HET MOZART-REMBRANDT-JAAR Onhistorische film ï2Ziïo£@f2 Dokter spelen Protestantisme in Frankrijk met fraaie fotografie Overpeinzingen bij gedenkdagen Standaard voor de tandenborstel KERKELIJK LEVEN Brabants Edelambacht Drie eeuwen geleden maar zijn gezicht stond zó ernstig dat ze hem wel geloven moest. „En daar omging hij verder, „hebben we iets voor jou gekocht". Minet begon zachtjes te spinnen en zette haar borst op. „Jullie weten wat ik waard ben", zei ze, „al ben je dan een vriend van die muizen, je bent toch een keurig en hartelijk huiskaboutertje, hoor Karei. En wat heb je meege bracht?" vroeg ze nieuwsgierig. „Ditriep Kareltje en hij liet het klokje heen en weer zwaaien aan het blauwe lintje. „Een klokje?" vroeg Minet verbaasd. „Ja, Minet, wij vinden dat iedereen jou moet kunnen horen. Dan kunnen ze vast beginnen te buigen en lekkers voor je neer te zetten". „Mmmm", bromde Minet, „laat eens zien Kareltje knoopte het blauwe lintje om haar hals. „O, bééééélderig, Minet, jokte hij, „echt je kleur. Nu ben je nog mooier dan je al was". Minet bekeek zichzelf in de spiegel. Ze knikte tevreden. „Je hebt gelijk", zei ze, „mijn snorren en mijn strepen ko men er nog beter door uit. Wil je ieder een van me bedanken?" „Ja hoor en nog vele jaren, Minet!" Hup, weg was Kareltje, regelrecht naar het muizenhol. „Kom mee",fluis terde hij, „er kan jullie niets meer ge beuren". Vader en moeder Muis trippelden achter hem aan. Ze keken nog even om naar de schoorsteenmantel, waar Minet tegen zichzelf zat te glimlachen in de spiegel.. Rrrtsj, daar waren ze al op de trap. Minet spitste haar oren. „Hoor ik daar wat?" dacht ze. Met één sprong was ze op de grond, maar ze had zich nog niet bewogen of daar begon me dat klokje om haar hals te klingelen en te klingelen, zodat het hele huis precies wist waar ze was. „Prachtig", zei ze zelf, „prachtig", maar ondertussen wa ren de muizen al boven en vielen ze hun kinderen, die op zolder woonden, om de hals. Kareltje zorgde voor lek kers en waarschuwde telkens als de poezenklok te dicht bij kwam. En pas 's avonds heel héél laat, toen vader en moeder Muis al lang weer thuis waren en lagen te dromen van de heerlijke dag, begon poes Minet te be grijpen hoe ze gefopt was. Weet je hoe dat kwam? Onder de tafel lag Kareltje hardop te dromen. „Hihi", lachte hij, „hihi. Minet met een klok. Is die er even ingelopen? Ze vangt haar hele le ven geen muisje meer. Hihi. Met een kleur van boosheid trok Mi net het klokje van haar hals. Weken lang durft ze zich niet meer te vertonen, want iedere keer als ze door de kamer stapt, grinnikt Kareltje: hihi. En de muisjes in hun hol grinniken mee. MIES BOUHUYS Zaag de drie delen netjes uit en schil der het met plakkaatverf in heldere kleuren. Lijm dan stuk A in gleuf A en stukje B in gleufje B. Lijm het voetje op een stukje karton van dezelfde vorm en lak het geheel. „De post!" riep vader Muis en hij stond vlug op en trippelde naar de gang. Jawel hoor, daar was Kareltje, de huis kabouter met een klein, klein briefje in zijn hand. „Moeder", riep vader Muis en hij trok Kareltje mee naar binnen, „een brief van de kinderen". Met z'n drieën lazen ze de brief. „Ge lukkig dat ze het zo goed maken", zei moeder en ze zuchtte. „Waarom zucht je dan?" vroeg Ka reltje. „Och, ik zou ze zo verschrikkelijk graag weer eens zien. Maar de reis is te gevaarlijk. We zouden niet verder komen dan de trap. Minet zou het da delijk