KLASSIEK
ONZE NAMEN
I TIEN JAAR SCHOTJESRADIO I
Kort ■verhaal LAATSTE AVOND
Verbastering van
afkomst en
oude beroepen
CHAUVINISME
ONZE PUZZEL
De bakermat
Soms onherkenbaar
Documenten van vrijmetselaars
Horizontaal: 1. klein zeil, 4, grote zak, 7.
graveur, 9. gemeente in Groningen, 11. tegen
stelling van dik, 12. boom, 14. nationaliteits
letterteken voor motorvoertuigen van China,
15. plaats in België, 16. muzieknoot, 17.
rivier in Duitsland, zijtak Rijn, 19. bezwe
ringsformule, 20. gemeente in Limburg, 24.
Amerikaanse meisjesnaam, 26. faam, 27.
kurk.
Verticaal: 1. muzieknoot, 2, twijg, 3. socië
teit (afk.), 4. slaapplaats, 5. stad aan de
Maros in Hongarije, 6. bergplaats, 8. chirur
gisch instrumentje, 9. dorp in Noord-Bra
bant, 10. hoofdstad van Sumatra's oostkust,
11. spoedig, 13. kloosterzuster, 18. verstand,
19. gemeente in Noord-Brabant, 21. kleef-
middel, 22. familie van de leliën, 23. acade
mische titel, 25. voorzetsel.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5 en f 2,50
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op
lossing in te zenden aan een van onze
bureaus In Haarlem: Grote Houtstraat 93 en
Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
Oplossing van de vorige puzzel:
Horizontaal: 1. inkt, 4. lap, 6. neg, 7. dijn,
9. do, 10. hok, 11. pl„ 12. wit, 13. ale, 14.
riet, 16. sneu, 17. Ede, 18. wenk, 19. Ko, 20.
gala. 22. Aïda, 23. nu, 24. ante, 25. ham.
Verticaal: 1. indirekt, 2. neo, 3. kg., 4.
lijk, 5. an., 7. dot, 8. bleu, 10. hit, 11. plek, 12.
wee, 13. Anna, 15. ido, 16. sela, 18. wade,
20. git, 21. rum, 22. An, 23. na.
De prijzen werden na loting als volgt toe
gekend: F. W. Wien, Hazepaterslaan 24,
Haarlem (ƒ7,50); Augustine Telkamp, Prins
Bernhardstraat 12, Hillegom (ƒ5,—) en J.
Visser, Keizer Karelstraat 36, Haarlem
2,50).
„Marjo's dwalingen"
In „Marjo's Dwalingen" (een boek voor
oudere meisjes, dat in tweede druk werd
uitgegeven door W. P. van Stockum te
's-Gravenhage) beschrijft mevrouw E. M.
Zwart-van den Bergh de belevenissen van
twee moderne jonge meisjes, die allebei na
haar eindexamen een baan vinden in Delft
en daar een appartementje huren, waar ze
zo goed en zo kwaad als het gaat haar
eigen hushoudentje voeren. De schrijfster
verhaalt over alle ups en downs van deze
beide vriendinnen, die zo verschrikkelijk
graag zelfstandig willen zijn, maar merken
dat alles niet zo eenvoudig en heerlijk is
als ze verwacht hadden. Gelukkig hebben
ze een grote steun aan elkaar en zo weten
ze er iets heel gezelligs van te maken. Hoe
wel Marjo een tijdje te kampen heeft met
een liefde, die volslagen blind is, zijn beide
meisjes aan het eind van het boek stralend
verloofd.
Dit is een boek dat elk meisje in één
adem zal uitlezen. Het is zeer onderhou
dend en fris geschreven en zal vooral die
meisjes boeien, die, nu nog op school, zelf
de vurige wens koesteren ééns op kamers
te gaan wonen. E. M.
„DAER WAS er een, die in benaeuwt-
heiit op de kercke klom, die ze nader-
hant de naem Klimmer gaven", heet het
in een oude kroniek. Dit stuk speelde
anno 1614 te Goeree, alwaar Arminianen
en Gomaristen elkaar dusdanig met
leerstellingen bestookten, dat de thesau
rier Daniël Jansz bovenstaande oplos
sing vond. Zijn nakomelingen heten nog
altijd Klimmer, waaruit de lezer ziet dat
het voorgeslacht waarlijk niet altijd zélf
zijn naam koos: vaak verleenden de
buurtgenoten een intensieve medewer
king.
