DRAMA VAN HOOGWOUD Spannende film met schijnmotieven U Tegen de regen, voor de Ibalby TRIEST WANPRÖBUKT 28 januari 1256 Rembrandts etsen in Brits Museum V) Litteraire Kanttekeningen Hutten van Scott en van Shackleton gevonden Debuut van Victor Spoor Voor uitgaande- meisjes en moeders Wie was Melis Stoke Graf van Willem II uh CREATIEF SPEL HERDENKING VAN ANNA PAVLOVA Zuidpoolexpeditie eerbiedigt „heiligdommen" WIE op het Binnenhof in Den Haag staat, ziet daar in het midden een fontein, be kroond door een kleine figuur, die graaf Willem II, rooms koning en grondlegger van de residentie moet voorstellen. Het is een vrij povere hulde voor de man, van wie het plan is uitgegaan om op deze plek zijn verblijf te stichten. Dat de omstandig heden hem hebben belet dit plan geheel tot uitvoering te hebben kunnen brengen en dat zijn zoon Floris V het heeft voltooid, mag aan de waardering door het nage slacht geen afbreuk doen. Doch niet alleen Den Haag bewaart in zijn „Ridderzaal" de herinnering aan deze vorst, ook Haarlem heeft reden hem te herdenken. Hij was het, die in 1245 aan deze stad (officieel) de stadsrechten schonk en die ook op het Sant, de tegenwoordige Grote Markt, zijn woning heeft gebouwd, die we voor een deel nog in het huidige stadhuis kunnen terugvinden. Gewoond zien uit dankbaarheid tegenover de vorst, die ook voor de stad Middelburg zoveel betekend had. Er werd een monument ont worpen in blauwe en witte arduinsteen, maar van de uitvoering is nooit iets ge komen. Langzamerhand begon het graf toen vrij wel in vergetelheid te geraken, totdat het in 1817 plotseling weer werd opgespoord. Het stoffelijk overschot, alsmede de frag menten van de zerk, werden naar een mu seum overgebracht. In 1866 werden de grafelijke overblijfselen weer in de kerk begraven, later daaruit weer verwijderd, waarna ze meer dan vijfentwintig jaar van de ene plek naar de andere zwierven, tot dat ze eindelijk in 1928 in de zuidwand der kerk rust vonden onder een gothische dek- zerk in een gemetselde nis. W. S. Rooms-koning betekent: koning van het Romeinse rijk. Dit was na 1125 de gebruikelijke titel voor de koning van Duitsland, die nog niet tot Keizer was gekroond. „WAT MOET IK in vre desnaam op mijn hoofd zet ten?" vraagt zij zich af, terwijl zij met een ietsje wanhoop naar de gestaag neerplassende regen kijkt. Die „zij" is dat Nederlandse meisje, die Nederlandse vrouw, genoodzaakt door wind en weer te fietsen. Zij heeft nog steeds niets kun nen vinden, dat afdoende op de fiets aan de haren be scherming biedt tegen alle daarop neerdalende nattig heid. Op de fiets is een hoed onvoldoende.Een hoed dient niet om alle haren te be dekken. Er zijn regenhoed jes, maar zij helpen niet tegen regen, die verrader lijk van achteren aanvalt. Een wollen hoofddoekje regent al spoedig door en een plastic regenkapje kraakt zó tegen de oren aan, dat het lawaaiig ver keer door het materiaal wordt overstemd. De capu chon, aan de mantel vast gemaakt, is in werkelijk heid op de fiets levensge vaarlijk. Men kan het ver keer niet meer van terzijde waarnemen: de ooghoeken zien alleen de zijkant van de capuchon. En men kan onmogelijk achterom kijken omdat z'n vastzittende kap niet wil meedraaien. Slaat men de capuchon slechts losjes over het hoofd, dan is men in ons altijd winde rige westen genoodzaakt voortdurend met één hand dat ding op zijn plaats te houden fietsen met één hand aan het stuur en één op het hoofd is geen gemak kelijke sport. Met dit probleem voor ogen heb ik naarstig naar iets beters gezocht. Tot ik tenslotte verrast werd met een bijzondere aanduiding bij opgevouwen driehoekige hoofddoekjes van plastic, die een plaatsje achter een winkelraam hadden gevon den: „regen ding entjes" stond er, echt met Oostin- dische inkt