ZWAARSTE ATHLETEN TER WERELD Zwerftochten langs kastelen buiten Parijs BOEKEN VAN DE BESTEN VOOR IEDEREEN Fel als kersenbloesem Halverwege de lijn van het Luxembourg naar St. Rémy De scheve toren van het Chateau de Madeleine Sterretjes verwisselen Gebraden kippen in het mid den van het bos Ezeltje rijden langs de Seine. VAN HET LUXEMBOURG vertrekt een lijn van de métro, die u in korte tjjd buiten Parijs brengt. Tot aan het station Cité Universitaire kan men reizen op een gewoon kaartje, waarin dan inplaats van een gaatje een letter S geknipt wordt. Voor de rest moet men een spoorkaartje nemen. Het eindpunt be reikt men na een kleine drie kwartier rij de». Men is dan in het plaatsje St. Remy, WE ZITTEN inhet dal van de Yvette, een zijriviertje van de Seine, dat men zich niet te breed moet voorstellen. Wanneer men een polsstok heeft en een flinke aan loopt neemt, komt men er gemakkelijk over. Maar het water stroomt behoorlijk snel. De Yvette kronkelt grillig. Op de meest onverwachte ogenblikken hoort men hem ruisen. Er zijn allerlei plekjes waar de dorpelingen hun wasgoed kunnen uitspoe len. De gezelligste tafreeltjes doen zich hierbij voor. Er wordt heel wat bij afge- kwebbeld. Met een aantal vrouwen en ook nog twee mannen, die niets om handen leken te hebben heb ik een tijdje geluis terd naar een oud tandenloos besje, dat een hele serie rampen achter elkaar af draaide. In haar manier van spreken had zij wel wat van mijn hospita uit de tijd toen ik nog op kamers woonde. Dit oude Franse moedertje met de pik zwarte glinsterende oogjes stak het niet onder stoelen of banken, dat ze alle narig heid, die ze oplepelde, in de grond van ue zaak maar prachtig vond. Het ging over een baron uit de buurt, wiens kinderen stuk voor stuk een einde aan hun leven hadden gemaakt. Dat zit in St. Remy blijkbaar in de lucht. Ze vertelde in één adem door, bang dat iemand haar in de rede zou val len, want dan was ze voorlopig nog niet aan bod. Ondertussen werd de was ge spoeld en uitgewrongen. Twee kilometer van St. Remy ligt het dorpje Chevreuse, waar de Yvette langs de achterkant van de huizen stroomt, zodat men de was in eigen tuin kan doen. Hoog boven het dorp, dat diep in het dal ligt. troont de bouwval van het Chateau de Ma deleine, een oud kasteel. Langs de hoofd weg van St. Remy willen allerlei hand wijzers ae wandelaar al spoedig een weg aan zijn rechterhand opdrijven. Dit is de weg naar het Chateau, aldus wordt ver zekerd. maar tevens staat op de handwij zer een reclame van het restaurant van Lou Bascou, waar de prijzen erg gema tigd zijn, zo wordt verzekerd. Maar de ideeën van Lou Bascou en mij over ge matigde prijzen liepen hemelsbreed uiteen. TOEN HEBBEN WE eerst'het kasteel maar bezocht. We moesten aan een neé. grote bel trekken tot er werd opengedaan door een allergezelligste man. Hij was blijkbaar aan het tuinieren en verkocht ons met een gezicht dat één en al veront schuldiging was, een toegangskaartje van dertig cent. Hij wou ons wel rondleiden als we er erg op gesteld waren, maar hij wist eigenlijk niet goed wat de mensen nu in dit kasteel zagen. Nu dat wisten we zelf wel. Het was een prachtige oude bouwval. Er kon een hoge toren beklommen worden en men kon dwalen langs grachten en wal len. Het uitzicht over het dal was meer dan prachtig. Mijn vrouw en ik hebben daar een beetje ridder en ridderesje gespeeld, of hoe dat heten mag. Zij hing uit een raam te kijken of ik al van de kruistocht terugkwam en ergens