NU, HET DOET er weinig toe. Hoofd
zaak was dat er sinds 1600 hoe langer
hoe meer geslachtsnamen in gebruik
kwamen. Want de praktijk maakte dit
nodig. In kleine gemeenschappen kan
men, ook thans nog. met het noemen
van de voornaam volstaan. Doch waar
meer lieden tezamen wonen, komt be
hoefte aan een nadere aanduiding. En
als ook Jan-van-Piet niet meer vol
doende is, moet men andere zaken in
het geding brengen. Tot stopwoorden
toe; hoe is ander de familienaam Per-
exempel te verklaren?
We zagen het, niet zelden werden pa-
troniemen tot geslachtsnamen. Gemak
kelijk te zien bij Willemsen, Karclse en
Steevcnsz, doch ietwat moeilijker bij
(Van Löben) Seis, uitdrukkende dat de
eerste drager de zoon was van een
(An)sel(mus). Deze voornaam werd in
het zuiden ook wel afgekort tot Mus,
waaruit dan weer de familienaam
Musch ontstond, toen men zich die her
komst niet meer bewust was. Deze van
voornamen afgeleide geslachtsnamen
vormen de grootste groep in onze adres
boeken. Een goede tweede is dan de ca
tegorie der geografische familienamen:
Van Zutphen, Van Swol, Van Sintmaar
tensdijk, Goudriaan, Steenbergen, Pijn-
acker.
HET IS duidelijk, hier wordt de her
komst van de stamvader onthuld. Zo
had Van Speyk, de dappere burgerwees,
tot overgrootvader de voerman Cornelis
van Speyk, in 1695 geboren te Spijk bij
Gorkum als zoon van de landbouwer Jan
Theunisz. Een familie Van Tienhoven
heeft tot naamgever de schepen Jan
Balthusz, anno 1638 geboren te Ameide
en goederen bezittend op het Aakster-
veld bij Tienhoven. En de naam Nooy
ontstond via Van Nooyen uit Van
Ooyen, dat u op de kaart van Brabant
als Oyen terugvindt. Anderen danken de
naam aan boerderijen of huizen. De
Lieftincks heten zo naar een goed bij
Lochum, waar Leynt Liefftinck reeds in
1488 vermeld wordt en een familie Pa-
pegaay stamt af van een zeker Jan, te
Hedel brouwer en herbergier in een
etablissement, da't als uithangteken zo'n
bont gedierte voerde. Gelijk de ver
maarde drukkersnaam Elsevier terug
gaat naar een bord met de geschilderde
voorstelling van het „Helse Vyer"
(vuur) te Leuven, waar men het ook
thans nog met de h niet zo nauw neemt.
EEN ANDERE mogelijkheid om Pieter
Janz te onderscheiden van zijn gelijk
namige buurman was het vermelden van
zijn beroep. Ging deze aanduiding op
het nageslacht over, dan ontstonden na
men als Besier, dat bezieër: stamvader
Berent Willems was in de zestiende
eeuw opzichter van de riviertol te Zut-
fen. Ook het uiterlijk kon dienen. Van
daar namen als De Lange, De Corte, De
Roode, Witbaard, Crombcen vooral
in deze gevallen zal de buurt actief zijn
opgetreden. Net als bij De Goey, Suy-
kerbuyk (dat is zoiets als zoetekouw) en
De Quastinet, waarin men slechts met
moeite de Kwaadsteniet herkent. Mag nu
de naam Simpel de gedachte doen op
wellen aan een voorvader met ietwat be
perkte geestvermogens? Stellig niet: de
stamvader arriveerde te Leiden waar
nogal wat Fransen naar toe kwamen
als De Saint Pol.
