BRIEF AAN SINTERKLAAS Zomdajgsraiters Yle,tj W-ij, do-tn tb niet aan, Duitsland: belijdenis of jeugdwijding? Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant En Patachou Uitslag van het derde prijsraadsel KERKELIJK LEVEN TER NADERE KENNISMAKING MET OOCX)<>X>^COOCX>»X*'Vv-|rO!V>X)fYyyXXV)OOfYV>yr*vyxX^X*^V1000r*V'*/v>OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOflOrO'X>rVOOOOOOOOOOOOOOOOOOf>DnO:>r*TO^OOOOOOOOOOOOODOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOr>>"k'X>TOOO Het laatste van onze drie prijsraad sels ter gelegenheid van het feest van Sinterklaas was moeilijker dan de vori ge. Maar de kinderen hebben hun best gedaan: er is weer een grote stapel met inzendingen binnengekomen. Bijna iedereen had de plaatsnamen en de lek kernij (het was: banket) gevonden en dus hebben wij weer moeten loten om de winnaars van de drie prijzen aan te wijzen. De uitgeloofde boeken worden verstuurd aan: Wiesje Mooij, Saenre- damstraat 106 in Haarlem, aan Joris Loeff, Laan 20 te Bennebroek en aan Leo de Prie, Slachthuisstraat 112 te Haarlem. Blijkbaar zijn deze raadsels goed in de smaak gevallen. Let maar goed op, af en toe organiseren wij nog wel eens zo'n wedstrijd. Lieve Sint, sen en kinderen zitten te wachten, bak ker Zoete, en we hebben niets, niets meer!" Met grote bange ogen kijkt Pietje bakker Zoete aan. „Tja", zegt die, „ik kan je niet helpen. Maar probeer het verderop nog eens!" Pietje rent naar de volgende bakkers winkel. Daar gebeurt precies hetzelfde. Leeg, leeg alles leeg. Nog een winkel, nóg één. Overal hetzelfde! Pietje kijkt in zijn boekje: hij heeft alle bakkers gehad. Vanavond zullen er geen peper noten gestrooid worden. De andere Pie terbazen hebben ook niets gevonden. O, o, wat zal Sinterklaas wel zeggen? Het kleine Pietje staat stil als hij daar aan denkt. Hij krabt eens achter zijn oren en hij weet niet wat hij zal doen. Maar opeens ziet hij iets. Hoe kan dat? Vlak voor hem is een bakkerswinkel, die hij nog nooit heeft gezien. Hij staat al voor het winkelraam en tuurt naar binnen, maar het is donker in de winkel en de deur is op slot. Toch eens pro beren? Pietje heeft de deurknop al in zijn handen en hij rammelt zo hard als hij maar kan. Hij hoort gestommel en een hele boze stem die roept: „Wie is daar? Wat moet je? Ik ben gesloten!" „Doe open, doe toch open, goeie beste bakker", roept Pietje, maar zijn stem trilt een beetje. Wat een boze bakker moet dat zijn, die zo hard schreeuwt. „Ik ben Pieterbaas", roept hij. „Al onze pepernoten zijn op en iedereen zal van avond treurig zijn, als we niets strooien." „Haha", lacht bakker Bulder, want die is het natuurlijk, „haha! Wat geeft dat? Laat de mensen maar treurig zijn." Hij heeft zijn deur ondertussen open gedaan en kijkt naar het kleine Pietje. „Maar het is heel erg als de mensen teurig zijn", zegt die, „weet u wel wat dat betekent? Komt u maar eens met me mee!" Voor bakker Bulder weet wat er ge beurt, heeft Pietje hem bij de hand ge nomen en daar gaat hij mee de straat in. „Hier", zegt Pietje, „kijk hier eens!" Ze blijven voor een raam stilstaan. Daar binnen zit een hele familie: een vader, een moeder, een opa en een grootmoeder en een heleboel kinderen. Hun ogen zijn groot van verwachting: nu al kijken ze telkens naar de deur of de hand met pepernoten nog niet om de hoek komt. „Hm", zegt bakker Bul der, „hm Pietje trekt hem al weer mee: „Kijk hier eens", zegt hij. Ze kijken weer door een raam. Twee kinderen zijn druk bezig een stoel te versieren, een mooie grote leunstoel, waar Sinterklaas straks in mag zitten. Ze hebben er allebei een kleur van. „Nou", vraagt Pietje, „moe ten die kinderen nou niet een klein pepernootje