geschreven. Waarschijnlijk is zo'n „re gen ding entje" dè oplos sing. IETS ANDERS is natuur lijk de baby. Als die nog maar een paar weken telt, wordt er niet over uitgaan gepeinsd. Maar als het kind twee maanden is, dan kan het voor mamaatje toch wel eens zuur zijn alle bezoek buiten de stad te moeten nalaten. Helaas het kan nog niet. Het kind moet niet alleen op tijd gevoed, maar ook gebaad worden. En het is toch onmogelijk het hele bad mee te slepenDat dacht u maar. Dat is best mogelijk. Tenminste, als u een opvouwbaar bad neemt. Dat stopt u in de reistas, te zamen met de schone luiers, het wiegekruikje en de morslap. Het is een schattig ovalen badje van wit rub ber, bestaande uit een bo dem met daaromheen vier brede banden boven elkaar, die aan elkaar vastzit tend de opstaande kant vormen. Die banden worden met lucht volgepompt en het bad is klaar om met water gevuld te worden. Zo kunt ge nog eens met baby en bad een reisje maken. VOOR DE liefhebbers van naald en draad is er ook iets nieuws. Dat wil zeggen: het is een paar maanden oud, maar nu een en ander een keer gestoomd of ge wassen en gestreken is en alles goed bleek te zijn ge bleven, wordt het van gan ser harte aanbevolen. Het is een weefsel, dat dienen moet tot versteviging en tot het verkrijgen van een goe de afwerking van kleding stukken. Dit „Coltex-weef- sel" wordt gebruikt als in leg bij het maken van re vers, kragen, zakkleppen, boorden en het afboorden van randen. Het weefsel is aan één kant gegomd. Men legt het op de stof zó, dat de gegomde zijde met de stof van de bovenkant van het kledingstuk is verbon den. Het moet in de kanten ingenaaid worden. Dit is heel belangrijk, want op die manier voorkomt men het rimpelen en fronsen van de stof. Als u klaar bent met de naaierij dan strijkt u het kraagje (of wat u anders gemaakt hebt) op de niet- gegomde zijde, dus de ach terkant. Het ziet er nu feil loos uit. Hebt u straks uw kraagje moeten wassen, dan zult u merken dat dit Coltex weefsel niets van zijn ste vigheid heeft verloren en het weer dezelfde kleef- vastheid heeft, als toen u het in het kraagje vastnaai- de.Wel moet het goed voch tig en heet gestreken wor den. Met dit Coltex-weefsel is het tijdperk aangebroken, waarin door kragen en zak kleppen niet meer gerim peld en gefronst wordt. Heerlijk. ANNEKE. Het Binnenhof in 1649, uit Blaau's Stedenboek heeft hij er echter niet, want de grafelijke zaal werd alleen gebruikt tot het houden van iachtmalen. Ongetwijfeld had men van deze jeugdige vorst nog veel mogen verwachten, wanneer hij niet op een veldtocht tegen de West- Friezen in 1256 bij Hoogwoud met zijn paard door het ijs was gezakt en door zijn vijanden om het leven was gebracht. Hij was toen slechts achtentwintig jaar oud. Melis Stoke zegt over deze gebeurtenis in zijn „Rijmkroniek van Holland": Ende sloeghene dood al onbekend Dander quamen ommetrent Ende saghen sine wapenen an Doe (toen) seiden si: dits een man Die wel vorbaer mach wesen. MELIS STOKE was „clerc" (secretaris) van graaf Floris V en van Willem III en tevens een trouw aanhanger van de Hol landse graven. Hij werd circa 1235 geboren en moet kort na 1305 zijn overleden. In zijn „Rijmkroniek" (de eerste die in het Hol lands werd geschreven) kwam hij herhaal delijk op voor de rechten van het graven huis tegenover de Vlamingen en de Friezen, die hij met weinig vleiende namen betitel de. Zijn doel was niet slechts op te komen voor zijn heer, maar ook voor het „arm gediede" (arme volk). Melis Stoke was geen groot dichter, maar toch bezat hij soms een beeldende kracht, wanneer hij ontdaan of verontwaardigd was, zoals in zijn verhaal over de moord op Floris V. Het is tevens opmerkelijk, dat zijn zuivere taal slechts door weinig bastaardwoorden wordt ont sierd. De regering van graaf Willem