SPEL VOOR KINDEREN EN DENKERS!
Ia
IE
Een socialistische bankdirecteur kreeg
na een halve eeuw antwoord
Yam Afrikaanse bodem
FRANSE PARAGRAAF
Spoorwegen
Naar nieuwe don dien eeuw
sterk Vittorio de Sica zwak
Eenzame figuur
Een betere bedeling
Dierbare vrienden
PARIJS, December .In de Galerie
Charpentier is een tentoonstelling inge
richt over honderd jaar spoorwegen in de
beeldende kunst. Zij leert ons dat de trein de „ECONOMIE" in de richting der opvolgers der klassieke
en het station gediplomeerd zijn als onder- school werd hoofdzakelijk een onderzoek der verschijnselen van
werpen voor de schilderkunst in de tijd de ruil ten behoeve van hen die iets te ruilen hadden. Liefst
van Monet, wiens Gare St.-Lazare met een werd het uitsluitend een ontleding van de handels- en crediet-
verschiet van witte stoom en blauwe lucht operaties. Het analyseerde een winststelsel, zonder te bedenken
altijd doet vermoeden, dat de tweede helft dat die winst, soms al te luchtig in de schoot van enkelen ge-
van de negentiende eeuw toch inderdaad worpen, altijd vertegenwoordigende zwoegende eentonige arbeid
„belle époque" verdient te heten. Overi- van zeer velen. Waren de gewone handboeken der staathuis-
gens is het thema voor de tentoonstelling houdkunde vrij mergeloos, bloedeloos waren zij zeker. Niet
zo willekeurig mogelijk. Er zijn geen schil- werd eraan gedacht, dat economie, in materiële zin, ook moest
ders, die zich door een belangstelling voor bewerken de opvoering van het leven tot een hoger peil of
of een bijzondere opvatting van de spoor- doel, met andere woorden moest leiden tot de verhoging en
wegen als groep onderscheiden hebben, verdeling van de dagelijkse toestand der mensheid.
Een rookpluimpje boven de schim van een
wagon tussen de bomen is hier trouwens
voldoende kwalificatie geweest voor toela
ting In een paar gevallen wordt het een TUSSEN de tijdstippen w boven,ge-
zoekplaatje: waar is de trein of tenminste citaten we geschreven, ligt
een seinpaal? Een van de schilderijen, een
IIET economisch leven is geen doel op zich. Met andere
woorden wij werken niet de gehele dag in onze betrekking
of in onze eigen onderneming louter omdat we dit leuk
vinden. Dit wil echter ook niet zeggen, dat wij voor ons ver
driet arbeiden. Wanneer ons beroep naar onze zin is en ook
de werkomgeving aan de vereiste voorwaarden voldoet, kan
het werken zelfs een bron van vreugde zijn. Wij werken voor
ons levensonderhoud.
duidelijk beeld toch van een dorpje bij een
ravijn met een viaduct erover, maar een
viaduct voor auto's, geeft zijn geheim niet
prijs. Misschien loopt de trein door het
ravijn, onzichtbaar.
Vóór Monet zijn de spoorwegen wel af
gebeeld, maar alleen in strakke prenten of
beleefde schilderijen, die meestal de aan
komst van de eerste trein op een nieuw
meer dan een halve eeuw. Het is een merk
waardig samentreffen, dat ongeveer tege
lijkertijd onlangs verschenen een in de door
de uitgever H. J. Paris te Amsterdam be
gonnen reeks „Ons sociaal erfdeel" door
lement gemeen: een secretaris van de Am
sterdamse Kamer van Koophandel, een
directiesecretaris van een spoorwegmaat
schappij, een directeur van de Nederland
se Bank, een professor in de staathuis
houdkunde, wiens maatschappijbeschou
wing de socialistische was men behoeft
waarlijk niet zoveel fantasie te hebben om
te weten, dat Quack in zijn leven alleen
heeft gestaan, temeer omdat afkomst en
te
Massizzo naai' voren en roepen: Alles, wat
gij, Quack, in uw stoutste dromen hebt ge
wenst en geschouwd, is voor de Nederlan
der van de twintigste eeuw gemeengoed
geworden. Vermogensoverdracht van de
rijken naar de armen, van de sterken naar
de zwakken, beheersing van prijzen en
winsten, is in principe niets bijzonders
meer. Wij hebben deze maatregelen leren
aanvaarden als onvermijdelijk en als voor
waarden voor een betere, rechtvaardige
professor drP J. Bouman uitgezochte se- aard hem ve;hinderd hebben zich een
tectie uit het levenswerk van professor voelen met de ,uidruchtige sociaal-demo- samenleving.
