HET MOZART-REMBRANDT-JAAR
Onhistorische film
ï2Ziïo£@f2
Dokter spelen
Protestantisme
in Frankrijk
met fraaie fotografie
Overpeinzingen bij gedenkdagen
Standaard voor de
tandenborstel
KERKELIJK LEVEN
Brabants Edelambacht
Drie eeuwen geleden
maar zijn gezicht stond zó ernstig dat
ze hem wel geloven moest. „En daar
omging hij verder, „hebben we
iets voor jou gekocht".
Minet begon zachtjes te spinnen en
zette haar borst op. „Jullie weten wat
ik waard ben", zei ze, „al ben je dan
een vriend van die muizen, je bent toch
een keurig en hartelijk huiskaboutertje,
hoor Karei. En wat heb je meege
bracht?" vroeg ze nieuwsgierig.
„Ditriep Kareltje en hij liet het
klokje heen en weer zwaaien aan het
blauwe lintje.
„Een klokje?" vroeg Minet verbaasd.
„Ja, Minet, wij vinden dat iedereen
jou moet kunnen horen. Dan kunnen ze
vast beginnen te buigen en lekkers voor
je neer te zetten".
„Mmmm", bromde Minet, „laat eens
zien
Kareltje knoopte het blauwe lintje
om haar hals. „O, bééééélderig, Minet,
jokte hij, „echt je kleur. Nu ben je nog
mooier dan je al was".
Minet bekeek zichzelf in de spiegel.
Ze knikte tevreden. „Je hebt gelijk", zei
ze, „mijn snorren en mijn strepen ko
men er nog beter door uit. Wil je ieder
een van me bedanken?"
„Ja hoor en nog vele jaren, Minet!"
Hup, weg was Kareltje, regelrecht
naar het muizenhol. „Kom mee",fluis
terde hij, „er kan jullie niets meer ge
beuren".
Vader en moeder Muis trippelden
achter hem aan. Ze keken nog even om
naar de schoorsteenmantel, waar Minet
tegen zichzelf zat te glimlachen in de
spiegel.. Rrrtsj, daar waren ze al op de
trap. Minet spitste haar oren. „Hoor ik
daar wat?" dacht ze. Met één sprong
was ze op de grond, maar ze had zich
nog niet bewogen of daar begon me dat
klokje om haar hals te klingelen en te
klingelen, zodat het hele huis precies
wist waar ze was. „Prachtig", zei ze
zelf, „prachtig", maar ondertussen wa
ren de muizen al boven en vielen ze
hun kinderen, die op zolder woonden,
om de hals. Kareltje zorgde voor lek
kers en waarschuwde telkens als de
poezenklok te dicht bij kwam.
En pas 's avonds heel héél laat, toen
vader en moeder Muis al lang weer
thuis waren en lagen te dromen van de
heerlijke dag, begon poes Minet te be
grijpen hoe ze gefopt was. Weet je hoe
dat kwam? Onder de tafel lag Kareltje
hardop te dromen. „Hihi", lachte hij,
„hihi. Minet met een klok. Is die er
even ingelopen? Ze vangt haar hele le
ven geen muisje meer. Hihi.
Met een kleur van boosheid trok Mi
net het klokje van haar hals. Weken
lang durft ze zich niet meer te vertonen,
want iedere keer als ze door de kamer
stapt, grinnikt Kareltje: hihi. En de
muisjes in hun hol grinniken mee.
MIES BOUHUYS
Zaag de drie delen netjes uit en schil
der het met plakkaatverf in heldere
kleuren. Lijm dan stuk A in gleuf A en
stukje B in gleufje B.
Lijm het voetje op een stukje karton
van dezelfde vorm en lak het geheel.
„De post!" riep vader Muis en hij
stond vlug op en trippelde naar de gang.
Jawel hoor, daar was Kareltje, de huis
kabouter met een klein, klein briefje in
zijn hand. „Moeder", riep vader Muis
en hij trok Kareltje mee naar binnen,
„een brief van de kinderen".
Met z'n drieën lazen ze de brief. „Ge
lukkig dat ze het zo goed maken", zei
moeder en ze zuchtte.