merken en ons achterna komen. Nee, de zolder, waar zij wonen, halen we nooit". Moeder Muis slikte een paar tranen weg, want al bracht Kareltje dan wel altijd brieven van haar kinderen, ze wou er zo graag eens op bezoek. „Kom kom", lachte Kareltje, „we kunnen er vast wel iets op vinden. Als Ik nou eens voorop ging lopen?" Vader Muis schudde zijn hoofd. „Nee Kareltje, je bent wel een hele goeie postbode, maar een held ben je niet. Minet zou voor jou nooit bang zijn". „Maar ik ben wèl slim", zei Kareltje „en ik ga nu dadelijk bedenken wat we kunnen doen". Hij vergat helemaal dat hij niet in eigen huis was en ging op het bed van vader en moeder Muis zit ten nadenken. Hij dacht een hele nacht. Vader en moeder zaten op de grond en keken vol spanning naar zijn rimpel tjesgezicht. Tegen de morgen had hij het gevonden. Hij wipte van het bed, riep: „Ik heb het, over een uurtje kom ik jullie halen. Afgesproken?" „Ja maar...." zeiden vader en moe der Muis tegelijk, doch Kareltje was al weg. „Kom, laten we ons toch maar vast klaar maken voor de reis", piepte vader, „als Kareltje iets doet, doet hij het goed. Kom moeder". „Wat hoor ik toch?" vroeg moeder even later. „Het lijkt wel een belletje". Vader stak zijn kopje uit het muizengat en keek in de kamer, waar het net licht begon te worden. Minet zat op de schoorsteenmantel en naast haar stond Kareltje met een klokje aan een blauw lintje in zijn hand. „Minet", riep Kareltje, „welgefelici- teerd!" „Gefeliciteerd? Waarmee?" vroeg Mi net. „Met je verjaardag natuurlijk. Ieder een weet toch dat jij jarig bent. Stel je voor, dat we dat zouden vergeten". „Ben ik jarig?" vroeg Minet en ze be gon haastig haar pootjes te likken. Op je verjaardag moet je er toch mooi uit zien. Maar opeens hield ze er mee op. „Welnee", mauwde ze, „ik bén niet jarig. Ik ben pas jarig geweest. Weet je wel toen ik een extra schoteltje melk en een balletje gehakt kreeg? Dat is nog geen maand geleden". „O, jij lieve domme Minet", lachte Kareltje, „dat is heus een jaar geleden hoor". Hij kreeg een kleur van al dat jokken, want het was waar wat ze zei: ze was helemaal niet jarig. „Minet", zei hij weer, „je weet dat wij je allemaal de liefste, de aardigste en de mooiste poes van de wereld vin den". Minet kneep haar ogen tot hele klei ne spleetjes en keek Kareltje strak aan, Onder aan de klokketoren staat een heel klein huisje, met een tafel en een stoeltje, met een bed en een fornuisje, met een lampje en een kast en een heel klein hondje, dat op alles past. Met een wit gesteven frontje zit het baasje van dat hondje heel de dag, héél stil, heel stil. Maar als hij wat lekkers wil klimt hij in de klokketoren, sjokkesjokkesjokkesjok naar de allerhoogste klok, die je wensen kan verhoren. ,,'k Heb zo'n trek in moccataart, in een soep van ossestaart, in een boerenomeletje, in een dik gesmeerd kadetje", fluistert hij de klok in 't oor. „Ik zal er voor zorgen, hoor!" klingelklangt de grote klok. Mannetje gaat sjokkesjok handenwrijvend naar zijn huisje. Op de stoel bij het fornuisje staat de ossestaart, de moccataart, 't omeletje en 't kadetjeklaar. 