hebben voor al hun werk?" „Tja", zegt bakker Bulder, „tja, tjaMaar zijn stem buldert al niet meer zo erg. Pietje trekt hem weer mee. „Luister eens even!" zegt hij. Uit een huis komen een heleboel kinderstem metjes, die zo mooi als ze kunnen lied jes zingen, allemaal Sinterklaasliedjes natuurlijk. „Nou", zegt Pietje, „moeten ze dat nou helemaal voor niks doen? Geen pepernootje voor hun liedjes?" „Misschienzegt bakker Bulder. „Nou?" vraagt Pietje vol spanning. „Nee niks", zegt bakker Bulder. Pietje trekt hem al weer voort. Ze zijn Lij het ziekenhuis. „Kijk eens hier", fluistert Pietje. Ze zien de witte bedjes staan met zieke kinderen. Onder ieder bedje staat een slofje of een schoentje. Bak ker Bulder kijkt er heel lang naar. De rimpels van kwaadheid lopen langzaam van zijn gezicht weg en opeens zegt hij: „Kom mee, kom gauw mee en roep alle andere Pieter bazen! Laten ze vlug zijn! Pietje fluit op zijn vingers en uit ale hoeken komen ze voor de dag. Op een holletje gaat het naar de bakkerij van bakker Bulder. Iedereen krijgt een schort van hem en een bevel: „Jij roe ren, jij klutsen, jij kneden, jij de oven stoken en jij pepernoten draaien." Ze vliegen heen en weer en boven alles uit klinkt de bulderstem, waar voor niemand nu meer bang is. Je zult het niet geloven, maar een half uur later al komen de eerste pepernoten gloeiend uit de oven. Ze gaan meteen in de zak, die twee Pieterbazen al klaar houden. En buiten trappelt het paard van Sinterklaas, met Sint er bovenop, al om zijn rit door de straten te begin nen. Bakker Bulder lacht voor het eerst van zijn leven als hij die zakken vol gloeiende pepernoten de deur uit ziet gaan. En lekker dat ze zijn, lekker! 's Avonds als alle mensen en kinderen tevreden in de huizen zitten en maar niet begrijpen hoe Sinterklaas aan warme pepernoten komt, dan zit bak ker Bulder in zijn kamertje. En wat staat er op zijn hoge koksmuts? Een mooie rode roos van suiker, die Sint hem heeft gegeven. En wie zou er met een roos op zijn muts ooit nog kunnen bulderen of kwaad kijken? Bakker Bul der niet hoor. MIES BOUHUYS Nee Sint, ik ga u heus niet zeggen wat u in mijn schoen moet leggen, want u weet het, beste Sint, wat ik mooi en lekker vind. Die gekleurde tol bijvoorbeeld bij Van Zanten op de hoek, of die rode brandweerauto, of dat nieuwe dikke boek. Nee, 'k wou eigenlijk wat vragen voor mijn buurman, mijnheer Zwart Geeft u die nou eens wat lekkers, 't Beste is een suikerhart. Iets dat lekker is of zoet of een roosje voor zijn hoed, iets waar hij om lachen moet. Weet u dat hij dat nooit doet? En dan Sint, dan is er nóg iets, Wilt u in mijn moeders schoen niet een heel klein dwergje doen? Als u zo'n dwergje érg duur vindt, geeft u mij maar niets, hoor Sint. MIES BOUHUYS. Alles was net als anders. Vrolijke mensen, die zo vlug ze konden naar huis liepen, kinderen die nog één keer alle Sinterklaasliedjes zongen, winke liers die het laatste lekkers uit hun étalage haalden en Zwarte Pieten, die heen en weer holden, van winkel naar winkel en van straat naar straat. Ja, alles was net als anders op vijf Decem ber. Bakker Bulder ook. Die hield van daag zijn winkel gesloten. Waarom? Je zult het misschien niet geloven, maar bakker Bulder hield niet van Sinter klaas. En waarom hij niet van Sinter klaas hield? Omdat hij niet van vro lijke mensen hield. Nou, dat kon je ook aan zijn gezicht wel zien. Niemand had hem ooit zien lachen rimpels in zijn voorhoofd, rimpels van boosheid bij zijn ogen en rimpels van het zuur kijken bij zijn mond. Maar zijn stemzijn stem was het ergste: hij bulderde maar. Tegen de oude vrouwtjes die een broodje kwamen kopen en tegen de oude mannetjes die een kadetje kwa