Materiële vloedgolf blijft stijgen
INTERNATIONALISATIE VAN SPECIALISMEN
IN DE MODERNE BEELDENDE KUNST
HARTSTOCHTELIJK PLEIDOOI IN
FELLE, SPITSE LETTERS
IN EEN ARMZALIG KERKJE STAAT DE MOOISTE KRIBBE
Kerstrapport uit Amerika
r
Een meisje uit het volk
v
SJLlfycAelh eft lk eft dt btayuiiiketi
Wie moeten er weg?
„Zelfstandig koken"
DOOR GUUS VLEUGEL
(Van onze correspondent te Washington)
HET KERSTGETIJ komt weer opzetten
en het lijkt wel een geweldige spring
vloed. De krantenjongens zeulen zich half
dood met al die dikke bundels papier vol
advertenties. De warenhuizen hebben hor
den van tijdelijke verkoopsters aangeno
men, die van toeten noch blazen weten en
op het postkantoor moet men lang wach
ten, omdat menigeen al vroeg begint kerst
pakjes te versturen.
Hulde overigens aan de Amerikaanse
posterijen. Ieder jaar krijgt de postbode
meer te sjouwen. Ieder jaar neemt de
stroom van kerstkaarten en cadeautjes nog
toe. Amerika is het rijkste land ter we
reld. Nog nooit is enig land zo welvarend
geweest, nog nooit heeft enige bevolking
ter wereld zo overvloedig gegeten, nooit
nog was ergens het materiële bezit zo
groot. De postbode kan het iedere avond
aan zijn armen en benen voelen.
DIT KERSTRAPPORT uit Amerika wil
niet cynisch of schamper zijn. Men is hier
in de dagen rond Kerstmis bijzonder aardig
voor elkaar. Wel worden veel pakjes en
kaarten verstuurd uit „verplichting"
maar als er geen oprechte genegenheid,
vriendschap en liefde bestonden, zou de
post toch veel minder te dragen hebben.
De enige verzuchting in dit artikel zal
zijn: „Het is teveel van het goede". Te
veel, vooral in materiële zin. De overvloed
van dit land vergt met Kerstmis zoveel
ruimte, zoveel inspanning en zoveel tijd,
dat de rustige zorgvuldigheid in het ge
drang komt. Om rustig en met liefde iets
moois en goeds uit te zoeken voor de en
kelen in dit leven, waar men waarlijk van
houdt, daar is nu eenmaal tijd voor nodig.
En hoe kan men dat doen, wanneer er nog
tweehonderd kerstkaarten de deur uit moe
ten, wanneer men nog twee keer „open
house" houdt met „egg-nog" die niemand
meer zien kan en wanneer men alle ca-
deaux moet kopen voor het hele kantoor?
Lang geleden heeft William Dean Ho-
wells zijn verhaal „Iedere dag Kerstmis"
geschreven. Misschien herinnert men zich
de historie wel. Een klein meisje was zo
verrukt van de kersttijd met alle cadeaux
en lekkernijen, dat zij aan de Kerstfee
vroeg of het voortaan iedere dag Kerstmis
kon zijn. De Kerstfee wilde daar voor een
jaar de proef wel eens mee nemen en de
gevolgen waren zoals ieder verstandig
mens zich kan voorstellen allerver
schrikkelijkst: het land werd ontbost, om
dat alle kerstbomen gekapt werden, de
prijs van de kalkoenen liep op tot duizend
dollar per stuk en cranberries werden
evenveel waard als diamanten, iedere maag
raakte van streek, de kerstpaketten puilden
de huizen uit en de politie moest de bur
gers eenvoudig dwingen om de cadeautjes
weg te vegen van de trottoirs.
Iedere dag Kerstmis was kennelijk te
bar. Maar thans stijgt de materiële vloed
golf in December zo hoog, dat men nu en
dan de opmerking hoort: één keer per jaar
Kerstmis is toch eigenlijk een beetje te
veel van het goede èn van het kwade
want de kerstuitgaven nemen steeds
maar toeReeds thans adverteren de
banken hun „kerstspaarpotten" voor 1956.