„Waarom zucht je dan?" vroeg Ka
reltje.
„Och, ik zou ze zo verschrikkelijk
graag weer eens zien. Maar de reis is
te gevaarlijk. We zouden niet verder
komen dan de trap. Minet zou het da
delijk merken en ons achterna komen.
Nee, de zolder, waar zij wonen, halen
we nooit".
Moeder Muis slikte een paar tranen
weg, want al bracht Kareltje dan wel
altijd brieven van haar kinderen, ze
wou er zo graag eens op bezoek.
„Kom kom", lachte Kareltje, „we
kunnen er vast wel iets op vinden. Als
Ik nou eens voorop ging lopen?"
Vader Muis schudde zijn hoofd. „Nee
Kareltje, je bent wel een hele goeie
postbode, maar een held ben je niet.
Minet zou voor jou nooit bang zijn".
„Maar ik ben wèl slim", zei Kareltje
„en ik ga nu dadelijk bedenken wat we
kunnen doen". Hij vergat helemaal dat
hij niet in eigen huis was en ging op
het bed van vader en moeder Muis zit
ten nadenken. Hij dacht een hele nacht.
Vader en moeder zaten op de grond en
keken vol spanning naar zijn rimpel
tjesgezicht. Tegen de morgen had hij
het gevonden. Hij wipte van het bed,
riep: „Ik heb het, over een uurtje kom
ik jullie halen. Afgesproken?"
„Ja maar...." zeiden vader en moe
der Muis tegelijk, doch Kareltje was al
weg. „Kom, laten we ons toch maar
vast klaar maken voor de reis", piepte
vader, „als Kareltje iets doet, doet hij
het goed. Kom moeder".
„Wat hoor ik toch?" vroeg moeder
even later. „Het lijkt wel een belletje".
Vader stak zijn kopje uit het muizengat
en keek in de kamer, waar het net licht
begon te worden. Minet zat op de
schoorsteenmantel en naast haar stond
Kareltje met een klokje aan een blauw
lintje in zijn hand.
„Minet", riep Kareltje, „welgefelici-
teerd!"
„Gefeliciteerd? Waarmee?" vroeg Mi
net.
„Met je verjaardag natuurlijk. Ieder
een weet toch dat jij jarig bent. Stel je
voor, dat we dat zouden vergeten".
„Ben ik jarig?" vroeg Minet en ze be
gon haastig haar pootjes te likken. Op
je verjaardag moet je er toch mooi uit
zien. Maar opeens hield ze er mee op.
„Welnee", mauwde ze, „ik bén niet
jarig. Ik ben pas jarig geweest. Weet je
wel toen ik een extra schoteltje melk en
een balletje gehakt kreeg? Dat is nog
geen maand geleden".
„O, jij lieve domme Minet", lachte
Kareltje, „dat is heus een jaar geleden
hoor". Hij kreeg een kleur van al dat
jokken, want het was waar wat ze zei:
ze was helemaal niet jarig.
„Minet", zei hij weer, „je weet dat
wij je allemaal de liefste, de aardigste
en de mooiste poes van de wereld vin
den".
Minet kneep haar ogen tot hele klei
ne spleetjes en keek Kareltje strak aan,
Onder aan de klokketoren
staat een heel klein huisje,
met een tafel en een stoeltje,
met een bed en een fornuisje,
met een lampje en een kast
en een heel klein hondje,
dat op alles past.
Met een wit gesteven frontje
zit het baasje van dat hondje
heel de dag, héél stil, heel stil.
Maar als hij wat lekkers wil
klimt hij in de klokketoren,
sjokkesjokkesjokkesjok
naar de allerhoogste klok,
die je wensen kan verhoren.
,,'k Heb zo'n trek in moccataart,
in een soep van ossestaart,
in een boerenomeletje,
in een dik gesmeerd kadetje",
fluistert hij de klok in 't oor.
„Ik zal er voor zorgen, hoor!"
klingelklangt de grote klok.
Mannetje gaat sjokkesjok
handenwrijvend naar zijn huisje.
