WILLEM
dïaM - 9fiAma:n- de -VAéö
Verzamelde Ëedichtem
van Clara Eööimk
DE NACHTAAP
Oude tegels in „De Hoofdwacht"
Kort verhaal door
Lizzy Sarah May
Tussen de generaties
Litteraire
Kanttekeningen
Onze puzzle: een kruiswoordraadsel
SINDS ENIGE WEKEN neemt een be
reisde aap deel aan het Haagse nachtleven.
Het is de chimpansee Charlie, die voor
deze gelegenheid als een klein manneke
wordt aangekleed en dan door zijn chef,
een lange Duitser, in een bekend Haags
établissement wordt binnengeleid. Hij is
namelijk een van de nummers in een pro
gramma, waarin eerst verschillende men
sen in dans en zang laten zien wat de
meeste mensen niet kunnen. En dan komt
hij om allerlei dingen te doen, die de men
sen zelf allemaal heel gemakkelijk kunnen,
maar nog nimmer door een aap hebben zien
doen. Dat achten zij dermate belangwek
kend, dat zij Charlie al die voor hen alle
daagse handelingen zelfs voor de televisie
hebben laten verrichten. Wanneer u des
avonds in de huiselijke kring in een stoel
gaat zitten en uw sokken uittrekt, dan zal
dat nimmer de lachbuien kunnen veroor
zaken, die men meemaakt, wanneer deze
aap dat doet. Doch evenmin als u zou be
grijpen, waarom u lachsalvo's zou ontkete
nen, indien u rustig aan een sigaret trok,
is dat deze aap duidelijk.
Maar enfin, hij oogst grote bijval en een
goed maandgeld voor zijn baas. Het succes
is wellicht toe te schrijven aan het feit, dat
men hem niet au sérieux behoeft te ne
men, omdat hij uiteindelijk geen mens is.
Dat is natuurlijk een zeer oppervlakkige
beweegreden, maar die zijn het dan ook
juist, waaraan geld te verdienen valt. Men
heeft de chimpansee tijdens zijn reizen ver
scheidene persconferenties doen houden,
waarop hij niet verscheen omdat hij iets te
zeggen had, maar slechts om communiqués
te verstrekken, precies zoals dat op de
persconferenties van mensen gaat. Deze
chimpansee dankt zijn beroemdheid voor
al ook aan zijn onderbreking van het tele
visieprogramma, dat de Amerikaanse kij
kers destijds de kroning van Koningin
Elizabeth toonde. Kort voor het ogenblik
van de kroning verscheen ineens Charlie in
het programma om een bekend Amerikaans
genotmiddel aan te prijzen. Hij heeft dm
een elementair menselijk schandaal ver
oorzaakt en dat geeft hem wellicht een
heleboel vóór in het nachtleven.
Deze week zag ik hem op een avond
kort nadat hij zijn sokken had uitgedaan
van het podium vluchten en temidden van
het publiek verdwijnen. Daarin heb ik
Charlie toch serieus moeten nemen. Zijn
patroon deed hem toen een ring om de hals
met een lang koord eraan, hetgeen tot ge
volg had, dat hij nu en dan met een beden
kelijke oogopslag aan zijn hals voelde en
een woede-uitbarsting kreeg ten overstaan
van een paar dikke mannen, die erom
ZELDEN HEEFT DE dichteres Clara Eggink ten volle haar vorm kunnen vinden,
een eenheid van toonshoogte, rhythme, zegging en plastiek, die onmiskenbaar da
hare is. Ze is er, die eigenheid en dat is de bevestiging van haar potentieel dich
terschap. Maar dat dit eigene zich niet dan fragmentarisch kon verwerkelijken, dat
volstrekt-persoonlijke strophen omringd en omsingeld worden door andere, die het
poëtisch-geslaagde als het ware naar het leven staan, zou dan weer doen geloven aan
de ontoereikendheid van haar dichterlijk vermogen. Er is in de verzen van Clara
Eggink en met de jaren in een toenemende mate vrijwel steeds iets van een
„broken melody". Iets boosaardigs, een schampere tegenstem, die van elders tussen
beide komt en niet duldt dat het zuiver-ervarene ook zuiver tot poëzie wordt.