men halen. Kinderen kwamen er nooit in zijn winkel, die waren veel te bang voor bakker Bulder. Ja alles was als anders. Of wacht eens, liepen die Pieterbazen altijd met zulke bezorgde gezichten op Sinter klaasavond? Waren ze nóg niet klaar met hun boodschappen? Het werd tijd, want de mensen en kinderen waren nu allemaal binnen en wachtten op het grote ogenblik dat Sinterklaas op be zoek kwam of dat Piet een hand om de hoek stak en pepernoten zou strooien. Wat was er toch aan de hand? Kijk die kleine Pieterbaas daar nou eens: de druppeltjes staan op zijn voor hoofd en hij hijgt van het harde lopen. Nu staat hij stil voor een bakkers winkel nee, niet die van bakker Bul der, maar voor een hele mooie, waar het al dagenlang druk is geweest en waar de Pieterbazen in en uit liepen. Wat moet hij daar toch? De winkel is al dicht. Alles is uitverkocht en er is geen kruimeltje marsepein of borstplaat over. „Bakker Zoete, bakker Zoete, doe toch open!" roept hij angstig. Het licht in de winkel gaat aan. Daar komt de dikke bakker Zoete, die zijn witte jas heeft uitgetrokken en nu op zijn pantoffels bij de kachel zit te wachten of Sinterklaas hem iets bren gen zal. „Bakker Zoete, we moeten pepernoten hebben. Al onze pepernoten zijn op!" Bakker Zoete doet de knip van de deur en kijkt naar het bange Pieter baasje. „Maar m'n beste Pietje", lacht hij, „je weet toch wel dat ik helemaal niets meer heb. Nog geen snuifje meel, nog geen korreltje suiker of pepernoot- kruiden!" „Maar hoe moet dat nou? Alle men- VEERTIEN DAGEN geleden hebben wij in deze rubriek melding gemaakt van de maatregelen die door de Oost-Duitse rege ring genomen zijn ten aanzien van het verzet van de Evangelische kerk tegen de zogenaamde jeugdwijding. De directe aan leiding van deze maatregelen was een open brief, door bisschop Dibelius gericht aan de ouders. Wij zijn thans in de gelegen heid om enkele passages uit deze brief te publiceren. Tot goed begrip dient men het volgende te weten. In Duitsland is het de gewoonte, dat jongens en meisjes op ongeveer veer tienjarige leeftijd in de gemeenschap der kerk worden aangenomen en belijdenis doen. De Oost-Duitse regering nu heeft daarnaast (lees: in plaats daarvan) een jeugdwijding ingesteld, die politiek van aard is en practisch anti-godsdienstig. De Evangelische kerk heeft als reactie hierop vastgesteld, dat de voorbereiding op het afleggen van belijdenis onverenigbaar is met de voorbereiding op de jeugdwijding. Hierover gaat de strijd. Wat de brief van Dibelius betreft, daarin is onder meer het volgende te lezen: „Velen van u zijn in deze weken in grote ongerustheid gekomen, omdat de propagan disten voor de jeugdbeweging aan uw deur hebben aangeklopt of omdat de kinderen aanmeldingsformulieren voor de jeugdwij ding uit school mee naar huis hebben ge bracht. Een ieder kan zien, dat de werving voor de jeugdbeweging een veel grotere omvang heeft aangenomen dan het vorige jaar. Nu zult ge vragen: Wat zegt de kerk hierop? U hebt u tot uw predikant gewend. Hij heeft u geantwoord: wie zich wil laten aannemen, kan niet naar de jeugdwijding gaan. Zo heeft de kerk het bepaald. De propagandisten voor de jeugdwijding zeggen daarop, dat er enige achterlijke pre dikanten zijn, die blind zijn voor de voort gang van de tijd en tot dezen behoort ook uw predikant. Maar er zijn vele anderen, die verdraagzaam genoeg zijn om een kind, dat de jeugdwijding aan zich laat voltrek ken, ook aan te nemen. Een dergelijke redenering is onwaar. Er bestaat in de Duitse Democratische Repu bliek (Oost-Duitsland) geen kerk, die dit toelaat en geen in het ambt staande predi kant, die zo handelt. In de overal versprei de brochure „Jugendweihe" worden wel vier andersluidende uitingen van predikan ten afgedrukt, maar twee van deze zijn nooit in Duitsland predikant van de Evan gelische kerk geweest en de anderen zijn niet meer in het ambt. Hoe zou het ook mogelijk zijn aanneming en jeugdwijding met elkaar te verenigen! Wie het leerboek „Weltall, Erde, Mensch" dat aan de kinderen op de dag van de jeugdweiding als geschenk wordt gegeven, met aandacht gelezen heeft, weet, dat hier wel een overvloed van natuurwetenschap pelijke vragen behandeld wordt, maar dat dit geheel eenzijdig gebeurt, alsof alleen de materialistische wereldbeschouwing juiste inzichten geeft. Vooral echter wil dit boek de indruk geven alsof de godsdienst en het Godsge loof dingen zijn, die reeds lang achter ons liggen. In de grond van de zaak is het de oude vrijdenkerspropaganda, die hier tot nieuwe bloei is gekomen. Waar men ook tot de jeugdwijding opgeroepen heeft, is het er steeds om gegaan de mensen van het geloof aan God af te brengen. Wij hebben het ons niet gemakkelijk ge maakt, wanneer wij verklaren dat er geen „het ene zowel als het andere" maar slechts een „ofof" is. Kan men dan een mens nog ernstig nemen, die in het ene uur met vreugde belijdt: „Ik geloof, dat God mij geschapen heeft" en in het andere: „Ik sta aan de kant van de mensen, die over een dergelijke dwaasheid lachen." Nu kan men zeggen, dat immers ook de school de materialistische wereldbeschou wing leert. De kerk heeft daar vaak tegen geprotesteerd en zal dit ook in de toekomst doen. Maar het is toch nog wat anders of het kind in het onderwijs een dergelijke leer verdragen moet, of dat het de beslis sende volgende stap neemt om zich met een gelofte aan deze wereldbeschouwing te binden. Laat u toch niet door vrijdenkers in on zekerheid brengen! Laat u ook niet in de war brengen door diegenen, die dreigen dat uw kind in zijn toekomstige opleiding en beroepskeuze nadeel zal ondervinden! Dat zijn in de regel bedreigingen zonder in houd. Beroept u zich op de in de Grond wet gegarandeerde vrijheid van geloof en geweten! En wanneer wij lijden moeten, dan in elk geval liever in de navolging van Jezus Christus, dan dat wij onze Heer verraden en verloochenen. Laten wij trouw zijn in het gebed en in het bijwonen van de gods dienstoefeningen en sterkt uw kind, dat zo jong reeds tot een zware beslissing geroe- pen wordt! 3 DECEMBER 1955 DINSDAG 13 DECEMBER treedt Nicole Lou vier in Haarlem voor de Haarlemse Kunstgemeenschap op. Een speciale voorstelling. Nadat de nu 22- farige chanteuse op het Concours Tcister- bant 1955, achter Patachou, de tweede prijs behaalde, kan ik mij dat initiatief voorstellen. Lofwaardig en toe te juichen vind ik het zéker, omdat ik nu eenmaal aan het chanson en alles en iedereen, wat en wie daarmee in verband staat, mijn hart heb verpand. Of het verstandig is, dat is een andere kwestie. IK KEN NICOLE nu al zo lang, practisch sinds te tijd dat zij in 1953 met vlag en wimpel de Grand Prix binnenhaalde met het verrukkelijke „Qui me délivrera?" Eén van haar eigen chansons. Trouwens, zij zingt alleen eigen werk. En daar zit het gevaar dat Nicole Louvier nu al enige ja ren bedreigt. Zij heeft een poëtische geest en een aangeboren muzikaal gevoel. Haar chansons sproeien een vaak diepe melan cholie over het luisterende publiek uit. En zonder enige twijfel maakt haar artistieke voordracht een diepe indruk. Maarof zij een volledig programma kan vullen, zonder dat er gevaar voor eentonigheid ontstaat, dat moet ik betwijfelen. Met die twijfel beladen ben ik haar eind November thuis gaan opzoeken. Zij woont tussen het stemmingsrijke Luxembourg en het roezemoezige café Le Dóme, waar de koffie slechter