ZWAARSTE ATHLETEN TER WERELD
Zwerftochten langs kastelen buiten Parijs
BOEKEN VAN DE BESTEN VOOR IEDEREEN
Fel als kersenbloesem
Halverwege de lijn van het Luxembourg naar St. Rémy
De scheve toren van het Chateau de Madeleine
Sterretjes verwisselen Gebraden kippen in het mid
den van het bos Ezeltje rijden langs de Seine.
VAN HET LUXEMBOURG vertrekt
een lijn van de métro, die u in korte tjjd
buiten Parijs brengt. Tot aan het station
Cité Universitaire kan men reizen op
een gewoon kaartje, waarin dan inplaats
van een gaatje een letter S geknipt
wordt. Voor de rest moet men een
spoorkaartje nemen. Het eindpunt be
reikt men na een kleine drie kwartier rij
de». Men is dan in het plaatsje St. Remy,
WE ZITTEN inhet dal van de Yvette,
een zijriviertje van de Seine, dat men zich
niet te breed moet voorstellen. Wanneer
men een polsstok heeft en een flinke aan
loopt neemt, komt men er gemakkelijk
over. Maar het water stroomt behoorlijk
snel. De Yvette kronkelt grillig. Op de
meest onverwachte ogenblikken hoort men
hem ruisen. Er zijn allerlei plekjes waar de
dorpelingen hun wasgoed kunnen uitspoe
len. De gezelligste tafreeltjes doen zich
hierbij voor. Er wordt heel wat bij afge-
kwebbeld. Met een aantal vrouwen en ook
nog twee mannen, die niets om handen
leken te hebben heb ik een tijdje geluis
terd naar een oud tandenloos besje, dat
een hele serie rampen achter elkaar af
draaide. In haar manier van spreken had
zij wel wat van mijn hospita uit de tijd
toen ik nog op kamers woonde.
Dit oude Franse moedertje met de pik
zwarte glinsterende oogjes stak het niet
onder stoelen of banken, dat ze alle narig
heid, die ze oplepelde, in de grond van ue
zaak maar prachtig vond. Het ging over
een baron uit de buurt, wiens kinderen
stuk voor stuk een einde aan hun leven
hadden gemaakt.
Dat zit in St. Remy blijkbaar in
de lucht. Ze vertelde in één adem door,
bang dat iemand haar in de rede zou val
len, want dan was ze voorlopig nog niet
aan bod. Ondertussen werd de was ge
spoeld en uitgewrongen.
Twee kilometer van St. Remy ligt het
dorpje Chevreuse, waar de Yvette langs de
achterkant van de huizen stroomt, zodat
men de was in eigen tuin kan doen. Hoog
boven het dorp, dat diep in het dal ligt.
troont de bouwval van het Chateau de Ma
deleine, een oud kasteel. Langs de hoofd
weg van St. Remy willen allerlei hand
wijzers ae wandelaar al spoedig een weg
aan zijn rechterhand opdrijven. Dit is de
weg naar het Chateau, aldus wordt ver
zekerd. maar tevens staat op de handwij
zer een reclame van het restaurant van
Lou Bascou, waar de prijzen erg gema
tigd zijn, zo wordt verzekerd. Maar de
ideeën van Lou Bascou en mij over ge
matigde prijzen liepen hemelsbreed uiteen.
TOEN HEBBEN WE eerst'het kasteel
maar bezocht. We moesten aan een neé.
grote bel trekken tot er werd opengedaan
door een allergezelligste man. Hij was
blijkbaar aan het tuinieren en verkocht
ons met een gezicht dat één en al veront
schuldiging was, een toegangskaartje van
dertig cent. Hij wou ons wel rondleiden
als we er erg op gesteld waren, maar hij
wist eigenlijk niet goed wat de mensen nu
in dit kasteel zagen. Nu dat wisten we zelf
wel. Het was een prachtige oude bouwval.
Er kon een hoge toren beklommen worden
en men kon dwalen langs grachten en wal
len. Het uitzicht over het dal was meer dan
prachtig. Mijn vrouw en ik hebben daar
een beetje ridder en ridderesje gespeeld,
of hoe dat heten mag. Zij hing uit een
raam te kijken of ik al van de kruistocht
terugkwam en ergens beneden in de strui
ken trachtte ik heldhaftig te doen.