II beslaat slechts achthonderd verzen van de ruim drieduizend, maar uit alles blijkt het groeiende nationaliteitsgevoel en Stoke laat niet na hierop te wijzen, ofschoon van nationale eenheid in die dagen nog geen sprake was. zo WAS dan deze vorst op 28 januari 1256 gesneuveld en ter plaatse begraven. Pas in 1282 kon zijn zoon Floris V opnieuw een tocht tegen de West-Friezen onder nemen, waarbij het stoffelijk overschot van zijn vader werd gevonden en in het koor van de Abdij van Middelburg, die zoveel aan hem te danken had, werd bijgezet. Melis Stoke verhaalde dit vinden uitvoerig, doch het zou te veel plaats vragen zijn woorden hier over te nemen. De ambt Floris van Schoonhoven richtte in 1546 een graftombe in renaissance-stijl op, die bij een brand van 1568 slechts ge deeltelijk moet zijn beschadigd. Later, in 1603, meende het stadsbestuur de graf tombe van beeldhouwwerk te moeten voor- INDERTIJD heeft de ambassadeur van de Verenigde Staten in Italië mrs. Clare Luce Boothe bezwaar gemaakt tegen de vertoning van de film „Blackboard Jungle" op de Biennale te Venetië: zij achtte deze geen waardige representante van de cine matografische kunst in Amerika en dat dan voornamelijk om haar inhoud. Wij zijn thans zelf in staat 't oordeel van de ambas sadeur aan onze bevindingen te toetsen, want „Blackboard Jungle" is inmiddels haar vertoning in de Nederlandse theaters begonnen. Is zij werkelijk een eenzijdige schildering van de misstanden op de Ame rikaanse scholen, zoals de ambassadeur meent? Geeft zij de niet-Amerikanen een verwrongen beeld daarvan? Het antwoord moet luiden, dat bij de oppervlakkige toe schouwer inderdaad het idee kan postvat ten, dat het onderwijs in Amerika een be- vig gevecht moet leveren met de ontspoor de jeugd. Dat idee zal echter niet lang be klijven, want de eenzijdigheid van de film In het Brits Museum te Londen wordt een indrukwekkende tentoonstelling ge houden van etsen en pentekeningen van Rembrandt en van een aantal van zijn leer meesters en leerlingen. Deze expositie vormt in Engeland de belangrijkste bijdra ge tot de herdenking van Rembrandts ge boortedag, driehonderdvijftig jaar geleden. Rembrandts beste werken uit het bezit van het museum worden thans getoond. Ook deze collectie geeft, vooral door de grote eenheid ervan, een beeld van de kracht van Rembrandts persoonlijkheid. Honderden etsen en tekeningen zijn bijeen gebracht. De tentoonstelling begint met een serie zelfportretten. Verder omvat zij die- rentekeningen .waarbij een geestige schets van een olifant, naaktstudies en landschap pen. Meer dan ooit wordt men op deze ten toonstelling getroffen door de magistrale wijze, waarop Rembrandt zijn gevoelens door vaak enkele bewogen lijnen en vooral door contrastwerking kon uitdrukken. Ook deze expositie, hoewel beperkt tot zijn werk met pen en naald, demonstreert door de verscheidenheid van de behandelde onderwerpen overduidelijk Rembrandts enorme veelzijdigheid. Er zijn verder land schapstekeningen van meesters uit de ze ventiende eeuw, maar speciaal wordt Rem brandts invloed in latere tijden nagegaan, op de Spanjaard Goya en de Fransman Constatin Guys bij voorbeeld, alsmede op een reeks Britse kunstenaars. doet aan zo'n algemene tendenz ernstige twijfel vatten. Men krijgt in „Blackboard Jungle" zoveel van het slechte, dat er ruimte genoeg voor het goede overblijft al klinkt dat dan als een tegenspraak. De criminele gevallen, die in „Blackboard Jungle" het leven van het lerarencorps tot een hel maken zodat zij aan onderwijs praktisch niet toekomen, zullen uitzon deringen zijn. Incidenteel komen zij voor en masse, zoals in deze film, lijkt mij sterk overdreven. AAN DIE OVERDRIJVING ontleent „Blackboard Jungle" inmiddels haar kracht. Het verhaaltje zou het nooit zo