DEZER DAGEN PAS twintig jaar na
lachten. Op die ogenblikken leek Charlie mjjn eerste kennismaking met haar jeugd-
mij zeer ernstig en het hielp niet veel of werk tiSchaduw en Water", ben ik er
zijn baas al „Mensch, come here!riep. Hij mjj tijdens het aandachtig en achtereen
heeft voorts handkusjes aan verscheidene herlezen van haar drie bundels (verza-
dames gegeven, een paar rondjes gefietst en
nog veel meer dingen gedaan alvorens zich
op bevel van zijn baas uit te kleden en naar
bed te gaan. Bij zijn pogingen om een kaars
op het nachtkastje aan te steken heeft hij
onder daverend gelach twee keer zijn vin
gers gebrand. Slechts één dame riep woe
dend: „Laat het hem dan niet doen!" en
ook ik moest Charlie wel ernstig nemen
toen hij een afwerend gebaar tegenover
ziin baas maakte.
IK MAAK MIJ toch zorgen over Charlie
en vraag mij af of hij met evenveel plezier
aan het Haagse nachtleven deelneemt als
zijn toeschouwers. KO BRUGBIER
meld en met enkele nieuwe verzen aan
gevuld, herverschenen nu onder de titel:
„De rand van de horizon"*) van be
wust geworden, dat deze onwillig-versto-
rende tegenstem in haar negatieve functie
een poëtische waarde vertegenwoordigt.
Ze drukt namelijk iets wezenlijks uit, zo
niet hét wezenlijke van dit dichtwerk:
een tweespalt tussen het mogelijke en het
werkelijke, het gedroomde en het erva
rene, het ongerept-verlangde en het ver-
toebeld-ontvangene. Ze verwoordt het tri-
buurt, dat een dichterschap en een leven,
twee in één, gedoemd waren te offeren
aan het fatum van de tijd.
U MOEST vanavond toch eens proberen
naar de Bussumse televisie te kijken, voor
al na half tien. We zijn zelf namelijk ook
erg benieuw hoe de kolder van dat merk
waardige cabaret „Saint-Germain-des-
Prés" aan het Amsterdamse Rembrandt
plein het op het kijkglas doet. Als het
tegenvalt ligt het
zeker niet aan de
voorbereidingen, want
de ene maandelijkse
uitzending van Tom
Manders en zijn troep
je is nauwelijks koud
l' men begint al weer aan de repetities
voor de volgende. Een week voor de uitzen
ding komt TV-regisseur Gijs Stappershoef
met al zijn élan naar het Noordelijke Saint-
Germain om er de „droge repetities" te
leiden en samen met script-boy Veenman
v/eet hij zo suggestief te gebaren waar de
drie camera's zich bevinden, dat Manders
cn de zijnen bij de echte camerarepetitie in
de studio blindelings in en uit het beeld
iouden kunnen wandelen.
Natuurlijk is er altijd nog een stevige
oost onvoorzien: de vorige keer klaagde
iedereen tijdens en na de uitzending over
•en hinderlijk meisje in de figuratie, waar
op het camera-oog net te nadrukkelijk
bleef hangen op de ogenblikken dat het
Twee van de New Orleans Seven achter
hun fornuizen.
Het kenmerk van Saint-Germain-des-
Prés zit in de sfeer van pleizierige impro
visatie, al is het allemaal wat minder voor
de-vuist-weg dan de argeloze bezoeker
vermoedt. Maar de befèzte koffieschenker
Francisco die plotseling op het podium van
nauwelijks dertig vierkante meter „wat
gaat doen" en de komiek Wim Romeyn die
met de attributen van een glazenwasser een
Engels liedje speelt, de zanger André Rom-
bouts, die als monteur-van-Paname „Les
grands boulevards" vertolkt en nog een
paar anderen, zoals conférencier Jan Blaa-
zer, lijken min of meerbij toeval in dit
établissement verdwaald te zijn om hun
nummertje te maken.