Intussen hadden wij nog steeds dorst. Dit
leek het ogenblik om maatregelen te ne
men. Eerst wilde men ons naar het café
verwijzen. Maar het feit dat het Woens
dag was, bracht hen tot andere gedach
ten. Tenslotte zaten we in een hoek van
het middeleeuwse pleintje achter een wan
kel tafeltje met awee tuinstoeltjes, die be
tere dagen gekend hadden. We kregen
samen een hele fles rode wijn te verwer
ken, die bij het eerste proeven nogal slap
ies aandeed en die ik in een optimistische
bui als pompwater door het keelgat goot.
Dat moest ik lelijk bezuren. Al gauw stond
de toren van het kasteel scheef. De goe
dige koo van de huisbewaarder begon van
die moderne allures te kriigen. met twee
neuzen en vier oren. Gelukkig bleven wij
de enige bezoekers. We konden dus rustig
onze roes een beetje uitzitten. Na een half
uurtje zetten we ons weer in beweging,
met lood in de benen.
De afbeeldingen op deze pagina het
„Chateau de Madeleine" en „Dal bij
Massy-Paleisseau" zijn naar
twee schilderijen in olieverf door
Battie van Westering-Visser.
groepje Franse jongens, ene op ue ou..c
wegen „Tour de France" aan het spelen
waren. Ze joegen met hun tong uit de mond
enige keren voorbij. Een achterblijver, een
enigszins dik kereltje, moedigde ik met
kretejj van ,Hup, Louison!" aan, doelend op
de winnaar van de echte Tour de France
natuurlijk. Nu is men in Frankrijk over
het algemeen lang niet zo bemoeierig aan
gelegd als in ons land. De wedstrijd van
NOG WAT VERDER in het dal, zo'n
kilometer of vijf verder, ligt het dorpje
Dampierre en hier staat een kasteel dat
nog volkomen intact is en dat zelfs tot
1947 bewoond is geweest. Het kasteel heeft
een muziekzaal, waar ik een kwartiertje
op een oude vleugel muziek van Rameau
en Couperin heb gespeeld. De Michelin-
gids geeft dit kasteel met twee sterretjes
aan. Het kasteel Fontainebleau, dat na
tuurlijk veel groter is, wordt met drie
U kent evenals ik, wel de verhalen over
schilderachtige dorpscafétjes, over kleine
kroegjes, die men zomaar verloren langs
de weg vindt en waar de consumptie vrij
wel niets kost. Weest daar in de omgeving
van Parijs maar voorzichtig mee. Bij Lou
Bascou kon men onder de tien gulden niets
beginnen. Hoewel we erg veel trek in een
slokje hadden, zijn we hem toch maar
dapper voorbij gestevend. Het was een
hele klim naar ChSteau de Madeleine.
Toen we eenmaal boven waren, zagen we
naast het kasteel een cafétje waar de prij
zen werkelijk wel gematigd konden zijn.
Dit was echter gesloten. „Het is immers
Woensdag", zei een jongmens dat daar
rondscharrelde.
Op dat soort opmerkingen tracteren de
Fransen de bezoekers dikwijls. Het is im
mers Maandag, wanneer men in Parijs
overal voor dichte deuren komt. Het is im
mers Dinsdag wanneer alle musea geslo
ten zijn.
sterretjes vermeld. Wat mij betreft mogen
ze dat gerust omwisselen. Ik vond het
bezoek aan Fontainebleau maar een taaie
beweging. Het kasteel te Dampierre leeft
daarentegen aan alle kanten. Er zijn
prachtige schilderijen en het allermooiste
is misschien wel de huiskapel. In de vij
vers van het kasteel Dampierre mag men
vissen. Daar hebben we heerlijk in de
schaduw geluierd.