'k Wou dat jij zo'n huisje had waar je stil te wachten zat, tot je door je klokkevriend op je wensen werd bediend. Als het waar was kwam ik vast elke dag bij jou te gast. MIES BOUHUYS. Als je leuk „doktertje" wil spelen, moet je deze dingen eens gaan maken. Voor de bril heb je een stuk plastic waslijn nodig en goede lijm. De stethos coop (het luisterapparaat) maak je van kurken en twee stukjes waslijn, waar na van een stukje wit katoen een band met een rood kruis erop vervaardigd karton. Veel plezier van dit alles, dokter! Over het geheel genomen is de positie van het protestantisme in Frankrijk niet al te sterk. Met name echter op het terrein der zending wordt toch baanbrekend werk verricht. In het land zelf verdienen vooral verschillende instellingen de aandacht. Deze conclusie kan worden getrokken uit hetgeen dr. J. W. Marmelstein in z'n „Lettres de Paron" meedeelt, waarin hij over de positie van het protestantisme in Frankrijk vertelt. Dr. Marmelstein geeft leiding aan de bekende Frans-Hollandse school „Théodore de Bèze" in Paron, dat behoort tot de kerkelijke gemeente Sens, waarvan vele Nederlandse boeren deel uit maken. Veruit de meeste protestanten in Frank rijk behoren tot de Eglise Réformée de France. Vooral in het zuiden van het land is een groep zogenaamde vrije kerken, die contact onderhouden met de gereformeerde kerken in Nederland. Zij hebben een fa culteit te Aix- en Provence met een twaalf tal studenten. Deze opleidingsschool ont vangt zo nu en dan hulp van de zijde van der Nederlandse gereformeerde kerken. Eglise Réformée de France telt vijftien honderd predikanten. Het predikambt is in Frankrijk, zoals trouwens ook elders, bepaald geen winst gevend beroep volgens dr. Marmelstein. De financiële positie der predikanten is er ronduit slecht. Toch zijn er steeds weer mensen te vinden, die opgeleid willen wor den voor dominee. De roeping wint het dan van de financiën. Men vindt onder de Franse predikanten voorbeelden van so berheid, zuiverheid en toewijding. Een ere saluut voor deze mannen! De kracht van vele plattelandsgemeen ten en kleine steden is gebroken door de trek naar de grote centra. De wat ouderen zijn wel gebleven waar ze woonden, maar de jeugd is naar de grote stad vertrokken. Helaas betekende dit laatste in vele geval len, dat het contact met de kerk verbroken werd. Minder kerkbezoek Het kerkbezoek toont een niet erg op wekkende lijn. Het aantal kerkbezoekers is de laatste tijd vrij sterk verminderd. En al zegt dit natuurlijk nog niet alles, ont kend kan toch niet worden, dat een slecht kerkbezoek allerminst een aanduiding vormt voor een opgewekt en sterk gemeen televen. Verenigingen van jongens, meis jes en mannen treft men in Frankrijk niet aan. Wel is er een bloeiende protestantse padvinderij, die met verschillende vakan tiekolonies veelal bijeenhoudt, wat gevaar loopt hopeloos uiteen te vallen. Christelijk onderwijs vindt men in Frankrijk vrijwel niet. Naast de Frans- Hollandse school „Théodore de Bèze" in Paron zijn er nog lagere scholen in Cannes en Montpellier en bestaan er voor middel- baai- onderwijs nog zes „instituten". De zondagsschool Een factor van niet te onderschatten be tekenis wordt gevormd door de zondags school. Heel wat trouwe ouders zenden er hun kinderen heen en het is bepaald be moedigend te kunnen zien welke gunstige resultaten sommige predikanten daar soms bereiken. Uiteraard worden de kinderen er echter slechts een zeer klein gedeelte van de week door bereikt. Van groot belang is verder, dat de niet talrijke protestanten in Frankrijk enkele grote instellingen van barmhartigheid on derhouden. Zo zijn er een doofstommen- instituut van St. Hippolyte-du Fort, Notre Maison in Le Më, het Diaconessenhuis te Parijs en