Zoals ook in Januari van dit jaar het
Nijmeegse meisje dat als Sacha Denisent
wordt geannonceerd zo maar Saint-Ger
main binnenstapte met weinig omlijnde
ideeën. Door de goede zorgen van Tom-
Mix-Manders („Als je hard studeert, mag
je blijven") is zij nu een sterretje in de dop,
dat vanavond zowel u als mij zal vertede
ren met Rue de Lappe, ode van 't apachen-
bal, of het schalkse „Als een Hollander
naar Parijs gaat" van haar leermeester zelf.
Er is vanavond een gast in het program-
Uit haar jeugdverzen kan men lezen
vanwaar ze gekomen is: „ik meende aan
't strand te zijn geboren" en kan men ge
waar worden wat haar natuurlijk element
was: ijle en zilte lucht, een ongewisse ein
der om zich in te verdromen, ver van dit
ingedijkte achterland. Een oudere generatie
als de hare, waaraan zij zich door haar le
vensgevoel wel meer verbonden móést voe
len dan aan haar tijdgenoten, was het nog
mogelijk geweest zich met de kracht van
een nostalgische verbeelding een wereld
te scheppen buiten en boven de verstrik
te realiteit.
Clara Eggink, aan Bloem het meest
verwant, werd te laat en te vroeg gebo
ren. Te laat om aan een „vuren heim
wee" de vlam te doen ontbranden van een
„betreurd weleer". Te laat óók om uit
de resignatie de kracht te putten tot een
verzoening met het onvervulbare. En te
vroeg weer om met de vitalisten storm te
kunnen lopen tegen de verstarrendé tijd
in dienst van nieuwe levensvormen of om
„geëngageerd"-militanl deel te nemen aan
het démasqué der Forum-mannen. En zo
al was het dan niet naar jaren, dan
toch met haar levensverlangen tussen
de generaties staande, vervuld van een
diep begeren naar overgave aan het vol-
komene, vervuld óók van een pulserende
leefdrift, zag zij haar horizon nauwer en
nauwer worden, de droom van groots en
trots avontuur verschrompeld tot een
klein geluk en tenslotte ook dat onl-
luisterd tot een argeloos-geloofde illusie.
Het was 1930 toen ze debuteerde en 1934
toen ze haar jeugdverzen voor het eerst
bundelde!
Van hetgeen daaraan vooraf ging en dat
allicht nog de glans der verwachting ge
dragen zal hebben, is geen letter in druk
verschenen. Veel heelt Clara Eggink's
waakzame zelfcritiek het zwijgen opge
legd. En zo is het dan de ontgoocheling
geweest, waarvan van meet af haar vers
was doortrokken. Maar een ontgoocheling,
die de verraden droom kon noch wilde
vergeten één die zich vermannen wilde
om telkens opnieuw „Arcadië' te bouwen
op de puinen" en tenslotte uit levens
plicht jegens het dagelijks-kleine zich te
vreden trachtte te stellen met „een zach
te genegenheid tot leven".
Aldus bereid hoewel niet getemd tot
een „lafhartig lijden" liet ze allengs
de gevoelskorrels aanslibben lussen het
eiland van haar jeugddroom en het vaste
land der mensen, om daar, meer als emi
grant dan als ingezetene, op het „Schier
eiland" der goedwillendheid dienstbaar te
zijn aan het pijnlijk-begrensd mogelijke.
Maar „wie de golven te volgen vroegen,
diens hart past nooit meer in de oude voe
gen".