Zoals Le Roy te Delft gaandeweg Lor-
rewa werd en de stadsnaam Luncville
hier te lande voortbestaat in de familie
naam Linnewiel. Hetgeen de lezer al
vast tot de overtuiging kan brengen dat
er met namen heel wat gebeuren kon.
Hij gaat daar nog meer van zien.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
HET WAS vrijdagavond kwart voor acht. Over een kwartier
zou de bel door de zware hand van Daalders weer ontwricht
worden. Want Daalders was een man van de klok en het half-
maandelijkse bezoek, waarmee hij in gezelschap van zijn echt
genote ons sinds meer dan een jaar placht te vereren, werd be
heerst door de tirannie van het machtige gouden horloge, dat
hij voortdurend uit zijn vestzak tilde om het aan een gefronsd
verhoor te onderwerpen. Maar wist hij ooit hoe laat het was?
Onze relaties met de Daalders dateerden
van een zonnige zomerdag in een uitspan
ning aan de zoom van een liefelijk Lim
burgs touristenplaatsje. Ik had daar na een
glas limonade en een sorbet de ober tot
me gewenkt met het nonchalante gebaar
van hen die een ruime fooi te geven heb
ben en kwam, in mijn binnenzak tastend,
tot de adembenemende ontdekking, dat m'n
portefeuille in het hotel was achtergeble
ven. Mijn aarzelende hand en plotseling
verstarrende blik, geaccentueerd door de
afwachtende, vooralsnog onberispelijke
houding van de kellner, moesten de aan
dacht getrokken hebben van het belenden
de tafeltje. Want op dit voor mij uitermate
pijnlijke ogenblik, klonk vandaar een don
derende basstem die onmiddellijk ook de
aandacht der overige tafeltjes op mijn
vlammende kaken richtte: „Als ik u van
dienst kan zijn.... ik logeer in hetzelfde
hotel". Ik accepteerde deze vriendelijke
geste met stamelende dankbaarheid. Het
voorval vormde de aanleiding tot een na
dere kennismaking, zodat we gedurende de
ons resterende vacantiedagen wandelingen,
sigaretten en snoep deelden met de heer en
mevrouw Daalders.
Reeds tijdens deze gezamenlijke genie
tingen werden zijn bedillerige onderwij-
zerstoon hij bleek leraar te zijn in de
zelfde stad waar ik een bescheiden kler-
kentaak verrichtte en haar onverdrage-
lijke roddelzucht een bedreiging voor mijn
vacantie-humeur. Ik hield mij echter goed
en natuurlijk weigerden wij niet toen onze
nieuw-verworven vrienden bij het afscheid
zijn vacantie overtrof de mijne met tal
loze weken ons uitnodigden voor een
bezoek aan de gezellige flatwoning, waar
over zij zeiden te beschikken.
De eerste visite, kort na hun thuiskomst, lokte een tegenbe
zoek uit en spoedig werden deze wederzijdse invitaties tot een
stilzwijgende afspraak voor de vrijdagavond. De gesprekken,
die aanvankelijk gevoed werden door gemeenschappelijke her
inneringen aan de Limburgse geneugten, vervlakten na enkele
weken tot een verveeld commentaar op de gebeurtenissen van
de dag en ontaardden tenslotte in de sobere termen die het
bridgespel plegen te begeleiden.
Het wekelijkse bridge-avondje was een feit geworden. Ik ben
geen fanatiek bridger en Carolien heeft bepaald een hekel aan
het spel. Maar wij deden het terwille van de goede verstand
houding, die ik meende te moeten handhaven, want zij waren
verwoede spelers.
OP DEZE vrijdagavond zag ik van mijn hoek bij de haard
hoe Carolien de tafel van de normale tooi ontdeed en met lijd
zame zorg voorzag van het groene laken, de vier schrijfblocs
met potloden en de twee lege asbakjes. De kamer kreeg het
aanschijn van een vergaderzaal. Met een gevoel van tederheid
bijna ontdekte ik de vier stoelen, die in hun stille passiviteit en
stijve weerloosheid iets tragisch hadden. Als ik bedacht, hoe de
vette rug van Daalders met een plof de brede leunstoel, waarin
hij zich een monopoliepositie had verworven, weer zou doen
kraken, voelde ik een vreemde verwantschap met deze dode
dingen.