een aantal foyers voor jonge mannen en meisjes. Bijzondere vermelding verdient hier naast zeker de grote instellingen van La Force, die vergeleken kunnen worden met in ons land de Rudolph-stichting, met Er- melo-Veldwijk, de Martha-stichting of Neerbosch. De zending Tenslotte mag niet onvermeld blijven de activiteit van de protestantse zending. Ge durende meer dan een eeuw heeft zij ge werkt in Togo, Zambesie, Nieuw-Caledo- nië en op Madagascar met als gevolg dat honderdduizenden tot het evangelie wor den gebracht. Uit dit alles blijkt, dat het aantal pro testanten in Frankrijk niet groot is, maar dat zeker niet gezegd mag worden, dat men er stil zit. *xxx nmmrvrv rrr- vv-mmmr r xmooooOOOOGOOTOOO^rmr Een jarenlang gekoesterde wens van de vereniging „Brabants Edelambacht" zal in vervulling gaan. Op maandag 27 februari zal prof. dr. J. E. de Quay, de Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, een per manente tentoonstelling openen van Bra bants Edelambacht, gevestigd in het pand Spoorlaan 132 te Tilburg, recht tegenover Q het station. 28 JANUARI 1956 IN DE MEESTE historische films tracht men het gehele leven van de held zo volledig mogelijk uit te beelden. De jongste Oostenrijkse film echter beperkt zich tot het laatste levensjaar van Mozart, waarin hij onder meer zijn „Toverfluit" en zijn „Requiem" componeerde. Deze beperking heeft ontegenzeggelijk haar voordelen, want daardoor ontstond een strakkere eenheid en concentreerde zich de aandacht veel meer op de hoofdpersoon. Dit doel werd in de film van K. Hartl volledig bereikt, want ofschoon de bekende toneelspeler Oskar Warnar uiterlijk in het geheel niet op Mozart lijkt, heeft hij toch een Mozart in het leven geroepen, die grote indruk op ons maakt, die overtuigt door echtheid. Ook de andere rollen zijn uitmuntend bezet. Men zou kunnen zeggen dat Hartl bijna het gehele Burgtheater heeft leeggeplunderd om voor de kleinste rollen de beste bezetting te vinden. Naast Werner werden de hoofdrollen vertolkt door Gertrud Kückelmann als Mozarts vrouw Constanze, door Johanna Matz als diens leerlinge en door Erich Kunz, die niet alleen voortreffelijk acteerde als de librettist Schikaneder, maar tevens de partij van Papageno in „De Toverfluit" zong. De stemmen van de overige zangers en zangeressen werden afzon derlijk opgenomen en daarna met de film gesynchroniseerd. Ook het clavecimbelspel van Werner als Mozart berust op trucage. Dit begrijpelijke „bedrog" valt in al die rollen op. Wie het een maal bemerkt, heeft er de hele film last van. Daartegenover staan echter een onovertroffen kleurenfotografie en een zeld zaam geslaagde enscènering, waardoor beelden en groepen ook qua stemming in de tijd van Mozart passen en de indruk wekken van de naderende Biedermeierstijl. Voor de dramatische spanning heeft Hartl gezorgd door de studie van de Mozartkenner Komorzynski te gebruiken. Deze heeft willen aantonen, dat Mozart juist in zijn laatste levens jaar intieme relaties met de jonge zangeres Anni Gottlieb zou hebben onderhouden. Nu zijn alle Mozartkenners het er over eens, dat deze opvatting historisch niet te verdedigen is en dat daarvoor elk betrouwbaar gegeven ontbreekt. Het is dus een veronderstelling, die Hartl alleen uit filmische overwegingen heeft overgenomen. Er ontstaat daardoor een totaal onbekende en ook ongemotiveerde Mozart, die des te onwaarschijnlijker is, omdat hij juist in dat laatste jaar zulke