beneden in de strui ken trachtte ik heldhaftig te doen. Intussen hadden wij nog steeds dorst. Dit leek het ogenblik om maatregelen te ne men. Eerst wilde men ons naar het café verwijzen. Maar het feit dat het Woens dag was, bracht hen tot andere gedach ten. Tenslotte zaten we in een hoek van het middeleeuwse pleintje achter een wan kel tafeltje met awee tuinstoeltjes, die be tere dagen gekend hadden. We kregen samen een hele fles rode wijn te verwer ken, die bij het eerste proeven nogal slap ies aandeed en die ik in een optimistische bui als pompwater door het keelgat goot. Dat moest ik lelijk bezuren. Al gauw stond de toren van het kasteel scheef. De goe dige koo van de huisbewaarder begon van die moderne allures te kriigen. met twee neuzen en vier oren. Gelukkig bleven wij de enige bezoekers. We konden dus rustig onze roes een beetje uitzitten. Na een half uurtje zetten we ons weer in beweging, met lood in de benen. De afbeeldingen op deze pagina het „Chateau de Madeleine" en „Dal bij Massy-Paleisseau" zijn naar twee schilderijen in olieverf door Battie van Westering-Visser. groepje Franse jongens, ene op ue ou..c wegen „Tour de France" aan het spelen waren. Ze joegen met hun tong uit de mond enige keren voorbij. Een achterblijver, een enigszins dik kereltje, moedigde ik met kretejj van ,Hup, Louison!" aan, doelend op de winnaar van de echte Tour de France natuurlijk. Nu is men in Frankrijk over het algemeen lang niet zo bemoeierig aan gelegd als in ons land. De wedstrijd van NOG WAT VERDER in het dal, zo'n kilometer of vijf verder, ligt het dorpje Dampierre en hier staat een kasteel dat nog volkomen intact is en dat zelfs tot 1947 bewoond is geweest. Het kasteel heeft een muziekzaal, waar ik een kwartiertje op een oude vleugel muziek van Rameau en Couperin heb gespeeld. De Michelin- gids geeft dit kasteel met twee sterretjes aan. Het kasteel Fontainebleau, dat na tuurlijk veel groter is, wordt met drie U kent evenals ik, wel de verhalen over schilderachtige dorpscafétjes, over kleine kroegjes, die men zomaar verloren langs de weg vindt en waar de consumptie vrij wel niets kost. Weest daar in de omgeving van Parijs maar voorzichtig mee. Bij Lou Bascou kon men onder de tien gulden niets beginnen. Hoewel we erg veel trek in een slokje hadden, zijn we hem toch maar dapper voorbij gestevend. Het was een hele klim naar ChSteau de Madeleine. Toen we eenmaal boven waren, zagen we naast het kasteel een cafétje waar de prij zen werkelijk wel gematigd konden zijn. Dit was echter gesloten. „Het is immers Woensdag", zei een jongmens dat daar rondscharrelde. Op dat soort opmerkingen tracteren de Fransen de bezoekers dikwijls. Het is im mers Maandag, wanneer men in Parijs overal voor dichte deuren komt. Het is im mers Dinsdag wanneer alle musea geslo ten zijn. sterretjes vermeld. Wat mij betreft mogen ze dat gerust omwisselen. Ik vond het bezoek aan Fontainebleau maar een taaie beweging. Het kasteel te Dampierre leeft daarentegen aan alle kanten. Er zijn prachtige schilderijen en het allermooiste is misschien wel de huiskapel. In de vij vers van het kasteel Dampierre mag men vissen. Daar hebben we heerlijk in de schaduw geluierd. ALS MEN NIET zo ver wil gaan, kan men ook uitstappen bij de halte Massy- Palaisseau. Als men uit het station geko men. de bus neemt, die rechtsaf gaat, is men na vijf minuten rijden in een heerlijk landschap aangeland. Ook hier is een dal, waar een mij onbekend riviertje doorheen