Inmiddels schikte Carolien zwijgend, met lusteloos gebaar,
het theeservies. En plotseling vervulde het gehele tafreel, het
lijden van vrouw en meubel, mij met afschuw en baldadige
vechtlust. Dit mocht zo niet doorgaan. Deze avond zou de laat
ste zijn waarop Daalders, ondersteund door de echostem van
zijn venijnige vrouw, gelegenheid kreeg zijn breedsprakige uit
leggingen te lanceren over de manier waarop wij niet down
zouden zijn gegaan, aangenomen dat Ik hem met schoppen in
een dwangpositie had gebracht. Ik zóu er een eind aan maken.
Om elf uur bij het afscheid nemen, zou ik ze zeggen dat naar
mijn mening het destijds geleende geld toch wel ruimschoots
was terugbetaald en dat wij geen prijs meer stelden op be-
bescheidener blijken van oprechte vriendschap met schijnhei
lige hartelijkheid. We schudden handen alsof we elkaar in geen
jaren gezien hadden en schaarden ons opgewekt om de bridge
tafel.
De avond viel me nog zwaarder dan gewoonlijk. Dat kwam
door de moeilijkheden van het naderende afscheid. Doch mijn
besluit stond vast. Tijdens de laatste robber bekroop mij een
gevoel van afmattende spanning, waardoor de minuten einde
loos gerekt werden. Eindelijk, om elf uur precies, sloot Daal
ders het horloge voor de laatste keer in het vest, dat zijn
machtige borstkas rimpelig omspande en verhief zich uit zijn
stoel, die een zucht van verlichting slaakte. Ook mevrouw
stond stond deemoedig op. Ik liet hen nog juist tijd om in hun
jas te komen en formuleerde in gedachten zenuwachtig de wei
nige woorden dig ik bij dit afscheid te spreken zou hebben.
Terwijl hij met gul uitgestoken hand op mij toetrad, hoorde
ik mij zeggen: „Daalders, we gaan nu al een hele tijd met
elkaar om, maar zeg me nu eens eerlijk, beleef jij voldoende
plezier aan zo'n bridge-avondje dat we nu eens in de week on
derhouden?" Ik had het gevoel een schuldbekentenis af te leg
gen. Maar de ware bedoeling mijner onbeholpen woorden werd
volkomen misverstaan, want mijn gehate gast verkondigde ge
heel onverwacht: „Dat is nu precies waar ik vanmiddag met
Annette over sprak. Wij zouden het veel aardiger vinden wat
meer bij elkaar te komen. Als we nu eens vrijdagavond bij jul
lie bridgen en jullie dinsdag bij onsAfgesproken? En dan
nog iets. we zouden het leuk vinden als jullie mij Harry noe
men en mijn vrouw Annette".
„O", zei ik verdwaasd, „ja natuurlijk noemen jullie ons Caro
lien en Michiel".
„Haha, Michiel! Enfin daar kan jij niets aan doen", zei hij
hartelijk „Nou dat is dan geregeld. Ik ben blij dat je er over
begonnen bent Dus tot dinsdag.
„Dag Annette, dag Harry, tot dinsdag", zei ik flauwtjes. Toen
waren ze weg. Met een gevoel van lafheid zag ik hoe Carolien
de asbakjes luidruchtig in de kolenkit ledigde. MICHIEL
stendiging van de indertijd zo lichtvaardig aangeknoopte be
trekkingen. Natuurlijk zou ik het met de nodige tact zeggen,
maar uit moest het zijn, definitief uit.
De laatste klokslag van acht uur galmde nog na, toen er hef
tig aan de bel werd gerukt Ik kwam wat schrikachtig in be
weging, plooide mijn gezicht, schraapte mijn keel en spoedde
me naar de buitendeur. De ontvangst was als gewoonlijk: ik
overschreeuwde zijn gebulderde begroetingsformules en haar
EEN ENGELSE uitgeverij is een groot
scheepse actie begonnen om het medium
van de zogenaamde „strip" voor een posi
tief doel te gebruiken. De beeldromans, zo
wordt in het prospectus meegedeeld, oefent
een ongelofelijk sterke aantrekkingskracht
uit op de jeugd. In plaats van de onbenul
lige en vaak immorele gruwelverhalen, die
gretig door miljoenen kinderen worden
gekocht, wil „Classics Illustrated" op deze
manier de beste boeken ter wereld onder
de aandacht van de minderjarige massa
brengen.