Sindsdien is het meer en meer Land
inwaarts (titel van haar derde bundel)
gegaan. Mensenleed, oorlogsleed is geko
men, groter dan het eigen leed en heeft
onverwacht het vers doen gaan op de
straffe maat der heilige verachting (Do-
denmarsch voor Rotterdam), heeft het
verlangen één enkel maal nog óp doen
staan in „een snakken naar ontkomen"-
vergeefs? Het schijnt zo: in het lest kan
ook „de kleine plek, van 's werelds straf
lieve kind juist iets te hard lachte of een ma, wiens omvang de absolute tegenstel- verschoond gebleven, waar bloem en wilde
tel te lang klapte. Zij was dan ook de dag ling vormt tot Sacha. Dat is de zwaarste ^fuc'l£ hoog bloeit aan water stil en eeuwen
UJÏ tnotrnl Kot irow l\Ton mon trfi Morlorlonrl "Piöt VQn Hat 7tV3arH (HQ]) HOg flHUWGlljKS GGI1 tFOOS't Z1JI1 VOOT
tevoren bij toeval het pretlokaal van Man- man van Nederland, Piet van der Zwaard
ders binnengestapt, zoals zowel de artisten uit Doorn, vierhonderd pond in totaal, die
als de toeschouwers dat bij Saint-Germain- als sommelier fungeert en die alleen al
des-Prés dat schijnen te doen en behoorde door zijn figuur een waardevolle bijdrage
Dit is de lieve twintigjarige Sacha niet tot het vaste figuratietableau. Want de tot het schouwspel biedt. Er zijn trouwens
Denisent, die optreedt in het hiernaast meisjes en jongens van de Kunstnijver- nog zeven gasten, die als New Orleans
besproken televisieprogramma, zoals zij op heidsschool en andere bescheiden handlan- Seven een flinke dreun in staccato-rhythme
het Rembrandtplein voor de camera komt. gers met existensialistische allure van dit weggeven. Hun hele drie minuten durende
U moet maar eens opletten, dat zij strak- amusement weten zo langzamerhand wel nummers zijn op de maat voor de camera's
wat ze doen moeten. Daar zorgt Jack Bow uitgekiend.
ook voor, die de als décorontwerper bekend En natuurlijk is er de baas van het spul,
en als cabaretier befaamd geworden Man
ders ter zijde staat om wat te schaven aan
zelfs al is het Zaterdagavond. Aan wie doet het doen en laten van de spelers. Choréo-
haar talent denken? De herinnering aan graphie is een te groot woord voor zijn be-
Greta Keiler dringt zich op. Geen wonder: moeienissen, maar men kan het eens wor- levensvreugde via het beeldscherm zo goed
dat is haar tante. den over de term bewegingsregie. valt over te brengen. J. H. B.
Een nichtje van Greta Keller
weg de „verbrast hij al zijn lieve centen"
zingt, waar eerst „koopt hij van die pikante
prenten" heeft gestaan: ook de TV ver
draagt geen grapjes voor boven de achttien,
Manders zelf, met gekke invallen, grollen
en geintjes. Saint-Germain-des-Prés is als
voor de beeldomroep geschapen, juist om
dat er een régime heerst, waarvan de
het al te zeer ontbeerde.
„Ik heb mijn kans gemist", dicht ze
bij een sieraad en werpt het halssnoer van
zich af. „want parels leven niet op dode
huiden". Het is niet het laatste van haar
Nieuwe Verzen. Het is gelukkig het eer-'
ste. Verderop staat nog een gedicht van
later datum: „De tederheid die stilte is",
één van de schoonste die Clara Eggink ooit
heeft geschreven en dat me doet geloven,
dat er ook voor een „gebroken melodie"
een slotaccoord is, dat de wonde van een
leven heelt tot een volmaakt vers.
C. J. E. DINAUX
N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam.
De actieve vereniging „Haerlem" heeft
in haar zaal in „De Hoofdwacht" aan de
Grote Markt te Haarlem een tentoon
stelling van oude tegels uit de verzame
ling van Dingeman Korf, tekenleraar van
het Coornhert Lyceum, ingericht. Het is
een expositie geworden waar zo ongeveer
de hele ontwikkeling van de Nederlandse
tegel van de Middeleeuwen tot de twin
tigste eeuw in te volgen valt. Op zichzelf
is dat natuurlijk al een kijkje waard. Wie
van deze oude volkskunst houdt, moet dan
ook niet verzuimen eens binnen te lopen.
