Een pennenprof essor in Nieuwendam Een mislukte theevisite Frankrijk bouwde het eerste plastic huis ter wereld De verkleedpartij Vrij van school Zoek de Mi Japan voor de keus Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant OP ZOLDER KERKELIJK LEVEN VERFKWASTEN NIET NODIG Een paar weken geleden hebben we in deze jeugdrubriek vier tekeningen afgedrukt met de vraag of Jullie eens wilden proberen daar een verhaal by te achryven. Jullie hebben flink je best gedaan: er zyn veel meer inzendingen gekomen, dan we hadden durven hopen. Er waren verhaaltjes by van jongens van zeven en opstellen van meisjes van vyftien jaar. Natuuriyk kunnen we die niet allemaal plaatsen, want dan zouden we wel drie bladzyden nodig hebben. Hier volgt dus een kleine keuze. Harteiyk dank allemaal voor de genomen moeite, ook voor de aardige tekeningen die er soms by waren. Dit verhaal is geschreven door Florien Oskamp, Adriaan Pauwlaan in Heem stede. LEO EN LEA zijn tweelingen. Allebei zitten ze in de eerste klas van de lagere school. Ze zijn altijd vriendelijk tegen elkaar en kibbelen bijna nooit. Op een dag zei Leo tegen Lea: „Laten we ons gek gaan verkleden, dan gaan we bij tante Ans op theevisite. Dan ziet ze meteen hoe we eruit zien". „Ja, daar heb ik echt zin in!" riep Lea uit. Ze gingen de zoldertrap op en stonden al gauw bij de grote kist, die vol oude, leuke kleren zat. Leo deed de kist open en pakte er een broek uit. „Die zal me best passen", zei hij. „O, kijk eens!" riep Lea. „Wat is dat een fijne jurk, die heeft moeder vast nog op school gedragen". Toen ze daar verkleed stonden en elkaar bekeken Leo in een clowns jasje met een papieren muts op en Lea met een hoedje met een bloem, die slap hing, proestten ze het uit. Wat waren ze gek toegetakeld. Toen ze naar be neden gingen, keken ze eerst nog even of moeder thuis was, maar ze zagen haar niet. Dus dan maar naar tante Ans. Leo pakte onderweg een stokje op en zei: „Zeg, zullen we achter elkaar aan lopen en zingen?" „Best", antwoordde Lea, „ga jij dan maar voorop lopen". Nadat ze een eindje gelopen hadden, keek Leo opeens achterom en zei lachend- „Wat kijkt ledereen ons na, hè? Je kan wel merken dat we er gek uit zien". Bij het huis van tante Ans ble ven ze staan. Als tante nu maar thuis was, anders hadden ze voor niets ge lopen. Maar gelukkig zagen ze tante al in de tuin zitten. Ze liepen vlug naar haar toe. „Dag tante, hoe vindt u ons?" „Wel, wel, kinderen, wat zien jullie er potsierlijk uit Het lijkt wel of jullie uit een circus bent weggelopen. Kom maar gauw bij me zitten, dan krijgen jullie een lekker kopje thee". Maar nauwelijks waren de kinderen dichter bij tante gekomen, of riep: „Wat ruiken jullie toch eigenaardig. Het is zo'n vreemde lucht ik word er draaierig van.... Nou weet ik het: het zijn motteballen. Kinderen, ga alsjeblieft uit mijn buurt daar kèn ik niet tegen. Verkleden jullie je maar gauw". Verdrietig vertrokken de kinderen weer. „Wat jammer nou", zei Lea, „ik had me er zoveel van voorgesteld". Nog steeds bedroefd gingen ze thuis naar de zolder en trokken daar hun gewone kleren weer aan. Hier volgt een geschiedenis, verteld door Freeda Fris uit de Jan van Galen straat in Haarlem. HET WAS een regenachtige dag. Peter en Liesje wisten niet wat ze moesten doen. Eerst hadden ze een poosje ge schommeld, maar dat begon al gauw te vervelen. Daar zaten ze nu. „Peter", zei Liesje, „weet jij niet een leuk spelletje?" „Ik niet", zei Peter. „Was het maar mooi weer, dan konden we buiten spe len". Ja, maar dat was 't nu eenmaal niet en dus gingen ze maar weer schom melen. Todat Peter opeens riep: „Stop eens Lies, wat zou er in die kist zitten?" Hij stelde voor te gaan kijken, maar Liesje zei: „Maak geen rommel, hoor, want dan wordt mamma boos". Voorzichtig tilde Peter het deksel op. Wat lag daar in? O, allemaal kleren. Een bloesje, een broek en nog veel meer kleren„Ik weet