De verspreiding van deze klassieken-in-
woord-en-beeld in een zeventiental landen
heeft geleerd ik citeer nu letterlijk
dat kinderen van velerlei taal en huids
kleur het heerlijk vinden op deze wijze in
kennis gebracht te worden met de be
roemdste auteurs ter wereld. Zij ontdekken
hoe fascinerend en „spannend" boeken en
dichtwerken zijn, die zij voor die tijd al
leen „saai" of „geleerd" vonden. Veel
jonge mensen gaan na lezing van de „Clas
sics Illustrated" het oorspronkelijke werk
konen.
Bij de beoordeling ervan ik ben nog
steeds aan het overschrijven mag echter
niet vergeten worden, dat de jeugd deze
uitgaven voor haar plezier koopt en niet
om er wijzer van te worden. Om de strips
geliefd te doen blijven mogen ze dan ook
niet schoolmeesterachtig worden. Daarom
wordt ook grote waarde gehecht aan juiste
afwisseling: na Hamlet brengt men rustig
bijvoorbeeld Buffalo Bill.
TOT ZOVER het prospectus voor Neder
land, dat in opdracht van de alleenver
tegenwoordiger v./h. Van Ditmar te Am
sterdam door Martin Deelen is opgesteld.
Als eerste deeltje is verschenen: „Alice in
Wonderland" van Lewis Carroll „een
sprookjesachtig verhaal vol verrukkelijke
onzin." Daarna kwam „De reis naar de
maan" van Jules Verne van de pers, die in
Denemarken staat. Aangezien deze boekjes
bestemd zijn voor de jeugd en deze er niet
wijzer van behoeft te worden, zal ik afzien
van een beoordeling. Bovendien ben ik
bang uw liefde te verspelen door school
meesterachtig te worden.
De laatstgeciteerde zin uit het prospectus
heeft in mijn brein een idee doen ontvlam
men. Waarom zouden wij niet gaan pro
beren de Nederlandse klassieke werken uit
de litteratuur op deze wijze aan de jonge
man te brengen? Na „Klaasje Zevenster"
zouden wij rustig bijvoorbeeld „Eenzaam
Avontuur" kunnen uitgeven. Waarom zou
men de jeugd ieder jaar nog langer kwel
len met de verplichting tot bijwoning van
de „Gysbreght van Aemstel" in de schouw
burg, welke voorstelling' zij toch alleen
maar saai of geleerd (althans uit het hoofd
geleerd) vinden, als het ook anders en
beter, bonter en bondiger kan? Ik ken men
sen, die levenslang het Vondelpark vermij
den uit angst voor alexandrijnen. En dan
zwijg ik nog maar over de gruwelijke en
immorele passages, die in de beeldroman
achterover gedrukt kunnen worden. Want
laten wij nu even wel wezen: het is een
erg onzedelijk stuk en wij moeten van dezè
gelegenheid gebruik maken om de schuine
regels recht te zetten.
BIJ WIJZE van proef heb ik onmiddel
lijk Fiep Westendorp de opdracht verstrekt
een paar episoden uit het treurspel op de
beproefde wijze in beeld te brengen. U zult
het moeten toegeven: het resultaat over
treft de verwachtingen. Alleen zó kan Gys
breght waarlijk leven in onze tijd. Het
toneel van de handeling (een aspect dat
men in het theater zo deerlijk mist) is de
Middeldam, zoals het plein met de on
telbare kinderhoofdjes bij Vondel heet. De
held wordt aangevallen. Men hoort en ziet
hem direct in actie komen door zijn onder
zaten (in modern costuum) te vragen een
zwaard voor hem te bestellen. Ilij treft het,
dat het juist uitverkoop is. Men lette op de
diepe symboliek: niet alleen moeten de be
nauwde vesten weg, er wordt tevens mee
aangegeven, dat Vondel een opruiming van
mensenlevens laat houden. Rechts op de
voorgrond steekt Vosmeer (een Gooiers-
kind) de verraderlijke brand in het rijs
hout, Niemand vermoedt enig kwaad. De
mensen denken dat het voor de vuurpotten
is van het Leger des Heils, maar intussen
men zie te zijner tijd de volgende pagina
houdt Diederik van Haerlem zijn man
nen in het klooster tot stormen gereed.
