BRIEF AAN
SINTERKLAAS
Zomdajgsraiters
Yle,tj W-ij, do-tn tb niet aan,
Duitsland: belijdenis
of jeugdwijding?
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
En Patachou
Uitslag van het derde
prijsraadsel
KERKELIJK LEVEN
TER NADERE KENNISMAKING MET
OOCX)<>X>^COOCX>»X*'Vv-|rO!V>X)fYyyXXV)OOfYV>yr*vyxX^X*^V1000r*V'*/v>OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOflOrO'X>rVOOOOOOOOOOOOOOOOOOf>DnO:>r*TO^OOOOOOOOOOOOODOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOr>>"k'X>TOOO
Het laatste van onze drie prijsraad
sels ter gelegenheid van het feest van
Sinterklaas was moeilijker dan de vori
ge. Maar de kinderen hebben hun best
gedaan: er is weer een grote stapel met
inzendingen binnengekomen. Bijna
iedereen had de plaatsnamen en de lek
kernij (het was: banket) gevonden en
dus hebben wij weer moeten loten om
de winnaars van de drie prijzen aan te
wijzen. De uitgeloofde boeken worden
verstuurd aan: Wiesje Mooij, Saenre-
damstraat 106 in Haarlem, aan Joris
Loeff, Laan 20 te Bennebroek en aan
Leo de Prie, Slachthuisstraat 112 te
Haarlem.
Blijkbaar zijn deze raadsels goed in
de smaak gevallen. Let maar goed op,
af en toe organiseren wij nog wel eens
zo'n wedstrijd.
Lieve Sint,
sen en kinderen zitten te wachten, bak
ker Zoete, en we hebben niets, niets
meer!" Met grote bange ogen kijkt
Pietje bakker Zoete aan.
„Tja", zegt die, „ik kan je niet helpen.
Maar probeer het verderop nog eens!"
Pietje rent naar de volgende bakkers
winkel. Daar gebeurt precies hetzelfde.
Leeg, leeg alles leeg. Nog een winkel,
nóg één. Overal hetzelfde! Pietje kijkt
in zijn boekje: hij heeft alle bakkers
gehad. Vanavond zullen er geen peper
noten gestrooid worden. De andere Pie
terbazen hebben ook niets gevonden.
O, o, wat zal Sinterklaas wel zeggen?
Het kleine Pietje staat stil als hij daar
aan denkt. Hij krabt eens achter zijn
oren en hij weet niet wat hij zal doen.
Maar opeens ziet hij iets. Hoe kan dat?
Vlak voor hem is een bakkerswinkel,
die hij nog nooit heeft gezien. Hij staat
al voor het winkelraam en tuurt naar
binnen, maar het is donker in de winkel
en de deur is op slot. Toch eens pro
beren? Pietje heeft de deurknop al in
zijn handen en hij rammelt zo hard als
hij maar kan.
Hij hoort gestommel en een hele boze
stem die roept: „Wie is daar? Wat moet
je? Ik ben gesloten!"
„Doe open, doe toch open, goeie beste
bakker", roept Pietje, maar zijn stem
trilt een beetje. Wat een boze bakker
moet dat zijn, die zo hard schreeuwt.
„Ik ben Pieterbaas", roept hij. „Al onze
pepernoten zijn op en iedereen zal van
avond treurig zijn, als we niets
strooien."
„Haha", lacht bakker Bulder, want die
is het natuurlijk, „haha! Wat geeft dat?
Laat de mensen maar treurig zijn." Hij
heeft zijn deur ondertussen open gedaan
en kijkt naar het kleine Pietje.
„Maar het is heel erg als de mensen
teurig zijn", zegt die, „weet u wel wat
dat betekent? Komt u maar eens met
me mee!"
Voor bakker Bulder weet wat er ge
beurt, heeft Pietje hem bij de hand ge
nomen en daar gaat hij mee de straat
in. „Hier", zegt Pietje, „kijk hier eens!"
Ze blijven voor een raam stilstaan.