doen, wanneer het niet die sensationele in slag had, welke wij er hier in vinden. Dat is ook een manier om te betogen, al zal ik direct toegeven, dat het niet de juiste is. Betogen wilde men met deze film, dat het probleem van de na-oorlogse jeugd onze serieuze aandacht verdient, gezien de vor men, waarin het zich uit, verontrustende vormen, die bijvoorbeeld de positie van de onderwijzers en het onderwijs aantastten, om maar te zwijgen van de jeugd zelf, welke te gronde gaat aan haar eigen ont reddering. Het bestaan van bendes van jeugdige boefjes, is een vaak gesignaleerd feit. De film „Blackboard Jungle" doet niet anders dan zo'n bende in een school bren gen en er dan met die jongens op los gaan. Ze ondermijnen alle goede bedoelingen van een jonge, idealistische leraar, plegen zwijgend verzet, proberen zijn huwelijks leven met het schrijven van anonieme brie ven te ondermijnen, tuigen hem hardnek kig af wanneer hij één hunner bij een po ging tot aanranding het ziekenhuis in slaat en zijn altoos tegen hem in opstand Hij probeert de intelligente negerjongen Miller van hen los te weken, maar slaagt daar maar heel langzaam in. Er is een ver schrikkelijke laatste krachtsinspanning voor nodig om de leraar te doen zegevie ren door hem aan het eind van de film de leider der bende te laten ontmaskeren als een lafaard, maar niet dan nadat hij de be dreiging van doodslag onder de ogen heeft gezien. Zijn overwinning kost bloed. Zij wordt bewerkstelligd, zelfs nog met behulp van de Amerikaanse vlag, waarmee een van de schooljongens een boefje uit het strijdperk slaat. De leraar blijft inderdaad de baas. Als hij niet zo'n goed bokser was geweest, zou hij er zeker onderdoor zijn gegaan. MEN ZIET: er is nogal wat aan te mer ken. Alles wat er maar even bijgesleept kon worden heeft men aangepakt öm maar te laten zien hoe verdorven de jeugd op de school in Blackboard Jungle is. Van les geven komt in de hele film niets. Hooguit één keer en dan nog in een les buiten het rooster, als de leraar probeert met een filmvertoning zijn leerlingen enige grond waarheden bij te brengen over rechten en plichten en mensen. De leraar zelf is een kampioen in zelfbeheersing en verdraag zaamheid, maar tegelijk een kampioen op de vuist. Hij is dus net de geschikte man om in zo'n verhaal neer te zetten. Wat men er ook bijhaalt: rassenhaat, huwelijkslief en leed, jeugdcriminaliteit enzovoorts, het past allemaal prachtig in het kader van het verhaaltje dat is opgehangen aan een idea listisch thema, maar er eigenlijk langs heen loopt. „Blackboard Jungle" heeft met dat thema niets te maken. „Blackboard Jungle" wil alleen een spannende film zijn. Ont doet men haar van haar schijnmotieven, dan is zij een spannende film en niets an ders. Een goed gemaakte thriller van een school met een heleboel jeugdige gangsters. Regisseur Richard Brooks zou er op de Venetiaanse Biennale zeker een goed fi guur mee hebben geslagen. „Ciske de rat" zou er een zware concurrent aan hebben gehad. P. W. FRANSE êi (Overgenomen uit „The New Yorker") VICTOR SPOOR, OMTRENT WIE me niet meer bekend is dan dat hij een „jong, in het buitenland opgegroeid auteur" zou zijn, heeft er kans toe gezien om met een unicum te debuteren: zijn roman „Rood is de hemel" (verschenen bij A. A. M. Stols te 's-Gravenhage) behoort tot de zeer, zeer zeldzame boeken, waarvan geen woord, maar dan ook geen enkel woord goeds kan worden gezegd. Bladzijden lang, zeker wel veertig, heb ik - in de veronderstelling dat geen romancier, al was het er een van de derde of nog lagere rang, het in zijn hoofd zou halen om smakeloze beeld romans in woorden te gaan vertalen - nog willen geloven, met een mislukte „prik kelidylle", zoals Cornelis Veth destijds dit genre onnavolgbaar wist op te dissen, te doen te