DRAMA VAN HOOGWOUD
Spannende film met schijnmotieven
U
Tegen de regen, voor de Ibalby
TRIEST WANPRÖBUKT
28 januari 1256
Rembrandts etsen
in Brits Museum
V)
Litteraire
Kanttekeningen
Hutten van Scott en van Shackleton gevonden
Debuut van Victor Spoor
Voor uitgaande-
meisjes en moeders
Wie was Melis Stoke
Graf van Willem II
uh
CREATIEF SPEL
HERDENKING VAN ANNA PAVLOVA
Zuidpoolexpeditie eerbiedigt „heiligdommen"
WIE op het Binnenhof in Den Haag staat,
ziet daar in het midden een fontein, be
kroond door een kleine figuur, die graaf
Willem II, rooms koning en grondlegger
van de residentie moet voorstellen. Het is
een vrij povere hulde voor de man, van
wie het plan is uitgegaan om op deze plek
zijn verblijf te stichten. Dat de omstandig
heden hem hebben belet dit plan geheel tot
uitvoering te hebben kunnen brengen en
dat zijn zoon Floris V het heeft voltooid,
mag aan de waardering door het nage
slacht geen afbreuk doen.
Doch niet alleen Den Haag bewaart in
zijn „Ridderzaal" de herinnering aan deze
vorst, ook Haarlem heeft reden hem te
herdenken. Hij was het, die in 1245 aan
deze stad (officieel) de stadsrechten schonk
en die ook op het Sant, de tegenwoordige
Grote Markt, zijn woning heeft gebouwd,
die we voor een deel nog in het huidige
stadhuis kunnen terugvinden. Gewoond
zien uit dankbaarheid tegenover de vorst,
die ook voor de stad Middelburg zoveel
betekend had. Er werd een monument ont
worpen in blauwe en witte arduinsteen,
maar van de uitvoering is nooit iets ge
komen.
Langzamerhand begon het graf toen vrij
wel in vergetelheid te geraken, totdat het
in 1817 plotseling weer werd opgespoord.
Het stoffelijk overschot, alsmede de frag
menten van de zerk, werden naar een mu
seum overgebracht. In 1866 werden de
grafelijke overblijfselen weer in de kerk
begraven, later daaruit weer verwijderd,
waarna ze meer dan vijfentwintig jaar van
de ene plek naar de andere zwierven, tot
dat ze eindelijk in 1928 in de zuidwand der
kerk rust vonden onder een gothische dek-
zerk in een gemetselde nis. W. S.
Rooms-koning betekent: koning van het
Romeinse rijk. Dit was na 1125 de gebruikelijke
titel voor de koning van Duitsland, die nog niet
tot Keizer was gekroond.
„WAT MOET IK in vre
desnaam op mijn hoofd zet
ten?" vraagt zij zich af,
terwijl zij met een ietsje
wanhoop naar de gestaag
neerplassende regen kijkt.
Die „zij" is dat Nederlandse
meisje, die Nederlandse
vrouw, genoodzaakt door
wind en weer te fietsen. Zij
heeft nog steeds niets kun
nen vinden, dat afdoende op
de fiets aan de haren be
scherming biedt tegen alle
daarop neerdalende nattig
heid. Op de fiets is een hoed
onvoldoende.Een hoed dient
niet om alle haren te be
dekken. Er zijn regenhoed
jes, maar zij helpen niet
tegen regen, die verrader
lijk van achteren aanvalt.
Een wollen hoofddoekje
regent al spoedig door en
een plastic regenkapje
kraakt zó tegen de oren
aan, dat het lawaaiig ver
keer door het materiaal
wordt overstemd. De capu
chon, aan de mantel vast
gemaakt, is in werkelijk
heid op de fiets levensge
vaarlijk. Men kan het ver
keer niet meer van terzijde
waarnemen: de ooghoeken
zien alleen de zijkant van
de capuchon. En men kan
onmogelijk achterom kijken
omdat z'n vastzittende kap
niet wil meedraaien. Slaat
men de capuchon slechts
losjes over het hoofd, dan
is men in ons altijd winde
rige westen genoodzaakt
voortdurend met één hand
dat ding op zijn plaats te
houden fietsen met één
hand aan het stuur en één
op het hoofd is geen gemak
kelijke sport.