Maar laten we de zaak niet te somber
zien. Zowel geven als ontvangen kan heel
plezierig zijn. Mits men de boeken, die men
krijgt, maar kan lezen voor volgend jaar
December, mits men maar tijd heeft om
alle langspeelplaten althans één keer rustig
te beluisteren, mits men maar tijd heeft
en rust daar komt het eigenlijk op neer.
En het gevaar is, dat de materiële wel
vaart, die overvloed van dingen en ma
chines, tijd en rust verslindt. Wint men
tijd met een auto? Het lijkt zo. Maar als
men geen auto had, zou men waarschijn
lijk meer thuis blijven. Men verrijdt en
vervliegt uren, dagen, maanden, jaren....
Is geld dan iets slechts? Een rijke Ameri
kaan had onlangs waarom eigenlijk
behoefte zijn rijkdom te verdedigen. Hij
zei me: „Geld is niet zo belangrijk. Maai
de dingen die je er voor kopen kunt, daar
gaat het om". Ik sprak hem maar niet te
gen. Hij kocht mooie dingen voor zijn geld
en deed veel goed met zijn rijkdom. Maar
met Kerstmis mag men bij uitzondering
wel wat moraliserend zijn en eigenlijk is
het toch zo, dat vooral dat belangrijk is,
wat niet voor geld te koop is.
Wij halen gelukkig nieuwjaar.
DIT JAAR wordt Londen opnieuw aan
Dickens herinnerd door een tentoonstel
ling van historisch geworden poppenhui
zen, afkomstig uit tal van landen. Er zijn
ook inzendingen uit het Rijksmuseum te
Amsterdam en het Centraal Museum te
Utrecht gekomen.
Kerstmis en Charles Dickens behoren bij
elkaar. Terecht wordt Engelands grootste
romanschrijver de „Apostel van het Kerst
feest" genoemd. Hij heeft namelijk krach
tig bijgedragen tot de herleving van de
Kerstviering in de materialistische tijd,
waarin hij leefde, toen de zin van barm
hartigheid dreigde verloren te gaan.
Als zijn beroemdste Kerstverhaal moet
„A Christmas Carol" (Een Kerstlied in
proza) worden genoemd, dat enkele dagen
vóór Kerstmis 1843 het licht zag en dat aan
millioenen de boodschap van naastenliefde
bracht. Het is een sprookje voor volwas
senen zo goed als voor de jeugd
DIT WAS DICKENS' eerste Kerstver
haal en hij legde er al de warmte van zijn
gemoed in. Dezer dagen bladerden wij in
het originele manuscript, dat met spitse
letters dicht opeengedrongen is geschreven.
Men voelde hoe Dickens met felheid en
hartstocht zijn pleidooi voor de goeder
tierenheid had neergepend.
Het verhaal was enkele weken voor
Kerstmis van het jaar 1843 gereed. Zelf
gaf hij daarop, bevrijd van de druk, een
klaterend Kerstfeest, van zeldzame uitbun
digheid, waar allerlei litteraire beroemd
heden zijn gasten waren.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll llllllllllllll||||Ii"l!ril-l"ll"(ll!ll!lllll,lll||!|||||||||||i|||||illllllil||||!llll!ll||||||||||||!!llll||||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||||f|||||!|||||||||||i|||l|| HUIK,ill,HM,„1,1!
primitieven te denken, waarop Maria en haar kind het
enige middelpunt vormen en waar een stemming heerst,
die niet van deze wereld is. Een zelfde ingetogenheid en
stilte treft men ook in de bergen aan, bijvoorbeeld in
de ver afgelegen dorpjes van Tirol, waar de bewoners
tijdens de lange wintermaanden bijna geheel zijn inge
sneeuwd, zodat zij vrijwel van de buitenwereld zijn af
gesloten. Evenals de bevolking van Oberammergau in
het naburige Beieren is het bergvolk van Tirol beroemd
om zijn houtsnijkunst en vooral om de prachtige kerst
groepen, die hier worden gemaakt. Het houtsnijden is
er een oud handwerk, dat in de lange winteravonden
wordt beoefend en dat generaties lang van vader op zoon
werd overgeleverd.