een plannetje", zei Peter. „We gaan ons verkleden". „Ja, dat is leuk", zei Lies. „Ik doe het bloesje van mamma aan en dan moet jij die broek en dat overhemd van pappa aan". Zo waren ze een tijdje bezig. Toen ze elkaar eens goed bekeken, gierden ze het uit. „Kijk", zei Peter, „daar ligt nog een stok. Ik lijk net een oud mannetje". „Je lijkt opa wel", zei Lies. „Nu moest je nog een baard hebben". „Zullen we naar beneden gaan?" „Zou mamma het wel goed vinden?" „Welja, bangerd", zei Peter en dus gingen ze naar beneden. „Ha, mal oud mannetje, wat bent u nog kras op uw leeftijd", riep Lies schaterend. „Ja", zei Peter met een bromstem. „Ik slik pillen, daar word ik weer een beetje jong van". „Ssssttt", zei Lies, „mamma mag ons niet horen". Ze gingen heel stil achter elkaar de kamer binnen. Moeder merkte eerst niets. Maar toen Peter bijna over zijn stok viel, schrok ze. Toen ze Peter en Lies zo zag, wilde ze gaan lachen, maar op hetzelfde ogenblik kreeg ze in de gaten dat het haar goeie hoedje en bloesje en het overhemd en de broek van vader waren. Die kleren had ze zo lang op zolder opgeborgen, omdat de kast geverfd werd. „Vindt u ons niet leuk, mam?" vroeg Peter. „Helemaal niet", zei moeder. „Jullie Als het vriest gaat boer de Bok met zijn schaatsen en een stok en met Mientje de boerin en zijn hele huisgezin over 't gladde witte ijs door het winterland op reis. Boer de Bok rijdt aan de kop met zijn zwarte petje op. Achter hem rijdt aan de stok Mientje in haar warme rok. Zeven kindren, klein en groot - wangen bol en neuzen rood, elk een ijsmuts met een kwast - houden, vaders stok goed vast. 't Wordt een lange lange tocht, beentje over door de bocht. Hoorn, Enkhuizen, wat een end! dan weer door naar Purmerend. Bukken, bukken voor de brug. Uit de tas op vaders rug krijgen ze in Volendam allemaal een boterham. Bij de tent van Ouwe Jan leggen ze nog even an. Mmm een bekertje anijs! Dan weer verder over 't ijs. Met de wind pal in de rug vliegen ze naar huls terug. MIES BOUHUYS. zijn verschrikkelijk stout. Ga die kleren gauw uitdoen!" „Waarom bent u nou boos, mam?" vroeg Liesje met een benepen stemme tje. „Omdat het onze goeie kleren zijn. Die moeten we zelf aan. Breng alles direct terug". En daar gingen ze, ach ter elkaar de kamer uit, naar boven, maar nu niet vrolijk meer. Ze keken elkaar beteuterd aan. „Jammer hè?" zei Lies, „het begon zo leuk en het regent nog steeds. Nou, dan gaan we maar weer schommelen". Ja, dat moest dan wel. Ingezonden door Yvonne Jelinger, Ael- bertsbergstraat 20 in Haarlem. HET WAS woensdag. Hans en Greetje hadden 's middags 'vrij van school. Het was een regenachtige dag. Ze wisten niet wat ze zouden spelen. Opeens zei Greetje: „Zullen we ons gaan verkleden? Moeder heeft een kist met oude kleren op zolder". Hans vond het goed. Op een drafje gingen ze naar boven. Stilletjes deden ze de zolderdeur open. De kist stond in de hoek. Er waren zoveel kleren in, dat ze eerst niet wisten wat ze aan moesten trekken. Na lang zoeken vonden ze ieder wat. Hans had een wandelstok van opa in een hoek gevonden. Hij deed een oude broek van vader aan en een geblokte jas. Van krantenpapier vouwde hij een hoed erbij. Greetje had een lichtblauwe jurk met rode stippen en een gele strik. Ze vond ook een leuk tiroler hoedje van groen vilt. Er zat een grote rode bloem op. Toen ze klaar waren met ver kleden, zei Hans: „Zullen we naar moe der gaan? Wat zal ze lachen als ze ons ziet". Maar toen ze in de huiskamer kwa men, keken ze lelijk op hun neus. Moe der was heel verbaasd, toen ze binnen kwamen. Toen ze in de gaten had, dat het Hans en Greetje waren, werd ze heel boos en zei tegen de komedianten: „Hoe hebben jullie het in je hoofd ge haald die kleren uit de kist te nemen?" Beteuterd gingen ze de kamer uit. Moeder riep hen nog na: „Ruim alles netjes op. Ik kom straks kijken. Owee als ik nog rommel vind!" Ze deden alles