Met dit probleem voor
ogen heb ik naarstig naar
iets beters gezocht. Tot ik
tenslotte verrast werd met
een bijzondere aanduiding
bij opgevouwen driehoekige
hoofddoekjes van plastic,
die een plaatsje achter een
winkelraam hadden gevon
den: „regen ding entjes"
stond er, echt met Oostin-
dische inkt geschreven.
Waarschijnlijk is zo'n „re
gen ding entje" dè oplos
sing.
IETS ANDERS is natuur
lijk de baby. Als die nog
maar een paar weken telt,
wordt er niet over uitgaan
gepeinsd. Maar als het kind
twee maanden is, dan kan
het voor mamaatje toch wel
eens zuur zijn alle bezoek
buiten de stad te moeten
nalaten. Helaas het kan
nog niet. Het kind moet niet
alleen op tijd gevoed, maar
ook gebaad worden. En het
is toch onmogelijk het hele
bad mee te slepenDat
dacht u maar. Dat is best
mogelijk. Tenminste, als u
een opvouwbaar bad neemt.
Dat stopt u in de reistas, te
zamen met de schone luiers,
het wiegekruikje en de
morslap. Het is een schattig
ovalen badje van wit rub
ber, bestaande uit een bo
dem met daaromheen vier
brede banden boven elkaar,
die aan elkaar vastzit
tend de opstaande kant
vormen. Die banden worden
met lucht volgepompt en
het bad is klaar om met
water gevuld te worden. Zo
kunt ge nog eens met baby
en bad een reisje maken.
VOOR DE liefhebbers van
naald en draad is er ook
iets nieuws. Dat wil zeggen:
het is een paar maanden
oud, maar nu een en ander
een keer gestoomd of ge
wassen en gestreken is en
alles goed bleek te zijn ge
bleven, wordt het van gan
ser harte aanbevolen. Het
is een weefsel, dat dienen
moet tot versteviging en tot
het verkrijgen van een goe
de afwerking van kleding
stukken. Dit „Coltex-weef-
sel" wordt gebruikt als in
leg bij het maken van re
vers, kragen, zakkleppen,
boorden en het afboorden
van randen. Het weefsel is
aan één kant gegomd. Men
legt het op de stof zó, dat
de gegomde zijde met de
stof van de bovenkant van
het kledingstuk is verbon
den. Het moet in de kanten
ingenaaid worden. Dit is
heel belangrijk, want op die
manier voorkomt men het
rimpelen en fronsen van de
stof. Als u klaar bent met
de naaierij dan strijkt u het
kraagje (of wat u anders
gemaakt hebt) op de niet-
gegomde zijde, dus de ach
terkant. Het ziet er nu feil
loos uit. Hebt u straks uw
kraagje moeten wassen, dan
zult u merken dat dit Coltex
weefsel niets van zijn ste
vigheid heeft verloren en
het weer dezelfde kleef-
vastheid heeft, als toen u
het in het kraagje vastnaai-
de.Wel moet het goed voch
tig en heet gestreken wor
den. Met dit Coltex-weefsel
is het tijdperk aangebroken,
waarin door kragen en zak
kleppen niet meer gerim
peld en gefronst wordt.
Heerlijk.
ANNEKE.
Het Binnenhof in 1649, uit Blaau's
Stedenboek
heeft hij er echter niet, want de grafelijke
zaal werd alleen gebruikt tot het houden
van iachtmalen.
Ongetwijfeld had men van deze jeugdige
vorst nog veel mogen verwachten, wanneer
hij niet op een veldtocht tegen de West-
Friezen in 1256 bij Hoogwoud met zijn
paard door het ijs was gezakt en door zijn
vijanden om het leven was gebracht. Hij
was toen slechts achtentwintig jaar oud.