Er is hier geen sprake van massaproductie. Ofschoon
er voor bepaalde figuren wel algemene traditionele vor
men vaststaan, toch wordt elk beeldje telkens opnieuw
ontworpen en afzonderlijk uitgevoerd. Men gebruikt er
ZEKER, ik houd van de drukke Italiaanse kerstgroepen,
die er als hele dorpen uitzien en die in de trant van
luidruchtige toneeldécoraties zijn opgebouwd. Het kerst
gebeuren zelf raakt er weliswaar bedolven onder een
overdaad aan huisjes, bruggetjes, molens, bergen, ravij
nen en watervallen, maar ik begrijp ten volle dat Ita
liaanse kinderen en ook volwassenen hun ogen uitkijken
op zo'n „presepio artistico" - op zo'n gemechaniseerde
kerstgroep, waar alles zich beweegt, waar het water
stroomt, de molens draaien en waar timmerlieden,
schoenmakers, houthakkers en spelende kinderen met
stramme bewegingen druk in de weer zijn. Als product
van de speelse en levendige fantasie der Italianen kan
men zo'n kerstgroep uit Napels werkelijk mooi noemen,
omdat het echte volkskunst is. Andere volken zien het
kerstgebeuren echter geheel anders, in overeenstemming
namelijk met hun karakter. W# behoeven slechts aan de
ontroerende en verstilde kerstpanelen van de Vlaamse
het zachte lindenhout voor, dat zich bijzonder leent voor
het afwerken van de fijnste en teerste onderdelen, vooral
van handen en gelaat. In sommige gevallen is een heel
gezin bezig met zo'n kribbe, dan weer treft men een
teruggetrokken boer of herder aan, die helemaal alleen
alle beeldjes stuk voor stuk ontwerpt en afwerkt. Meestal
zijn het de mannen en jongens, die de beeldjes snijden
en die bij het ontwerpen van de koppen bij voorkeur
naar een levend model zoeken. Het gelaat van een oude
herder bij de kribbe vertoont dan de trekken van de
grootvader, terwijl men in het profiel van Maria som
tijds het stille buurmeisje herkent, dat een openbaring
is van prille, nauwelijks ontloken schoonheid. De vrou
wen en meisjes zorgen gewoonlijk voor de afwerking,
want ze hebben een fijn gevoel voor kleuren. Toch
polychromeren zij de beeldjes telkens anders, maar al
tijd met een verbluffende zekerheid voor kleurenharmo-
nie. Wanneer dan zo'n kerstgroep klaar is, meestal be
staande uit een beperkt aantal beeldjes onder een
schuinliggend dak, dan staat men voor een uiting van
stille devotie en van zwijgende eerbied. De stilte en de
ingetogenheid, die al die winteravonden in de rustige
berghutten heeft geheerst, schijnt nu op de kerstgroep
te zijn overgegaan.
Eigenlijk is het niet zo verwonderlijk, dat de fantasie
van deze eenvoudige bergbewoners zo vertrouwd is
geraakt met het kerstgebeuren, want hun leven lijkt in
grote lijnen op dat van de herders. Zij weten hoe een
lam, een os en een ezel er uitzien. Zij kennen de oor
spronkelijke en natuurlijke blijdschap om de geboorte
van een kind. In een stal voelen zij zich thuis. En vooral:
zij kennen de wonderlijke sterrenhemel bij nacht, vol
geheimen, ze geloven aan het bestaan van engelen, aan
het kerstmysterie en het ongelooflijke dat hemel en
aarde elkaar in een stal hebben ontmoet. Ze weten met
onfeilbare zekerheid, dat van dat ogenblik af de blijde
boodschap over de wereld is gegaan, waaraan ook zij
deelachtig zijn geworden. De kerstkribbetjes, die hier
in de bergen van Tirol ontstaan, zijn daarom stuk voor
stuk kleine kunstwerken, die in de stad en vooral in het
buitenland veel geld opbrengen - veel meer dan de ont
werpers eelf er voor krijgen uitbetaald.