stroomt. De bloeiende velden op de berg hellingen worden kunstmatig besproeid. Na de drukte van Parijs is het levens tempo hier wel weldadig langzaam. Hiertoe reken ik natuurlijk niet een de fietsende jongelui werd even onder broken. Ze staken de hoofden bij elkaar en namen de vreemdeling, die zich met hen durfde te bemoeien, met koele blikken op. Daarna verplaatsten ze hun acitiviteit naar een ander dal. Deze neiging om elkaar met rust te la ten treft men in Parijs veelvuldig aan. Men kan er doen wat men wil en men moet zich al heel wonderlijk uitdossen wil iemand er zelfs maar naar kijken. Op de avond waarop in Frankrijk het bevrijdingsfeest werd gevierd (Fête de la Libération) zat ik 's avonds laat in de métro met een Franse tambour. Hij had blijkbaar in de parades dapper meegelopen en daarna het feest op eigen houtje nog wat voortgezet. De arme jongen sliep muurvast. Naast hem lag zijn pet een hele hoge —en op de bodem daarvan het portret van een bloot meisje. Niet het blote meisje verbaasde me, maar wel de plaats waar de tambour het plaatje had ondergebracht. On de ban ken naast mij zaten een paar Hollanders, aardige mensen, die zich op echt Hollandse wijze zorgen maakten over het station waar de tambour zou moeten uitstappen. Ze dachten dat hij zijn bestemming reeds lang voorbij was en daarin bleken ze later gelijk te hebben. Maar geen Fransman zal zich met zo'n slapende jongen bemoeien. Als hij slapen wil, dan moet hij het zelf weten. Toen zijn die twee Hollanders en ik wel erg Hollands gaan doen. De Hollandse mevrouw haalde uit haar tasje het portret van een baby en stopte die op de bodem van de pet, zodat het meisje uit het gezicht verdween. Onder de afkeurende blikken van de Fransen hebben we toen de tambour gewekt, die een kwade dronk bleek te hebben en erg lelijk deed. Hij was inderdaad veel te ver doorgereden, maar kon toch geen woord van dank vinden. Zeker niet toen hij in zijn pet keek. EEN ANDER prettig uitstapje buiten Parijs begint op het station St. Lazare, waar men eens een retourtje naar St. Ger- main-en-Laye moet nemen. Dat kost maar f 1.60. Wij hebben het op Maria Hemel vaart gedaan, op 15 Augustus dus. Op de paardenrennen te Parijs werd die dag om een prijs gelopen, die de Hemelvaartsprijs (Prix de l'Assumption) heette. Maria- Hemelvaart is in Frankrijk een nationale feestdag. Op die dag zijn we in een echt Frans buitenfeest terecht gekomen. Nauwelijks buiten het station verzeil den we tussen schreeuwende kerels, die ons met alle geweld in een bus wilden hebben. De tocht zou gaan naar Les Loges, een naam die ons niets zei. We waren ech ter op avontuur belust en stapten dus maar in. De bus werd volgepakt tot er geen kip meer bij kon en vertrok in volle vaart, gierend in de bocht. Op een kruising, mid den in de bossen, bleek het eindpunt te liggen. Voor onze verbaasde ogen ont- i ..- v—ii .cier {.een dorp in de verre omack te bekennen viel. Les Loges is een enigszins vervallen kasteel, dat door een hoge muur omringd is. Onder deze muren werd een groot volksfeest gevierd. Het had ook een naam: „Het feest der gebraden kippetjes". Voorlopig was er nog geen gebraden kippetje te zien, maar wel een opgetogen kermisgedoe. Er viel van alles te beleven, wat men op onze Hollandse kermissen niet zal vinden. Een grote beer, op korte af stand door een kleintje gevolgd, bewoog zich electrisch voort, verdween daarbij van tijd tot tijd tussen de bomen en kwam dan weer tevoorschijn. Op deze