Op de stoel bij het fornuisje
staat de ossestaart,
de moccataart,
't omeletje
en 't kadetjeklaar.
'k Wou dat jij zo'n huisje had
waar je stil te wachten zat,
tot je door je klokkevriend
op je wensen werd bediend.
Als het waar was kwam ik vast
elke dag bij jou te gast.
MIES BOUHUYS.
Als je leuk „doktertje" wil spelen,
moet je deze dingen eens gaan maken.
Voor de bril heb je een stuk plastic
waslijn nodig en goede lijm. De stethos
coop (het luisterapparaat) maak je van
kurken en twee stukjes waslijn, waar
na van een stukje wit katoen een band
met een rood kruis erop vervaardigd
karton. Veel plezier van dit alles,
dokter!
Over het geheel genomen is de positie
van het protestantisme in Frankrijk niet
al te sterk. Met name echter op het terrein
der zending wordt toch baanbrekend werk
verricht. In het land zelf verdienen vooral
verschillende instellingen de aandacht.
Deze conclusie kan worden getrokken
uit hetgeen dr. J. W. Marmelstein in z'n
„Lettres de Paron" meedeelt, waarin hij
over de positie van het protestantisme in
Frankrijk vertelt. Dr. Marmelstein geeft
leiding aan de bekende Frans-Hollandse
school „Théodore de Bèze" in Paron, dat
behoort tot de kerkelijke gemeente Sens,
waarvan vele Nederlandse boeren deel uit
maken.
Veruit de meeste protestanten in Frank
rijk behoren tot de Eglise Réformée de
France. Vooral in het zuiden van het land
is een groep zogenaamde vrije kerken, die
contact onderhouden met de gereformeerde
kerken in Nederland. Zij hebben een fa
culteit te Aix- en Provence met een twaalf
tal studenten. Deze opleidingsschool ont
vangt zo nu en dan hulp van de zijde van
der Nederlandse gereformeerde kerken.
Eglise Réformée de France telt vijftien
honderd predikanten.
Het predikambt is in Frankrijk, zoals
trouwens ook elders, bepaald geen winst
gevend beroep volgens dr. Marmelstein.
De financiële positie der predikanten is er
ronduit slecht. Toch zijn er steeds weer
mensen te vinden, die opgeleid willen wor
den voor dominee. De roeping wint het
dan van de financiën. Men vindt onder de
Franse predikanten voorbeelden van so
berheid, zuiverheid en toewijding. Een ere
saluut voor deze mannen!
De kracht van vele plattelandsgemeen
ten en kleine steden is gebroken door de
trek naar de grote centra. De wat ouderen
zijn wel gebleven waar ze woonden, maar
de jeugd is naar de grote stad vertrokken.
Helaas betekende dit laatste in vele geval
len, dat het contact met de kerk verbroken
werd.
Minder kerkbezoek
Het kerkbezoek toont een niet erg op
wekkende lijn. Het aantal kerkbezoekers
is de laatste tijd vrij sterk verminderd. En
al zegt dit natuurlijk nog niet alles, ont
kend kan toch niet worden, dat een slecht
kerkbezoek allerminst een aanduiding
vormt voor een opgewekt en sterk gemeen
televen. Verenigingen van jongens, meis
jes en mannen treft men in Frankrijk niet
aan. Wel is er een bloeiende protestantse
padvinderij, die met verschillende vakan
tiekolonies veelal bijeenhoudt, wat gevaar
loopt hopeloos uiteen te vallen.
Christelijk onderwijs vindt men in
Frankrijk vrijwel niet. Naast de Frans-
Hollandse school „Théodore de Bèze" in
Paron zijn er nog lagere scholen in Cannes
en Montpellier en bestaan er voor middel-
baai- onderwijs nog zes „instituten".
De zondagsschool
Een factor van niet te onderschatten be
tekenis wordt gevormd door de zondags
school. Heel wat trouwe ouders zenden er
hun kinderen heen en het is bepaald be
moedigend te kunnen zien welke gunstige
resultaten sommige predikanten daar soms
bereiken. Uiteraard worden de kinderen
er echter slechts een zeer klein gedeelte
van de week door bereikt.