is dan waar ook in Parijs. Nicole was niet thuis, maar daar ik mijn komst had aangekondigd, had zij het adres achtergelaten waar ik haar kon vinden en spreken. In het confectiemagazijn Tout- main aan de Champs-Elysées zat zij kaar ten te verkopen voor een liefdadigheids voorstelling. Daarbij gaf zij gesigneerde foto's af. Handjes schudden, stoel bijschui ven en daar zat ik tegenover Nicole, best op mijn gemak, te midden van een twintig tal ons aangapende verkoopsters minder op mijn gemak (omdat ik de enige man was). Ik gaf Nicole een wenk om over koetjes en kalfjes te spreken (de Fransman zegt „par- ler de la pluie et du beau temps") en om 5 uur een apéritief met mij te gaan drinken. De ons scheidende vijf minuten kwamen wij veilig door. Met wat te drinken voor ons (zij een jus d'oranje en ik een Ricard) brandde ik los. Hoe zij het aandurfde een avond hele maal alleen, dat had zij nog nooit gedaan immers? Ja, zij was er voor gezwicht, maar zag er wel een beetje tegen op„Na tuurlijk zing ik zoals gewoonlijk eigen HOEWEL het Zondagavondprogramma van de beide Hilversums zeker niet alle wensen vervult een concert door een symphonie of kamerorkest bijv. zou tegemoet kunnen komen aan de verlangens van diegenen die het half uur „Muzikale corypheeën" wat te mager vinden voor een hele avond kan toch wel gezegd worden, dat met name de indeling van de KRO van een uitgebalanceerd programma-evenwicht getuigt. Het „familieluisterspel" een stuk waar naar alle gezinsleden kunnen luisteren, om dat het platvloersheid vermijdt en anders- zijds ook niet te hoog grijpt, is op de juiste tijd in het midden van de avond geplaatst. De afgelopen Zondag kon men van „Graf schrift op de wolken" van J. F. van den Broek zeggen, dat het spanning paarde aan een zinrijk motief en daarmee een soort revanche werd van de bona fide Neder landse luisterspelschrijvers op de producten welke wij de vorige week bespraken. Het KRO-programma zal vooral gedu rende de twintig minuten die aan het luis terspel vooraf gaan intensief beluisterd worden en dat dank zij één man: Jules de Corte, zij het dan dat hij door een technicus met een vrachtje platen wordt gesecon deerd. Maar De Corte bezit nu juist de overrompelende charme van het argeloze en van de onverwachte kolder. Hij heeft Voor de microfoon iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii Nicole Louvier werk: Toile d'araignée, File la Nuit, J'ai quitté Maman, Ce sera bien, Tu es bien enzovoorts". „Ja, uit Parijs en weer terug naar Parijs. Bovendien en dat weet u al ga ik Teisterbant bezoeken na afloop van de voorstelling, maar misschien ook er vóór. Is het waar dat mij een verrassing te wach ten staat, omdat ik er dit jaar de tweede prijs in het concours heb behaald?" „Inderdaad staat u een verrassing te wachten, maar ik mag u niet verraden wat. Er staat u bovendien nog iets te wachten: een grandioze ontvangst". „Zou ik er wat moeten zingen?" „Ach het is na een voorstelling wel wat veel verlangd, maar het zou wel aardig zijn als u de nummers, waarmee u de tweede prijs won, zou willen zingen. Zorg maar dat de gitaar voor het grijpen is". „Als zij me maar niet tè veel het middel punt maken". „Nee, ik zal hen waarschuwen dat zoiets u niet ligt. Het zal er heel gewoon gezellig zijn. En maakt u zich over de soirée niet te veel zorgen. U is op het ogenblik het en fant chéri van het Haarlemse publiek. Men begrijpt uw werk goed, in woord en geest. En dat beperkt het risico tot het minimum". WIJ PRATEN nog wat over de plannen voor het seizoen. Ze wil naar Canada, maar vindt het naar om haar moeder te verlaten, die een zeer selecte modezaak in Neuilly heeft. Bovendien krijgt zij aanbiedingen