Daar binnen zit een hele familie: een
vader, een moeder, een opa en een
grootmoeder en een heleboel kinderen.
Hun ogen zijn groot van verwachting:
nu al kijken ze telkens naar de deur of
de hand met pepernoten nog niet om
de hoek komt. „Hm", zegt bakker Bul
der, „hm
Pietje trekt hem al weer mee: „Kijk
hier eens", zegt hij. Ze kijken weer door
een raam. Twee kinderen zijn druk
bezig een stoel te versieren, een mooie
grote leunstoel, waar Sinterklaas straks
in mag zitten. Ze hebben er allebei een
kleur van. „Nou", vraagt Pietje, „moe
ten die kinderen nou niet een klein
pepernootje hebben voor al hun werk?"
„Tja", zegt bakker Bulder, „tja,
tjaMaar zijn stem buldert al niet
meer zo erg. Pietje trekt hem weer mee.
„Luister eens even!" zegt hij. Uit een
huis komen een heleboel kinderstem
metjes, die zo mooi als ze kunnen lied
jes zingen, allemaal Sinterklaasliedjes
natuurlijk. „Nou", zegt Pietje, „moeten
ze dat nou helemaal voor niks doen?
Geen pepernootje voor hun liedjes?"
„Misschienzegt bakker Bulder.
„Nou?" vraagt Pietje vol spanning.
„Nee niks", zegt bakker Bulder. Pietje
trekt hem al weer voort. Ze zijn Lij het
ziekenhuis. „Kijk eens hier", fluistert
Pietje. Ze zien de witte bedjes staan
met zieke kinderen. Onder ieder bedje
staat een slofje of een schoentje. Bak
ker Bulder kijkt er heel lang naar. De
rimpels van kwaadheid lopen langzaam
van zijn gezicht weg en opeens zegt hij:
„Kom mee, kom gauw mee en roep alle
andere Pieter bazen! Laten ze vlug zijn!
Pietje fluit op zijn vingers en uit ale
hoeken komen ze voor de dag. Op een
holletje gaat het naar de bakkerij van
bakker Bulder. Iedereen krijgt een
schort van hem en een bevel: „Jij roe
ren, jij klutsen, jij kneden, jij de oven
stoken en jij pepernoten draaien."
Ze vliegen heen en weer en boven
alles uit klinkt de bulderstem, waar
voor niemand nu meer bang is. Je zult
het niet geloven, maar een half uur
later al komen de eerste pepernoten
gloeiend uit de oven. Ze gaan meteen
in de zak, die twee Pieterbazen al klaar
houden. En buiten trappelt het paard
van Sinterklaas, met Sint er bovenop,
al om zijn rit door de straten te begin
nen. Bakker Bulder lacht voor het eerst
van zijn leven als hij die zakken vol
gloeiende pepernoten de deur uit ziet
gaan. En lekker dat ze zijn, lekker!
's Avonds als alle mensen en kinderen
tevreden in de huizen zitten en maar
niet begrijpen hoe Sinterklaas aan
warme pepernoten komt, dan zit bak
ker Bulder in zijn kamertje. En wat
staat er op zijn hoge koksmuts? Een
mooie rode roos van suiker, die Sint
hem heeft gegeven. En wie zou er met
een roos op zijn muts ooit nog kunnen
bulderen of kwaad kijken? Bakker Bul
der niet hoor. MIES BOUHUYS
Nee Sint, ik ga u heus niet zeggen
wat u in mijn schoen moet leggen,
want u weet het, beste Sint,
wat ik mooi en lekker vind.
Die gekleurde tol bijvoorbeeld
bij Van Zanten op de hoek,
of die rode brandweerauto,
of dat nieuwe dikke boek.
Nee, 'k wou eigenlijk wat vragen
voor mijn buurman, mijnheer Zwart
Geeft u die nou eens wat lekkers,
't Beste is een suikerhart.
Iets dat lekker is of zoet
of een roosje voor zijn hoed,
iets waar hij om lachen moet.