ALS MEN NIET zo ver wil gaan, kan
men ook uitstappen bij de halte Massy-
Palaisseau. Als men uit het station geko
men. de bus neemt, die rechtsaf gaat, is
men na vijf minuten rijden in een heerlijk
landschap aangeland. Ook hier is een dal,
waar een mij onbekend riviertje doorheen
stroomt. De bloeiende velden op de berg
hellingen worden kunstmatig besproeid.
Na de drukte van Parijs is het levens
tempo hier wel weldadig langzaam.
Hiertoe reken ik natuurlijk niet een
de fietsende jongelui werd even onder
broken. Ze staken de hoofden bij elkaar
en namen de vreemdeling, die zich met
hen durfde te bemoeien, met koele blikken
op. Daarna verplaatsten ze hun acitiviteit
naar een ander dal.
Deze neiging om elkaar met rust te la
ten treft men in Parijs veelvuldig aan. Men
kan er doen wat men wil en men moet zich
al heel wonderlijk uitdossen wil iemand
er zelfs maar naar kijken. Op de avond
waarop in Frankrijk het bevrijdingsfeest
werd gevierd (Fête de la Libération) zat
ik 's avonds laat in de métro met een
Franse tambour. Hij had blijkbaar in de
parades dapper meegelopen en daarna het
feest op eigen houtje nog wat voortgezet.
De arme jongen sliep muurvast. Naast hem
lag zijn pet een hele hoge —en op de
bodem daarvan het portret van een bloot
meisje. Niet het blote meisje verbaasde
me, maar wel de plaats waar de tambour
het plaatje had ondergebracht. On de ban
ken naast mij zaten een paar Hollanders,
aardige mensen, die zich op echt Hollandse
wijze zorgen maakten over het station
waar de tambour zou moeten uitstappen.
Ze dachten dat hij zijn bestemming reeds
lang voorbij was en daarin bleken ze later
gelijk te hebben. Maar geen Fransman zal
zich met zo'n slapende jongen bemoeien.
Als hij slapen wil, dan moet hij het zelf
weten. Toen zijn die twee Hollanders en ik
wel erg Hollands gaan doen. De Hollandse
mevrouw haalde uit haar tasje het portret
van een baby en stopte die op de bodem
van de pet, zodat het meisje uit het gezicht
verdween. Onder de afkeurende blikken
van de Fransen hebben we toen de
tambour gewekt, die een kwade dronk
bleek te hebben en erg lelijk deed. Hij was
inderdaad veel te ver doorgereden, maar
kon toch geen woord van dank vinden.
Zeker niet toen hij in zijn pet keek.
EEN ANDER prettig uitstapje buiten
Parijs begint op het station St. Lazare,
waar men eens een retourtje naar St. Ger-
main-en-Laye moet nemen. Dat kost maar
f 1.60. Wij hebben het op Maria Hemel
vaart gedaan, op 15 Augustus dus. Op de
paardenrennen te Parijs werd die dag om
een prijs gelopen, die de Hemelvaartsprijs
(Prix de l'Assumption) heette. Maria-
Hemelvaart is in Frankrijk een nationale
feestdag. Op die dag zijn we in een echt
Frans buitenfeest terecht gekomen.
Nauwelijks buiten het station verzeil
den we tussen schreeuwende kerels, die
ons met alle geweld in een bus wilden
hebben. De tocht zou gaan naar Les Loges,
een naam die ons niets zei. We waren ech
ter op avontuur belust en stapten dus maar
in. De bus werd volgepakt tot er geen kip
meer bij kon en vertrok in volle vaart,
gierend in de bocht. Op een kruising, mid
den in de bossen, bleek het eindpunt te
liggen. Voor onze verbaasde ogen ont-
i ..- v—ii .cier
{.een dorp in de verre omack te bekennen
viel. Les Loges is een enigszins vervallen
kasteel, dat door een hoge muur omringd
is. Onder deze muren werd een groot
volksfeest gevierd. Het had ook een naam:
„Het feest der gebraden kippetjes".