Oude plavuizen en vloertegels met geën-
gobeerd patroon uit de Middeleeuwen lig
gen er naast tinémail uit de zestiende
eeuw, toen deze techniek in de Noorde
lijke Nederlanden haar intrede deed.
IN DIE TIJD bewoonden we nog het
grote grachtenhuis te Amsterdam: een pij -
pela met een voorkamer, een achterkamer
en een plaatsje. Daarlangs liep de gang
naar de keuken, die weer uitmondde in de
tuin. Drie treedjes naar beneden en je
stond in een mooie welverzorgde stadstuin.
Hij grensde aan een der tuinen van de
achter de gracht liggende dwarsstraat. Het
was een tuin van veel mindere allure, voor
het grootste gedeelte in beslag genomen
door een fietsenwerkplaats. Daar werkte
de vader van Wimmie, een lange magere
man. Een enkele keer hoorden wij hem
fluiten, als wij in de tuin speelden. Doch
meestal werden er door ons slechts krach
tige vloeken waargenomen, want Wimmie's
vader was een maaglijder. Van zijn moeder
herinner ik me alleen, dat zij haar man
dagelijks uit zijn werk haalde onder de uit
roep: „Help-me-es-effe-met-de-mat-Wul-
lom!" een uitdrukking, die wij lange tijd
als wachtwoord bezigden.
Wimmie was een schichtig vlasblond
kereltje, dat tot onze eerste speelkameraad
jes behoorde. Doorgaans stond hij stil met
zijn te grote, puntige hoofd door de spijlen
van de houten schutting naar ons te kijken
als wij in de tuin speelden. Maar soms ook
trok hij de stoute schoenen aan en klauter
de hij onhandig over de omheining om zich
bij ons tc voegen. Hij was voor ons, mijn
zusje en mij een meegaand slachtoffer. Hij
liet zich gewillig met schepjes op het hoofd
slaan en verdedigde zich slechts in het
uiterste geval.
Wimmie adoreerde reeds toen mijn moe
der. Als zij zich bij ons in de tuin ophield,
had hij geen oog van haar af. En hij liet
zich met verzaligde blikken door haar over
zijn punthoofd strelen. Thuis werd hij
r.ooit aangehaald. Hij was de oudste van
een gestadig groeiend gezin en hij was
degene die altijd belast werd met de bood
schappen en het vuile werk.
Toen hij ouder werd, naar school ging
en allengs Wim begon te heten, liep hij een
omweg langs ons huis om maar een glimp
van mijn moeder tc mogen opvangen. Nog
zie ik hem, zijn schonkige schoudertjes op
getrokken. verlegen, met oogjes van een
naar warmte hunkerend jongenshart mijn
moeder groetend, die achter het venster
stond. Niet lang daarna kwam een periode,
dat hij onverschillig fluitend voorbij liep,
of met kameraadjes in de zijstraat voetbal
de. Onverholen minachtende blikken had
hij voor ons „grieten" en een gemaakt on-
verschillge groet voor mijn moeder.
ENIGE TIJI? later echter bloosde hij als
hij ons tegen kwam. Hij ging toen op de
Mulo en stond weer als vanouds achter de'
schutting om ons op te wachten. Hij deed
toen boodschappen voor mijn moeder. Ze
hoefde maar te kikken en met grote nauw
gezetheid kweet hij zich van zijn taak. Het
was in deze tijd, hij zal ongeveer vijftien
jaar geweest zijn, dat hij op een avond aan
de keukendeur klopte om ons zijn eerste
tekening te laten zien. Deze stelde een berg
landschap voor. Bergen, bossen en kleurige
bloemen. De plaat getuigde ontegenzegge
lijk van talent.
„Dat is heel mooi, Willem," knikte mijn
moeder waarderend.
„Hoe weet je dat een berglandschap er
zo uitziet," snibden wij. „Je hebt er nog
nooit echt een gezien?"