Weet u dat hij dat nooit doet?
En dan Sint, dan is er nóg iets,
Wilt u in mijn moeders schoen
niet een heel klein dwergje doen?
Als u zo'n dwergje érg duur vindt,
geeft u mij maar niets, hoor Sint.
MIES BOUHUYS.
Alles was net als anders. Vrolijke
mensen, die zo vlug ze konden naar
huis liepen, kinderen die nog één keer
alle Sinterklaasliedjes zongen, winke
liers die het laatste lekkers uit hun
étalage haalden en Zwarte Pieten, die
heen en weer holden, van winkel naar
winkel en van straat naar straat. Ja,
alles was net als anders op vijf Decem
ber. Bakker Bulder ook. Die hield van
daag zijn winkel gesloten. Waarom? Je
zult het misschien niet geloven, maar
bakker Bulder hield niet van Sinter
klaas. En waarom hij niet van Sinter
klaas hield? Omdat hij niet van vro
lijke mensen hield. Nou, dat kon je ook
aan zijn gezicht wel zien. Niemand had
hem ooit zien lachen rimpels in zijn
voorhoofd, rimpels van boosheid bij zijn
ogen en rimpels van het zuur kijken bij
zijn mond. Maar zijn stemzijn
stem was het ergste: hij bulderde maar.
Tegen de oude vrouwtjes die een
broodje kwamen kopen en tegen de
oude mannetjes die een kadetje kwa
men halen.
Kinderen kwamen er nooit in zijn
winkel, die waren veel te bang voor
bakker Bulder.
Ja alles was als anders. Of wacht
eens, liepen die Pieterbazen altijd met
zulke bezorgde gezichten op Sinter
klaasavond? Waren ze nóg niet klaar
met hun boodschappen? Het werd tijd,
want de mensen en kinderen waren nu
allemaal binnen en wachtten op het
grote ogenblik dat Sinterklaas op be
zoek kwam of dat Piet een hand om de
hoek stak en pepernoten zou strooien.
Wat was er toch aan de hand?
Kijk die kleine Pieterbaas daar nou
eens: de druppeltjes staan op zijn voor
hoofd en hij hijgt van het harde lopen.
Nu staat hij stil voor een bakkers
winkel nee, niet die van bakker Bul
der, maar voor een hele mooie, waar het
al dagenlang druk is geweest en waar
de Pieterbazen in en uit liepen. Wat
moet hij daar toch? De winkel is al
dicht. Alles is uitverkocht en er is geen
kruimeltje marsepein of borstplaat over.
„Bakker Zoete, bakker Zoete, doe toch
open!" roept hij angstig.
Het licht in de winkel gaat aan. Daar
komt de dikke bakker Zoete, die zijn
witte jas heeft uitgetrokken en nu op
zijn pantoffels bij de kachel zit te
wachten of Sinterklaas hem iets bren
gen zal.
„Bakker Zoete, we moeten pepernoten
hebben. Al onze pepernoten zijn op!"
Bakker Zoete doet de knip van de
deur en kijkt naar het bange Pieter
baasje. „Maar m'n beste Pietje", lacht
hij, „je weet toch wel dat ik helemaal
niets meer heb. Nog geen snuifje meel,
nog geen korreltje suiker of pepernoot-
kruiden!"
„Maar hoe moet dat nou? Alle men-
VEERTIEN DAGEN geleden hebben wij
in deze rubriek melding gemaakt van de
maatregelen die door de Oost-Duitse rege
ring genomen zijn ten aanzien van het
verzet van de Evangelische kerk tegen de
zogenaamde jeugdwijding. De directe aan
leiding van deze maatregelen was een
open brief, door bisschop Dibelius gericht
aan de ouders. Wij zijn thans in de gelegen
heid om enkele passages uit deze brief te
publiceren.