Voorlopig was er nog geen gebraden
kippetje te zien, maar wel een opgetogen
kermisgedoe. Er viel van alles te beleven,
wat men op onze Hollandse kermissen niet
zal vinden. Een grote beer, op korte af
stand door een kleintje gevolgd, bewoog
zich electrisch voort, verdween daarbij van
tijd tot tijd tussen de bomen en kwam dan
weer tevoorschijn. Op deze speelgoedbeer
mocht men schieten. Raakte men hem op
een bepaald punt, dan keei-de hij zich brul
lend om met rood verlichte bek en be
woog zich dan voort in de tegenoverge
stelde richting, waarbij het kleintje dus
voor hem uitholde. Wie de beer het groot
ste aantal keren van richting deed veran
deren. kreeg de eretitel van scherpschut
ter. Wonderlijke gerechten werden er in
allerlei stalletjes klaargemaakt, maar het
allermooiste kwam toch pas ln zient toen
we de kermis geheel doorworsteld hadden.
Halverwege het bos werden voor grote
vuren talrijke kippen gebraden. Boven
elkaar draaiden vier stangen en daaraan
zaten de kinpenboutjes geregen. Sommige
vuren werden met hout gestookt, andere
ovens waren iets moderner. In grote ten
ten zaten bliimoediee Fransen aan tafeltjes
te dineren. Het was de middenstand, die
hier volop feest vierde. Een kwart gebra
den kin met patates frites, kaasdessert en
een half flesie wijn kostte zes gulden per
persoon. Hele gezinnen zaten hier te
schransen - het paneel van M^ne* waardig.
Wat kunnen de mensen in Frankrijk
echt blii zijn en wat maken ze er weinig
lawaai bii. Geen geschreeuw geen gelal.
Als ze zingen zingen ze zacht en het ziin
aitiid de oude volksliedjes van het land.
TOEN WE IN St. Germain terug wa
ren. warhte ons nog een nieuwe verras
sing. Bij het station staat een kasteel,
waarvan de tuinen toegankelijk zijn.
Wanneer men honderd nieter het hos in
loopt. dat hij het kasteel hoort, komt men
aan de huilenkant van het landgoed.
Ilicr heeft men een fantastisch uitzicht
over Parijs en de omringende dalen.
Voor honderd francs kan men er ligstoe
len huren, waarin men van half één tot
half acht mag blijven zitten. Hoewel hier
veel mensen waren, teas het er doodstil.
Beneden ons stroomde de Seine, waar
langs nette Franse kindertjes speelden of
op ezeltjes reden.
PAUL CHR. VAN WESTERING
lilt „More French cartoons" (Detl's Publishing
Cy. New York).
IN HET GROTE worstelstadion
van Tokio, dat plaats biedt aan
zestienduizend toeschouwers,
werd ik voorgesteld aan een wan
staltig dik heerschap, dat in zijn
kleedkamer wijdbeens op een
krukje zat. Hij verzocht mij
vriendelijk om hem eens zo hard
mogelijk in de maagstreek te
trappen. Ik bedankte voor de eer,
want ik kende het verhaal van de
Amerikaanse voetballer, die wél
gevolg had gegeven aan een der-
Japanse worstelaars laten zich tegen de maag schoppen, eten
tien keer zoveel als een normaal mens en worden wanstaltig dik.
O
ln hel worstel-stadion hangen
soms zeer oudezijden „kakemo
no's" met de naam en de hand
afdruk van vroegere kampioenen.
gelijk verzoek. Terwijl de Ameri
kaan een aanloop nam, ging de
worstelaar wijdbeens staan met
iets gebogen knieën. Hij spande
zijn buikspieren en wierp op het
moment van de trap zijn onder
lichaam met enorme kracht naar
voren. De Amerikaan kwam met
een verstuikte enkel in de andere
hoek van de kamer terecht. Alle
omstanders hadden veel plezier.
Sindsdien probeert elke Sumo-
worstelaar dit grapje uit te halen
met een vreemdeling.
De Japanse worstelaars zijn de
enige athleten ter wereld, die hun
uiterste best doen om zo dik
mogelijk te worden. Hun lichaams
gewicht varieert van tweehon
derdvijftig tot driehonderdvijftig
pond en ze proberen dit op te
voeren door dagelijks tien keer zo
veel te eten als een gewoon mens.