Melis Stoke zegt over deze gebeurtenis in
zijn „Rijmkroniek van Holland":
Ende sloeghene dood al onbekend
Dander quamen ommetrent
Ende saghen sine wapenen an
Doe (toen) seiden si: dits een man
Die wel vorbaer mach wesen.
MELIS STOKE was „clerc" (secretaris)
van graaf Floris V en van Willem III en
tevens een trouw aanhanger van de Hol
landse graven. Hij werd circa 1235 geboren
en moet kort na 1305 zijn overleden. In zijn
„Rijmkroniek" (de eerste die in het Hol
lands werd geschreven) kwam hij herhaal
delijk op voor de rechten van het graven
huis tegenover de Vlamingen en de Friezen,
die hij met weinig vleiende namen betitel
de. Zijn doel was niet slechts op te komen
voor zijn heer, maar ook voor het „arm
gediede" (arme volk). Melis Stoke was geen
groot dichter, maar toch bezat hij soms een
beeldende kracht, wanneer hij ontdaan of
verontwaardigd was, zoals in zijn verhaal
over de moord op Floris V. Het is tevens
opmerkelijk, dat zijn zuivere taal slechts
door weinig bastaardwoorden wordt ont
sierd.
De regering van graaf Willem II beslaat
slechts achthonderd verzen van de ruim
drieduizend, maar uit alles blijkt het
groeiende nationaliteitsgevoel en Stoke laat
niet na hierop te wijzen, ofschoon van
nationale eenheid in die dagen nog geen
sprake was.
zo WAS dan deze vorst op 28 januari
1256 gesneuveld en ter plaatse begraven.
Pas in 1282 kon zijn zoon Floris V opnieuw
een tocht tegen de West-Friezen onder
nemen, waarbij het stoffelijk overschot van
zijn vader werd gevonden en in het koor
van de Abdij van Middelburg, die zoveel
aan hem te danken had, werd bijgezet.
Melis Stoke verhaalde dit vinden uitvoerig,
doch het zou te veel plaats vragen zijn
woorden hier over te nemen.
De ambt Floris van Schoonhoven richtte
in 1546 een graftombe in renaissance-stijl
op, die bij een brand van 1568 slechts ge
deeltelijk moet zijn beschadigd. Later, in
1603, meende het stadsbestuur de graf
tombe van beeldhouwwerk te moeten voor-
INDERTIJD heeft de ambassadeur van
de Verenigde Staten in Italië mrs. Clare
Luce Boothe bezwaar gemaakt tegen de
vertoning van de film „Blackboard Jungle"
op de Biennale te Venetië: zij achtte deze
geen waardige representante van de cine
matografische kunst in Amerika en dat dan
voornamelijk om haar inhoud. Wij zijn
thans zelf in staat 't oordeel van de ambas
sadeur aan onze bevindingen te toetsen,
want „Blackboard Jungle" is inmiddels
haar vertoning in de Nederlandse theaters
begonnen. Is zij werkelijk een eenzijdige
schildering van de misstanden op de Ame
rikaanse scholen, zoals de ambassadeur
meent? Geeft zij de niet-Amerikanen een
verwrongen beeld daarvan? Het antwoord
moet luiden, dat bij de oppervlakkige toe
schouwer inderdaad het idee kan postvat
ten, dat het onderwijs in Amerika een be-
vig gevecht moet leveren met de ontspoor
de jeugd. Dat idee zal echter niet lang be
klijven, want de eenzijdigheid van de film
In het Brits Museum te Londen wordt
een indrukwekkende tentoonstelling ge
houden van etsen en pentekeningen van
Rembrandt en van een aantal van zijn leer
meesters en leerlingen. Deze expositie
vormt in Engeland de belangrijkste bijdra
ge tot de herdenking van Rembrandts ge
boortedag, driehonderdvijftig jaar geleden.