v"n<hrMe^nnn^t^nrf?P^TtI1^H't^ nrn^Kr-iTn^P cratie van die dagen. En Quack mocht dan Staat individu nog tegenover individu?
\an het Spectrum te Utiecht een beknopte Wellicht meer ijverig dan virtuoos zijn ge- Sinds 1950 hebben wij onze Wet cp de pu-
station verbeelden. Er is een mooie pront t ooo voNe" titol 'ÏTrn nlouwe&o^iden weeat' Zijn warmkloppend hart spreekt ons bliek-rechtelijke bedrijfsorganisatie, waar
van de vier soorten spoorverbinding, die eeuL» De autenrV Lmn xiTdr C "U n°g met overtuigmg aan- Wi-> behoeven door ondernemer en arbeider de mogelijk
er in de oudste tijd bestonden tussen Lyon m Lf^nw en a Tv Mar£70 S'echts hemzelf aan het woord te Lalen in heid geschonken wordt op gelijke voet ïei-
dat prachtig opstel „Op de drempel van de ding en richting te geven aan onze e-cono-
tiViiffVnThif^tilf VaJi Tff Vlljwel gelijk- twintigste eeuw" de afsluiting van zijn mische welvaart. Zeker: er zijn op sommi-
''J o publicatie is wel dat men het boek- ijkende standaardwerk „De socialisten" gc fronten nog achterhoedegevechten. Niet
hit Tni Ttgenoemde heren in zekeie zin gjj de Romeinen in de oudheid leefde iedereen heeft zich bij deze ontwikkeling al
IrLTllllL a,iTTI vlw de Proletariër op kosten der maatschappij, neergelegd en menigeen schaart zich slechts
eeuw 1'o<^ tplt halve bjj ons in de negentiende eeuw leefde de nolens yolens in het gelid: wait eeuwen
v 0maatschappij op kosten der proletariërs, lang getolereerd, aanbevolen en als natuur-
Quack is een van de weinige nu nog Arbeid was voor die proletarir slechts
boeiende figuren van de negentiende eeuw hulpmiddel tegen misei.ie> niet een bron
waarvan de herinnering naar ons gevoel van welvaart". En: „Volledige vrijheid van
voornamelijk door Busken Huet Bakhui- het individu was hoofdzaak. Of het ene in-
ZenZ*lr^ Th T. MrltatUh TT- d^idu, dat contracteerde, zich in benarde
d ^u,' 'ge" e" b'stonci omstandigheden bevond, raakte het begin- neer het ging om zulke netelige vragen ais
ad de cc noom Quae he. geestelijk iso- sej n,iet De individualistische beginselen de verdeling van de koek tussen de ver
moesten gehandhaafd blijven. De arme in- schillende bij de productie betrokken be
en St.-Etiènne, twee daarvan met paar
den. Alleen industrieproducten werden on
der stoom vervoerd, maar het aardigste
was het passagiersvervoer van St.-Etiènne
tot aan Givors, waar geen enkele tractie
bij nodig was, omdat het bergafwaarts
ging. De reizigers zitten ontspannen op de
frisse trein, die grotendeels open is .en
luisteren naar het fluiten van de vogels.