hebben. Maar neen, het is Victor Spoor ernst geweest, „bloedige" ernst. Hij heeft, vermeldt het stofomslag, de gebeurtenissen van zijn roman „met een on- Hollands élan, rijk beeldend van taal en in een volstrekt eigen stijl" beschreven. Dat geeft mij het volste recht om de lading te beoordelen naar de vlag. NU DAN, ik noem deze „gebeurtenissen" kolder op sterk water, deze taal een woorddelirium van een opgezweepte fan tasie en deze stijl een staal van melodra matische wansmaak, waarbij vergeleken de Buffalo Bills klassieke meesterwerken waren. Deze „rode hemel" is kortweg „kitsch" en wel van de bedenkelijkste soort, voortgekomen uit een scribomanie, die zich bedwelmd heeft aan de Wild- West-romantiek van een steegjesbioscoop. Was deze roman een wanstaltige farce ge weest, ik zou hem eenvoudigweg hebben doodgezwegen. Maar nu dit schrijfsel op geld wil doen als serieuze litteratuur, nu deze humbug wordt gepresenteerd als een „drama waarin ieder zijn rol te spelen krijgt en (let wel!) verschijnt in zijn meest essentiële gedaante" - nu protesteer ik tegen deze smaakbedervende, onfrisse, zwoel-drakerig-sadistische en bovendien nog pretentieuze nonsens, deze verhitte beeldroman-pathetiek, die ik ronduit voos en gevaarlijk voor de litteraire smaak niet alleen, maar voor de geestelijke volksgezondheid. Dat is veel gezegd en ik wil het dus waarmaken, al wacht ik mij er wel voor, door een beschrijving van de walgelijke tafereeltjes de verbreiding van deze kol- derige woordindigestie nog in de hand te werken. Ik laat de ontelbare stijlbloem pjes - proeven van woordkunst als: regen die traag valt uit het trieste gelaat van de hemel, druppels, die als glinsterende dia manten van de takken lekken, een hout duif die met een hoge schreeuw de won dere regenboog tegemoetscheert - nu maar voor wat ze zijn: holle retoriek. Ze zijn tenminste onschuldig. Maar zodra dan, als een staal van natuurbeschrijving, die houtduif omhoog is gewiekt, kan het kijk spel pas goed beginnen en de eerste bloed- droppel vallen, de eerste wonde gapen en elke bewoner van dit woonwagenkamp (in Zuid-Frankrijk) „gaan verschijnen in zijn meest essentiële gedaante". Zonder er een ogenblik aan te denken het verhaal van dit pseudo-„bohémien"- kamp een bijeenhokken trouwens van niet meer dan vijf of zes personaadjes samen te vatten, trek ik uit deze onwel riekende partij colportage-koopwaar, die voor „litterair" wil doorgaan, enkele mon sters van het minst ergerlijke gehalte, waaruit de kwaliteit van dit stuitende de buut genoegzaam kan worden afgeleid. Ik laat in het navolgende de aanhalingstekens maar achterwege: het kwaad signaleert zichzelf. Ziehier dan: hij rochelde in de worging van zijn vreselijke woede de hijgend Men houdt mij voor hout opengesperde mond een bloedende stip pellijn van zwellende druppeltjes hij snikte uitzinnigaldus de nog streng geselecteerde oogst van zeggen één blad zijde, de veertiende. Pagina 15 (maar ik zou willekeurig iedere andere kunnen nemen) verrast, behalve met een bloed rode wond, kokhalzen, krimpende man, gekrompen van pijn enzovoorts, door een fraaie passage als deze: „Martell staarde naar het flitsend lemmet en duwde met zijn elleboog Berry 1 weg, die jankend met beide handen de slijmerige massa (ik laat maar in het midden wat voor massa) van zijn gezicht trachtte te vegen". Dat is nog maar kinderspul vergeleken met hetgeen onze Spoor ten beste geeft als hij eenmaal „echt" op gang is gekomen. Dan pas krijgt en neemt hij de kans net „essen tiële" te spuien, zoals puilende ogen, een laaiende gloed van waanzinnige hunker, een eeltige hand die plankhard Tilla in het gezicht sloeg, waarna één van deze uit de Grand-Guignol weggelopen klanten Max Bruch op de viool speelt, terwijl de idiote pyromaan Berryl stromen kokende