„Maar ik denk dat het zo is," verdedigde
Willem zich kleurend.
NADIEN WERD mijn moeder deelgenoot
in zijn vorderingen. Iedere tekening werd
speciaal voor haar gemaakt. Zij was zijn
inspiratrice. Maar wij meisjes, harteloos als
wij waren op die leeftijd en ook wel een
tikje jaloers, staken er meestal de draak
mee.
Op een avond kwam hij bij ons binnen
met zijn eerste geschilderde stilleven, een
aquarel, voorstellend een mandje met
eieren. Wij zaten juist aan tafel voor de
avondboterham en in een impuls schoof ik
Willem een omgekeerde lege eierdop toe.
„Wil je een» eitje, Wim?" vroeg ik on
schuldig.
„Graag!" antwoordde Willem, die nog
helemaal bij zijn jongste artistieke pres
tatie was. Omzichtig sneed hij de dop van
het ei af en wilde er een lepeltje insteken.
Ik kneep mijn zusje in haar arm.
„Een fop-ei!", brulden wij eensgezind,
gierend van het lachen.
Willem kleurde tot achter zijn oren, bleef
even radeloos op zijn stoel zitten en ging
daarna zonder een woord te zeggen met
zijn aquarel onder de arm de kamer uit. Wij
hoorden hem wegrennen. Daarna viel er
een stilte.
„Dat was niet aardig," zei mijn moeder
verwijtend. „Zoiets mag je hem niet aan
doen. Hij is toch al zo verlegen. Wij zijn
de enigen aan wie hij zijn tekeningen laat
zien. Thuis maken ze het hem zo moeilijk."
Wij bogen het hoofd, maar keken elkaar
in die houding toch met pretogen aan.
LANGE TIJD hoorden wij niets meer
van Willem, alleen met mijn moeder leek
hij nog enig contact te onderhouden. Zij
was het, die ons vertelde dat Willem nu
toch op de tekenacademie zou gaan.
Er verstreek een jaar zonder dat wij bij
zonderheden over Willem vernamen. Maar
op een dag zagen wij hem in uniform voor
bij ons venster wandelen. Willem was in
dienst. Op zijn verlofdagen kwam hij zo nu
en dan eens een visite bij ons afsteken. Dan
groette hij militair. Hij kreeg een zelfbe
wuste houding en hij bloosde niet meer zo
spoedig. Hij was nooit erg spraakzaam ge
weest, maar van deze korte bezoeken
We zien er Vlaamse, Spaanse en Itali
aanse invloeden in het ornament en her
inneren ons de banden die de Noordelijke
gewesten met Vlaanderen en Spanje ver
bonden. Na 1600 werd het Chinese „Kraak-
perselein" in grote hoeveelheden via Kaap
de Goede Hoop hier te lande geïmpor
teerd en het duurde niet lang of ook in
de tegelbakkerij werden Chinese motieven
gebruikt. Hoekvullingen in het bekende
Wan-Li-ornament omlijsten een midden
vak, waarop een echt Hollands figuurtje
is afgebeeld. Het strak-decoratieve orna
ment verdwijnt langzamerhand en maakt
plaats voor de echte natuurgetrouwe fi
guren, zoals we die in gedachten hebben
als we over oude tegels praten: een vier
kant vlakje met een mannetje, een dier
figuur, een schip of een landschap.
En we constateren dat er in ons moderne
interieur niets te vinden is dat vergeleken
kan worden met de ouderwetse tegel. Im
mers. in hygiënisch opzicht voldoen ze
volkomen aan de hoogste eisen die we
stellen kunnen en aesthetisch bevredigt
de tegelwand door het krachtige orna
ment, de rustige vlakverdeling of de har
monische kleuren Maar vooral valt bij
vele typen de grote didactische waarde op,
waardoor onze voorouders spelender
wijze met bepaalde begrippen bekend
raakten. Dat valt wel het meeste op bij de
Bijbelse tegels, die soms op ontroerend-
naïeve wijze het vei-haal van Oude en
Nieuwe Testament weergaven. Zo'n voor
stelling van „Het Paradijs" of „De Kruisi
ging" zal bij velen het beeld bevestigd
hebben dat ze zich bij het lezen in de
Bijbel of het aanhoren van de preek had
den gevormd.