keurig in de kist. Hans zei: „Van moeder mag ook nooit wat!" En tenslotte nog een klein stukje bij de plaatjes, dat door Gerda Wever (Van 't Hoffstraat in Haarlem) is geschreven. CRISTIEN en Dolf waren op zolder aan het spelen. Opeens ontdekten zij een kist met allemaal oude kleren. „Zullen we ons gaan verkleden?" „Goed", zei Christien. Dolf pakte eerst een jurk voor Chris- „ien en toen een broek en een blouse voor zichzelf en daarna nog een leuk hoedje voor Christien en een papieren muts voor zichzelf. Ze zetten de mutsen op en gingen naar beneden. Mama was aan het theedrinken met de buurvrouw. „Wat zien jullie eruit.." zei moeder. En toen kwam het hele ver haal. De buurvrouw kon het haast niet geloven. „Naar boven jullie en je gewone kleren weer aan!" zei moeder boos. Wat een treurig einde van zo'n prettige middag. Buurvrouw stond op en zei tégen moeder: „Je hebt een schat van een dochter en een zoon". Als je de goede lijn volgt, weet je door welke bij Pim gestoken werd. „Als de Japanners Christenen worden, zullen zy een echte Japanse vorm van het Christendom bezitten of doen ontstaan. Ik twüfel er niet aan, of dit zou een keerpunt in de geschiedenis zyn, niet alleen voor die van Azië, maar voor de gang van zaken in de gehele wereld". DEZE WOORDEN zijn ontleend aan de afscheidsrede, die prof. dr. Emil Brunner kortgeleden hield in de Internationale Christelijke universiteit te Tokio, bij zijn terugkeer uit Japan. In deze rede gaf Brunner een duidelijk beeld van de plaats, die het christendom thans in Japan inneemt. Deze Zwitserse geleerde is iemand, die hier inderdaad over kan oordelen. Enkele jaren na de oorlog heeft hij een reeks voordrachten in Japan gehouden. Met zijn tweede terugkeer naar het Westen heeft hij thans een periode van twee jaar doceren in Tokio afgesloten. In deze jaren is Brunner een grote liefde voor het Japanse volk gaan koesteren. In zijn grote afscheidsrede kon hij dan ook mede delen, dat hij vele vrienden in Japan heeft gemaakt. Sedert het land honderd jaar geleden zijn grenzen openstelde, heeft de bevolking kans gezien zich volledig aan te passen aan de westerse beschaving.Dit was een grootse prestatie. Toch heeft er een belangrijk on derdeel ontbroken: men heeft wel de boom van de westerse civilisatie overgeplant, maar de wortels ontbraken. Er zijn wel Japanners, waaronder enkele leiders, die het christendom aannamen en die inzagen dat een echt Japans Christendom nood zakelijk was, maar over het algemeen nam het volk het christendom niet aan. Wel is het een feit, dat de kerk leeft en dat er miljoenen zijn, die onder invloed van het christelijk denken zijn gekomen. Terwijl in Europa en Amerika onder vooraanstaande geleerden van verschillen de richtingen, onder schrijvers, kunstenaars en politici een nieuwe belangstelling voor het christelijk geloof is waar te nemen, valt hiervan in Japan nog niet veel te bespeu ren. Het gevaar bestaat, dat de intellec tuelen er in extremisme zullen vervallen. Een bepaald onjuiste mening is gevormd door de gedachte, dat de westerse bescha ving op religieuze tradities van Japan kon enten. Wel hebben de inheemse religieuze gebruiken grote culturele waarden doen ontstaan. Zij bleken echter niet in staat te zijn een geestelijk fundament voor de mo derne wetenschappelijke vorming voort te brengen en ook ten aanzien van het in het teven roepen van een democratische opvoe ding en regering faalden ze. Inmiddels verloren, vooral sedert de tweede wereld oorlog, de jeugd en de intellectuelen de be langstelling voor de oude religieuze traditie. Door dit alles is er in de ziel van het Japanse volk een grote leegte ontstaan. Het heeft de westerse beschaving verkregen, maar het heeft z'n eigen geestelyk, reli gieus en zedelijk fundament verloren, zon der zich de geestelijke bronnen van de wes terse civilisatie eigen te maken. BEPAALDE VORMEN zijn wel overge nomen, maar