Verder geef ik geen uitleg. Per slot van
rekening is Vondels poëzie zo beeldend, dat
enkele regels per bladzijde al voldoende
zijn om de bedoeling duidelijk te maken.
De rest is toch alleen maar mooipraterij,
omdat een toneelstuk nu eenmaal een ge
hele avond moet vullen. Zijn praatjes wor
den enkel gebruikt voor het vullen van de
gaatjes, die de tekenaar op het papier over
laat. Het komt alleen op het verhaal aan,
dat spannend moet zijn en fascinerend. Als
tweede deeltje, zo stel ik mij voor, dient
rustig „De Pastorie van Mastland" te wor
den uitgegeven. Voor volwassen lezers
wordt de publikatie in beeldromanvorm van
„De vlegeljaren van Pietje Bell" en van
„Ot en Sien" overwogen. KO BRUGBIER
Voor de
microfoon
Pieternel: Een monster is 't, met vier afzonderlijke koppen.
H Thomasvaer: Eén zingt. Pieternel: Twee huilt.
Thomasvaer: Drie spreekt. Pieternel: De vierde wouwelt moppen.
Thomasvaer: En 't enige, dat ons genezing nog belooft
PieternelEen nationale omroep met één enkel hoofd.
DEZE met luide bijval beantwoorde pas
sage uit de traditionele nieuwjaarswens in
de Amsterdamse Stadsschouwburg voor
1948 kwam mij in de herinnering, toen ik
gisteravond de lofzang hoorde welke door
mr. A. B. Roosjen in zijn kwaliteit van voor
zitter van de Federatie v. omroepverenigin
gen werd aangeheven ter gelegenheid van
de tiende verjaardag van de terugkeer van
omroepverenigingen in de ether. Het is niet
onbelangrijk, dat mr. Roosjen namens de
grote vier van Hilversum sprak en dat een
aanvankelijk aange
kondigde toespraak
van prof. Kors als
voorzitter van de Ne
derlandse Radio Unie
achterwege moest
blijven: op essentiële
punten gaat de N.R.U.
mank aan representatieve kwaliteit. In dit
geval immer kon deze herdenking niet na
mens alle bij de Radio Unie aangesloten
organisaties worden gehouden, omdat de
V.P.R.O. even principieel als consequent
het huidige omroepbestel verwerpt.
Wij gunnen de vier „grote" omroepver
enigingen de herdenking van dit tweede
lustrum van harte, want het geeft ons aan
leiding eens te meer te getuigen, dat de ge
dachte van de ongedeelde, nationale om
roep nog steeds bij velen leeft, ook al heb
ben de besturen van de omroepverenigin
gen tien jaar lang van een geweldige voor
sprong in de propagandamogelijkheden
voor hun standpunt geprofiteerd. Velen
hebben zich neergelegd bij de voldongen
feiten, hoewel zij oorspronkelijk tot de
vijfenzestig percent voorstanders van een
nationale omroep behoorden die in het
eerste jaar van de herkregen vrijheid wer
den gevonden. Maar die het desondanks
wijlen minister prof. dr. G. van der Leeuw
nazeggen: „Ons volk zou zichzelf niet zijn,
wanneer het 't principiële onbelangrijk
achtte. Maar dat betekent ook: de vele
stemmen van het ene koor en het betekent
zeker niet, dat de ene groep in het volk on
verschillig zou mogen of kunnen staan te
genover datgene, dat de andere bezielt of
bezig houdt. De grote fout in het huidige
bestel lijkt mij, dat elke vereniging zich op
de radio als geheel werpt en èlles wil ver
zorgen van de preek en de mis tot de
lunchmuziek en de gymnastiek. Op die wij
ze wordt de nationale gedachte ten enen
male verloochend". Het is verleidelijk deze
op 21 Maart 1946 onder het motto „In de
AMSTERDAM, januari. Sinds de da
gen, dat ik mij vergeefs maar lang niet
zonder illusies wijdde aan het bereiken
van het peil, dat in het toenmalige Neder
landse voetbalelftal heerste, heb ik een
zwakke plek over gehouden voor zondag
middagen op de tribune van een voetbal
veld. Ik heb al in vele jaren geen voetbal
meer aangeraakt, maar ik zie het nog altijd
graag doen. Het geeft me een gevoel
ten onrechte, ik weet het van sportivi
teit, van tóch nog mee doen, meeschoppen,
meehollen. In feite heb ik het natuurlijk
alleen maar koud, behalve als ik me op
wind, waar helaas niet zo erg vaak aan
leiding toe is.