EEN VAN DE MOOISTE kerkgroepen uit Tirol bevindt
zich in een arme volkswijk van Wenen, namelijk vlak
tegenover het geweldige gebouwencomplex van het
Karl-Marx-hof, in een onaanzienlijk kerkje, dat men
volslagen over het hoofd ziet, wanneer men er voorbij
rijdt. Oorspronkelijk was het een werkkeet en daarna
een barak, die tenslotte door een idealistische zieleherder
werd opgekocht om vandaar uit de stille strijd aan te
binden tegen de materialistische levensbeschouwing. Het
kerkje wordt bijna gekraakt tussen dit kolossale huizen
complex, dat er niet alleen als een ongenaakbare vesting
uitziet, maar dat inderdaad ook als zodanig werd ge
bouwd. Men denke slechts aan de noodlottige revolutie
van 1934, toen Dollfuss gedwongen werd met kanonnen
tegen dit bolwerk op te trekken, omdat het van boven
tot onder met machinegeweren was bewapend.
Aanvankelijk leek het onbegonnen werk om in dit bas
tion ook maar een kleine bres te slaan en de aandacht
te vragen voor de blijde boodschap. Maar ondanks de
verdrukking staat het kerkje er nog altijd en wat meer
zegt: het heeft de mooiste kerstkribbe van Wenen ge
kregen. De ontwerper is Joh. Peschke, van oorsprong
een Tiroler, die nog met de traditie van de houtsnijders
verbonden is en die dit kunstwerk kon voltooien, omdat
hij uit deze rijke bron put.
Naar dit armzaligste kerkje van Wenen komen niet alleen
de kinderen, maar ook hun ouders en andere volwasse
nen, want elk jaar gaat het gerucht door het Karl-Marx-
hof, dat er op de feestdagen in de Kersttijd liederen door
de „Sangeknaben" worden gezongen. De mooiste kribbe
en het beste jongenskoor - die verleiding is te groot voor
de kunstlievende en muzikale Weners, ook al noemen
zij zich communisten. Het is er koud, maar de bezoekers
zijn trots op „hun" kerstgroep. Eerst zitten ze nog on
wennig in de banken, maar ze zijn al spoedig gerust
gesteld, wanneer ze een paar buren herkennen, die ook
naar de „Sangerknaben" zijn komen luisteren. Wanneer
het jongenskoor tot slot „Stille nacht" heeft gezongen,
het prachtige kerstlied, dat eveneens in Oostenrijk is
ontstaan, dan trekken de kinderen hun ouders mee om
de kribbe te gaan bekijken en dan ontdekken deze een
voudige arbeiders niet alleen de schoonheid van dit
kunstwerk, maar tevens een wonderlijke overeenkomst:
het povere kerkje met zijn prachtige schat lijkt op de
stal van Bethlehem, die even arm was en toch zo rijk.
Zij richten hun ogen op het Christuskind en dan vooral
op die ontroerende Maria, die hier werkelijk is uitge
beeld als een jong meisje uit het gewone volk, met haar
mooi gevormde handen en vooral met dat ingetogen en
zuivere gelaat, zoals de kunstenaar het ergens in de
bergen van Tirol zal hebben ontmoet. In een hoek staat,
ongezien, de zieleherder met een glimlach van geluk om
de mond - evenals Jozef, die zich in de stal ook op de
achtergrond hield. Prof. dr. W. GRIETEMANN. O
AMSTERDAM, December. In deze
week voor Kerstmis begin lk ieder jaar
weer aan een van de wreedste tijdverdrij-
ven, waar de twintigste eeuwse mens zich
geregeld mee moet bezig houden. In het
kort en het net gezegd, komt het neer op
het overschrijven van de adressen uit de
oude zakagenda in de nieuwe. Zo kan men
het zeggen, maar het is onvolledig. Het laat
dat hele, ingemene en wrede denkproces,
dat hierbij betrokken wordt, buiten be
schouwing.