speelgoedbeer mocht men schieten. Raakte men hem op een bepaald punt, dan keei-de hij zich brul lend om met rood verlichte bek en be woog zich dan voort in de tegenoverge stelde richting, waarbij het kleintje dus voor hem uitholde. Wie de beer het groot ste aantal keren van richting deed veran deren. kreeg de eretitel van scherpschut ter. Wonderlijke gerechten werden er in allerlei stalletjes klaargemaakt, maar het allermooiste kwam toch pas ln zient toen we de kermis geheel doorworsteld hadden. Halverwege het bos werden voor grote vuren talrijke kippen gebraden. Boven elkaar draaiden vier stangen en daaraan zaten de kinpenboutjes geregen. Sommige vuren werden met hout gestookt, andere ovens waren iets moderner. In grote ten ten zaten bliimoediee Fransen aan tafeltjes te dineren. Het was de middenstand, die hier volop feest vierde. Een kwart gebra den kin met patates frites, kaasdessert en een half flesie wijn kostte zes gulden per persoon. Hele gezinnen zaten hier te schransen - het paneel van M^ne* waardig. Wat kunnen de mensen in Frankrijk echt blii zijn en wat maken ze er weinig lawaai bii. Geen geschreeuw geen gelal. Als ze zingen zingen ze zacht en het ziin aitiid de oude volksliedjes van het land. TOEN WE IN St. Germain terug wa ren. warhte ons nog een nieuwe verras sing. Bij het station staat een kasteel, waarvan de tuinen toegankelijk zijn. Wanneer men honderd nieter het hos in loopt. dat hij het kasteel hoort, komt men aan de huilenkant van het landgoed. Ilicr heeft men een fantastisch uitzicht over Parijs en de omringende dalen. Voor honderd francs kan men er ligstoe len huren, waarin men van half één tot half acht mag blijven zitten. Hoewel hier veel mensen waren, teas het er doodstil. Beneden ons stroomde de Seine, waar langs nette Franse kindertjes speelden of op ezeltjes reden. PAUL CHR. VAN WESTERING lilt „More French cartoons" (Detl's Publishing Cy. New York). IN HET GROTE worstelstadion van Tokio, dat plaats biedt aan zestienduizend toeschouwers, werd ik voorgesteld aan een wan staltig dik heerschap, dat in zijn kleedkamer wijdbeens op een krukje zat. Hij verzocht mij vriendelijk om hem eens zo hard mogelijk in de maagstreek te trappen. Ik bedankte voor de eer, want ik kende het verhaal van de Amerikaanse voetballer, die wél gevolg had gegeven aan een der- Japanse worstelaars laten zich tegen de maag schoppen, eten tien keer zoveel als een normaal mens en worden wanstaltig dik. O ln hel worstel-stadion hangen soms zeer oudezijden „kakemo no's" met de naam en de hand afdruk van vroegere kampioenen. gelijk verzoek. Terwijl de Ameri kaan een aanloop nam, ging de worstelaar wijdbeens staan met iets gebogen knieën. Hij spande zijn buikspieren en wierp op het moment van de trap zijn onder lichaam met enorme kracht naar voren. De Amerikaan kwam met een verstuikte enkel in de andere hoek van de kamer terecht. Alle omstanders hadden veel plezier. Sindsdien probeert elke Sumo- worstelaar dit grapje uit te halen met een vreemdeling. De Japanse worstelaars zijn de enige athleten ter wereld, die hun uiterste best doen om zo dik mogelijk te worden. Hun lichaams gewicht varieert van tweehon derdvijftig tot driehonderdvijftig pond en ze proberen dit op te voeren door dagelijks tien keer zo veel te eten als een gewoon mens. Zij zijn echter niet alleen door hun formidabele omvang op straat direct te onderscheiden van hun over het algemeen nog al kleine landgenoten, want zij zijn ook de enige Japanners, die