Tot goed begrip dient men het volgende
te weten. In Duitsland is het de gewoonte,
dat jongens en meisjes op ongeveer veer
tienjarige leeftijd in de gemeenschap der
kerk worden aangenomen en belijdenis
doen. De Oost-Duitse regering nu heeft
daarnaast (lees: in plaats daarvan) een
jeugdwijding ingesteld, die politiek van
aard is en practisch anti-godsdienstig. De
Evangelische kerk heeft als reactie hierop
vastgesteld, dat de voorbereiding op het
afleggen van belijdenis onverenigbaar is
met de voorbereiding op de jeugdwijding.
Hierover gaat de strijd.
Wat de brief van Dibelius betreft, daarin
is onder meer het volgende te lezen:
„Velen van u zijn in deze weken in grote
ongerustheid gekomen, omdat de propagan
disten voor de jeugdbeweging aan uw deur
hebben aangeklopt of omdat de kinderen
aanmeldingsformulieren voor de jeugdwij
ding uit school mee naar huis hebben ge
bracht. Een ieder kan zien, dat de werving
voor de jeugdbeweging een veel grotere
omvang heeft aangenomen dan het vorige
jaar. Nu zult ge vragen: Wat zegt de kerk
hierop? U hebt u tot uw predikant gewend.
Hij heeft u geantwoord: wie zich wil laten
aannemen, kan niet naar de jeugdwijding
gaan. Zo heeft de kerk het bepaald.
De propagandisten voor de jeugdwijding
zeggen daarop, dat er enige achterlijke pre
dikanten zijn, die blind zijn voor de voort
gang van de tijd en tot dezen behoort ook
uw predikant. Maar er zijn vele anderen,
die verdraagzaam genoeg zijn om een kind,
dat de jeugdwijding aan zich laat voltrek
ken, ook aan te nemen.
Een dergelijke redenering is onwaar. Er
bestaat in de Duitse Democratische Repu
bliek (Oost-Duitsland) geen kerk, die dit
toelaat en geen in het ambt staande predi
kant, die zo handelt. In de overal versprei
de brochure „Jugendweihe" worden wel
vier andersluidende uitingen van predikan
ten afgedrukt, maar twee van deze zijn
nooit in Duitsland predikant van de Evan
gelische kerk geweest en de anderen zijn
niet meer in het ambt.
Hoe zou het ook mogelijk zijn aanneming
en jeugdwijding met elkaar te verenigen!
Wie het leerboek „Weltall, Erde, Mensch"
dat aan de kinderen op de dag van de
jeugdweiding als geschenk wordt gegeven,
met aandacht gelezen heeft, weet, dat hier
wel een overvloed van natuurwetenschap
pelijke vragen behandeld wordt, maar dat
dit geheel eenzijdig gebeurt, alsof alleen de
materialistische wereldbeschouwing juiste
inzichten geeft.
Vooral echter wil dit boek de indruk
geven alsof de godsdienst en het Godsge
loof dingen zijn, die reeds lang achter ons
liggen. In de grond van de zaak is het de
oude vrijdenkerspropaganda, die hier tot
nieuwe bloei is gekomen. Waar men ook tot
de jeugdwijding opgeroepen heeft, is het
er steeds om gegaan de mensen van het
geloof aan God af te brengen.
Wij hebben het ons niet gemakkelijk ge
maakt, wanneer wij verklaren dat er geen
„het ene zowel als het andere" maar
slechts een „ofof" is. Kan men dan een
mens nog ernstig nemen, die in het ene uur
met vreugde belijdt: „Ik geloof, dat God
mij geschapen heeft" en in het andere: „Ik
sta aan de kant van de mensen, die over
een dergelijke dwaasheid lachen."
Nu kan men zeggen, dat immers ook de
school de materialistische wereldbeschou
wing leert. De kerk heeft daar vaak tegen
geprotesteerd en zal dit ook in de toekomst
doen. Maar het is toch nog wat anders of
het kind in het onderwijs een dergelijke
leer verdragen moet, of dat het de beslis
sende volgende stap neemt om zich met een
gelofte aan deze wereldbeschouwing te
binden.