Dat denkproces, wie weet het niet, wordt
vereist voor het noodzakelijke werk der
eliminering. We hebben tijdens het afge
lopen jaar weer zoveel mensen ontmoet,
zoveel kennissen gemaakt, zoveel relaties
gekweekt. En iedere keer na zo'n ontdek
king dachten we: dit is een aardige man,
of een nuttige man, of een charmant echt
paar of een begrijpende vrouw. Als men
dit denkt, is dat al meer dan voldoende
aanleiding om de betrokkene een plaatsje
te geven in de adreslijst. Misschien schen
ken we dat plaatsje nog niet na de eerste
ontmoeting, maar na een tweede keer
wordt het toch bijna onvermijdelijk. Dan
denk men: laat ik het er nu in schrijven,
anders ben ik de volgende keer zeker dat
papiertje met zijn adres kwijt, dat nu al
ergens tussen de rekeningen (onbetaald) in
mijn portefeuille zit. Dat is het moment,
waarop de problemen van later worden
geboren.
Want in die laatste week voor Kerstmis,
vind ik ieder jaar weer een overvol adres
lijstje in mijn agenda. En ik weet, dat ik
het volgend jaar weer zoveel nieuwe men
sen zal willen opschrijven, dat ik onmoge
lijk met een al volle lijst kan beginnen. Er
moet dus geschrapt worden. Maar moeten
nu al die nieuwe kennissen en vrienden en
relaties er aan geloven? Neen. want som
migen zijn echt de moeite waard gebleken.
Degenen, die na twee ontmoetingen in het
boekje zijn gekomen en daarna eigenlijk
geheel vergeten, gaan er het eerst aan. Dal
is nog betrekkelijk eenvoudig en kost wei
nig hartzeer. Maar vervolgens komen de
oudere kennissen, de mensen die al vijf of
soms zelfs tien jaar op een ereplaats heb
ben geslaan en door het jaarlijkse elimina-
tiewerk steeds hoger naar boven zijn ge
schoven. Maar doen zij eigenlijk nog ter
zake? Zien we hen nog, schrijven we el
kaar, doen we zelfs maar de groeten via
wederzijdse betere kennissen? En die rela
ties hebben we daar nog iets aan, heb
ben ze hun waarde eigenlijk al niet lang
geleden verloren? Ja, eigenlijk wel. Maar
om ze dan te schrappen is weer een ge
duchte stap verder. Dat betekent toch wel
de werkelijke breuk. Er moet dus gewikt
worden en gewogen als door een rechtbank.
Van Dommelen moet er uit worden ge
schopt, of Kareis of Dupont maar Van
Dommelen is toch eigenlijk wel de moeite
waard, ook al hebben we hem dan in bijna
drie jaar niet meer gezien of van hem ge
hoord. Kareis daarentegen is wel amusant,
als men bereid is een hele avond op twee
voortreffelijke opmerkingen te wachten,
maar hij woont nu in Den Haag en zelfs
als men daar is, heeft men nog nooit de
neiging gevoeld naar hem toe te gaan. Nee,
eigenlijk is Dupont toch de beste candidaat
voor het sneuvelen, hoewelmijn vrouw
heeft nu al vier of vijf keer gezegd, dat we
toch nodig de Duponts weer eens moeten
vragen.
Ziet u. dat zijn de moeilijkheden. Het is
wreed werk en langdurig en het maakt een
beetje melancholiek. Daarom doe ik het
altijd zo vroeg. Dan ben ik alle leed tegen
Oudejaarsavond weer vergeten. En ik vind
niets zo erg als sombere lange gezichten op
Oudejaarsavond, allen geschaard om de
pagina van de krant die gevuld is met
folo'tjes van hen, die van ons heengingen.