nog het vreemde haarknoetje dragen op het midden van hun schedel, dat vroeger kenmerkend was voor de samurais. Hieruit blijkt, dat Sumo (do oudste en op Judo na populairste sport in Japan) niet beoefend wordt door amateurs. De worste laar neemt in de Japanse maat schappij een bijzondere erep' l its in en Sumo is in feite veel meer dan een sportief tijdverdrijf. Deze sport ontstond vér voor de mid deleeuwen, toen Sumo-tournooien alleen gehouden werden aan het hof of in Shinto-tempels en vóór alles ten doel hadden om de kami, de geesten van de natuur te ple zieren. En ook thans nog is het godsdienstige element in deze sport belangrijker dan de kracht meting zelf. Het cirkelvormige strijdperk is gewijde grond, die slechts door de scheidsrechters en de worstelaars betreden mag wordend Voordat een toernooi begint wordt steeds een religieuze plechtigheid gehou den. De worstelaars, die slechts gekleed zijn in een lendendoek, betreden daarna waardig en met ernstige gezichten de ring. Ze zullen nooit glimlachen of wuiven naar hun enthousiast juichende supporters. Langzaam wandelen zij ieder naar een hoek, nemen daar uit een bak een handvol zout en werpen dat in de ring. Zout heeft volgens het Shinto- geloof een zuiverende kracht. De scheidsrechter, die gekleed is in een prachtig traditioneel cos- tuum, stelt zich met een opge vouwen waaier in het midden van de ring op. De beide tegenstan- derswandelen naar hem toe en hurken tegenover elkaar neer, on geveer op de manier van een sprinter aan de start. De scheids rechter heft zijn waaier op maar wie zou denken, dat nu de strijd betrint. sn*nt n? Is van de Japanse mentaliteit. In dit land gaat alles niet zo vlot en onbezon nen als bij ons. De Japanner vindt vaak meer genoegen in de om slachtige wijze waarop iets ge daan wordt, dan in hetgeen hij doet. De theeceremonie is daar een bekend voorbeeld van het drinken van thee is daarbij eigen lijk slechts bijzaak: het gaat om de ceremonie en om de sfeer, die daardoor geschapen wordt. En met Sumo is het niet anders. Nadat de worstelaars elkaar hurkend een paar seconden in de ogen hebben gekeken, staan ze weer op en wandelen bedaard terug naar hun hoek. Ze drinker 'n slokje water uit 'n houten lepe' en dan wordt er weer kwistig me zout gestrooid, weer naar hel midden van de ring gewandeld, weer gehurkt, weer gekeken, weer weggewandeld. Dit kan zich zes, zeven keer herhalen, tot grote er gernis van de ongeduldige wes terse toeschouwer, die nu einde lijk wel een beetje actie wil zien. TOCH ZIJN, zo heeft men mij verzekerd, deze voorbereidende manoeuvres van groot belang. In de eerste plaats maakt het bij deze vorm van worstelen veel uit of men zijn tegenstander met ge vulde, dan wel lege longen aan grijpt. De scheidsrechter slaat dan ook nauwgezet de ademhaling van de beide tegenstanders gade en als hij meent, dat ze allebei tege lijk op het punt staan om uit te Een Sumo-worstelaar deelt handtekeningen uit aan jeugdige bewonderaars. ademen, geeft hij een teken met zijn waaier, dat het gevecht mag beginnen. Maar de worstelaars zijn niet verplicht dan ook werkelijk in actie te komen. Als zij het mo ment zelf minder geschikt achten, mogen zij zich oprichten en terug- wandelen naar hun hoek. Zij hou den daarbij rekening met psychi sche factoren. Als een worstelaar merkt, dat zijn tegenstander wat nerveus of ongeduldig is, zal hij hem opzettelijk vele keren heen en weer laten lopen. Ziet hij tegenover zich een onervaren