Rembrandts beste werken uit het bezit
van het museum worden thans getoond.
Ook deze collectie geeft, vooral door de
grote eenheid ervan, een beeld van de
kracht van Rembrandts persoonlijkheid.
Honderden etsen en tekeningen zijn bijeen
gebracht. De tentoonstelling begint met een
serie zelfportretten. Verder omvat zij die-
rentekeningen .waarbij een geestige schets
van een olifant, naaktstudies en landschap
pen. Meer dan ooit wordt men op deze ten
toonstelling getroffen door de magistrale
wijze, waarop Rembrandt zijn gevoelens
door vaak enkele bewogen lijnen en vooral
door contrastwerking kon uitdrukken.
Ook deze expositie, hoewel beperkt tot
zijn werk met pen en naald, demonstreert
door de verscheidenheid van de behandelde
onderwerpen overduidelijk Rembrandts
enorme veelzijdigheid. Er zijn verder land
schapstekeningen van meesters uit de ze
ventiende eeuw, maar speciaal wordt Rem
brandts invloed in latere tijden nagegaan,
op de Spanjaard Goya en de Fransman
Constatin Guys bij voorbeeld, alsmede op
een reeks Britse kunstenaars.
doet aan zo'n algemene tendenz ernstige
twijfel vatten. Men krijgt in „Blackboard
Jungle" zoveel van het slechte, dat er
ruimte genoeg voor het goede overblijft
al klinkt dat dan als een tegenspraak. De
criminele gevallen, die in „Blackboard
Jungle" het leven van het lerarencorps tot
een hel maken zodat zij aan onderwijs
praktisch niet toekomen, zullen uitzon
deringen zijn. Incidenteel komen zij voor
en masse, zoals in deze film, lijkt mij
sterk overdreven.
AAN DIE OVERDRIJVING ontleent
„Blackboard Jungle" inmiddels haar
kracht. Het verhaaltje zou het nooit zo
doen, wanneer het niet die sensationele in
slag had, welke wij er hier in vinden. Dat
is ook een manier om te betogen, al zal ik
direct toegeven, dat het niet de juiste is.
Betogen wilde men met deze film, dat het
probleem van de na-oorlogse jeugd onze
serieuze aandacht verdient, gezien de vor
men, waarin het zich uit, verontrustende
vormen, die bijvoorbeeld de positie van de
onderwijzers en het onderwijs aantastten,
om maar te zwijgen van de jeugd zelf,
welke te gronde gaat aan haar eigen ont
reddering. Het bestaan van bendes van
jeugdige boefjes, is een vaak gesignaleerd
feit. De film „Blackboard Jungle" doet niet
anders dan zo'n bende in een school bren
gen en er dan met die jongens op los gaan.
Ze ondermijnen alle goede bedoelingen
van een jonge, idealistische leraar, plegen
zwijgend verzet, proberen zijn huwelijks
leven met het schrijven van anonieme brie
ven te ondermijnen, tuigen hem hardnek
kig af wanneer hij één hunner bij een po
ging tot aanranding het ziekenhuis in slaat
en zijn altoos tegen hem in opstand Hij
probeert de intelligente negerjongen Miller
van hen los te weken, maar slaagt daar
maar heel langzaam in. Er is een ver
schrikkelijke laatste krachtsinspanning
voor nodig om de leraar te doen zegevie
ren door hem aan het eind van de film de
leider der bende te laten ontmaskeren als
een lafaard, maar niet dan nadat hij de be
dreiging van doodslag onder de ogen heeft
gezien. Zijn overwinning kost bloed. Zij
wordt bewerkstelligd, zelfs nog met behulp
van de Amerikaanse vlag,
waarmee een van de
schooljongens een boefje
uit het strijdperk slaat. De
leraar blijft inderdaad de
baas. Als hij niet zo'n goed
bokser was geweest, zou hij
er zeker onderdoor zijn
gegaan.