hartelijke brieven aan zijn vrouw heeft geschreven. Daartegenover wordt zijn vrouw Constanze als een voorbeeld van lankmoedigheid en vergevens gezindheid voorgesteld, die hem deze misstap onmiddellijk zou hebben vergeven, hoewel zij in werkelijkheid zeer lastig geweest moet zijn en het niet al te ernstig heeft genomen met de echte lijke trouw. Dit laatste staat historisch wel vast, maar daarover zwijgt de film in alle talen. Er komen in de film nog meer historische onnauwkeurigheden voor: men laat Mozart bijvoorbeeld staande dirigeren, ofschoon in zijn tijd de dirigent achter het clavecimbel zat en vandaar al spelende de maat sloeg. Kort en goed: het is een zogenaamde historische film met te weinig geschiedkundige achtergrond, zodat wij het wezen van Mozart als mens en als kunstenaar on voldoende leren kennen. Maar fotografisch is het een meester werk. En de muziek, die de zangers en zangeressen (achter het toneel) tezamen met de Wiener Philharmoniker laten horen, is typisch van Mozart, overrompelend en betoverend. Zomaar voor zijn genoegen, of liever gezegd: om uiting te geven aan zijn bewondering voor de componist, heeft de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen een elftal beeldjes van Mozart gemaakt. Er zullen er nog meer aan worden toegevoegd. Van het beeldje dat het laatst gereed is gekomen publiceren wij hieronder een speciale foto, die het fraai en van een gunstig gezichtspunt doet uitkomen. Andriessen heeft Mozart uitgebeeld als dirigent, als violist en als pianist. MET EEN REETJE routine en gevoel voor getallen was het niet moeilijk dit jaar een paar artistieke grootheden te vinden, die op unieke wijze geschikt lijken om de kunstbehoefte van de massa zowel als van de enkeling tevreden te stellen, meer nog „de gehele mens te verheffen en te ver blijden". Dat dit tevredengesteld zijn niet tot de geestelijke sector blijft beperkt, maar ook sterk tot het materiële uitstrekt, is een feit, waarover uiteraard veel minder wordt gesproken. Het treft uitstekend, dat in dit geval de werken van de musicus Mozart zowel als die van de schilder Rembrandt een ieder enigszins bekend zijn, internatio naal bekend, over alle grenzen en oceanen: enerzijds als huismuziek gewaardeerd, in populaire reprodukties gewild, anderzijds tot „abstracte" uitvoeringen en ongehoorde vermo gens opgejaagd. Waarlijk, het oeuvre van beiden is zo veelvuldig en rijk van inhoud, dat ieder het zijne kan worden geboden: de „gewone man" soms Saskia uit de jaren, toen het bij de Rembrandts nog rijk toeging en het „Prinzchen" met „Zofe" en „Ach" wat de componist betreft, de zeer speciale kenner echter nauwelijks billijk, om zich bij al deze jubel en al dat geziene, nauwelijks gehoorde werken uit jonge, rijpe of late jaren, die misschien met of zonder opzet onvoltooid waren gebleven of zelf onverklaarbaar zijn. Kort en commercieel gezegd: werken en namen zijn op uiteenlopende manieren op breedste basis gangbaar. Tenslotte mogen wij ook niet vergeten, dat beide „schep pers" reeds zo menige vijftig jaren dood zijn, er in dit opzicht dus vrijheid van auteursrecht bestaat, over de gehele wereld. En nu een bepaald indiscrete vraag: wat wordt er in dit gedenkjaar aan Rembrandt ven, deze zoon der goden en hoe men hem en aan Mozart verdiend: op tentoonstellin- anders neg ophemelde, eigenlijk gesteld gen, aan reprodukties, aan publikaties, aan was, openbaren onder meer zijn brieven