nieuweling, dan zal hij hem bang proberen te maken door hem keer op keer vals toe te grijnzen. Is een tegenstander wat traag, dan zal hij hem trachten te erge ren door hem aan te grijpen voordat de scheidsrechter het sein heeft gegeven. Zo kan een door gewinterde worstelaar tijdens deze voor het publiek oninteres sante voorbereidingsperiode de uitslag van het gevecht al voor een deel bepalen. Gelukkig is er een tijdslimiet vastgesteld voor al dit wandelen en kijken, als de worstelaars na vijf minuten nog niet in actie komen, zijn ze verplicht op het eerst volgende sein van de scheidsrechter de strijd te begin nen. HET EIGENLIJKE gevecht duurt meestal slechts drie of vier seconden, zelden langer dan een halve minuut. Na alle traagheid en waardigheid, die de monster achtig dikke kerels eerst hebben getoond, wordt men verrast door de snelheid en felheid, waarmee ze op elkaar toespringen. In één korte, hevige inspanning proberen ze elkaar uit het cirkelvormige strijdperk te werken of neer te gooien. Wie met enig ander li chaamsdeel dan zijn voeten de grond raakt of buiten de cirkel ln 1795 werd deze prent van een Japanse worstelaar gemaakt door Sharakn Ga. Sindsdien is aan het uiterlijk van de Sumo-worstelaar niets veranderd. wordt geduwd, heeft verloren. De spanning is kort, maar hevig en ook dit is weer in volkomen overeenstemming met de Japanse volksaard. „Wij houden van kort stondige, felle emoties", zo ver telde mijn gids. „Wij hebben een hekel aan een anticlimax. Daar om zijn we ook zo dol op kersen bloesems. Opeens bloeien alle bo men tegelijk en na twee of drie dagen vallen tegelijk alle bloem blaadjes uit en is de roze weelde voorbij, definitief voorbij. Een langzaam verwelkende kersen bloesem bestaat niet. Zo is het met Sumo ook. Plotseling tonen de worstelaars hun volle kracht en uiterste behendigheid. Voordat ze slap of uitgeput raken is de strijd beslist en verdwijnen ze om plaats te maken voor twee andere strijders." Bij de ingang van het Sumo-siadion te Tokio zijn op lange katoenen stroken de namen aangebracht van de worstelaars, die aan het tournooi deelnemen. HET GOEDKOPE BOEK, bescheiden van formaat en uitvoering, in Nederland het eerst door de Wereldbibliotheek in omloop gebracht, kan zich alleen handhaven bij productie in serie. Er moeten steeds nieuwe titels verschijnen, met een zo groot moge lijke afwisseling. De uitgeverij Het Spec trum in Utrecht en Antwerpen heeft dit zeer goed begrepen. Vandaar dat de reeks „Prisma"-boeken zich in zo'n grote popu lariteit mag verheugen. En toch zoekt men waarlijk niet naar alleen maar „best sellers" en richt men zich heus niet enkel naar wat de smaak van het publiek ver ondersteld wordt te zijn, integendeel zelfs. Er gaat van deze serie een in de beste zin van het woord opvoedende waarde uit, zonder irriterende aanmatiging, hetgeen een verheugend verschijnsel genoemd mag worden. Natuurlijk bestaat een groot ge deelte uit herdrukken van reeds een zekere reputatie genietende werken, maar deze worden dan toch maar in handen gespeeld van tallozen, voor wie deze anders ge sloten boeken gebleven zouden zijn. Dit maakt het echter bijna onmogelijk om alle nieuwe uitgaven aan een bespre king te onderwerpen. Wij moeten ons in 5 deze aankondiging tot enkele nieuwe delen beperken. Zo is in de afdeling Nederlandse romans, na de „Camera obscura" van Hil- debrand en nota bene „Ferdinand Huyck" van Jacob van Lennep de veertiende druk van „Armoede" door Ina