Van groot belang is verder, dat de niet
talrijke protestanten in Frankrijk enkele
grote instellingen van barmhartigheid on
derhouden. Zo zijn er een doofstommen-
instituut van St. Hippolyte-du Fort, Notre
Maison in Le Më, het Diaconessenhuis te
Parijs en een aantal foyers voor jonge
mannen en meisjes.
Bijzondere vermelding verdient hier
naast zeker de grote instellingen van La
Force, die vergeleken kunnen worden met
in ons land de Rudolph-stichting, met Er-
melo-Veldwijk, de Martha-stichting of
Neerbosch.
De zending
Tenslotte mag niet onvermeld blijven de
activiteit van de protestantse zending. Ge
durende meer dan een eeuw heeft zij ge
werkt in Togo, Zambesie, Nieuw-Caledo-
nië en op Madagascar met als gevolg dat
honderdduizenden tot het evangelie wor
den gebracht.
Uit dit alles blijkt, dat het aantal pro
testanten in Frankrijk niet groot is, maar
dat zeker niet gezegd mag worden, dat
men er stil zit.
*xxx nmmrvrv
rrr- vv-mmmr r xmooooOOOOGOOTOOO^rmr
Een jarenlang gekoesterde wens van de
vereniging „Brabants Edelambacht" zal in
vervulling gaan. Op maandag 27 februari
zal prof. dr. J. E. de Quay, de Commissaris
der Koningin in Noord-Brabant, een per
manente tentoonstelling openen van Bra
bants Edelambacht, gevestigd in het pand
Spoorlaan 132 te Tilburg, recht tegenover Q
het station.
28 JANUARI 1956
IN DE MEESTE historische films tracht men het gehele leven
van de held zo volledig mogelijk uit te beelden. De jongste
Oostenrijkse film echter beperkt zich tot het laatste levensjaar
van Mozart, waarin hij onder meer zijn „Toverfluit" en zijn
„Requiem" componeerde. Deze beperking heeft ontegenzeggelijk
haar voordelen, want daardoor ontstond een strakkere eenheid
en concentreerde zich de aandacht veel meer op de hoofdpersoon.
Dit doel werd in de film van K. Hartl volledig bereikt, want
ofschoon de bekende toneelspeler Oskar Warnar uiterlijk in het
geheel niet op Mozart lijkt, heeft hij toch een Mozart in het
leven geroepen, die grote indruk op ons maakt, die overtuigt
door echtheid. Ook de andere rollen zijn uitmuntend bezet. Men
zou kunnen zeggen dat Hartl bijna het gehele Burgtheater heeft
leeggeplunderd om voor de kleinste rollen de beste bezetting te
vinden. Naast Werner werden de hoofdrollen vertolkt door
Gertrud Kückelmann als Mozarts vrouw Constanze, door
Johanna Matz als diens leerlinge en door Erich Kunz, die niet
alleen voortreffelijk acteerde als de librettist Schikaneder, maar
tevens de partij van Papageno in „De Toverfluit" zong. De
stemmen van de overige zangers en zangeressen werden afzon
derlijk opgenomen en daarna met de film gesynchroniseerd. Ook
het clavecimbelspel van Werner als Mozart berust op trucage.
Dit begrijpelijke „bedrog" valt in al die rollen op. Wie het een
maal bemerkt, heeft er de hele film last van. Daartegenover
staan echter een onovertroffen kleurenfotografie en een zeld
zaam geslaagde enscènering, waardoor beelden en groepen ook
qua stemming in de tijd van Mozart passen en de indruk wekken
van de naderende Biedermeierstijl.