Er hangt een dienstregeling van de eerste
trein die uit een Parijs station vertrok:
uit St.-Lazare, een gesplitste lijn naar
Versailles en St.-Germain. Op Zondagen
en feestdagen werden extra-treinen inge
legd. Een helder gekleurde prent vertoont
twee treinen in het algemeen, boven een
tekst die het spoorwegwezen in het ver
band van de vooruitgang van de wereld
plaatst: „Niet het minst merkwaardige van
de treinen is de snelheid waarmee zij zich
voortbewegen". Er is een reeks tekeningen
van Daumier van incidenten in coupé's.
lijk beschouwd werd, kan niet plotseling
verdwijnen. En de heren Delfgaauw en
Massizzo zijn in hun overigens zo aardig en
gefundeerd optimistisch boekje ook maar
liever aan de veilige kant gebleven wan-
divid'uen, die eenmaal hadden gecontrac- volkingsgroepen en het daarbij optredende
Brayer heeft dan ook de grootste van de teerd, hadden het aan zichzelf te wijten, verschijnsel van de daling van het aandeel
panoramas mogen maken die hier opge- <Jat de rij'ke individuen bij het contract goed van de loontrekkenden in het nationale in-
steld zijn, alle vervaardigd voor de gele
genheid. „Het einde van de dag, in de
vroege zomer. De korenvelden worden ver
guld door de dalende zon.... Een elec-
trische centrale stalt zijn strengen kabels
stonden'". komen. Al spreken zij wel de verwachting
Dan introduceert Quack daartegenover uit, dat de door hen voor-pelde consump-
zijn opvatting: „De staat laat nie-t toe dat tiestijging gepaard zal gaan met een betere
het individu zegt: ik, individu, ben de maat bedeling van thans „vergeten" groepen,
aller dingen. Hij verzet zich dat de samen- Uiteraard gaan de heren Delfgaauw en
„..QT.r.icro tob-cton /Uo moor innpllpi-pn i-. t-, «11^1 uuigcii. voi«3i tiva uwii. uc acoiiou- uueidtuu gaan neitui ue.iigaau'w en
,Tn vin' rian -> •»-> rio ïThincf f? s^ se van de Franse Provin- leving wordt een gebied van wedkende of Massizzo bij hun prognose uit van de ver-
aan de historische zin dan aan de lachlust.
Omstreeks 1880 moet er een mode geweest
zijn van koffiepotten in de vorm van loco
motieven, daar staat een aantal voorbeel
den van opgesteld in een vitrine.
De impressionnisten hielden van spoor
bruggen over de rivier in het land, waar
de treinen overheen rijden naar zonnige
bestemmingen, maar als wij bij Marquet
komen is de trein geïndustrialiseerd, al
rijdt zij voor Dufy nog door een land
schap van roeiwedstrijden en partijen op
bet gazon. Buffet schildert een ijzergrijs
station met harde zwarte spoorlijnen en
Carzou maakt van een geëlectrificeerd
baanvak een prachtig stakerig draderig
warnet. Het charmantste schilderij van
alle is van Yves Brayer: heuvels op de ach
tergrond, vooraan een herderin met scha
pen en daartussen op de spoorbaan een
vergeten klein bruin goederenwagentje,
schichtig als een jong hert.
cie, die de spoorwegen doorsnijden en
animeren met hun rails en hun gebou
wen". Deze tekst op een bordje verdui
delijkt het panorama van een heuvelige
streek, waar op drie sporen de modellen
van een goederentrein, de Mistral (de
snelste trein van Parijs naar Nice) en een
diesel cirkelen. De diesel stopt op iedere
ronde bij een klein station, iets te ver
contracterende egoïsten. Hii dwingt de en- onderstelling, dat er geen oorlog komt en
kelen het belang der velen te eerbiedigen, dat er geen revolutioninaire veranderingen
Hij stuurt en leidt iin een richting die ver- in de techniek plaats hebben. Maar zij gaan
band houdt met de zedelijkheidsbegrippen er ook van uit, dat een diepe depressie, zo-
der gemeenschap". En deze negentiende- als in de dertiger jaren van de negentiende
eeuwer, een doorbraak-socialist ava-nt la eeuw, niet terugkomt, omdat men tegen-
lettre, moest voor zijn lezerskring dan nog woordig de kennis en de wil heeft die te
de vragen beantwoorden: „Kan de staat voorkomen.