Zij zijn echter niet alleen door
hun formidabele omvang op straat
direct te onderscheiden van hun
over het algemeen nog al kleine
landgenoten, want zij zijn ook de
enige Japanners, die nog het
vreemde haarknoetje dragen op
het midden van hun schedel, dat
vroeger kenmerkend was voor de
samurais.
Hieruit blijkt, dat Sumo (do
oudste en op Judo na populairste
sport in Japan) niet beoefend
wordt door amateurs. De worste
laar neemt in de Japanse maat
schappij een bijzondere erep' l its
in en Sumo is in feite veel meer
dan een sportief tijdverdrijf. Deze
sport ontstond vér voor de mid
deleeuwen, toen Sumo-tournooien
alleen gehouden werden aan het
hof of in Shinto-tempels en vóór
alles ten doel hadden om de kami,
de geesten van de natuur te ple
zieren. En ook thans nog is het
godsdienstige element in deze
sport belangrijker dan de kracht
meting zelf.
Het cirkelvormige strijdperk is
gewijde grond, die slechts door de
scheidsrechters en de worstelaars
betreden mag wordend Voordat
een toernooi begint wordt steeds
een religieuze plechtigheid gehou
den. De worstelaars, die slechts
gekleed zijn in een lendendoek,
betreden daarna waardig en met
ernstige gezichten de ring. Ze
zullen nooit glimlachen of wuiven
naar hun enthousiast juichende
supporters. Langzaam wandelen
zij ieder naar een hoek, nemen
daar uit een bak een handvol
zout en werpen dat in de ring.
Zout heeft volgens het Shinto-
geloof een zuiverende kracht.
De scheidsrechter, die gekleed
is in een prachtig traditioneel cos-
tuum, stelt zich met een opge
vouwen waaier in het midden van
de ring op. De beide tegenstan-
derswandelen naar hem toe en
hurken tegenover elkaar neer, on
geveer op de manier van een
sprinter aan de start. De scheids
rechter heft zijn waaier op
maar wie zou denken, dat nu de
strijd betrint. sn*nt n? Is van de
Japanse mentaliteit. In dit land
gaat alles niet zo vlot en onbezon
nen als bij ons. De Japanner vindt
vaak meer genoegen in de om
slachtige wijze waarop iets ge
daan wordt, dan in hetgeen hij
doet. De theeceremonie is daar
een bekend voorbeeld van het
drinken van thee is daarbij eigen
lijk slechts bijzaak: het gaat om
de ceremonie en om de sfeer, die
daardoor geschapen wordt. En
met Sumo is het niet anders.
Nadat de worstelaars elkaar
hurkend een paar seconden in de
ogen hebben gekeken, staan ze
weer op en wandelen bedaard
terug naar hun hoek. Ze drinker
'n slokje water uit 'n houten lepe'
en dan wordt er weer kwistig me
zout gestrooid, weer naar hel
midden van de ring gewandeld,
weer gehurkt, weer gekeken, weer
weggewandeld. Dit kan zich zes,
zeven keer herhalen, tot grote er
gernis van de ongeduldige wes
terse toeschouwer, die nu einde
lijk wel een beetje actie wil zien.
TOCH ZIJN, zo heeft men mij
verzekerd, deze voorbereidende
manoeuvres van groot belang. In
de eerste plaats maakt het bij
deze vorm van worstelen veel uit
of men zijn tegenstander met ge
vulde, dan wel lege longen aan
grijpt. De scheidsrechter slaat dan
ook nauwgezet de ademhaling van
de beide tegenstanders gade en
als hij meent, dat ze allebei tege
lijk op het punt staan om uit te
Een Sumo-worstelaar deelt handtekeningen uit aan
jeugdige bewonderaars.
ademen, geeft hij een teken met
zijn waaier, dat het gevecht mag
beginnen.
Maar de worstelaars zijn
niet verplicht dan ook werkelijk
in actie te komen. Als zij het mo
ment zelf minder geschikt achten,
mogen zij zich oprichten en terug-
wandelen naar hun hoek. Zij hou
den daarbij rekening met psychi
sche factoren. Als een worstelaar
merkt, dat zijn tegenstander wat
nerveus of ongeduldig is, zal hij
hem opzettelijk vele keren heen
en weer laten lopen. Ziet hij
tegenover zich een onervaren
nieuweling, dan zal hij hem bang
proberen te maken door hem
keer op keer vals toe te grijnzen.