Laat u toch niet door vrijdenkers in on
zekerheid brengen! Laat u ook niet in de
war brengen door diegenen, die dreigen
dat uw kind in zijn toekomstige opleiding
en beroepskeuze nadeel zal ondervinden!
Dat zijn in de regel bedreigingen zonder in
houd. Beroept u zich op de in de Grond
wet gegarandeerde vrijheid van geloof en
geweten!
En wanneer wij lijden moeten, dan in elk
geval liever in de navolging van Jezus
Christus, dan dat wij onze Heer verraden
en verloochenen. Laten wij trouw zijn in
het gebed en in het bijwonen van de gods
dienstoefeningen en sterkt uw kind, dat zo
jong reeds tot een zware beslissing geroe-
pen wordt!
3 DECEMBER 1955
DINSDAG 13 DECEMBER treedt
Nicole Lou vier in Haarlem voor de
Haarlemse Kunstgemeenschap op. Een
speciale voorstelling. Nadat de nu 22-
farige chanteuse op het Concours Tcister-
bant 1955, achter Patachou, de tweede
prijs behaalde, kan ik mij dat initiatief
voorstellen. Lofwaardig en toe te juichen
vind ik het zéker, omdat ik nu eenmaal
aan het chanson en alles en iedereen,
wat en wie daarmee in verband staat,
mijn hart heb verpand. Of het verstandig
is, dat is een andere kwestie.
IK KEN NICOLE nu al zo lang, practisch
sinds te tijd dat zij in 1953 met vlag en
wimpel de Grand Prix binnenhaalde met
het verrukkelijke „Qui me délivrera?" Eén
van haar eigen chansons. Trouwens, zij
zingt alleen eigen werk. En daar zit het
gevaar dat Nicole Louvier nu al enige ja
ren bedreigt. Zij heeft een poëtische geest
en een aangeboren muzikaal gevoel. Haar
chansons sproeien een vaak diepe melan
cholie over het luisterende publiek uit. En
zonder enige twijfel maakt haar artistieke
voordracht een diepe indruk. Maarof
zij een volledig programma kan vullen,
zonder dat er gevaar voor eentonigheid
ontstaat, dat moet ik betwijfelen.
Met die twijfel beladen ben ik haar eind
November thuis gaan opzoeken. Zij woont
tussen het stemmingsrijke Luxembourg en
het roezemoezige café Le Dóme, waar de
koffie slechter is dan waar ook in Parijs.
Nicole was niet thuis, maar daar ik mijn
komst had aangekondigd, had zij het adres
achtergelaten waar ik haar kon vinden en
spreken. In het confectiemagazijn Tout-
main aan de Champs-Elysées zat zij kaar
ten te verkopen voor een liefdadigheids
voorstelling. Daarbij gaf zij gesigneerde
foto's af. Handjes schudden, stoel bijschui
ven en daar zat ik tegenover Nicole, best
op mijn gemak, te midden van een twintig
tal ons aangapende verkoopsters minder op
mijn gemak (omdat ik de enige man was).
Ik gaf Nicole een wenk om over koetjes en
kalfjes te spreken (de Fransman zegt „par-
ler de la pluie et du beau temps") en om
5 uur een apéritief met mij te gaan drinken.
De ons scheidende vijf minuten kwamen
wij veilig door. Met wat te drinken voor
ons (zij een jus d'oranje en ik een Ricard)
brandde ik los.
Hoe zij het aandurfde een avond hele
maal alleen, dat had zij nog nooit gedaan
immers? Ja, zij was er voor gezwicht, maar
zag er wel een beetje tegen op„Na
tuurlijk zing ik zoals gewoonlijk eigen
HOEWEL het Zondagavondprogramma
van de beide Hilversums zeker niet alle
wensen vervult een concert door een
symphonie of kamerorkest bijv. zou
tegemoet kunnen komen aan de verlangens
van diegenen die het half uur „Muzikale
corypheeën" wat te mager vinden voor een
hele avond kan toch wel gezegd worden,
dat met name de indeling van de KRO van
een uitgebalanceerd programma-evenwicht
getuigt.