nieuwe uitgaven, aan festivals, aan platen, aan een zekere Michael Puchberg, die aan aan postzegels en films, tot aan de moge- Mozart geld had geleend en weer zou lenen, lijke en onmogelijke souvenirs, de choco- Zo lezen we: lade „Mozartkugeln" en Rembrandttulpen „Mijn God! Ik ben in een situatie, zoals toe, ja zelfs aan reizen te land, ter zee en ik die mijn ergste vijand niet toewens. En in de lucht, in naam dezer beiden? ais g\j> beste vriend en broer, mij verlaat, Het is bekend, dat Mozart en Rembrandt ben ik ongelukkigerwijze en onschuldig niet slechts dankzij hun gemeenschappe- samen met mijn arme, zieke vrouw en kind lijke zes op de plaats van de eenheden verloren". hunner geboortejaren gelegenheid geven tot dergelijke omvangrijke vieringen, maar En een andere keer schreef hy deze „hef- ook een minder opwekkende parallel ste> beste vriend en vererenswaardige arm en om zo te zeggen verlaten zijn ge- broer" in soortgelijke trant: storven. Een ieder kan nu al naar gelang Slechts moet ik er nog aan toe voegen, dat ik geen zo aanzienlijke som nodig zou hebben, wanneer niet verschrikkelijke kosten vanwege de kuur van mijn vrouw te verwachten warenIk ben er vast van overtuigd, dat enkel een on mogelijkheid u zou kunnen hinderen, uw vriend behulpzaam te zijn. Kunt en wilt gij mij geheel troosten, dan zal ik u als mijn redder nog na de dood danken, want gij helpt mij daarmee tot mijn verder ge luk. Indien niet, zo smeek en bezweer ik u om een onmiddellijke steun naar uw goeddunken, maar ook om raad en troost". Mijn lieve help, hoeveel zal het wel ge weest zijn, waarvoor zich hier één van de grootsten uit het rijk van de geest voor zulk een grote nul dermate vernedert! Steeds weer iis er de zorg om zijn vrouw, om Kon- stanze, die niets begrijpt, die er geen be- HOE HET met deze alom gevierde Mo- grip van had, wie aan haar zijde leeft, die zart, deze lieveling der muzen en der ho- nadat alles voorbij was pas maanden zijn milieu en fantasie voor zichzelf uit rekenen, welk belachelijk deeltje van de uit naam van deze kunstenaars gebezigde jaarlijkse omzet van een enkele stad vol doende was geweest om beiden een zorge- lozer leven en een waardigere dood te be reiden. Zo lijkt het dan ook niet meer dan gedrang weer eens in herinnering te bren gen, hoezeer het einde van deze levens als een dissonant klonk, hoe donker de laatste levensbeelden van deze mannen zijn ge weest, op wier meesterschap nog heden een wereld, onnoemelijk verarmd aan zulke waarden en waarderingen, teert en in on uitsprekelijke ontroering moet blijven stil staan. later, eens ging kijken op het St. Marxer kerkhof, waar men haar het armengraf niet meer kon aanwijzen. Want een ar mengraf was het, een massagraf, waarin Mozart in een houten kist werd neergela ten: geen kruis, geen bloem, niet de met zoveel zorg omgeven vrouw die hem daar heen had begeleid, niet de kleinste verte genwoordiger van die grote met muziek gezegende stad, die hij zoveel geluk gaf. Waarlijk, voor een voordelige begrafenis had hij gezorgd, deze Godfried van Swie- ten, zoon van de grote lijfarts van Maria Theresia, die niet als directeur van de „Hofbibliothek" en niet als praeses van de „Biicherzensurhofkommission" maar als vriend van Haydn en Mozart de geschiede nis is ingegaan. Kon echter nuchtere be hartiging iets anders verantwoorden? Ge zien de nalatenschap, die ongeveer vijf honderdzestig gulden bedroeg (zestig con tant