Voor de dramatische spanning heeft Hartl gezorgd door de
studie van de Mozartkenner Komorzynski te gebruiken. Deze
heeft willen aantonen, dat Mozart juist in zijn laatste levens
jaar intieme relaties met de jonge zangeres Anni Gottlieb zou
hebben onderhouden. Nu zijn alle Mozartkenners het er over
eens, dat deze opvatting historisch niet te verdedigen is en dat
daarvoor elk betrouwbaar gegeven ontbreekt. Het is dus een
veronderstelling, die Hartl alleen uit filmische overwegingen
heeft overgenomen. Er ontstaat daardoor een totaal onbekende
en ook ongemotiveerde Mozart, die des te onwaarschijnlijker is,
omdat hij juist in dat laatste jaar zulke hartelijke brieven aan
zijn vrouw heeft geschreven. Daartegenover wordt zijn vrouw
Constanze als een voorbeeld van lankmoedigheid en vergevens
gezindheid voorgesteld, die hem deze misstap onmiddellijk zou
hebben vergeven, hoewel zij in werkelijkheid zeer lastig geweest
moet zijn en het niet al te ernstig heeft genomen met de echte
lijke trouw. Dit laatste staat historisch wel vast, maar daarover
zwijgt de film in alle talen.
Er komen in de film nog meer historische onnauwkeurigheden
voor: men laat Mozart bijvoorbeeld staande dirigeren, ofschoon
in zijn tijd de dirigent achter het clavecimbel zat en vandaar al
spelende de maat sloeg. Kort en goed: het is een zogenaamde
historische film met te weinig geschiedkundige achtergrond,
zodat wij het wezen van Mozart als mens en als kunstenaar on
voldoende leren kennen. Maar fotografisch is het een meester
werk. En de muziek, die de zangers en zangeressen (achter het
toneel) tezamen met de Wiener Philharmoniker laten horen, is
typisch van Mozart, overrompelend en betoverend.
Zomaar voor zijn genoegen, of liever gezegd: om uiting
te geven aan zijn bewondering voor de componist,
heeft de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen een
elftal beeldjes van Mozart gemaakt. Er zullen er nog
meer aan worden toegevoegd. Van het beeldje dat het
laatst gereed is gekomen publiceren wij hieronder
een speciale foto, die het fraai en van een gunstig
gezichtspunt doet uitkomen. Andriessen heeft Mozart
uitgebeeld als dirigent, als violist en als pianist.
MET EEN REETJE routine en gevoel
voor getallen was het niet moeilijk dit jaar
een paar artistieke grootheden te vinden,
die op unieke wijze geschikt lijken om de
kunstbehoefte van de massa zowel als van
de enkeling tevreden te stellen, meer nog
„de gehele mens te verheffen en te ver
blijden". Dat dit tevredengesteld zijn niet
tot de geestelijke sector blijft beperkt, maar
ook sterk tot het materiële uitstrekt, is een
feit, waarover uiteraard veel minder wordt
gesproken. Het treft uitstekend, dat in dit
geval de werken van de musicus Mozart
zowel als die van de schilder Rembrandt
een ieder enigszins bekend zijn, internatio
naal bekend, over alle grenzen en oceanen:
enerzijds als huismuziek gewaardeerd, in
populaire reprodukties
gewild, anderzijds tot
„abstracte" uitvoeringen
en ongehoorde vermo
gens opgejaagd. Waarlijk, het oeuvre
van beiden is zo veelvuldig en rijk van
inhoud, dat ieder het zijne kan worden
geboden: de „gewone man" soms Saskia
uit de jaren, toen het bij de Rembrandts
nog rijk toeging en het „Prinzchen" met
„Zofe" en „Ach" wat de componist betreft,
de zeer speciale kenner echter nauwelijks billijk, om zich bij al deze jubel en al dat
geziene, nauwelijks gehoorde werken uit
jonge, rijpe of late jaren, die misschien met
of zonder opzet onvoltooid waren gebleven
of zelf onverklaarbaar zijn.
Kort en commercieel gezegd: werken en
namen zijn op uiteenlopende manieren op
breedste basis gangbaar. Tenslotte mogen
wij ook niet vergeten, dat beide „schep
pers" reeds zo menige vijftig jaren dood
zijn, er in dit opzicht dus vrijheid van
auteursrecht bestaat, over de gehele wereld.