MEN ZIET: er is nogal wat aan te mer
ken. Alles wat er maar even bijgesleept
kon worden heeft men aangepakt öm maar
te laten zien hoe verdorven de jeugd op
de school in Blackboard Jungle is. Van les
geven komt in de hele film niets. Hooguit
één keer en dan nog in een les buiten het
rooster, als de leraar probeert met een
filmvertoning zijn leerlingen enige grond
waarheden bij te brengen over rechten en
plichten en mensen. De leraar zelf is een
kampioen in zelfbeheersing en verdraag
zaamheid, maar tegelijk een kampioen op
de vuist.
Hij is dus net de geschikte man om in
zo'n verhaal neer te zetten. Wat men er
ook bijhaalt: rassenhaat, huwelijkslief en
leed, jeugdcriminaliteit enzovoorts, het past
allemaal prachtig in het kader van het
verhaaltje dat is opgehangen aan een idea
listisch thema, maar er eigenlijk langs heen
loopt. „Blackboard Jungle" heeft met dat
thema niets te maken. „Blackboard Jungle"
wil alleen een spannende film zijn. Ont
doet men haar van haar schijnmotieven,
dan is zij een spannende film en niets an
ders. Een goed gemaakte thriller van een
school met een heleboel jeugdige gangsters.
Regisseur Richard Brooks zou er op de
Venetiaanse Biennale zeker een goed fi
guur mee hebben geslagen. „Ciske de rat"
zou er een zware concurrent aan hebben
gehad. P. W. FRANSE
êi
(Overgenomen uit „The New Yorker")
VICTOR SPOOR, OMTRENT WIE me niet meer bekend is dan dat hij een „jong,
in het buitenland opgegroeid auteur" zou zijn, heeft er kans toe gezien om met een
unicum te debuteren: zijn roman „Rood is de hemel" (verschenen bij A. A. M. Stols
te 's-Gravenhage) behoort tot de zeer, zeer zeldzame boeken, waarvan geen woord,
maar dan ook geen enkel woord goeds kan worden gezegd. Bladzijden lang, zeker
wel veertig, heb ik - in de veronderstelling dat geen romancier, al was het er een
van de derde of nog lagere rang, het in zijn hoofd zou halen om smakeloze beeld
romans in woorden te gaan vertalen - nog willen geloven, met een mislukte „prik
kelidylle", zoals Cornelis Veth destijds dit genre onnavolgbaar wist op te dissen, te
doen te hebben. Maar neen, het is Victor Spoor ernst geweest, „bloedige" ernst. Hij
heeft, vermeldt het stofomslag, de gebeurtenissen van zijn roman „met een on-
Hollands élan, rijk beeldend van taal en in een volstrekt eigen stijl" beschreven.
Dat geeft mij het volste recht om de lading te beoordelen naar de vlag.
NU DAN, ik noem deze „gebeurtenissen"
kolder op sterk water, deze taal een
woorddelirium van een opgezweepte fan
tasie en deze stijl een staal van melodra
matische wansmaak, waarbij vergeleken
de Buffalo Bills klassieke meesterwerken
waren. Deze „rode hemel" is kortweg
„kitsch" en wel van de bedenkelijkste
soort, voortgekomen uit een scribomanie,
die zich bedwelmd heeft aan de Wild-
West-romantiek van een steegjesbioscoop.
Was deze roman een wanstaltige farce ge
weest, ik zou hem eenvoudigweg hebben
doodgezwegen. Maar nu dit schrijfsel op
geld wil doen als serieuze litteratuur, nu
deze humbug wordt gepresenteerd als een
„drama waarin ieder zijn rol te spelen
krijgt en (let wel!) verschijnt in zijn meest
essentiële gedaante" - nu protesteer ik
tegen deze smaakbedervende, onfrisse,
zwoel-drakerig-sadistische en bovendien
nog pretentieuze nonsens, deze verhitte
beeldroman-pathetiek, die ik ronduit voos
en gevaarlijk voor de litteraire smaak
niet alleen, maar voor de geestelijke
volksgezondheid.