pap over zijn verminkte benen stoot. Ra mon, de violist, moet helpen verbinden en hij doet dat (terwijl hij daareven nog na een lange, donkere toon de stijgende klan ken door de stilte heeft doen beven) met een maag die „host en draait als een woe dende kat in de zak". Niet lang gelukkig, één enkele bladzijde maar, de dertigste pas, want hij vlucht in het bos, tracht mij merend de fluwelen donkerte (van het water) met zijn ogen te doorboren, zit in de ban van zijn denken, terwijl de maan een zilveren licht over het roerloos wach tende bos werpt dit alles dan als con trast tot de smachtende lellende lippen, een verwrongen tronie beurs van pusdrui- pende zweren en een toegift van delireren- de rattenvisioenen der volgende pagina's, die. dan weer geaccentueerd worden door een nachtegaal, die zijn kristallen lied slaat. Slaat! daar spreekt de dichter, die u zo dadelijk zal vergasten op een doodslag- met-de-bijl, een gapende beenwond, wond koorts, ijldromen, brandend stekende rvue- ren, rekkende deinende wormen, gonzende muggenzwermen, zware melancholie, een zwijn dat een hond (tot in de finesses) af maakt, Tilla die in de afgrond stort (stort, ja) nadat ze Berryl afgrijselijk heeft mis handeld (in finesses) enfin, om kort te gaan: dit is het minst weerzinwekkende van het aantal „gebeurtenissen", dat vol gens het stofomslag „culmineert in de grote brand" de grote laaiende, loeiende, lekkende bosbrand, die de waanzinnige Berryl heeft aangestoken. En dan gaat het er pas van langs, dat beloof ik u: in ra zernij vluchtend wild, woest galopperende paarden, waanzinnig samendrommende mensen, jammerende alarmklokken, krij sende alarmklokken, vlammenzee, brand, dood alsjeblieft, alle registers van dit gruwelorchestrion wijd open: regen, on weer, flitsende bliksems, jammerende mensen opdat de katharsis kome, de diep-ontroerende, heerlijk-melodramatische slotscène, onthullend, zowel in het „edele" als in het „lafhartige",,de zo mense lijke pastoor Leveque" (maar ik zie geen mens) en „de jonge dokter Nivellin voor hen allen komt op een kwaad moment de beproeving en dan betreden zij het to neel der collectieve ontroering" (aldus het stofomslag). Tot het bloedige einde toe heb ik deze onsmakelijke en smakeloze bladzijden, honderdnegentig ruim in getal, doorwor steld om verantwoord te zijn als ik zeg: dit is het ergerlijkste prul, dat me sinds jaren en jaren onder de ogen is gekomen. C. J. E. DINAUX Van 3 tot 9 April 1956 houdt het Werk centrum voor leketoneel en creatief spel een kadercursus, die is gewijd aan spellei- ding en repertoirekeuze. Verder worden er suggesties gegeven voor het improvise ren van decors, costuums en requisieten. De leiding van de cursus, die wordt ge geven in het conferentieoord „De Pieters berg" in Oosterbeek, is aan Ben Albach, Ben Groeneveld en Lou Hoefnagels toe vertrouwd. Medewerking wordt verleend door Hella S. Haasse, Gabriël Smit en an deren. OP 23 januari 1931 is in Den Haag de over zo goed als de gehele wereld ge liefde danseres Anna Pavlova over leden. Men zegt wel eens, dat in ons land haar dood een grotere schok te weeg bracht dan haar optreden, dat in derdaad aanvankelijk voor slechts matig bezette zalen plaats had. Doch thans, met de herleving van de ballet kunst na de tweede wereldoorlog, be gint men ook hier haar betekenis te beseffen. Voor de renaissance van het ballet in West-Europa is men grote dank verschuldigd aan de artistieke „impresario" Serge de Diaghilev, die vooral de vorm cultiveerde en de be langrijkste letterkundigen, schildes en componisten tot belangstelling en mede werking wist te bewegen. De dans kwam b\j hem niet in de eerste plaats. Dat was wel het geval bjj Anna Pavlova, vandaar dat hun samenwer king slechts een zeer kortstondige is geweest. Zij gaf haar