treden op het gebied der maatregelen d.ie
zodat de imaginaire passagiers maar door de productie beter regelen en haar aan de
één portier op het perron kunnen stappen, consumptie aanpassen? Kan de staat in-
Dan wordt het licht gedempt, de kerkklok vloed gaan uitoefenen op de verdeling van de
gaat luiden, koeien loeien, honden blaffen, rijkdom?" Natuurlijk geeft Quack daar zelf
auto's ronken en daaronder hoort men het al het antwoord op: progressie in de belas
geluid van de machine die dit alles ver- tingen, exploitatie door de overheid der
zorgt. Het is erg mooi. Men zou denken,
wat heerlijk ook voor kinderen, maar de
enige drie kinderen in de zaal zitten op
de grond om een van de roosters waar cle
warmte door komt en schreeuwen van op
winding over het gezoem, dat zij onder do
gaten in het effen stuk koper horen.
nutsbedrijven, gemeentelijke grondpolitiek.
MAAR OP DIT PUNT komen in de laat
ste dagen van 1955 de heren Delfgaauw en
Op dat laatste komt het maar aan. Het is
alweer een antwoord en een bevestiging op
datgene wat de zo gesmade Quack al wilde.
En hanteren van de economische middelen
is een voorwaarde om de „de tweede gou
den eeuw" binnen te gaan alc de schrijvers
van dit zeer instructieve „Prisma"-boekje
vooral om de opsomming van het Ne
derlandse productiepotentieel in het
vooruitzicht stellen.
En waarom zouden we 1958 niet met dit
rooskleurige beeld voor ogen beginnen?
J. H. BARTMAN
ZO OUWE LELIJKERD, zei de
juffrouw, terwijl ze kwam aange-
slenterd, kauwend op een pinda.
Een keurige heer (op leeftijd) die
in aandachtige beschouwing bij
het hoge rasterhek stond, keek een
beetje schichtig ter zijde. Maar de
juf zag hem niet eens. Ze stond
daar, de voeten wijdgeplant, voor
het hek, haar kaken langzaam
malend en in haar ogen die afwe
zige blik van mensen, die wel
zien, maar niet kijken. Mensen,
die een tuin met uitheemse die
ren alleen maar beschouwen als
een rariteitenverzameling.
„Lelijkerd" zei de juffrouw te
gen een antilopensoort, die haar
volkomen vreemd was, die niet
paste in haar wereldje, waarin
het paard van de melkboer, het
hondje van de slager en haar
eigen kippetjes haar enige be
langstelling hadden.
Wat heb ik dat vaak gehoord in
dierentuinen uit de mond van
mensen, die zonder enige belang
stelling „dat andere", „dat vreem
de", naderden. Wat een vies beest!
Wat een engerd, dat zijn zo de ge
ijkte uitdrukkingen van de hard
op denkende bezoekers, die dan
gewoonlijk na enkele uren weg
gaan, zoals ze waren gekomen,
dus zonder iets te hebben gewon
nen.
Als die juffrouw even had af
gewacht, dan zou ze hebben kun
nen zien, hoe buitengewoon fijn
die gnoe was gebouwd. Het was
namelijk een gnoe, daar aan de
andere zijde van het hek. Een heel
merkwaardige antilopensoort, die
op vele plaatsen in Zuid-Afrika
door de mens is uitgeroeid, maar
die in andere gedeelten van dat
onmetelijke en veelal ontoegan
kelijke werelddeel in voldoende
aantallen nog wordt aangetroffen.