Dat is veel gezegd en ik wil het dus
waarmaken, al wacht ik mij er wel voor,
door een beschrijving van de walgelijke
tafereeltjes de verbreiding van deze kol-
derige woordindigestie nog in de hand te
werken. Ik laat de ontelbare stijlbloem
pjes - proeven van woordkunst als: regen
die traag valt uit het trieste gelaat van de
hemel, druppels, die als glinsterende dia
manten van de takken lekken, een hout
duif die met een hoge schreeuw de won
dere regenboog tegemoetscheert - nu maar
voor wat ze zijn: holle retoriek. Ze zijn
tenminste onschuldig. Maar zodra dan, als
een staal van natuurbeschrijving, die
houtduif omhoog is gewiekt, kan het kijk
spel pas goed beginnen en de eerste bloed-
droppel vallen, de eerste wonde gapen en
elke bewoner van dit woonwagenkamp (in
Zuid-Frankrijk) „gaan verschijnen in zijn
meest essentiële gedaante".
Zonder er een ogenblik aan te denken
het verhaal van dit pseudo-„bohémien"-
kamp een bijeenhokken trouwens van
niet meer dan vijf of zes personaadjes
samen te vatten, trek ik uit deze onwel
riekende partij colportage-koopwaar, die
voor „litterair" wil doorgaan, enkele mon
sters van het minst ergerlijke gehalte,
waaruit de kwaliteit van dit stuitende de
buut genoegzaam kan worden afgeleid. Ik
laat in het navolgende de aanhalingstekens
maar achterwege: het kwaad signaleert
zichzelf.
Ziehier dan: hij rochelde in de worging
van zijn vreselijke woede de hijgend
Men houdt mij voor hout
opengesperde mond een bloedende stip
pellijn van zwellende druppeltjes hij
snikte uitzinnigaldus de nog streng
geselecteerde oogst van zeggen één blad
zijde, de veertiende. Pagina 15 (maar ik
zou willekeurig iedere andere kunnen
nemen) verrast, behalve met een bloed
rode wond, kokhalzen, krimpende man,
gekrompen van pijn enzovoorts, door een
fraaie passage als deze: „Martell staarde
naar het flitsend lemmet en duwde met
zijn elleboog Berry 1 weg, die jankend met
beide handen de slijmerige massa (ik
laat maar in het midden wat voor massa)
van zijn gezicht trachtte te vegen". Dat
is nog maar kinderspul vergeleken met
hetgeen onze Spoor ten beste geeft als hij
eenmaal „echt" op gang is gekomen. Dan
pas krijgt en neemt hij de kans net „essen
tiële" te spuien, zoals puilende ogen, een
laaiende gloed van waanzinnige hunker,
een eeltige hand die plankhard Tilla in
het gezicht sloeg, waarna één van deze
uit de Grand-Guignol weggelopen klanten
Max Bruch op de viool speelt, terwijl de
idiote pyromaan Berryl stromen kokende
pap over zijn verminkte benen stoot. Ra
mon, de violist, moet helpen verbinden en
hij doet dat (terwijl hij daareven nog na
een lange, donkere toon de stijgende klan
ken door de stilte heeft doen beven) met
een maag die „host en draait als een woe
dende kat in de zak". Niet lang gelukkig,
één enkele bladzijde maar, de dertigste
pas, want hij vlucht in het bos, tracht mij
merend de fluwelen donkerte (van het
water) met zijn ogen te doorboren, zit in
de ban van zijn denken, terwijl de maan
een zilveren licht over het roerloos wach
tende bos werpt dit alles dan als con
trast tot de smachtende lellende lippen,
een verwrongen tronie beurs van pusdrui-
pende zweren en een toegift van delireren-
de rattenvisioenen der volgende pagina's,
die. dan weer geaccentueerd worden door
een nachtegaal, die zijn kristallen lied slaat.