genoeg in Parijs en in de Franse provincie. Af en toe heeft zij wel lust om het be staan van chanteuse vaarwel te zeggen en zich geheel te wijden aan het schrijven van korte romans en gedichten. „En dan alleen maar zingen voor mijn plezier zonder angst voor de critieken. De pers in Frankrijk is zo hard als een bikkel en de concurrentie van mijn collega's is scherp". Zij strijkt eens gedachteloos over de schitterende zwarte rok die uit de winkel van haar moeder komt. De donkere, diep ernstige ogen in het wat bolwangig gezicht, kijken mij vragend aan. Wat zou zij be doelen? Wat ik er van denk? Voorzichtig probeer ik: „U had een daverend succes in Delft bij de studenten". Zij fleurt zichtbaar op, maar zucht toch nog; „Ja maar daar was ik niet alleen, ik deelde het programma met Frangois De- guelt". „Dat weet ik. En Deguelt is een knaap waar heel wat in zit. Wat mij betreft is hij al rijp voor een Grand Prix". „Misschien breng ik iemand mee...." bovendien een innemende stem en beschikt over voldoende trouvailles om zijn tijd om te krijgen voordat men er erg in heeft. Dat wil wel iets zeggen als men bedenkt, dat hij ongeveer een half dozijn teksten per week produceert. Het inhaken op bestaande muziekjes van buitenlandse herkomst ge schiedt eveneens met veel gevoel voor nuances. Zo bezien heb ik inderdaad meer waar dering voor deze Roulette dan voor de Brusse'se kermis, die men eens in de veer tien dagen in de vooravond op het andere Hilversum kan horen. Want Kees Brusse volstaat in dat pi'ogramma toch eigenlijk met een, overigens zeer talentrijke, voor dracht van schetsen van gekwalificeerde humoristen als Godfried Bomans, Simon Carmiggelt en Annie Schmidt. Zijn eigen bijdragen zijn gering in aantal en niet bij zonder indrukwekkend. Het Intermezzo door Conny Stuart, telkens voortborduren de op de bekende dame-van-het-huiscon- cert, zoals Wim Kan en Kees Brusse dat in het vorige seizoen deden in Hetty Bloks half uur, is naar mijn smaak niet bepaald onaardig zonder bepaald aardig te worden. Het kan zijn, dat het vaste schema, dat aan deze grapjes ten grondslag ligt, de aan dacht doet verslappen. Deze bedenkingen ten spijt kan men de Brusse'se kermis toch nog een programma van niveau noemen, hetgeen nu juist niet het geval is met de Zondagavondeditie welke erop pleegt te volgen. Zij vormt de inleiding tot een Zon dagavondprogramma dat weliswaar velen gemakkelijk in het gehoor ligt, maar weinig karakteristieke elementen bevat, of het moet de discocauserie van Leo Riemens zijn. J. H. E. Nicole Louvier groet al haar Haarlemse vrienden. „Nee, luister nou goed" zeg ik resoluut. „Uw komst wordt met vreugde tegemoet gezien. Men verwacht niet iets onbekends. Uw werk Is bij de meesten vertrouwd en geliefd. Als ik u één raad mag geven, maak het programma dan niet te lang en geef niet te veel toegiften. Boos?" „Helemaal niet en bedankt voor het ad vies. Hier hebt u een foto voor mijn vrien den in Haarlem". „Ik zal er die avond zijn. En bovendien is onze gezamenlijke vriend Van Doveren ook aanwezig. Er kan u maar één ding ge beuren nóg meer succes dan ik ver wacht". JA, DAT HEEFT het gevoelige meiske nodig, zo'n aanmoediging. Als zij genoeg zelfvertrouwen heeft, wordt de avond een succes. - Ik breng haar naar de métro en ga zelf naar Patachou, die met haar mana ger Lesser op mij wacht om een datum vast te stellen dat zij ook naar Haarlem komt. In October kon zij niet. Zij was ziek. Nog niet hersteld moest zij haar contract in de music-hall Bobino nakomen. Van 15 December af is zij vrij tot het einde van het jaar. En die tijd komt zij., zeker! Al leen niet op 24 en 25 en 31 December, dan is zij bij haar zoontje Pierre. Neem