Misschien had de juffrouw,
denkend aan het haar bekende
paard uit haar straat, na een poos
je wel gezegd: „Gos! 't lijkt wel
een paard", waarmee ze de plank
nog niet eens zo heel ver zou heb
ben misgeslagen. Want inderdaad,
een gnoe heeft in zijn bouw iets
van een klein en heel fijn soort
paard. Dezelfde slanke benen de
zelfde lijn van rug en kruis, ja
zelfs zijn staart zou een paard niet
misstaan. Ook in de ruige manen-
dos komt hij onze edele viervoe
ter zeer nabij, maar dan houdt de
overeenkomst ook op. Als een
echte antiloop, dus een herkau
wer, draagt hij aan iedere voet
twee hoeven, terwijl de kop met
zijn vervaarlijke puntig omgebo
gen horens hem toch zeker ver
van het paard plaatst.
OVER SMAAK kan men moei
lijk twisten. Wil iemand een gnoe
dus een lelijk dier noemen, dan ga
hij zijn gang, als ik hem maar
mooi en buitengewoon sierlijk
mag blijven vinden. Toegegeven,
dat hij er met zijn snorrebaard en
de felle ogen onder de ruige
wenkbrauwen niet bepaald „lief"
uitziet, maar dat is toch niet no
dig. Ook zijn karakter moet, vol
gens de berichten, niet zo aange
naam zijn, maar dat hindert ons,
dierentuinbezoekers, niet.
Enige maanden geleden las ik
in een krant een artikel, dat be
schreef de jacht op antilopen in
Midden-Afrika. Dat was een mo
derne jacht, waarbij de jagers
zich bedienden van een jeep, en
natuurlijk van de allermodernste
jachtgeweren. Over die jachtpar
tij slachtpartij wil ik zwij
gen: wat beschreven werd was
eenvoudig walgelijk en een mens
onwaardig. Opvallend in dat be
wuste artikel was echter een zin
snede, waarin de jager de gnoe
beschreef als een soort gedrochte
lijk wezen.
•5.M
Dit is me een raadsel! Wij, die
het moeten stellen met een paar
diergaarden, die ons van het die
renleven maar een heel matig
beeld kunnen geven, zijn al ge
boeid, als we zo'n gnoe met onge
looflijke gratie een paar rondjes
door zijn loopperk zien maken. En
daar is een ander, die het grote
voorrecht heeft gehad, deze die
ren te mogen aanschouwen in de
eindeloze Afrikaanse steppen en
het enige, dat hij ons van deze in
teressante gnoes weet mede te
delen, is, dat ze gedrochtelijk zijn.
Zo zijn we nu nog niet verder dan
wat Brehm, die goeie oude Brehm
ons vertelt over de gnoe, die hij
een paard noemt met gespleten
hoeven en een^tierenkop.
ONDER een breed getakte boom
staat de gnoe. Als een beeld. De
kop iets naar beneden, de fijne
voorbenen vlak naast elkaar. Zijn
kleine scherpe ogen kijken ons
zonder de minste beweging aan.
Dan komen er plotseling twee
kinderen aandraven. Hijgend en
blazend belanden ze bij het hek,
dat even trilt van de deining. En
nu de gnoe! Hij buigt de zwaar
gehoornde kop, bokt als een
paard, smijt zijn staart omhoog
en gaat er, als een haas haken
slaand, snel vandoor. Dan be
schrijft hij een wijde cirkel, bokt
nog eens en daar staat hij weer,
onbeweeglijk. Een zwijgzame rui
ge knaap. Maar een prachtig dier!
SJOUKE VAN DER ZEE
Twee spelers zijn in gespannen aandacht
bezig SCRABBLE te beoefenen. Zij hebben
op het bord reeds de formule gevonden om
onze lezers een geslaagd jaar toe te wensen.