En nu een bepaald indiscrete vraag: wat
wordt er in dit gedenkjaar aan Rembrandt ven, deze zoon der goden en hoe men hem
en aan Mozart verdiend: op tentoonstellin- anders neg ophemelde, eigenlijk gesteld
gen, aan reprodukties, aan publikaties, aan was, openbaren onder meer zijn brieven
nieuwe uitgaven, aan festivals, aan platen, aan een zekere Michael Puchberg, die aan
aan postzegels en films, tot aan de moge- Mozart geld had geleend en weer zou lenen,
lijke en onmogelijke souvenirs, de choco- Zo lezen we:
lade „Mozartkugeln" en Rembrandttulpen „Mijn God! Ik ben in een situatie, zoals
toe, ja zelfs aan reizen te land, ter zee en ik die mijn ergste vijand niet toewens. En
in de lucht, in naam dezer beiden? ais g\j> beste vriend en broer, mij verlaat,
Het is bekend, dat Mozart en Rembrandt ben ik ongelukkigerwijze en onschuldig
niet slechts dankzij hun gemeenschappe- samen met mijn arme, zieke vrouw en kind
lijke zes op de plaats van de eenheden verloren".
hunner geboortejaren gelegenheid geven
tot dergelijke omvangrijke vieringen, maar En een andere keer schreef hy deze „hef-
ook een minder opwekkende parallel ste> beste vriend en vererenswaardige
arm en om zo te zeggen verlaten zijn ge- broer" in soortgelijke trant:
storven. Een ieder kan nu al naar gelang Slechts moet ik er nog aan toe
voegen, dat ik geen zo
aanzienlijke som nodig
zou hebben, wanneer
niet verschrikkelijke
kosten vanwege de kuur van mijn
vrouw te verwachten warenIk ben
er vast van overtuigd, dat enkel een on
mogelijkheid u zou kunnen hinderen, uw
vriend behulpzaam te zijn. Kunt en wilt
gij mij geheel troosten, dan zal ik u als
mijn redder nog na de dood danken, want
gij helpt mij daarmee tot mijn verder ge
luk. Indien niet, zo smeek en bezweer ik
u om een onmiddellijke steun naar uw
goeddunken, maar ook om raad en troost".
Mijn lieve help, hoeveel zal het wel ge
weest zijn, waarvoor zich hier één van de
grootsten uit het rijk van de geest voor zulk
een grote nul dermate vernedert! Steeds
weer iis er de zorg om zijn vrouw, om Kon-
stanze, die niets begrijpt, die er geen be-
HOE HET met deze alom gevierde Mo- grip van had, wie aan haar zijde leeft, die
zart, deze lieveling der muzen en der ho- nadat alles voorbij was pas maanden
zijn milieu en fantasie voor zichzelf uit
rekenen, welk belachelijk deeltje van de
uit naam van deze kunstenaars gebezigde
jaarlijkse omzet van een enkele stad vol
doende was geweest om beiden een zorge-
lozer leven en een waardigere dood te be
reiden. Zo lijkt het dan ook niet meer dan
gedrang weer eens in herinnering te bren
gen, hoezeer het einde van deze levens als
een dissonant klonk, hoe donker de laatste
levensbeelden van deze mannen zijn ge
weest, op wier meesterschap nog heden een
wereld, onnoemelijk verarmd aan zulke
waarden en waarderingen, teert en in on
uitsprekelijke ontroering moet blijven stil
staan.
later, eens ging kijken op het St. Marxer
kerkhof, waar men haar het armengraf
niet meer kon aanwijzen. Want een ar
mengraf was het, een massagraf, waarin
Mozart in een houten kist werd neergela
ten: geen kruis, geen bloem, niet de met
zoveel zorg omgeven vrouw die hem daar
heen had begeleid, niet de kleinste verte
genwoordiger van die grote met muziek
gezegende stad, die hij zoveel geluk gaf.
Waarlijk, voor een voordelige begrafenis
had hij gezorgd, deze Godfried van Swie-
ten, zoon van de grote lijfarts van Maria
Theresia, die niet als directeur van de
„Hofbibliothek" en niet als praeses van de
„Biicherzensurhofkommission" maar als
vriend van Haydn en Mozart de geschiede
nis is ingegaan. Kon echter nuchtere be
hartiging iets anders verantwoorden? Ge
zien de nalatenschap, die ongeveer vijf
honderdzestig gulden bedroeg (zestig con
tant en de rest bestaande uit „de gehele in
boedel, muziek en boeken inbegrepen")
werd door de hoge heer een begrafenis van
acht gulden gekozen, waar voor de lijk
wagen nog drie gulden extra bijkwamen.