Trouwens, ik heb tenslotte maar besloten
dat zowel Van Dommelen als Kareis, als
Dupont moeten heengaan. Wég uit mijn
Zakagenda-voor-de-Moderne-Mens-1956.
A. S. H. 1
AAN DE reeds lange reeks kookboekjes
is door de N.V. uitgeverij Nijgh en Van
Dilmar te Den Haag opnieuw een werkje
toegevoegd, dat zich in niets kan onder
scheiden van alle andere geschriftjes op
het gebied van de kookkunst. Dit keer is
het er een van mevrouw J. A. van Ditmars-
Hokkeling: het kleine kookboek heet spe
ciaal bestemd te zijn voor verloofde meis
jes en kamerbewoonsters. Een soort aan
loopje tot het huwelijk dus, waarbij op za
kelijke wijze het goochelen met pannen en
voedingsmiddelen wordt uitgelegd.
Van aanmerkelijk beter gehalte is het bij
dezelfde uitgeverij verschenen boekje
„Zelfstandig koken". Dit gaat nu reeds de
twintigste druk beleven. De dames H. J.
van Deinse-Postma en A. Ch. H. de Vries
hebben tezamen destijds een vrij overzich
telijk en uitgebreid kookboekje geschre
ven, dat thans opnieuw door mej. H. Dol-
ders bewerkt is. Men heeft zich daarbij
vrijwel alleen toegelegd op niet te kost
bare recepten en de schrijfsters zijn hierin
zeker geslaagd. Bovendien getuigen de be
schrijvingen van kennis van zaken.
DAT IN HET Stedelijk Museum gelijktijdig (tot 2 Januari)
werken van Karei Appel, Japanse calligrafie en tekeningen
betrekking hebbend op Hirosjima 1945 tentoongesteld worden,
is vermoedelijk geen toeval. Het verband wordt duidelijk als
men bedenkt, dat er mensen zijn die Appel wel de schilder van
het atoomtijdperk zouden willen noemen. Tussen de ontwikke-
Karel Appel: „Sprong in de ruimte" (1953)
ling van de kunst van de Japanse calligrafie in de laatste jaren
en die der moderne Westerse beeldende kunst, uitgekomen op
abstract en experimenteel gebied, zijn vergelijkingen mogelijk.
Allereerst dan iets over Hirosjima 1945. Een Japans echtpaar,
Tri Maruki en zijn vrouw Toshiko Akamatsu, is onder indruk
van de ramp, die de atoombom over Hirosjima bracht, begonnen
met een grote tekening die deze ramp verbeelden wil. Iri Maruki
is schilder naar Japanse traditie, zijn vrouw werkt naar Westers
voorbeeld. Hun gemeenschappelijk resultaat, een deel van het
door hen zich voorgestelde geheel, heeft zowel iets Westers als
Japans gekregen. De gruwelijkheid der voorstelling voorzover
mogelijk voorbijgezien, is het een fraaie synthese van twee
stijlen. In de door het Stedelijk Museum uitgegeven inleiding
wordt verteld van de moeilijkheden, die dit schilderspaar had
en heeft met dit werk. Practische: hun atelier was te klein,
waardoor ze gedwongen waren dit werk in gedeelten te doen.
Daarmee ontstonden dus ook artistieke problemen. Het gewenste
geheel was moeilijk te overzien. En dan het allervoornaamste:
het geestelijke probleem. Is deze weliswaar door mensen opge
roepen verschrikking iets, dat door mensen in een kunstwerk
verbeeld kan worden? Naar gevoel is er in ieder geval een in
drukwekkend kunstwerk ontstaan naar aanleiding van ver
halen over deze ramp.
