, groot en afwijzend, met stijve kanten mutsen. Afwijzend ook de mannen, maar toch wel vrien delijk. De vissers met hun ronde hoedjes, hun vele vis en hun haven, die er nog wezen mag zo lang 't duurt, met haar pier aan het stille IJselmeerGa eens varen met de oude visser, die niet van zwemmen houdt, maar wel van praten op een warme dag over het meer zonder de ge neugten van de toerist op Zon dag, zonder vreemdelingenver keer. Dan rijdt men Huizen weer uit bij de grote kerk met de oude linden, nagestaard door wat mis prijzende vrouwen, om te komen op wegen en dreven waar men de prikkelende geur ruikt van de pijnbomen met hun hoge krui nen, die de grens vormen tussen de hei en het IJselmeer, tussen landhuizen en het Valkenveense, ruisende schelp aan de zee. Hoge bomen vangen veel wind. Maar de wind van het Gooi, hei en De Nederlandse Opera heeft thans een nieuwe enscenering van „La Traviata" op het répertoire, waarmee Frans Vroons als regisseur debuteerde. De foto toont een scène hieruit, met Marilyn Tyler en Justus Bonn. Wm: -'jï V ',1 m t m *3*5 P. G. van Os: Landschap bij 's-Graveland op deze dag zien wij, dat het plas, meer en rivier, is gering en Corversbos op vele plaatsen er drijft ons naar Blaricum, waar nog als op oude platen van bos- groot en klein zwemt in de vijver, landschappen rond Hilversum die eens hei heette, bij de hut van uitziet. Mie en weer zijn daar de Wij kijken naar het rustige schilders, de hei en dennen in paardrijden in de namiddagen, kleuren de ruiters naast elkaar Het geel en 't bruin en 't zwart- met rijbroek en al op het ver- Boslandschap bij Hilve sum (J. van Ravenszwaag) maarde concours hippique. De boeren rijden wedstrijd met hin dernissen. De geestdriftige toe schouwers, schilders, burgers en vacantiegangers, juichen naar het hoedje met de wippende veren en naar de schokkende paarden. Van de laagte aan de Meent tot daar waar men Eemnes kan zien liggen gaan we naar boven, de Tafelberg op. Voor een konijn moeten beneden aan de Tafel berg de eenzaamheid en de af metingen zijn wat voor ons de uitgestrektheid van Afrika is. Hij holt en holt langs de berg zonder omzien, langs het vergezicht over de Noorderheide naar de Wester hei. Men ruikt er de geur die aandrijft, geur van eikenhakhout en daartussen het jonge gras. Ergens aan de kant van de hei hoort men ganzen en kalkoenen schreeuwen. Achter kleine stenen trapjes ziet men een geiteweitje, zoals Mauve die wel schilderde en dat veel voorkomt in het La rense, waar de onvergetelijke pereboom staat. Een grote bezienswaardigheid vormen de pita's in de Rooms- Katholieke kerk in het nabije Blaricum en in die van Eëmnes- Binnen, vooral de eerstgenoemde. De Moederfiguur, het gezicht zo sereen als op een schilderij van Memlinc, de figuur van de Zoon. het lijden vereenzelvigd met het geboren worden. Uit de plooien van het kleed en de val van de' kap mag men aannemen, dat dit een zeer oud beeld moet zijn. KOMENDE uit het Larense met links en rechts de op een weekdag bijna altijd verlaten heide, zien wij ter linkerzij van de weg een pad, dat voert naar Eemnes-Binnen tot dichtbij de oude kerk met de linden. Wij slaan op de dijk in de late zomer en zien het Eemland glinsteren, groen tot aan de horizon en lich tend tot aan Spakenburg, waar de porseleinen schonen wonen met haar ronde kanten mutsje op het hoofd en haar opgerolde kuif, met haar lichte ogen en haar bloemetjeskeurs. Het is goed om te wetm, dat men op polder wegen met ontelbare ronde boch ten en kleine jachthavens terug kan toeren en weer net zo op de dijk kan staan. Nergens als in het landelijke Eemnes zijn huis aan huis zoveel tuintjes met de stralende gele en paarse dahlia's. Nauwelijks hebben wij ons van het landelijke losgemaakt of wij bereiken met een kleine omweg het kasteel Groeneveld, gelegen in de lange oprijlaan, wat naakt, wat uitheems. Vermoedelijk werd het in de zeventiende eeuw door Jan Frederik Mamuchet gesticht en verbouwd in het begin van de achttiende eeuw door Cor nelis Hasselaar, een Amsterdam se koopman. Het grote wilde park er achter is nu tuin, het ge bouw een kostschool. Als we rechtdoor gaan en dan rechtsaf zijn we dicht genaderd tot de Hoge Vuurse, het jonge kasteel-hotel, dat door Ed. Cuy- pers gebouwd werd. Het zijn niet de fonteinen, het is niet het nodende, met krullen versierde hoge hek, noch de reusachtige hoge en ongewone rhododen dron, doch het is het doodstille van het park met de vijver daar achter, waardoor men bekoord wordt. Opzij strekt de vijver zich uit tot dichtbij het koetshuis met het hoge geboomte, waaronder vaak twee gelijk geschoeide, twee gelijk gekamde kellners stappen als een vreemd soort vogels. Op het water drijven jonge zwanen tot aan het eilandje en op het heuvelige mos hoort men niets anders aan de wallekant, als men op het bankje zit, dan de ruisen de wind door de bladeren. Soms is het er zacht en regenachtig, liggen de dennenaalden verend en geurend onder onze voet. Soms waait de wind grote wol kengevaarten opeen boven onze hoofden. In de lente en het na jaar zwemmen in de vijverach tige kleine gracht tussen de op hoging van het eilandje wonder lijk grote goudvissen. WAT VERDEROP aan de grens van Gooi en Sticht ligt Drake- stein, dat vermoedelijk ln 1362 door Werner van Drakenburg werd gebouwd en door ver erving en verkoping in vele han den is overgegaan. Kasteel Dra- kestein bestaat in zijn huidige vorm sinds 1640. Het werd door de-~Duitsers tijdens de bezetting zwaar gehavend en is door de tegenwoordige eigenaar, jhr. P. Bosch van Drakestein, gerestau reerd. De uitgestrekte bossen zijn in de gehele omgeving van Gooi en Sticht bekend. In het prachtige bos zijn als merkwaar digheden de kapel, de grot, de konijnenberg en de viskom. Dra kestein is het achtzijdige witte huis met een gracht er omheen, groene bomen, nachtegalen, voch tige bedauwde grasvelden, waar men doorheen waadt tot aan de knieën. Men hoort het kloppen van'de specht ergens ver weg in de bomen. Op deze najaarsdag is het zo roerloos stil, dat men zich zou verbeelden de eeuwen te horen, die het kasteel en de Lage Vuurse met de bossen omsluiten. De lichten van Hilversum zijn aan de weg bij het Janskerkhof opgegaan. Men ziet de zware bomen, waartussen de lampen in de huizen verschijnen voor onze ogen als lampionnen tussen heu velig geboomte. Een wit huis als een slot ligt daar als in een vreemd en ver bergland. HELMA WOLF—CATZ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 20