EN REMBRANDT heeft het zo goed als
niets geholpen, dat hij anderhalve eeuw
vóór Mozart en in Amsterdam ter wereld
is gekomen. Al schijnt ook de rest van zijn
levensbeker minder bitter te hebben ge
smaakt dan die van de Salzburger, toch was
de val van Rembrandt, maatschappelijk en
materieel, belangrijk dieper. Na de acht
overgelukkige jaren aan de zijde van Sas
kia, die stierf in 1642, na een leven als
vrolijke Frans in het met zoveel liefde en
pracht ingerichte patriciërshuis aan de Jo-
denbreestraat, ging het nog tien jaren re
delijk wel. Daarna liep het gestadig bergaf.
Vooreerst maatschappelijk: zouden de tot
aan wreedheid toe in klassevooroordelen
verstrikte voormalige afnemers en vrien
den hun modeschilder ooit hebben verge
ven, dat hij met zijn huishoudster Hendrik-
je Stoffels leefde, dat hij bij haar een kind
had? Vervolgens materieel: de door de oor
log met Engeland ontstane ruïneuze econo
mische en financiële toestand van de stad
deed de grootste kooplieden failliet gaan,
hoeveel temeer deze verwoede verzame
laar! In het jaar 1653 zag men de eerste
schuldeiser bij de schilder verschijnen. Zij
zijn tot aan zijn einde niet meer van hem
geweken. Toen ging het slag op slag: 1656
precies driehonderd jaren geleden, ech
ter niets voor een gedenkdag! werd
Rembrandt insolvent verklaard. Zijn bezit
werd geïnventariseeerd. Op de veiling in
1657 brachten zijn antiquiteiten vijfduizend
gulden op. Het jaar daarop komen zijn ver
zameling van gravures en het huis onder
de hamer. In 1660 was het bereikt: de
schuldeisers kregen het huis aan de Bree-
straat, en de meester verhuisde naar de
Rozengracht, naar een volksbuurt. De flin
ke Hendrikje en Titus, de zoon uit zijn hu
welijk met Saskia, begonnen een kunst
handel en waarborgden aldus Rembrandts
„kost en inwoning". En ziedaar, zijn zelf
portret van 1663 weespiegelt de rust en ge
latenheid' van een man, die de wereld heeft
overwonnen.
Neeh, Rembrandt stortte niet slechts niet
ineen: nog eens groeide hij, groeide boven
allen uit, die al schilderend de wereld heb
ben weergegeven, ook boven zichzelf. Hij
werd niet slechts de grootste schilder, hij
werd ook een grote wijze. Toen zijn ogen
niet meer meededen, zette hij de kleuren
met het mes en met zijn vingers op, zodat
zijn tijdgenoten spotten en zeiden: dit is
geen schilderwerk, dit is metselwerk, dit is
metselwerk, met een troffeL Toch ligt er
over al die breedte van lijn en late gloed
van kleur ln deze laatste periode een mild
licht van mensenliefde, van tederheid en
ingetogenheid, zoals men dit nog nooit op
schilderijen waarnam. Toen stierven ze nog
allen, Hendrikje zes, Titus één jaar voordat
zijin eigen tijd gekomen was. Doodarm stierf
Rembrandt, wordt bericht,
LATEN WE derhalve in dit jaar der na-
ged'achtenissen ook schuld bekennen. Laat
ons vooral om ons heen kijken, of er niet
misschien heden, terwijl aan Mozart en aan
Rembrandt weer eens schatten geld wor
den verdiend, zich onder onze ogen soort
gelijke kunstenaarstragedies afspelen. En
laat ons heipen, laat ons het leed verzach
ten, zelfs op het gevaar af, een genie van
veel mindere orde te hebben geholpen, dan
Mozart en Rembrandt zijn geweest.
H. St.