Boedier-Bakker, ruim driehonderd compres gedrukte blad zijden, als Nederlands „pocketbook" uitge komen. Dit is waarschijnlijk wel het beste werk van deze in 1875 geboren schrijfster, wier roman van drie generaties van Am sterdamse patriciërs „De klop op de deur" de meeste opgang maakte. „Armoede" is veelvuldig vertaald. Terecht, want het is een degelijk voorbeeld van een typisch Ne derlandse familiekroniek, spelend in de periode van overgang naar deze eeuw. Van geheel andere orde is „De Moeder" van Maxim Gorki, door J. A. Sandfort ver taald. Deze in 1936 gestorven vriend van Lenin, die eigenlijk Peskov heette maar in ballingschap het pseudoniem „de bittere" aannam, is boeiend door een ongemene vertelkracht een der meest gelezen auteurs ter wereld. „De Moeder" is in 1906 in Amerika geschreven. De eenvoudige titelheldin is de ziel van dit meesterlijke boek, dat meer dan als het verhaal van enkele personen beschouwd moet worden als de uitbeelding van het ontwaken van het Russische industrie-proletariaat, dat schreeuwend om sociale gerechtigheid in verzet komt tegen de kapitalistische onder drukkers. Peodovkin heeft dit machtige epos tot een aangrijpende film bewerkt. Onder leiding van Ben Groeneveld is er twintig jaar geleden een toneelversie van in ons land vertoond. Dit getuigenis van revolutionnair idealisme is vrij van holle grootspraak of valse romantiek. Van Dostojewski is „De vernederden en vertrapten" (beter bekend als „De ver nederden en beledigden") in de vertaling van J. C. van Wageningen als twee Pris ma-delen verschenen. Het was zijn eerste grote roman, eigenlijk een mislukking, maar tegelijkertijd door de wonderbaar lijke peilingen in de gespletenheid van de menselijke natuur een onvergetelijk docu ment. De eerste critieken waren zeker niet gunstig. „De heer Dostojewski zal het me niet kwalijk nemen, als ik verklaar dat zijn roman om zo te zeggen niet onder de categorie kunst valt" schreef Dobroljoebov en een andere tijdgenoot vond „alles bo venmate gekunsteld" en de personen „ma rionetten". Maar de oplage van het blad, waarin deze roman als feuilleton was op genomen, verdubbelde. De schrijver zelf noemde het „een onvolmaakt boek, dat niettemin veertien of vijftien bladzijden bevat waar ik trots op ben". Maar een zwak boek van Dostojewski is nog altijd een bibliotheek vol hedendaagse succes romans waard. In de afdelingen geschiedenis en avon tuur zijn thans „De verovering van Mexi co" door Maurice Collis (waarin het stand punt van de Azteken, met name dat van de priesterkoning Montezuma wordt weer gegeven) en „Dodemansvallei" door R. M. Patterson, een speurtocht door onbekend Canada, opgenomen. Van André Maurois, vooral als de biograaf van Shelley en By ron bekend, is de levensbeschrijving van Benjamin Disraëli in deze goedkope uit voering verkrijgbaar gesteld de mee slepende analyse van de vele partijen, die deze raadselachtige dandy en romancier, zegevierend met koele hartstocht, op het politieke schaakbord heeft gespeeld. Wie belangstelling heeft voor cultuurgeschie denis kan niet anders dan erkentelijk zijn voor de publicatie in twee delen van „De oude wereld" (bevattende de geschiedenis van de oude beschaving) door de in 1920 Amerikaans professor geworden Russische vorser Michail Rostovtzev. Als deze beknopte aanbeveling in de krant staat afgedrukt, zullen er wel al weer nieuwe Prisma-delen zijn bijgekomen. Maar daar hoort u nog wel van.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 20