Maar ook de tegels met ambachtslieden,
ridders en ruiters, met dieren, schepenen
en landschappen hebben deze verhalende
eigenschap. Dat tegeltje met de olifant uit
het midden van de zeventiende eeuw is
voor onze voorouders geweest wat een
bezoek aan Artis voor onze kinderen is:
een aanschouwelijke les in de natuurlijke
historie. Het gehele dier staat er duidelijk
en raak gekarakteriseerd op: het kolos
sale lichaam met de logge poten, de slurf
en de slagtanden, de grote oren en het
slimme oogje, zelfs het kleine staartje is
niet vergeten. Volmaakt zijn ook de stei
gerende paarden die met ongelooflijk élan
in het vierkante vlakje zijn geplaatst. En
de fantasie, waarmee zeemeerminnen en
zeemonsters werden afgebeeld, zal menig
maal aanleiding hebben gegeven tot het
vertellen van een verhaal, wanneer in het
schemeruurtje het gehele gezin bij de
haard was verenigd.
We leren in de achttiende-eeuwse tegels
de invloed van Frankrijk kennen: de Lo-
dewijkstijlen deden opnieuw decoratieve
tegels ontstaan. Ook „Haarlemse" tegels
vinden we in de vitrines. Hoewel het nog
helemaal niet zeker is dat juist deze tegels
hier vervaardigd werden, staat het wel
vast dat de tegelbakkerij in Haarlem om
streeks 1600 van zeer groot belang is ge
weest. Bij deze typen valt ons het meest
op dat ze ontworpen zijn langs verticale
en horizontale middellijnen en de diago
nalen van het tegelvlak. In al hun verle
ning zijn het zeer bijzondere verschij
ningen, waar de Haarlemmers trots op zou
den kunnen zijn.
Wat echter het meest opvalt in deze
verzameling is een aantal tegels die om
één of andere reden „anders" zijn dan an
dere „gewone" tegels. Wat denkt
u van de merken op de achterzijde van de
tegels? Zijn het fabrieksmerken, aandui
dingen van een bepaalde partij, of zetten
de tegelschilders er hun initialen zo maar
voor dg aardigheid op?
Er is een tegel bij waarop de meester
schilder voordeed hoe zijn leerlingen lij
nen moesten trekken. En de vingerafdruk
ken die men achterliet op een „ovaal
tegel" laten duidelijk zien. dat in een en
kel geval de voorzorgen om tot een gaaf
eindproduct te komen verwaarloosd wer
den.
Een „gevloeide" bloempottegel is een
ander en even merkwaardig bewijs van
de moeilijkheden, die men in dit bedrijf
tegen kwam. Juist deze soorten ontbreken
om onverklaarbare redenen in de meeste
openbare verzamelingen, terwijl de toch
méér dan de „gewone" exemplaren laten
zien hoe en wat men in de tegelbakkerij
deed en met welke problemen men wor
stelde.
Van geheel andere aard is dan weer
een natuurstenen vensterbanktegel uit
1638, in de vorm van een horizontale zon
newijzer. Het is waarschijnlijk een unicum
en werd indertijd voor een kwartje aan
gekocht.
Verzamelen met een dikke portemonnale
is werkelijk geen kunst. Maar voor het
aanleggen van een mooie verzameling met
een bescheiden beurs is fijne speurzin, be
hoorlijke „vakkennis' en veel geluk nodig!