Qua voordracht is dit werk niet een resultaat van het
atoomtijdperk, als men hier
van zou willen spreken. Veel
eer kunnen we van mening
zijn. dat het werk der expe
rimentelen uitdrukking geeft,
met eigentijdse middelen,
aan wat we voelen onder de indruk van de nieuwe, vrijgekomen
krachten. Het is de verschrikkelijke kant daarvan, die zich op
dringt aan de verbeelding. Wat daarmee aan goeds verricht
wordt, moeten we nog zien. Zo is er eveneens nog weinig te zeg
gen van wat er van de kunst van een Karei Appel of een
Constant overblijft. De laatste, bewogener en menselijker van
aard dan Appel, heeft groter aandacht geschonken aan de hou
ding, die een kunstenaar in deze tijd dient in te nemen. Appel
is animaler. Een echt „schilderdier" zou men hem kunnen noe
men als men in zijn krachtpatserij schilderen kan zien. Met
dikke kwakken verf, gestreken van palet of plamuurmes of
geknepen uit de tube, vult hij zijn doeken, die meestal sterke
overeenkomsten vertonen met kindertekeningen.
Het is al eerder vertoond dat men, ziek van de ontwikkeling in
de wereld, een nieuw beginnen zocht door alle traditionele
waarden overboord te gooien of door zich de kunst van primi
tieven ten voorbeeld te stellen. De vergrote kindertekening, door
volwassenen gemaakt, is dan iets nieuws. In ieder geval zo
nieuw dat Appel er een enorm succes in het buitenland, met
name in Frankrijk en Amerika, mee behaalde. Het is de vraag
of Appel nog steeds denkt aan dit uitgangspunt. Ik geloof het
niet. Hem is een bepaalde uitdrukkingswijze, waarmee hij zijn
gevoelens vertolkt, eigen geworden en met werkelijk bewonde
renswaardige werkkracht gooit hij de verbeeldingen op het doek.
Een te waarderen kleurgevoel heeft zich bij hem zeker ont
wikkeld. Er is een natuurlijk gegroeide samenhang tussen kleur
en verfmaterie. In strakker neergezette en dunner geschilderde
verfvlakken zou dit werk zichzelf misschien overschreeuwen,
hetgeen naar mijn inzicht nu niet het geval is, mede dank zij
de schaduwgevende verfranden. Het uitgangspunt echter; de
kindertekening, de schutting,
doen mij twijfelen bij de
vraag of dit werk nog een
toekomst heeft, of de door
velen vermeende waarde
bevestigd zal worden. Zeker
is het werk een tijdsverschijnsel, dat dank zij een enorme pu
bliciteit nog intenser opgevoerd wordt.
DE JAPANSE calligrafie is de kunst van het karakter, het
woordteken en wordt in het Oosten even belangrijk geacht als
de schilderkunst. Onderwerpen in de schilderkunst en karakters
vertellen ons beide iets. De wijze, waarop onderwerpen en
karakters behandeld zijn door de kunstenaar, doet ons iets. Dat
de wijze van het neerzetten van kleuren en lijnen in bepaalde
vormen zonder meer ons iets zou doen, is hetgeen de voor
standers van een „abstracte" kunst geloven. Ten aanzien van de
calligrafie is men in deze tijd in Japan ook zo gaan denken. De
resultaten zijn zwart-wit schilderijen of tekeningen, waarin
het karakter op een gegeven moment niet meer een bestaand is.
In het teken geraakte men los van de inhoud van het karakter.
Het resultaat lijkt dan buitengemeen veel op sommiger experi
mentele of abstracte kunst hier en soms angstig veel op wat we
van de moderne Duitsers mochten zien.
De bedoeling van deze door Europa circulerende expositie is
een verband aan te tonen met de beeldende kunst van vandaag,
zoals een affiche aankondigde. In de meest recente ontwikke
ling is er inderdaad dus een frappante overeenkomst te con
stateren. Of wij er beter van worden blijft voor mij een vraag.
Voor mij is het een internationalisatie van een zeker soort spe
cialisme, waarvan ik de kans op universaliteit zo moeilijk kan
zien. BOB BUYS
ELIZABETH EN IK zijn allebei au
teur, uit roeping en genade, wat niet
meevalt in een tijd van H-bommen en
Y-lijnen en de Marokkaanse crisis.