De woorden staan volgens de regels gespeld
C ALFRED BUTTS is een ar
chitect in New York, die van
denken houdt. Denken over
R bouwkundige problemen. Zijn
gedachten resulteren in des
kundige adviezen. En hy vaart
er wel bij. Zyn naam zou ech
ter nooit een bekende klank
hebben gekregen als hy niet
enigszins bij toeval een spel
letje had uitgevonden. Een
B spelletje voor kinderen en vol
wassenen, dat een wereldrepu
tatie zou krijgen en waaraan
Bzyn naam onverbrekelijk ver
bonden zou blyven. Toen Al
fred Butts in de crisisjaren
1933-1935 niets te doen had,
Lging hij namelyk denken over
een spel dat de mensen een
ryke verstrooiing zou kunnen
geven. e11 hy bedacht SCRAB
BLE, een spel dat met de
taal als basis een combinatie
werd van kruiswoord, bord en
wedstrijd. Een spel, dat niet,
zoals Mah Jong of Monopoly,
zou verdwijnen. Butts slaagde, ook al duur
de het nog wel enige tijd. In 1948 werd het
spel door twee mensen gespeeld de uit
vinder en de promotor. In 1955 werd het
aantal spelers van SCRABBLE getaxeerd
op meer dan twintig milliocn.
VRIJWEL alle nog bestaande of al lang
weer vergeten bordspelen hebben, voor
zover er tenminste geen dobbelstenen aan
tepas komen, één groot bezwaar: ze worden
te moeilijk. Het „kinderlijke" element ver
dwijnt, zo gauw als de massa zich er op
werpt en theorieën gaat ontwerpen om het
beter te spelen en de tegenstander met
slimmigheidjes de loef af te steken. Een
man als Emanuel Lasker ontkwam er ook
al niet aan. Hij ontwierp een eenvoudig
bordspel, het Laska, dat vrij zou zijn van
de diepzinnigheid van andere. De poging
bleek al spoedig tevergeefs. Laska bleek te
moeilijk en te veel voor ontwikkeling vat
baar. Het duurde niet lang of er verscheen
een theorieboek met alle mogelijke varian
ten. Als spel voor de massa was Laska van
geen belang meer.
De oude bordspelen vormen als het ware
een abstract geheel en staan in geen verder
contact met het dagelijks leven dan via de
strikte spelregels. Schaken, dammen, halma
en Laska om maar enkele voorbeelden
te noemen zijn zelfgenoegzaam in de zin,
dat ze aan de onuitputtelijke mogelijkheden
van hun eigen structuur genoeg hebben.
Meer dan genoeg zelfs.
Anders is het gesteld met taalspelletjes,
met rijmpjes, woordspelingen, anagram
men, cryptogrammen en kruiswoordraad
sels. Ze beslaan niet uit een aantal regels
over bewegingen van bepaalde figuren in
een plat vlak, maar primair uit datgene,
waarmede ieder mens dagelijks het meeste
omgaat, de taal. De man, die het kruis
woordraadsel bedacht, schoot in de roos en
verwekte een rage. En toch ontbrak er nog
iets een heel belangrijke factor: het
wedstrijdelement. Men probeerde het erin
te brengen door prijzen uit ie loven voor
zogenaamde ladderwedstrijden, maar het
bleef onbevredigend. Toen kwam Alfred
Butts met zijn SCRABBLE: een combinatie
men zal het nu beter begrijpen van
kruiswoord, bord en wedstrijd.
EN WAT IS en hoe speelt men SCRAB
BLE nu? „To Scrabble" betekent grabbe
len, krabbelen, schuifelen. Men koos deze
naam omdat er zoveel fascinerends van
uitgaat. Een naam als „logo-loco" (woor-
dengek) werd verworpen, omdat ze niet in
overeenstemming werd geacht met de een
voudige structuur van het spel.
Het grondidée is het maken van kruis
woorden om beurten door twee tot vier
deelnemers op wedstrijdbasis door een
gevarieerde puntentelling. Het bord, waar
op wordt gespeeld, telt 225 hokjes in vijf
kleuren. Het materiaal bestaat verder uit
honderd blokjes, waarvan twee blanco, die
behalve de letter ook de waarde ervan aan
geven. Die waarde van de 26 letters van het
alphabet over de 98 letterblokjes is geba
seerd op de frequentietabellen der crypto
grafie, de twee blanke schijfjes hebben
geen waarde, maar kunnen voor elke ge
wenste letter dienen.
'"Bij het begin van het spel krijgt iedere
deelnemer zeven letterhoekjes uit de stapel
van honderd, die „gesloten" op tafel liggen.