De bovenstaande alinea had ik nodig ais
inleiding, als verklaring ook wel van het
feit, dat u mij afgelopen zondagmiddag, als
u gewild had, zou hebben kunnen vinden
op een ijskoude, onoverdekte tribune van
het Olympisch Stadion. Daar traden Blauw
Wit en ONA een vereniging, die vroeger
(althans voor mij) nog niet bestond
tegen elkaar op. Ik neem aan, dat die drie
letters Ontspanning Na Arbeid betekenen,
maar het kan ook wel iets heel anders zijn.
Sedert ik heb ontdekt, dat Tonegido geen
bestaand woord was, maar Tot Ons Nut En
Genoegen Is Deze Opgericht betekent, be
schouw ik het losweg raden naar de bete
kenis van een afkorting als werk, dat mijn
capaciteit te boven gaat. En het afkor-
tingenboek, dat vol staat met overbekende
zaken als OEEC, EBU, USIS, HIAS, ILO
en CARE, bemoeit zich helaas niet met
voetbalclubs. Misschien zijn er van die
laatste soort te veel, dat wil zeggen nóg
meer dan officiële en semi-officiële, na
tionale en internationale organisaties en
instituten.
Goed, ONA dus tegen Blauw Wit. Het
eerste Nederlandse voetbal, dat ik na een
aantal jaren in Frankrijk weer zag. Het
was niet inspirerend. Ik begrijp, dat deze
clubs in de tweede klas van de professio
nals spelen, maar het haalt noch bij En
gels, noch bij Frans prof-voetbal uit de
tweede klas. Het publiek wel. Dat kan in
alle eigenschappen van voetbalpubliek
wedijveren met internationaal erkende
maatstaven. Hoewel het teleurstellend wei
nig neiging heeft het veld op te stormen
en de scheidsrechter te lijf te gaan, is het
daarentegen vervuld van een onverwoest
baar chauvinisme en partijdige onsportivi-
teit. Hoewel ik moet toegeven, dat Blauw
Wit zondag iets minder slecht speelde dan
ONA, leek de overmatige lof, die de men
sen om mij heen aan hun favorieten schon
ken, wel wat kras. Niet minder kras overi
gens, dat de haatgevoelens tegenover
iedere ONA'er. Die arme jongens uit Gou
da, die niet zo erg goed kunnen voetbal
len en toch al zo onder de indruk waren
radio alles voor allen" gehouden toespraak van dat geweldige stadion met wel drie
bij de installate van de Radioraad verder duizend mensen erin, waren door het pu-
te citeren, maar de weergegeven passages bliek al na twee minuten spelen moreel
hebben hun frisheid en daardoor hun aan- weggevaagd. De wat neerbuigende vorm
trekkelijkheid en duidelijkheid behouden, van medelijden, die de Amsterdammer als
De omroepverenigingen, althans de regel wel kan opbrengen tegenover iedere
meeste daarvan, hebben kans gezien de zielepoot, die zijn leven in de provincie
kwaliteit van hun programma's in de ver- (dat is buiten Amsterdam) moet doorbren-
streken periode aanzienlijk te verbeteren, gen, was hier geheel afwezig. Ofschoon
zodat er weinig reden meer is eraan te her- men waarschijnlijk ook niet zou willen, dat
inneren, dat een dagblad op 21 januari ONA geheel wégbleef en de zaak maar
1946 gewaagde van een „Babylonische ongezien gewonnen gaf (dat zou tenslotte
spraakverwarring, die geheel aan de pes- een middag tribuneschelden kosten), was
simistische verwachtingen beantwoordde", men toch wel geneigd zich af te vragen