zonder de geest, die hierin in het Westen leeft, kunnen zij niet wer kelijk leven. Wil men de democratische gedachte steeds beter ingang doen vinden, dan zal men meer aandacht moeten schen ken aan het geestelijk fundament ervan: de christelijke gedachte van een vrije en verantwoorde persoonlijkheid, van mense lijke waardigheid en menselijke rechten. Deze gedachten kan men niet vinden in de inheemse tradities. Zij zijn aldus Brunner veel meer vruchten van het aan de Bijbel ontleende christelijk geloof, dat leert dat de mens geschapen is naar Gods beeld. De Japanners zullen moeten kiezen. Het valt niet in te zien, dat zij ver twijfeling, slavernij en de totalitaire staat zullen kiezen boven de hoop en de vrijheid, waarvan het christelijk geloof spreekt. DE MENS is door God geschapen, de Japanner evengoed als de Europeaan en de Amerikaan. God is niet slechts de Heer van de mensen in het Westen, maar van het gehele mensengeslacht, van alle volken ter aarde. Jezus werd precies op de grenslijn tussen het Westen en het Oosten geboren. Zijn heerschappij beperkt zich niet tot geo grafische of culturele gebieden. Nu de Japanners het voornaamste voor werp van hun bijzondere loyaliteitsgevoel kwijt zijn door de verklaring van de keizer, dat hij geen God is, hebben ze een nieuw, een hoger voorwerp voor hun loyaliteit nodig. Dit moet niet gezocht worden in een kortzichtig nationalisme, dat Japan bijna tot de afgrond heeft gevoerd, maar in een geloof In de Heer, die met Zijn Kerk van land tot land trekt. Heeft dit inderdaad plaats dan zou de wereldvrede er niet weinig door gediend worden. Brug van Europa. De Duitse stad München viert in 1958 haar achtste eeuw feest met een internationale tentoonstel ling, die „München, brug van Europa" zal heten. 11 FEBRUARI 1 9 5 t. (Van onze correspondent in Parijs) DE ETTELIJKE duizen den slachtoffers van de wo ningcrisis in Frankrijk in Parijs is een op de vier nensen dag aan dag op zoek naar een beter of ruimer huis kunnen bij alle extra ellende, die daardoor wordt opgeleverd, de plot selinge koudegolf misschien toch nog voor één ding er kentelijk zijn, namelijk voor het feit dat de autoriteiten weer eens even zijn wakker geschud en gealarmeerd werden door het directe levensgevaar, dat honder den daklozen opnieuw be dreigt. Ruim dertig kinde ren en volwassenen, die niet of onvoldoende zijn behuisd, moesten op de dodenlijsten worden bijgeschreven Deze lijsten omvatten al honderden namen. Onder die omstandigheden heeft de speciale regerings commissie voor de woning kwesties besloten een on middellijk einde te maken aan het schreeuwende schandaal, dat de talrijke luxueuze appartementen in Parijs nog altijd leeg staan, huizen die nota bene met regeringssubsidies werden gebouwd, maar die zo groots en rijk zijn opgezet, dat alle kopers want voor huur ders interesseren de bouw maatschappijen zich hele maal niet zich door de prijzen lieten afschrikken. Die flats zullen, indien ze binnen drie maanden niet bewoond zijn, nu door de overheid in beslag worden genomen om tegen een re delijke huur ter beschikking te worden gesteld van de onbehuisden. HOE HET probleem dan wèl op te lossen? Wij we ten het helaas ook niet, maar vele Fransen zijn mèt ons opgesprongen, toen ze lazen in hun krant, dat op de .komende Salon des Arts Ménagers, de grote Par ij se huishoudbeurs, deze maand voor het eerst een huis zal worden tentoongesteld, dat van vloer tot dak geheel uit plastic is opgetrokken. De eerste plastic woning ter wereld De ontwerpers geven hoog op van de mogelijkheden, die dit experiment zal kun nen openen ter spoedige leniging van de huizennood. De vooi'delen, zo betogen ze, zijn talrijk. In de eerste plaats zal er aanzienlijk sneller gebouwd kunnen worden. Het principe van da „prefabrication" zal op enorme schaal kunnen wor den toegepast Het huls zal uit een kern van vijf ka mers bestaan, waaraan naar