Het „familieluisterspel" een stuk waar
naar alle gezinsleden kunnen luisteren, om
dat het platvloersheid vermijdt en anders-
zijds ook niet te hoog grijpt, is op de juiste
tijd in het midden van
de avond geplaatst.
De afgelopen Zondag
kon men van „Graf
schrift op de wolken"
van J. F. van den
Broek zeggen, dat het
spanning paarde aan
een zinrijk motief en daarmee een soort
revanche werd van de bona fide Neder
landse luisterspelschrijvers op de producten
welke wij de vorige week bespraken.
Het KRO-programma zal vooral gedu
rende de twintig minuten die aan het luis
terspel vooraf gaan intensief beluisterd
worden en dat dank zij één man: Jules de
Corte, zij het dan dat hij door een technicus
met een vrachtje platen wordt gesecon
deerd. Maar De Corte bezit nu juist de
overrompelende charme van het argeloze
en van de onverwachte kolder. Hij heeft
Voor de
microfoon
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii Nicole Louvier
werk: Toile d'araignée, File la Nuit, J'ai
quitté Maman, Ce sera bien, Tu es bien
enzovoorts".
„Ja, uit Parijs en weer terug naar Parijs.
Bovendien en dat weet u al ga ik
Teisterbant bezoeken na afloop van de
voorstelling, maar misschien ook er vóór.
Is het waar dat mij een verrassing te wach
ten staat, omdat ik er dit jaar de tweede
prijs in het concours heb behaald?"
„Inderdaad staat u een verrassing te
wachten, maar ik mag u niet verraden wat.
Er staat u bovendien nog iets te wachten:
een grandioze ontvangst".
„Zou ik er wat moeten zingen?"
„Ach het is na een voorstelling wel wat
veel verlangd, maar het zou wel aardig zijn
als u de nummers, waarmee u de tweede
prijs won, zou willen zingen. Zorg maar
dat de gitaar voor het grijpen is".
„Als zij me maar niet tè veel het middel
punt maken".
„Nee, ik zal hen waarschuwen dat zoiets
u niet ligt. Het zal er heel gewoon gezellig
zijn. En maakt u zich over de soirée niet te
veel zorgen. U is op het ogenblik het en
fant chéri van het Haarlemse publiek. Men
begrijpt uw werk goed, in woord en geest.
En dat beperkt het risico tot het minimum".
WIJ PRATEN nog wat over de plannen
voor het seizoen. Ze wil naar Canada, maar
vindt het naar om haar moeder te verlaten,
die een zeer selecte modezaak in Neuilly
heeft. Bovendien krijgt zij aanbiedingen
genoeg in Parijs en in de Franse provincie.
Af en toe heeft zij wel lust om het be
staan van chanteuse vaarwel te zeggen en
zich geheel te wijden aan het schrijven van
korte romans en gedichten. „En dan alleen
maar zingen voor mijn plezier zonder angst
voor de critieken. De pers in Frankrijk is
zo hard als een bikkel en de concurrentie
van mijn collega's is scherp".
Zij strijkt eens gedachteloos over de
schitterende zwarte rok die uit de winkel
van haar moeder komt. De donkere, diep
ernstige ogen in het wat bolwangig gezicht,
kijken mij vragend aan. Wat zou zij be
doelen? Wat ik er van denk? Voorzichtig
probeer ik: „U had een daverend succes in
Delft bij de studenten".
Zij fleurt zichtbaar op, maar zucht toch
nog; „Ja maar daar was ik niet alleen, ik
deelde het programma met Frangois De-
guelt".
„Dat weet ik. En Deguelt is een knaap
waar heel wat in zit. Wat mij betreft is hij
al rijp voor een Grand Prix".