Zo'n verzameling is een gang naar „De
Hoofdwacht" dubbel en dwars waard en
daarom vermelden we hier nog even de
openingsuren: van 5 tot 14 November, da
gelijks van 25 uur.
maakte hij gebruik om diepzinnige ge
sprekken met mijn moeder te voeren over
Kunst met een hoofdletter. Voor ons had
hij schijnbaar geen oog. Maar mijn zusje
plaagde mij er mee, dat hij onder het mom
van voor mijn moeder te komen voor mij
kwam en zich daarom zo interessant voor
deed. Het was nu de tijd dat ik bloosde. En
ik dacht meer aan Willem dan ik ooit in al
die jaren gedaan had.
Op een warme zomerdag zat Willem weer
zoals vanouds in burger in onze kamer. De
ramen stonden wijd open. In de kamer hing
een geur van geroosterd brood, aardbeien
en honing. Hij zat achter de gedekte tafel
toen wij thuiskwamen. Hij had iets inge
boet van zijn zelfvertrouwen nu hij weer
in burger was. Er was iets teruggekomen
van de oude slungelachtigheid. Maar in mij
was iets veranderd. Het hart klopte me in
de keel toen Willem mijn hand bij de be
groeting iets langer in de zijne hield dan
strikt noodzakelijk was. Wij namen plaats
achter de koffietafel en mijn moeder ver
telde ons dat Willem bleef eten.
Mijn moeder nam een ei uit het eier-
mandje en plaatste dat in een dopje.
„Wil je een eitje, Willem?" vroeg ze.
Ze moest het nog een keer herhalen.
Willems ogen waren ver weg.
„Wat zegt u?" vroeg hij verward. „Oh ja,
een ei. Alstublieft."
Op eens begon hij te grinniken. „Net als
vroeger," knipoogde hij tegen mijn moeder.
Met zijn grote hand gaf hij een formidabele
klap op het ei.
„Een fop-ei!" riep hij uit, toen de klap
neerkwam. Maar het eigeel spatte over het
witte kanten kleed tot op de muren.
Horizontaal: 1. voegwoord, 3. kan men
uit drinken, 5. lichaamsdeel, 7. gestikt
koord, 9. boom, 11. jongen, 13. plechtige
gelofte, 15 laagvlakte, 16. erwtensoep, 18.
deel van een auto, 20. touw, 22. familielid,
23. gebogen, 24. vogel.
Verticaal: 1. jachtbuit, 2. voorzetsel, 3.
bodem, 4. kurk, 6. zwaardvis, 7, gemeente
in Friesland, 8. bekend dier, 10. telwoord,
12. biersoort, 14. beelden, die in de slaap
voor de geest komen, 16. stuk hout, 17.
jongensnaam, 19. rivier in Nederland, 21.
teken in de dierenriem.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5,en
f 2.50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux: in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186. Op de enveloppe vermelden:
„Puzzle".
Oplossing van de vorige puzzle:
Horizontaal: 2. appel, 6. Aar, 8. Eva, 10.
adem, 12. roer, 13. Ie, 14. ode, 16. e.a., 17.
akant, 18. af, 20. ent, 21. es, 23. keer, 25.
eten, 27. els, 29. ore, 30. patat.
Verticaal: 1. zaal, 2. are, 3. pij, 4. Leo,
5. para, 7. adé, 9. vee, 11. moker, 12. rente,
15. dan, 18. aker, 19. fel, 21. eer, 22. snel,
24. esp, 26. tot, 28. st.
De prijzen van onze vorige puzzle wer
den na loting als volgt toegekend: Sld. W.
H. Hartkamp, B. Batterij, kamer 104, Kou-
denhornkazerne, Haarlem 7.50); P. J.
Regelink, Hod'sonstraat 1, Haarlem 5.
en G. F. Hinrichs, Van Dalenlaan 6, Sant
poort 2.50).
NVV-JUBILEUMFILM
Het bestuur van het Nederlands Ver
bond van Vakverenigingen heeft de ci
neast Max de Haas opgedragen een docu
mentaire film ter gelegenheid van het
gouden jubileum van het NVV te ver
vaardigen. De film zal van 1 Maart af in
een groot aantal bioscopen worden ver
toond. De titel 7.al luiden „Gouden oogst,
vijftig jaar vakbeweging in N Herland''