leven aan de dans, zy droeg haar liefde daarvoor uit tot in alle uithoeken van Europa, Azië en Amerika, op algemeen aanvaarde mu ziek, met weinig indrukwekkende de coratie en een nauwelijks meer dan middelmatig ensemble. Maar zij ver overde de harten van haar toeschou wers door de macht en de bekoring van haar unieke persoonlijkheid, die zich bediende van de uitdrukkingsmiddelen van het zogeheten klassieke ballet. Zij inspireerde tot dansen, tot toepassing van de academische techniek ter open baring van gevoel. Vijfentwintig jaar na haar sterfdag, op 23 januari 1956, wordt Anna Pavlova herdacht in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag met een voorstelling door het Nederlands Ballet onder leiding van Sonia Gaskell, die ingeleid door dr. L. Hornstra, voorzitter van de Kring van Neder landse Danscritici een korte rede ter schetsing van haar betekenis houdt. Joan Cadzow zal tezamen met Milorad Miskovitch de bekende pas-de-deux uit „Don Quichotte" van Minkus/Petipa uit voeren, die ook op het repertoire van Anna Pavlova stond. Het programma bestaat verder uit „Les Sylphides" van Fokine, „Concerto Italiano" op muziek van Bach en „Petroesjka" van Stra- winsky, gevolgd door de vertoning van de Pavlova-film, waarin men de danse res in enkele van haar mooiste creaties (ook „De stervende zwaan") kan zien. In de foyer van het gebouw wordt een kleine tentoonstelling gehouden, waar onder meer de schoentjes van de danseres, enkele van haar attributen, foto's en affiches, programma's en litteratuur, afkomstig uit de collectie van Ernst Krauss, destijds haar im presario, uit wiens unieke verzameling ook de bovenstaande afbeelding (Anna Pavlova in „Papillons") afkomstig is. WELLINGTON (Reuter/UP) De klei ne hut van waaruit de Britse Poolonderzoe- ker kapitein Scott in 1911 zijn tragische tocht naar de Zuidpool begon de tocht die hem en zijn metgezellen het leven kost te is intact aangetroffen door de Ame rikaanse Zuidpoolexpeditie „Deep Freeze". Ook de hut van Sir Ernest Shackleton die in 1922 stierf aan een hartaanval, verkeert nog in goede staat. Dit is in Wellington (Nieuw-Zeeland) meegedeeld door de commandant van de vier verkenningsvliegtuigen van de Ame rikaanse Zuidpool-expeditie, die op de thuisreis zijn. De commandant zei, dat de hutten beschouwd worden als „heiligdom men" en dat de expeditieleden op het hart is gedrukt, dat zij niet in de buurt mogen komen. Berichten dat souvenirs uit de hutten verwijderd zijn, zijn onwaar. De vier vliegtuigen twee viermotorige en twee tweemotorige Neptunes hebben van de Amerikaanse bases te McMurdo Sound af een zesde deel van het Zuidpool gebied 2,5 miljoen vierkante kilometer verkend en vier bergketens ontdekt. De vier vliegtuigen maakten een non stop-vlucht van 3250 kilometer van hun basis in het Zuidpoolgebied naar Christ- church op Nieuw-Zeeland in 10 uur en 45 minuten. De commandant van het eskader vertelde dat het ijs rondom het antarcti sche landingsterrein begon te breken, zo dat men de vliegtuigen moest weghalen, wilde men niet het gevaar lopen die in het kruiende ijs te verliezen. Uit verkennings vluchten is gebleken dat het antarctische continent een enkele landmassa vormt. Er waren veronderstellingen gedaan dat er een zeestraat zou lopen van de Weddell-Zee naar de Ross-Zee. Er ligt echter een berg keten van 4500 meter hoogte op de plaats, waar men de zeestraat veronderstelde. Nog ongeveer drietienden van het gebied is niet in kaart gebracht. De Russen hebben hun expeditiebasis de naam „Vreedzaam" gegeven. De expeditie heeft pas na negen dagen naarstig zoeken een geschikte plaats gevonden om een ba sis te vestigen ten zuiden van de Depot baai achter de Helen-gletscher dichtbij Haswell-eiland.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15