Waarmee ik alleen maar wil zeggen,
dat er een grote sociale bekommernis
aan het schrijverschap ten grondslag
moet liggen en gelukkig is dat bij ons
het geval. Vandaar dan ook dat Eliza
beth en ik gisteren gezellig bij de elec-
trische haard begonnen zijn aan een
essay getiteld: De Plaats van de Schrij
ver in een Verscheurde Wereld.
Toen we al onze zoete krakelingen
hadden opgegeten en elk vier repen
chocolade, smaak studentenhaver, gin
gen Elizabeth en ik ons zitten afvragen
hoe het eigenlijk komt, dat de wereld
zo verscheurd ?s. Hierbij vonden we een
interessante conclusie. Elizabeth meen
de natnelijk dat de schuld ligt bij de
schrijvers van de vorige generaties. Ze
hebben geen van allen ooit durven zeg
gen waar het op stond en nadat Eliza
beth en ik ieder een scheutje rum in
onze ochtendkoffie hadden genomen,
besloten we dat het dus onze plicht was
om dat wèl te doen.
Voor we daar echter aan toe konden
komen, werd er opeens gebeld en we
keken elkaar woedend aan, want wij
vinden het vreselijk hinderlijk om uit
ons werk gehaald te worden en ik ivilde
meteen het raam openschuiven en Niet
Thuis! roepen, maar Elizabeth zei dat
het misschien de cheque was van het
Weekblad voor Middelharnis en Om
streken waar we al veertien dagen op
wachten.
Ik trok dus de deur open en het was
helaas geen chèque maar een dame van
onbestemde leeftijd met twee goxiden
tanden en een intekenlijst. Ze kwam
voor de Vereniging ter Verzorging van
Venoaarloosde Slagvinken en ons adres
had ze van mevrouw Hunnetjes gekre
gen. Ik wou haar dan ook meteen de
deur wijzen. Mevrouio Hunnetjes is een
grote vijandin van Elizabeth en mij
sinds ze de redactie van het Letterlie-
verdje van Noord-Beveland tegen ons
heeft opgezet zodat ze nu onze paeda-
gogische stukjes niet meer plaatsen,
maar wel de stukjes van mevrouw
Hunnetjes.
Elizabeth en ik hebben echter een
goed hart. Daarom trok Elizabeth aan
mijn mouw. Ze nodigde de dame van
de slagvinken in onze werkkamer, met
intekenlijst en al. Ze ging kleumerig
bij de electrische haard zitten en stak
een heel verhaal af over de slagvinken,
die het zo moeilijk hebben, alsof Eliza
beth en ik het zelf niet moeilijk genoeg
hebben, met de verscheurde wereld.
Daarop dreigde ze met de inteken
lijst te gaan zwaaien, maar Elizabeth
en ik gaan niet over één nacht ijs, dus
hief Elizabeth bezwerend haar hand op
en vroeg aan het slagvinkenmens: Me
vrouw, zou ik even uw prospectus mo
gen inzien, alvorens te offeren?
Een prospectus hebben we jammer
genoeg niet, zei de dame, terwijl ze be
schaamd haar twee gouden tanden
blootlachte. Wij zijn nog een jonge ver
eniging.
Elizabeth kreeg het toen over het
grote nut van prospectussen en zei dat
wij een schrijversechtpaar zijn en dat
ze het zacht gezegd vreemd vond, dat
een door mevrouw Hunnetjes aanbevo
len vereniging geen prospectus had. Ze
liet een prospectus zien van de Pettense
Pinpongclub voor Kolenhandelaren, dat
wij geschreven hebben. Natuurlijk be
greep het slagvinkenmens onmiddellijk
dat ze hier een slaatje uit kon slaan.
Nadat we de opdracht gekregen hadden,
noteerden we een kwartje op de inte
kenlijst onder het speudoniem N.N.
En zodoende hebben we nu de ver
scheurde wereld even opzij geschoven,
want daar is niet zo'n haast bij, menen
Elizabeth en ik. De wereld blijft nog
wel even verscheurd, terwijl we bij de
slagvinken maar moeten afwachten met
het oog op mevrouw Hunnetjes.