Maar dat doet niets af aan het verkeerde waarom de tegenpartij zich de moeite en
uitgangspunt van onze omroeporganisatie, kosten had veroorloofd om helemaal naar
waarin ontkent wordt, om met prof. dr. Amsterdam-Zuid te komen. Bovendien
Banning te spreken, dat een volk meer is sloeg één gast een gastheer hard in het ge-
dan een som van zuilen en waarin ver- zicht onverdedigbaar, maar in het on-
hinderd wordt, dat alle levende krachten derhavige geval wel te begrijpen, leek me
uit ons volk voor de microfoon komen. en dat zette alle sluizen van in Amster-
Het monopolie der omroepverenigingen dam opgekropte anti-Gouda gevoelens wa-
vormt aldus 'n aantasting van de geestelij- genwijd open. Het lijkt me beter voor het
ke vrijheid. En omdat die ons dierbaarder morele prestige van dit blad om de ge-
is dan oplagecijfers van radiogidsen en de bruikte kritiek hier niet woordelijk of zelfs
volle zalen der propagandatoernees of de maar in strekking weer te geven. Maar
schittering van de geschenken voor de misschien begrijpt u ongeveer wat ik be-
nieuwe leden, herdenken wij vandaag met doel.
vreugde dat wij ten bate van die geestelij- nét toppunt kwam overigenspas aan het
ke vrijheid tien jaar hebben mogen getui- ejndt toen we allemaal elkaar de trap af-
gen tegen de voze facade van wat wijlen duwden naar beneden. Toen zei een over-
ds. B. J. Aris zo treffend noemde de schot- duidelijke Amsterdammer van een leeftijd,
jesradio. J. H. BARTMAN waarGp hij beter zou moeten weten, boos
n r /- - t>-4 tt t> m tegen zijn vrouw: „Neem jij nou maar weer
Edammer. Die rotzooi uit Gouda moet ik
ARENT ZET HEN NA
OVERDE HAARLEMMERDIJK
1956 is benoemd tot hoogleraar in de beeld- VöKkQti
houwkunst bij de Rijksakademie van Beel- n1^ IT)eer „rAA^-
dende Kunsten te Amsterdam de heer Paul
Grégoire te Teteringen.
En toen had Blauw Wit nota bene met
20 gewonnen.
A.S.H.
Het Internationaal Antiquariaat te Am
sterdam zal van 23 tot 26 januari de vrij
metselaarsbibliotheek van het kasteel „Le
Brigon" in Frankrijk in veiling brengen.
Deze bibliotheek bevat behalve boeken en
handschriften uit de voorgeschiedenis van
de vrijmetselarij het archief van Jean Bap-
tiste Willermoz (17301824) uit Lyon, een
van de meest vooraanstaande vrijmetse
laars van zijn tijd.
Het Internationale Antiquariaat veron
derstelt, dat het documenten in zijn bezit
heeft, die Willermoz zelf opzettelijk geschei
den heeft gehouden van de rest van zijn
archief: „In de tot nu toe verschenen stu
dies van Willermoz is er namelijk geen ge
bruik van gemaakt". De verzameling bevat
onder meer een correspondentie-archief
van brieven, door Willermoz gewisseld met
Ferdinand, hertog van Brunswijk, met
prins Charles von Hesse, de hertog van
Havre en andere leden van de adel.
Voorschriften, certificaten en regalia van
vrijmetselaars, benevens logestempels, zul
len eveneens geveild worden. Het interna
tionaal Antiquariaat verwacht grote be
langstelling, ook van buitenlandse zijde.
Het noemt de collectie „de meest complete
en uitgebreide verzameling van deze soort,
die ooit onder de hamer is gekomen".