en de rest bestaande uit „de gehele in boedel, muziek en boeken inbegrepen") werd door de hoge heer een begrafenis van acht gulden gekozen, waar voor de lijk wagen nog drie gulden extra bijkwamen. EN REMBRANDT heeft het zo goed als niets geholpen, dat hij anderhalve eeuw vóór Mozart en in Amsterdam ter wereld is gekomen. Al schijnt ook de rest van zijn levensbeker minder bitter te hebben ge smaakt dan die van de Salzburger, toch was de val van Rembrandt, maatschappelijk en materieel, belangrijk dieper. Na de acht overgelukkige jaren aan de zijde van Sas kia, die stierf in 1642, na een leven als vrolijke Frans in het met zoveel liefde en pracht ingerichte patriciërshuis aan de Jo- denbreestraat, ging het nog tien jaren re delijk wel. Daarna liep het gestadig bergaf. Vooreerst maatschappelijk: zouden de tot aan wreedheid toe in klassevooroordelen verstrikte voormalige afnemers en vrien den hun modeschilder ooit hebben verge ven, dat hij met zijn huishoudster Hendrik- je Stoffels leefde, dat hij bij haar een kind had? Vervolgens materieel: de door de oor log met Engeland ontstane ruïneuze econo mische en financiële toestand van de stad deed de grootste kooplieden failliet gaan, hoeveel temeer deze verwoede verzame laar! In het jaar 1653 zag men de eerste schuldeiser bij de schilder verschijnen. Zij zijn tot aan zijn einde niet meer van hem geweken. Toen ging het slag op slag: 1656 precies driehonderd jaren geleden, ech ter niets voor een gedenkdag! werd Rembrandt insolvent verklaard. Zijn bezit werd geïnventariseeerd. Op de veiling in 1657 brachten zijn antiquiteiten vijfduizend gulden op. Het jaar daarop komen zijn ver zameling van gravures en het huis onder de hamer. In 1660 was het bereikt: de schuldeisers kregen het huis aan de Bree- straat, en de meester verhuisde naar de Rozengracht, naar een volksbuurt. De flin ke Hendrikje en Titus, de zoon uit zijn hu welijk met Saskia, begonnen een kunst handel en waarborgden aldus Rembrandts „kost en inwoning". En ziedaar, zijn zelf portret van 1663 weespiegelt de rust en ge latenheid' van een man, die de wereld heeft overwonnen. Neeh, Rembrandt stortte niet slechts niet ineen: nog eens groeide hij, groeide boven allen uit, die al schilderend de wereld heb ben weergegeven, ook boven zichzelf. Hij werd niet slechts de grootste schilder, hij werd ook een grote wijze. Toen zijn ogen niet meer meededen, zette hij de kleuren met het mes en met zijn vingers op, zodat zijn tijdgenoten spotten en zeiden: dit is geen schilderwerk, dit is metselwerk, dit is metselwerk, met een troffeL Toch ligt er over al die breedte van lijn en late gloed van kleur ln deze laatste periode een mild licht van mensenliefde, van tederheid en ingetogenheid, zoals men dit nog nooit op schilderijen waarnam. Toen stierven ze nog allen, Hendrikje zes, Titus één jaar voordat zijin eigen tijd gekomen was. Doodarm stierf Rembrandt, wordt bericht, LATEN WE derhalve in dit jaar der na- ged'achtenissen ook schuld bekennen. Laat ons vooral om ons heen kijken, of er niet misschien heden, terwijl aan Mozart en aan Rembrandt weer eens schatten geld wor den verdiend, zich onder onze ogen soort gelijke kunstenaarstragedies afspelen. En laat ons heipen, laat ons het leed verzach ten, zelfs op het gevaar af, een genie van veel mindere orde te hebben geholpen, dan Mozart en Rembrandt zijn geweest. H. St.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 13