Men zet deze op zijn rekje. De speler, die
begint, maakt nu een woord in het centrum
van het bord. horizontaal. Daarna vult hij
zijn lettervoorraad aan tot zeven. De vol
gende speler plaatst, verticaal of horizon
taal, aan dit eerste centrumwoord een
nieuw woord of een uitbreiding van het
centrumwoord. En zo gaat dat door.
De kunst is behalve het maken van zo
groot mogelijk aantal woorden op kruis
woordbasis het behalen van zoveel mo
gelijk punten. Aan die puntentelling zit
nog een aantrekkelijk tintje, omdat niet
alleen de waarde bepalend is van de letters
die men op het bord kwijt raakt, maar ook
die van de plaats, waar die letters terecht
komen. Bepaalde, symmetrisch over het
bord verspreide velden of hokjes, verdub
belen of tripleren namelijk de letterwaar-
de of soms ook het gehele gevormde woord.
Verder zijn er natuurlijk nog bepalingen
over extra premies, over woordgebruik en
nog zo veel meer. Men zal echter al wel
kunnen begrijpen dat men met Scrabble
tot een beslissing komt zo gauw een der
spelers zijn letters kwijt is en er geen let
terblokjes meer in voorraad zijn. Winnaar
is degene, die het hoogste puntenaantal
heeft. Van ieders puntenaantal namelijk
wordt afgetrokken de puntenwaarde der
Hoera, we hebben bet gebaald!
WANNEER MEN de balans opmaakt van
wat er aan belangwekkende films in 1955
in de Nederlandse bioscopen is verschenen,
zal men „Goud van Napels" van Vittorio
de Sica niet mogen vergeten. Vier afzonder
lijke verhalen bevat deze film, oorspron
kelijk zelfs zes. Deze vier verhalen, die
alle in Napels spelen, geven opnieuw een
inzicht in de grote gaven van De Sica als
filmregisseur en sluiten wonderwel aan bij
de lijn, die men van „Fietsendieven" af
kan trekken: de verbeelding van het alle
daagse in pregnante en steeds boeiende
vorm. De Sica blijft het neorealisme trouw.
Wat mij het meest heeft getroffen in
„Goud van Napels" is de sfeerschildering,
het menselijk klimaat. Afgezien van andere
kwaliteiten heeft De Sica met „Goud van
Napels" zijn meesterschap op dit gebied
wel het sterkst gevestigd. Hij laat ons heel
gewone mensen zien, die ieder genoeg op
vallende trekken blijken te vertonen om
ons iets te zeggen. Daaruit mag men con
cluderen dat De Sica een speurder par ex
cellence is, omdat hij die trekken bloot
weet te leggen. Kiest hij uitzonderlijke
figuren, dan weet hij ze toch heel dicht bij
ons te brengen door ons te confronteren
met het gewone, het alledaagse in hen. Hoe
apart ze ook zijn, ze hebben toch wel be
kende overeenkomsten met ons. De man,
die dat via de film weet zichtbaer te maken
is een waarachtig filmkunstenaar. Het kun
stenaarschap van De Sica staat buiten kijf.
TOCH ZAL MEN OOK de zwakke kan
ten van zijn talent ontdekken. Eigenlijk
nooit zo sterk als in dit geval. Want De
Sica moge soms hoog mikken, niet altijd is
het raak. Men moet zijn films niet te veel
beredeneren. Wie er nuchter tegenover
staat, vergeet dat hij een poëet is met het
instrument van de film. De opzet van zo'n
tragisch geschiedenisje in zijn film als van
een jonge man, die een publieke vrouw
trouwt om te boeten voor een misstap,
tegenover een jong meisje begaan, zou vol
strekt onaannemelijk zijn als men niet be
reid is de bestaanbaarheid van het gegeven
te aanvaarden. Die bestaanbaarheid moet
evenwel krachtens de vertelkunst ook nog
bewezen worden en hier stuiten we op een
manco. De Sica' doet dat niet overtuigend.