Slaat! daar spreekt de dichter, die u zo
dadelijk zal vergasten op een doodslag-
met-de-bijl, een gapende beenwond, wond
koorts, ijldromen, brandend stekende rvue-
ren, rekkende deinende wormen, gonzende
muggenzwermen, zware melancholie, een
zwijn dat een hond (tot in de finesses) af
maakt, Tilla die in de afgrond stort (stort,
ja) nadat ze Berryl afgrijselijk heeft mis
handeld (in finesses) enfin, om kort te
gaan: dit is het minst weerzinwekkende
van het aantal „gebeurtenissen", dat vol
gens het stofomslag „culmineert in de
grote brand" de grote laaiende, loeiende,
lekkende bosbrand, die de waanzinnige
Berryl heeft aangestoken. En dan gaat het
er pas van langs, dat beloof ik u: in ra
zernij vluchtend wild, woest galopperende
paarden, waanzinnig samendrommende
mensen, jammerende alarmklokken, krij
sende alarmklokken, vlammenzee, brand,
dood alsjeblieft, alle registers van dit
gruwelorchestrion wijd open: regen, on
weer, flitsende bliksems, jammerende
mensen opdat de katharsis kome, de
diep-ontroerende, heerlijk-melodramatische
slotscène, onthullend, zowel in het „edele"
als in het „lafhartige",,de zo mense
lijke pastoor Leveque" (maar ik zie geen
mens) en „de jonge dokter Nivellin
voor hen allen komt op een kwaad moment
de beproeving en dan betreden zij het to
neel der collectieve ontroering" (aldus het
stofomslag).
Tot het bloedige einde toe heb ik deze
onsmakelijke en smakeloze bladzijden,
honderdnegentig ruim in getal, doorwor
steld om verantwoord te zijn als ik zeg:
dit is het ergerlijkste prul, dat me sinds
jaren en jaren onder de ogen is gekomen.
C. J. E. DINAUX
Van 3 tot 9 April 1956 houdt het Werk
centrum voor leketoneel en creatief spel
een kadercursus, die is gewijd aan spellei-
ding en repertoirekeuze. Verder worden
er suggesties gegeven voor het improvise
ren van decors, costuums en requisieten.
De leiding van de cursus, die wordt ge
geven in het conferentieoord „De Pieters
berg" in Oosterbeek, is aan Ben Albach,
Ben Groeneveld en Lou Hoefnagels toe
vertrouwd. Medewerking wordt verleend
door Hella S. Haasse, Gabriël Smit en an
deren.
OP 23 januari 1931 is in Den Haag de
over zo goed als de gehele wereld ge
liefde danseres Anna Pavlova over
leden. Men zegt wel eens, dat in ons
land haar dood een grotere schok te
weeg bracht dan haar optreden, dat in
derdaad aanvankelijk voor slechts
matig bezette zalen plaats had. Doch
thans, met de herleving van de ballet
kunst na de tweede wereldoorlog, be
gint men ook hier haar betekenis te
beseffen. Voor de renaissance van het
ballet in West-Europa is men grote
dank verschuldigd aan de artistieke
„impresario" Serge de Diaghilev, die
vooral de vorm cultiveerde en de be
langrijkste letterkundigen, schildes en
componisten tot belangstelling en mede
werking wist te bewegen. De dans
kwam b\j hem niet in de eerste plaats.
Dat was wel het geval bjj Anna
Pavlova, vandaar dat hun samenwer
king slechts een zeer kortstondige is
geweest. Zij gaf haar leven aan de dans,
zy droeg haar liefde daarvoor uit tot
in alle uithoeken van Europa, Azië en
Amerika, op algemeen aanvaarde mu
ziek, met weinig indrukwekkende de
coratie en een nauwelijks meer dan
middelmatig ensemble. Maar zij ver
overde de harten van haar toeschou
wers door de macht en de bekoring van
haar unieke persoonlijkheid, die zich
bediende van de uitdrukkingsmiddelen
van het zogeheten klassieke ballet. Zij
inspireerde tot dansen, tot toepassing
van de academische techniek ter open
baring van gevoel.