Is een tegenstander wat traag,
dan zal hij hem trachten te erge
ren door hem aan te grijpen
voordat de scheidsrechter het sein
heeft gegeven. Zo kan een door
gewinterde worstelaar tijdens deze
voor het publiek oninteres
sante voorbereidingsperiode de
uitslag van het gevecht al voor
een deel bepalen.
Gelukkig is er een tijdslimiet
vastgesteld voor al dit wandelen
en kijken, als de worstelaars na
vijf minuten nog niet in actie
komen, zijn ze verplicht op het
eerst volgende sein van de
scheidsrechter de strijd te begin
nen.
HET EIGENLIJKE gevecht
duurt meestal slechts drie of vier
seconden, zelden langer dan een
halve minuut. Na alle traagheid
en waardigheid, die de monster
achtig dikke kerels eerst hebben
getoond, wordt men verrast door
de snelheid en felheid, waarmee
ze op elkaar toespringen. In één
korte, hevige inspanning proberen
ze elkaar uit het cirkelvormige
strijdperk te werken of neer te
gooien. Wie met enig ander li
chaamsdeel dan zijn voeten de
grond raakt of buiten de cirkel
ln 1795 werd deze prent van een
Japanse worstelaar gemaakt door
Sharakn Ga. Sindsdien is aan het
uiterlijk van de Sumo-worstelaar
niets veranderd.
wordt geduwd, heeft verloren.
De spanning is kort, maar hevig
en ook dit is weer in volkomen
overeenstemming met de Japanse
volksaard. „Wij houden van kort
stondige, felle emoties", zo ver
telde mijn gids. „Wij hebben een
hekel aan een anticlimax. Daar
om zijn we ook zo dol op kersen
bloesems. Opeens bloeien alle bo
men tegelijk en na twee of drie
dagen vallen tegelijk alle bloem
blaadjes uit en is de roze weelde
voorbij, definitief voorbij. Een
langzaam verwelkende kersen
bloesem bestaat niet. Zo is het
met Sumo ook. Plotseling tonen
de worstelaars hun volle kracht
en uiterste behendigheid. Voordat
ze slap of uitgeput raken is de
strijd beslist en verdwijnen ze om
plaats te maken voor twee andere
strijders."
Bij de ingang van het Sumo-siadion te Tokio zijn op lange katoenen
stroken de namen aangebracht van de worstelaars,
die aan het tournooi deelnemen.
HET GOEDKOPE BOEK, bescheiden van
formaat en uitvoering, in Nederland het
eerst door de Wereldbibliotheek in omloop
gebracht, kan zich alleen handhaven bij
productie in serie. Er moeten steeds nieuwe
titels verschijnen, met een zo groot moge
lijke afwisseling. De uitgeverij Het Spec
trum in Utrecht en Antwerpen heeft dit
zeer goed begrepen. Vandaar dat de reeks
„Prisma"-boeken zich in zo'n grote popu
lariteit mag verheugen. En toch zoekt men
waarlijk niet naar alleen maar „best
sellers" en richt men zich heus niet enkel
naar wat de smaak van het publiek ver
ondersteld wordt te zijn, integendeel zelfs.
Er gaat van deze serie een in de beste zin
van het woord opvoedende waarde uit,
zonder irriterende aanmatiging, hetgeen
een verheugend verschijnsel genoemd mag
worden. Natuurlijk bestaat een groot ge
deelte uit herdrukken van reeds een zekere
reputatie genietende werken, maar deze
worden dan toch maar in handen gespeeld
van tallozen, voor wie deze anders ge
sloten boeken gebleven zouden zijn.