„Misschien breng ik iemand mee...."
bovendien een innemende stem en beschikt
over voldoende trouvailles om zijn tijd om
te krijgen voordat men er erg in heeft. Dat
wil wel iets zeggen als men bedenkt, dat
hij ongeveer een half dozijn teksten per
week produceert. Het inhaken op bestaande
muziekjes van buitenlandse herkomst ge
schiedt eveneens met veel gevoel voor
nuances.
Zo bezien heb ik inderdaad meer waar
dering voor deze Roulette dan voor de
Brusse'se kermis, die men eens in de veer
tien dagen in de vooravond op het andere
Hilversum kan horen. Want Kees Brusse
volstaat in dat pi'ogramma toch eigenlijk
met een, overigens zeer talentrijke, voor
dracht van schetsen van gekwalificeerde
humoristen als Godfried Bomans, Simon
Carmiggelt en Annie Schmidt. Zijn eigen
bijdragen zijn gering in aantal en niet bij
zonder indrukwekkend. Het Intermezzo
door Conny Stuart, telkens voortborduren
de op de bekende dame-van-het-huiscon-
cert, zoals Wim Kan en Kees Brusse dat
in het vorige seizoen deden in Hetty Bloks
half uur, is naar mijn smaak niet bepaald
onaardig zonder bepaald aardig te worden.
Het kan zijn, dat het vaste schema, dat aan
deze grapjes ten grondslag ligt, de aan
dacht doet verslappen. Deze bedenkingen
ten spijt kan men de Brusse'se kermis toch
nog een programma van niveau noemen,
hetgeen nu juist niet het geval is met de
Zondagavondeditie welke erop pleegt te
volgen. Zij vormt de inleiding tot een Zon
dagavondprogramma dat weliswaar velen
gemakkelijk in het gehoor ligt, maar weinig
karakteristieke elementen bevat, of het
moet de discocauserie van Leo Riemens zijn.
J. H. E.
Nicole Louvier groet al haar Haarlemse vrienden.
„Nee, luister nou goed" zeg ik resoluut.
„Uw komst wordt met vreugde tegemoet
gezien. Men verwacht niet iets onbekends.
Uw werk Is bij de meesten vertrouwd en
geliefd. Als ik u één raad mag geven, maak
het programma dan niet te lang en geef
niet te veel toegiften. Boos?"
„Helemaal niet en bedankt voor het ad
vies. Hier hebt u een foto voor mijn vrien
den in Haarlem".
„Ik zal er die avond zijn. En bovendien
is onze gezamenlijke vriend Van Doveren
ook aanwezig. Er kan u maar één ding ge
beuren nóg meer succes dan ik ver
wacht".
JA, DAT HEEFT het gevoelige meiske
nodig, zo'n aanmoediging. Als zij genoeg
zelfvertrouwen heeft, wordt de avond een
succes. - Ik breng haar naar de métro en
ga zelf naar Patachou, die met haar mana
ger Lesser op mij wacht om een datum
vast te stellen dat zij ook naar Haarlem
komt. In October kon zij niet. Zij was ziek.
Nog niet hersteld moest zij haar contract
in de music-hall Bobino nakomen. Van 15
December af is zij vrij tot het einde van
het jaar. En die tijd komt zij., zeker! Al
leen niet op 24 en 25 en 31 December, dan
is zij bij haar zoontje Pierre. Neem het
haar eens kwalijk! BEN LEVI
OP HET OGENBLIK dat ik de kamer
binnenkwam, hoorde ik mijn vrouw tegen
een bezoekster zeggen: „Nee, wij doen er
van 't jaar niet aan. Och. de kinderen
zijn uit huis en met z'n tweeën.niet
waar?"
De bezoekster knikte begrijpend. „Wij
vinden 't een beetje mal", ging mijn
vrouw ijverig voort, „om mekaar nu voor
de gek te gaan zitten houden. En zó
maar een pakje, och nee. Dan is 't net
of we allebei jarig zijn".
Ook dit begreep de bezoekster. Ze bleef
tenminste maar knikken. Dus knikte ik
ook maar eens en zo bleven we alle drie
een poosje zitten als Chinese poppetjes
met een apparaatje in hun hoofd.