gelang de stijgende behoeften van een gezin eventueel nieuwe vertrek ken kunnen worden toege voegd. In het centrum be vindt zich de huiskamer, waaromheen zich de overige vertrekken groeperen. Alle kamers, zo goed als het dak en de vloeren, ont staan in de fabriek, doordat vaste vormen met vloeibare plastic worden volgegoten. Die vloeibare plastic kan bovendien met kleurstof worden vermengd, zodat na de constructie aan het huis geen schilder of verfkwast meer te pas behoeft te komen. De onderdelen en kamerblokken zijn bijzon der gemakkelijk te trans porteren. Het hele huis weegt namelijk niet meer dan zeven k acht ton. Al leen voor het fundament wordt cement gebruikt, maar voor de rest is alles van plastic, met inbegrip van de vensters (plexiglas) en de gordijnen en het meu bilair. Muren en dak kun nen eventueel in doorzichtig plastic worden geleverd. Het massale gebruik van plastic heeft na de laatste oorlog snel een hoge vlucht genomen. Amerika staat hier op de eerste plaats en daar wordt per jaar meer dan een miljoen ton gepro duceerd. Frankrijk bezet, na de Verenigde Staten, West- Duitsland, Engeland en Ja pan, de vijfde plaats met een gebruik van twee kilo plastic per hoofd en per jaar. Ook hier verdringt het plastic steeds sterker qller- lei andere materialen, niet alleen als verpakkingsarti kel, voor gebruiksvoorwer pen, speelgoed enzovoorts, maar tegenwoordig ook voor de fabricage van auto carrosserieën. Plastic is ge makkelijk te onderhouden, licht van makelij, sterk en eventueel soepel, want de samenstelling kan, naar het doel, waarvoor het moet worden toegepast, tevoren heel eenvoudig worden ge varieerd. Plastic is een che misch produkt, waarvan de steenkool een der hoofdbe standdelen vormt Vandaar, dat de Franse mijnindustrie hevig geïnteresseerd is in deze nieuwe toepassing van plastic voor de woningbouw en dit eerste experiment met aanzienlijke subsidies heeft mogelijk gemaakt. OVER DE kosten, die met de aanbouw van zo'n plastic huis gemoeid zullen zijn, hebben de initiatiefnemers helaas nog geen woord los gelaten. Door die discretie wordt er wel een kleine domper geplaatst op de hoopvolle verwachtingen die het bericht bij tiendui zenden Fransen heeft ge wekt Maar misschien zou hier een unieke kans voor de nieuwe Franse regering kunnen liggen om te bewij zen dat ze haar sociale roe ping verstaat door even tueel de massabouw van plastic huizen volgens da ruimst mogelijke normen te stimuleren. Een getekend grapje uit de News Chronicle „Professor" Ten Hoope, een zeldzaam Romeins wasleitje bestuderend, in zijn particuliere museum. achterzijde maakte het mogelijk de afge sleten punt na enige tijd weer scherp te snijden. „Ik ken iemand, die thans nog met de ganzeveer schrijft", aldus onze gastheer. „Hij vindt het heerlijk. Hij zou niets anders willen". NU ZAL men wellicht vragen, hoe een mens ertoe komt een dergelijk innig ver bond te sluiten met de pen in al haar ver schijningsvormen en in het bijzonder met de vulpen, waarvan de heer Ten Hoope thans 627 variëteiten heeft! Maar de heer Ten Hoope is een van de weinige gelukkige mensen, bij wie hobby en be roep samenvallen. Hij is namelijk chef van de technische afdeling en procuratiehou der van een bekende vulpen-onderneming te Amsterdam en treedt ook als docent voor de vakgroep Kantoorboekhandel op In het laatste milieu is het trouwens een doodgewone zaak geworden hem met ..pro fessor" aan te spreken. Maar laten we het „museum" eens nader bezien. Men vindt hier de Chinese schrijf- kist, het Indonesische boodschappenlijstje, de Parijse verpakking van de ganzeveder, de eerste primitieve vulpotloden, de rieten en stalen pennen. Uniek is de „bananen- pen". Hiervan bestaat maar één exem plaar ter wereld: het ding kreeg een merk waardig krom model, omdat het in een wasserij door de wringer werd gedraaid. „Moet u eens voelen, hoe heerlijk deze pen in de hand