het haar eens kwalijk! BEN LEVI OP HET OGENBLIK dat ik de kamer binnenkwam, hoorde ik mijn vrouw tegen een bezoekster zeggen: „Nee, wij doen er van 't jaar niet aan. Och. de kinderen zijn uit huis en met z'n tweeën.niet waar?" De bezoekster knikte begrijpend. „Wij vinden 't een beetje mal", ging mijn vrouw ijverig voort, „om mekaar nu voor de gek te gaan zitten houden. En zó maar een pakje, och nee. Dan is 't net of we allebei jarig zijn". Ook dit begreep de bezoekster. Ze bleef tenminste maar knikken. Dus knikte ik ook maar eens en zo bleven we alle drie een poosje zitten als Chinese poppetjes met een apparaatje in hun hoofd. TOEN DE BEZOEKSTER weg was, ble ven we even zwijgen. „Nee, echt", zei mijn vrouw alsof ik haar had tegenge sproken, ,,'t is eigenlijk zo'n malligheid, Sinterklaas met je tweeën. Ik heb ook geen zin. 't Is net of ik niet in de stem ming ben dit jaar. Ik zou gewoon niets kunnen verzinnen. En al die rommel. Papier. Lijm, Houtwol. Geen hulp. Och nee, vind je ook niet?" Ik vond het ook. „Natuurlijk moeten we de kinderen een pakje sturen", voer mijn vrouw voort. ,,'t Zou niet leuk zijn als we helemaal niets van ons lieten horen. Een klein pakje bedoel ik. Zo maar voor de aardig heid. Niets bijzonders." Ik stak een sigaar op. „Voor mezelf heb ik niets nodig", ver volgde mijn vrouw haar alleenspraak. En toen ik één wenkbrauw ophaalde zó had ik mijn vrouw in ons jarenlange huwelijksleven nog nooit horen spre ken ging ze haastig voort: „Ik bedoel: ik zou wel duizend dingen weten, allicht. Maar, nou ja En, licht geïrriteerd doordat ik bleef zwijgen, vervolgde ze: „Ik heb geen win terhandschoenen en je kunt tegenwoor dig van die enige broches met glinster- steeentjes krijgen en mijn postpapier is op en een leuke schemerlamp zou echt geen overdaad zijn. En nylons kan je natuurlijk altijd gebruiken." 3 De rook van mijn sigaar krinkelde rustig naar de zoldering. 3 „Maar laten we er echt nu maar niets 3 aan doen", besloot mijn vrouw en zij zette 3 een gezicht of ze het werkelijk meende. Ik knikte. Mijn vrouw knikte terug. De 3 Chinese poppetjes werkten weer op volle |j toeren. p DRIE DAGEN later zei mijn vrouw: „Het is zo vervelend, dat Sinterklaas zo in het 3 begin van de maand valt. Je moet altijd 3 met kopen wachten op dat vervelende salaris van jou". „Maar we zouden er toch niets aan 3 doen?" „Nee, natuurlijk niet. Dat hebben we toch afgesproken? Maar 't is eigenlijk veel in- 3 gewikkelder er niet aan te doen dan wel. Ik moét Oma toch wat geven. En van Jeanne krijgen wij ook altijd wat. En §1 onze oude werkster. Die rekent er zo 3 vast op. En oom JaapZ'n verjaardag fj hebben we ook al vergeten. En vind je niet dat...." 3 Mijn vrouw haalde een papiertje tevoor- schijn. Er stonden zeventien namen op. Achter sommige stond een V. Ik ken dat 3 teken. Het betekent dat er een vers bij 3 moet. Het betekent dat ik dat schrijven p moet. „Jij kunt het zo enig", zegt mijn 3 vrouw vleierig. „Is het niet een beetje gek dat wij ieder- een wat geven en mekaar niets?" |j „Gut, je mag me wel wat geven", zegt 3 mijn vrouw. „Maar je moet het zelf leuk 3 vinden." p PAKJES. Touw. Lijm. De schaar. Wat rijmt er op vliegmachine? Heb jij ook een H rood lapje om te verknippen? Je mag 3 niet in de voorkamer komen, denk erom! Ik moet nog even een boodschap doen. H En neem dan meteen nog een letter mee! 3 De pakjes voor de kinderen moeten nó- 3 dig weg Je ontkomt er niet aan. 't Is sterker dan je zelf. Je wordt meegesleept en je bent 3 als elk jaar weer in de ban van die H drommelse oude baas die er in slaagt van wijze, oude mensen weer kinderen te 3 maken. s-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 13