Vijfentwintig jaar na haar sterfdag,
op 23 januari 1956, wordt Anna Pavlova
herdacht in het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen in Den Haag met
een voorstelling door het Nederlands
Ballet onder leiding van Sonia Gaskell,
die ingeleid door dr. L. Hornstra,
voorzitter van de Kring van Neder
landse Danscritici een korte rede ter
schetsing van haar betekenis houdt.
Joan Cadzow zal tezamen met Milorad
Miskovitch de bekende pas-de-deux uit
„Don Quichotte" van Minkus/Petipa uit
voeren, die ook op het repertoire van
Anna Pavlova stond. Het programma
bestaat verder uit „Les Sylphides" van
Fokine, „Concerto Italiano" op muziek
van Bach en „Petroesjka" van Stra-
winsky, gevolgd door de vertoning van
de Pavlova-film, waarin men de danse
res in enkele van haar mooiste creaties
(ook „De stervende zwaan") kan zien.
In de foyer van het gebouw wordt
een kleine tentoonstelling gehouden,
waar onder meer de schoentjes van de
danseres, enkele van haar attributen,
foto's en affiches, programma's en
litteratuur, afkomstig uit de collectie
van Ernst Krauss, destijds haar im
presario, uit wiens unieke verzameling
ook de bovenstaande afbeelding (Anna
Pavlova in „Papillons") afkomstig is.
WELLINGTON (Reuter/UP) De klei
ne hut van waaruit de Britse Poolonderzoe-
ker kapitein Scott in 1911 zijn tragische
tocht naar de Zuidpool begon de tocht
die hem en zijn metgezellen het leven kost
te is intact aangetroffen door de Ame
rikaanse Zuidpoolexpeditie „Deep Freeze".
Ook de hut van Sir Ernest Shackleton die
in 1922 stierf aan een hartaanval, verkeert
nog in goede staat.
Dit is in Wellington (Nieuw-Zeeland)
meegedeeld door de commandant van de
vier verkenningsvliegtuigen van de Ame
rikaanse Zuidpool-expeditie, die op de
thuisreis zijn. De commandant zei, dat de
hutten beschouwd worden als „heiligdom
men" en dat de expeditieleden op het hart
is gedrukt, dat zij niet in de buurt mogen
komen. Berichten dat souvenirs uit de
hutten verwijderd zijn, zijn onwaar.
De vier vliegtuigen twee viermotorige
en twee tweemotorige Neptunes hebben
van de Amerikaanse bases te McMurdo
Sound af een zesde deel van het Zuidpool
gebied 2,5 miljoen vierkante kilometer
verkend en vier bergketens ontdekt.
De vier vliegtuigen maakten een non
stop-vlucht van 3250 kilometer van hun
basis in het Zuidpoolgebied naar Christ-
church op Nieuw-Zeeland in 10 uur en 45
minuten. De commandant van het eskader
vertelde dat het ijs rondom het antarcti
sche landingsterrein begon te breken, zo
dat men de vliegtuigen moest weghalen,
wilde men niet het gevaar lopen die in het
kruiende ijs te verliezen. Uit verkennings
vluchten is gebleken dat het antarctische
continent een enkele landmassa vormt. Er
waren veronderstellingen gedaan dat er een
zeestraat zou lopen van de Weddell-Zee
naar de Ross-Zee. Er ligt echter een berg
keten van 4500 meter hoogte op de plaats,
waar men de zeestraat veronderstelde. Nog
ongeveer drietienden van het gebied is niet
in kaart gebracht.
De Russen hebben hun expeditiebasis de
naam „Vreedzaam" gegeven. De expeditie
heeft pas na negen dagen naarstig zoeken
een geschikte plaats gevonden om een ba
sis te vestigen ten zuiden van de Depot
baai achter de Helen-gletscher dichtbij
Haswell-eiland.