ligt. Er is ook nog een pen, die in een banketletter werd meegebak- ken, alsmede een reuzenschepping, die eruit ziet als een soort kleine boomstam. OMSTREEKS 1893 vond een zekere mijnheer Waterman de vulpen uit. De pioniers Parker en Swan bleven niet lang achter. En een verblijd schrijvende mens heid riep: „Weg met die ambtenaren- flesjes!" al dan niet voorzien van ste wardkraag, zodat men zich niet in de revers zou steken. Afgelopen was het met de reisflacons, de zandstrooiers en andere rommel! Bij het begin van de verlichte schrijfeeuw werd de boel zo grondig weg gegooid, dat de heer Ten Hoope daar in Nieuwendam de grootste moeite heeft om nog iets te bemachtigen. Hoe lang zoekt hij nu al niet naar „zo'n blad met een zand- lcpel" uit de tijd van omstreeks 1850 zoals hij dit met begerige ogen in het ex- keizerlijk kasteel in Doorn zag. Maar het schijnt niet meer te bestaan Terwijl we schreven, vertelde de heer Ten Hoope ons van verre, met welk merk vulpen we onze aantekeningen maakten, om ons daarna op grond van het schrift beeld te verduidelijken, tot welk type de oen behoorde. „Dat is niets bijzonders een kwestie van routine. Mijn twee zonen en mijn dochter, die ook in het vulpenvak zitten, zijn ook bijna zover..®.". Daarop moesten we afscheid nemen, want de heer Ten Hoope moest „nog even gauw" een vulpen maken. Hij zei; „Er is morgen een neefje jarig. ONS LAND kent vele vulpendok toren, maar we hebben slechts één pen nenprof essor. Hij kan u het uitgeholde beentje tonen, waarmede de Romeinen schreven (de eerste primitieve vulpen der mensheid) en tal van andere curiositei ten, waarmede een rusteloos door vele eeuwen voortschrijvende mensheid het huidige cultuur peil wist te bereiken. De heer J. K. ten Hoope verzamelt in een vriendelijk huisje aan de Nieuwendam- merdijk u vindt in zijn buurt ondanks de nuchtere aanduiding „Amsterdam- Noord" romantische kronkelstraatjes en schilderachtige Waterlandse houten ge veltjes reeds dertig jaren lang allerlei schrijfgerei. En méér dan dat: hij weet ten minste evenveel van internationale vulpenmerken als de directeur van de Nederlandse Bank van het geldwezen. U KUNT de heer Ten Hoope, die in feite een levende encyclopedie der schrijfmid- delen is, over zijn materie vragen, wat u wilt. Hij heeft een eigen „museum". Een sterk gevoel van medelijden met onze schrijvende voorouders komt bij de bezoe ker daarvan op. Want tot het einde der vorige eeuw droeg de deurwaarder of post bode zijn inktreservoir in het knoopsgat (ambtenarenflesjes) en had iedere man van „stand" naast zijn snuifdoos een „no tarisflesje" of broekzakinktkoker bij zich. Och, wat heeft men geworsteld met het schrijfprobleem! De reisflacons in tal van vormen, de zandstrooiers (rubber en vloei- blad zijn ook pas een goede halve eeuw oud) en de pennenwissers doen thans voor ons gevoel even komisch aan als de con structies van vernuftelingen, die toen hor logekettingen met ineenschuifbare schakels (die samen een pen vormden) en een ver borgen inkthouder als het „modernste" lanceerden. Om over een heel inktstel in de vorm van een rookpijp nog maar niet te spreken! „Hier ben ik bijzonder trots op", aldus zei onze gastheer en hij greep in een prop volle kast met inktkokers, flesjes, staafjes en ondefinieerbare „dingetjes". Er kwam een instrumentje te voorschijn, waarmede men eens de ganzeveer, die zeshonderd jaar geleden als schrijfobject „ontdekt" werd, met een simpele handbeweging drie hoekig kon toespitsen en gelijktijdig splij ten. Een klem afneembaar merio «n de Op de eerste avond (zaterdag 18 februari) van de Haarlemse Mozartherdenking - ter inleiding waarvan onze medewerker Jos de Klerk een artikel schreef, dat op pagina 3 staat afgedrukt - spelen de violist Lorenzo Pappolo en de pianiste Miep van Luin sonates van de meester van Salzburg in de Vleeshal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 13