Dit maakt het echter bijna onmogelijk
om alle nieuwe uitgaven aan een bespre
king te onderwerpen. Wij moeten ons in
5 deze aankondiging tot enkele nieuwe delen
beperken. Zo is in de afdeling Nederlandse
romans, na de „Camera obscura" van Hil-
debrand en nota bene „Ferdinand Huyck"
van Jacob van Lennep de veertiende druk
van „Armoede" door Ina Boedier-Bakker,
ruim driehonderd compres gedrukte blad
zijden, als Nederlands „pocketbook" uitge
komen. Dit is waarschijnlijk wel het beste
werk van deze in 1875 geboren schrijfster,
wier roman van drie generaties van Am
sterdamse patriciërs „De klop op de deur"
de meeste opgang maakte. „Armoede" is
veelvuldig vertaald. Terecht, want het is
een degelijk voorbeeld van een typisch Ne
derlandse familiekroniek, spelend in de
periode van overgang naar deze eeuw.
Van geheel andere orde is „De Moeder"
van Maxim Gorki, door J. A. Sandfort ver
taald. Deze in 1936 gestorven vriend van
Lenin, die eigenlijk Peskov heette maar in
ballingschap het pseudoniem „de bittere"
aannam, is boeiend door een ongemene
vertelkracht een der meest gelezen
auteurs ter wereld. „De Moeder" is in 1906
in Amerika geschreven. De eenvoudige
titelheldin is de ziel van dit meesterlijke
boek, dat meer dan als het verhaal van
enkele personen beschouwd moet worden
als de uitbeelding van het ontwaken van
het Russische industrie-proletariaat, dat
schreeuwend om sociale gerechtigheid in
verzet komt tegen de kapitalistische onder
drukkers. Peodovkin heeft dit machtige
epos tot een aangrijpende film bewerkt.
Onder leiding van Ben Groeneveld is er
twintig jaar geleden een toneelversie van
in ons land vertoond. Dit getuigenis van
revolutionnair idealisme is vrij van holle
grootspraak of valse romantiek.
Van Dostojewski is „De vernederden en
vertrapten" (beter bekend als „De ver
nederden en beledigden") in de vertaling
van J. C. van Wageningen als twee Pris
ma-delen verschenen. Het was zijn eerste
grote roman, eigenlijk een mislukking,
maar tegelijkertijd door de wonderbaar
lijke peilingen in de gespletenheid van de
menselijke natuur een onvergetelijk docu
ment. De eerste critieken waren zeker niet
gunstig. „De heer Dostojewski zal het me
niet kwalijk nemen, als ik verklaar dat
zijn roman om zo te zeggen niet onder de
categorie kunst valt" schreef Dobroljoebov
en een andere tijdgenoot vond „alles bo
venmate gekunsteld" en de personen „ma
rionetten". Maar de oplage van het blad,
waarin deze roman als feuilleton was op
genomen, verdubbelde. De schrijver zelf
noemde het „een onvolmaakt boek, dat
niettemin veertien of vijftien bladzijden
bevat waar ik trots op ben". Maar een
zwak boek van Dostojewski is nog altijd
een bibliotheek vol hedendaagse succes
romans waard.
In de afdelingen geschiedenis en avon
tuur zijn thans „De verovering van Mexi
co" door Maurice Collis (waarin het stand
punt van de Azteken, met name dat van
de priesterkoning Montezuma wordt weer
gegeven) en „Dodemansvallei" door R. M.
Patterson, een speurtocht door onbekend
Canada, opgenomen. Van André Maurois,
vooral als de biograaf van Shelley en By
ron bekend, is de levensbeschrijving van
Benjamin Disraëli in deze goedkope uit
voering verkrijgbaar gesteld de mee
slepende analyse van de vele partijen, die
deze raadselachtige dandy en romancier,
zegevierend met koele hartstocht, op het
politieke schaakbord heeft gespeeld. Wie
belangstelling heeft voor cultuurgeschie
denis kan niet anders dan erkentelijk zijn
voor de publicatie in twee delen van „De
oude wereld" (bevattende de geschiedenis
van de oude beschaving) door de in 1920
Amerikaans professor geworden Russische
vorser Michail Rostovtzev.
Als deze beknopte aanbeveling in de
krant staat afgedrukt, zullen er wel al
weer nieuwe Prisma-delen zijn bijgekomen.
Maar daar hoort u nog wel van.