Tlij roept wel een vreemde en nieuwsgie-
rigmakende sfeer op, maar zij glijdt als
het ware af van de hoofdpersonen uit deze
geschiedenis, van wie vooral de bruidegom
zo sterk is aangezet, dat hij meer een figuur
uit een farce lijkt dan uit een tragedie. Het
wil er bij ons niet in, dat hij om de dood
van een meisje, dat hij onrecht deed, wil
boeten door een huwelijk met een publie
ke vrouw, die in haar gedragingen zo lief
en bevallig is, dat men hem alleen nog
maar kan gelukwensen met de omstandig
heid, dat hij haar nu gelukkig kan maken.
Het tragische karakter wordt verondersteld,
maar is er niet. Dat doet dit deel misluk
ken.
Heel wat beter, ja, voor mijn gevoel wel
het zuiverste film, is de bizarre en werke
lijk tragische historie van jen onder toe
zicht gestelde graaf, die een verwoed speler
is en geen cent heeft om in te zetten. Hij
gaat nu maar om zijn jas, zijn vest, zijn
landerijen spelen met het zoontje van zijn
blokjes, waarmee hij blijft zitten. En wie
al zijn blokjes kwijt is, krijgt de punten
waarde der overgebleven blokjes van de
andere deelnemers bijgeteld.
DE ONTWIKKELING heeft SCRABBLE
aan een vriend van de uitvinder, James
Brunot, te danken. Die zag er een beschei
den commerciële mogelijkheid in en kocht
de auteursrechten op basis van een royalty.
Vervolgens patenteerde hij het spel wat
een geluk dat hij dat deed! en ging aan
het werk in zijn huiskamer in Newtown,
een dorp van niet meer dan achthonderd
inwoners. Het liep aardig, vond Brunot al
spoedig, nadat hij het eerste productiejaar
een verlies van vierhonderdvijftig dollar
had geleden. Dat „aardig" betekende overi
gens in 1953 een verkoop van zesduizend
spelen per week en spoedig daarna veel
meer dan een millioen per jaar
SCRABBLE had zijn weg gevonden naar
de spelende mens.
portier. Het jochie haat hem, maar onder
werpt zich iedere dag braaf aan zijn grillen.
De graaf verliest keer op keer. Het ventje
wordt telkens uitgescholden door de tie
rende edelman en kan op de koop toe ook
van zijn vader nog een standje krijgen.
Zelden wordt met zo weinig middelen zo
prachtig een situatie gekarakteriseerd.
Graaf en knaap is men beurtelings zelf.
Men ondergaat wat zij ondergaan en obser
veert hen, machteloos om in te grijpen. Het
slot, waarin men de scheldende verliezer
in de lift naar boven hoort en ziet gaan,
is als een bevrijding, maar de gedachte aan
het beklagenswaardige ventje blijft u nog
lang bij.
SPEELS IS DE AFFAIRE van een vis
verkoopster, die haar man bedriegt, haar
ring bij haar minnaar verliest en met de
achterdochtige echtgenoot de klanten af
gaat om hem te zoeken. De scène bij een
kersverse weduwnaar is nogal navrant.
Men aanvaardt haar om der wille van de
millieu en persoonstypering, die werkelijk
verbluffend is. Zo zijn de Italianen in hun
smart, luidruchtig, vol overdrijving, vol
medelijden tot in de uiterste proporties.
Een klein voorbeeld van hoe ze ook zijn,
vindt men in het begin van het eerste tafe
reel met de vermakelijke scène op het kerk
hof. De intrige van dit eerste deel is niet
gaaf, zeker niet op het eind, maar de leuke
straattafereeltjes mag men niet missen. Ze
geven ons een beeld van Napels zoals men
het slechts bij een lang verblijf leert ken
nen.
Het is dus niet alles goud wat er blinkt,
maar er zijn genoeg ogenblikken, waaraan
men zijn hart kan ophalen. Wie van film
houdt en daarom de bioscoop bezoekt kan
er zijn denkbeelden omtrent de kunstzin
nige waarde van de cinematografie met
vrucht aan toetsen.
P. W. FRANSE