TOEN DE BEZOEKSTER weg was, ble
ven we even zwijgen. „Nee, echt", zei
mijn vrouw alsof ik haar had tegenge
sproken, ,,'t is eigenlijk zo'n malligheid,
Sinterklaas met je tweeën. Ik heb ook
geen zin. 't Is net of ik niet in de stem
ming ben dit jaar. Ik zou gewoon niets
kunnen verzinnen. En al die rommel.
Papier. Lijm, Houtwol. Geen hulp. Och
nee, vind je ook niet?"
Ik vond het ook.
„Natuurlijk moeten we de kinderen een
pakje sturen", voer mijn vrouw voort.
,,'t Zou niet leuk zijn als we helemaal
niets van ons lieten horen. Een klein
pakje bedoel ik. Zo maar voor de aardig
heid. Niets bijzonders."
Ik stak een sigaar op.
„Voor mezelf heb ik niets nodig", ver
volgde mijn vrouw haar alleenspraak. En
toen ik één wenkbrauw ophaalde zó
had ik mijn vrouw in ons jarenlange
huwelijksleven nog nooit horen spre
ken ging ze haastig voort: „Ik bedoel:
ik zou wel duizend dingen weten, allicht.
Maar, nou ja
En, licht geïrriteerd doordat ik bleef
zwijgen, vervolgde ze: „Ik heb geen win
terhandschoenen en je kunt tegenwoor
dig van die enige broches met glinster-
steeentjes krijgen en mijn postpapier is
op en een leuke schemerlamp zou echt
geen overdaad zijn. En nylons kan je
natuurlijk altijd gebruiken."
3 De rook van mijn sigaar krinkelde rustig
naar de zoldering.
3 „Maar laten we er echt nu maar niets
3 aan doen", besloot mijn vrouw en zij zette
3 een gezicht of ze het werkelijk meende.
Ik knikte. Mijn vrouw knikte terug. De
3 Chinese poppetjes werkten weer op volle
|j toeren.
p DRIE DAGEN later zei mijn vrouw: „Het
is zo vervelend, dat Sinterklaas zo in het
3 begin van de maand valt. Je moet altijd
3 met kopen wachten op dat vervelende
salaris van jou".
„Maar we zouden er toch niets aan
3 doen?"
„Nee, natuurlijk niet. Dat hebben we toch
afgesproken? Maar 't is eigenlijk veel in-
3 gewikkelder er niet aan te doen dan wel.
Ik moét Oma toch wat geven. En van
Jeanne krijgen wij ook altijd wat. En
§1 onze oude werkster. Die rekent er zo
3 vast op. En oom JaapZ'n verjaardag
fj hebben we ook al vergeten. En vind je
niet dat...."
3 Mijn vrouw haalde een papiertje tevoor-
schijn. Er stonden zeventien namen op.
Achter sommige stond een V. Ik ken dat
3 teken. Het betekent dat er een vers bij
3 moet. Het betekent dat ik dat schrijven
p moet. „Jij kunt het zo enig", zegt mijn
3 vrouw vleierig.
„Is het niet een beetje gek dat wij ieder-
een wat geven en mekaar niets?"
|j „Gut, je mag me wel wat geven", zegt
3 mijn vrouw. „Maar je moet het zelf leuk
3 vinden."
p PAKJES. Touw. Lijm. De schaar. Wat
rijmt er op vliegmachine? Heb jij ook een
H rood lapje om te verknippen? Je mag
3 niet in de voorkamer komen, denk erom!
Ik moet nog even een boodschap doen.
H En neem dan meteen nog een letter mee!
3 De pakjes voor de kinderen moeten nó-
3 dig weg
Je ontkomt er niet aan. 't Is sterker dan
je zelf. Je wordt meegesleept en je bent
3 als elk jaar weer in de ban van die
H drommelse oude baas die er in slaagt van
wijze, oude mensen weer kinderen te
3 maken. s-