Een pennenprof essor
in Nieuwendam
Een mislukte theevisite
Frankrijk bouwde het eerste
plastic huis ter wereld
De verkleedpartij
Vrij van school
Zoek de Mi
Japan voor de keus
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
OP ZOLDER
KERKELIJK LEVEN
VERFKWASTEN
NIET NODIG
Een paar weken geleden hebben we in deze jeugdrubriek vier tekeningen
afgedrukt met de vraag of Jullie eens wilden proberen daar een verhaal by te
achryven. Jullie hebben flink je best gedaan: er zyn veel meer inzendingen
gekomen, dan we hadden durven hopen. Er waren verhaaltjes by van jongens van
zeven en opstellen van meisjes van vyftien jaar. Natuuriyk kunnen we die
niet allemaal plaatsen, want dan zouden we wel drie bladzyden nodig hebben.
Hier volgt dus een kleine keuze. Harteiyk dank allemaal voor de genomen moeite,
ook voor de aardige tekeningen die er soms by waren.
Dit verhaal is geschreven door Florien
Oskamp, Adriaan Pauwlaan in Heem
stede.
LEO EN LEA zijn tweelingen. Allebei
zitten ze in de eerste klas van de lagere
school. Ze zijn altijd vriendelijk tegen
elkaar en kibbelen bijna nooit.
Op een dag zei Leo tegen Lea: „Laten
we ons gek gaan verkleden, dan gaan
we bij tante Ans op theevisite. Dan ziet
ze meteen hoe we eruit zien".
„Ja, daar heb ik echt zin in!" riep Lea
uit. Ze gingen de zoldertrap op en
stonden al gauw bij de grote kist, die
vol oude, leuke kleren zat. Leo deed de
kist open en pakte er een broek uit.
„Die zal me best passen", zei hij. „O,
kijk eens!" riep Lea. „Wat is dat een
fijne jurk, die heeft moeder vast nog
op school gedragen".
Toen ze daar verkleed stonden en
elkaar bekeken Leo in een clowns
jasje met een papieren muts op en Lea
met een hoedje met een bloem, die slap
hing, proestten ze het uit. Wat waren
ze gek toegetakeld. Toen ze naar be
neden gingen, keken ze eerst nog even
of moeder thuis was, maar ze zagen
haar niet. Dus dan maar naar tante Ans.
Leo pakte onderweg een stokje op en
zei: „Zeg, zullen we achter elkaar aan
lopen en zingen?"
„Best", antwoordde Lea, „ga jij dan
maar voorop lopen".
Nadat ze een eindje gelopen hadden,
keek Leo opeens achterom en zei
lachend- „Wat kijkt ledereen ons na, hè?
Je kan wel merken dat we er gek uit
zien". Bij het huis van tante Ans ble
ven ze staan. Als tante nu maar thuis
was, anders hadden ze voor niets ge
lopen. Maar gelukkig zagen ze tante al in
de tuin zitten. Ze liepen vlug naar haar
toe.
„Dag tante, hoe vindt u ons?"
„Wel, wel, kinderen, wat zien jullie er
potsierlijk uit Het lijkt wel of jullie uit
een circus bent weggelopen. Kom maar
gauw bij me zitten, dan krijgen jullie
een lekker kopje thee".
Maar nauwelijks waren de kinderen
dichter bij tante gekomen, of riep: „Wat
ruiken jullie toch eigenaardig. Het is
zo'n vreemde lucht ik word er draaierig
van.... Nou weet ik het: het zijn
motteballen. Kinderen, ga alsjeblieft
uit mijn buurt daar kèn ik niet tegen.
Verkleden jullie je maar gauw".
Verdrietig vertrokken de kinderen
weer. „Wat jammer nou", zei Lea, „ik
had me er zoveel van voorgesteld". Nog
steeds bedroefd gingen ze thuis naar de
zolder en trokken daar hun gewone
kleren weer aan.
Hier volgt een geschiedenis, verteld
door Freeda Fris uit de Jan van Galen
straat in Haarlem.
HET WAS een regenachtige dag. Peter
en Liesje wisten niet wat ze moesten
doen. Eerst hadden ze een poosje ge
schommeld, maar dat begon al gauw te
vervelen. Daar zaten ze nu.
„Peter", zei Liesje, „weet jij niet een
leuk spelletje?"
„Ik niet", zei Peter. „Was het maar
mooi weer, dan konden we buiten spe
len". Ja, maar dat was 't nu eenmaal niet
en dus gingen ze maar weer schom
melen. Todat Peter opeens riep: „Stop
eens Lies, wat zou er in die kist zitten?"
Hij stelde voor te gaan kijken, maar
Liesje zei: „Maak geen rommel, hoor,
want dan wordt mamma boos".
Voorzichtig tilde Peter het deksel op.
Wat lag daar in? O, allemaal kleren.
Een bloesje, een broek en nog veel meer
kleren„Ik weet een plannetje", zei
Peter. „We gaan ons verkleden".
„Ja, dat is leuk", zei Lies. „Ik doe
het bloesje van mamma aan en dan
moet jij die broek en dat overhemd van
pappa aan". Zo waren ze een tijdje bezig.
Toen ze elkaar eens goed bekeken,
gierden ze het uit. „Kijk", zei Peter,
„daar ligt nog een stok. Ik lijk net een
oud mannetje".
„Je lijkt opa wel", zei Lies. „Nu moest
je nog een baard hebben".
„Zullen we naar beneden gaan?"
„Zou mamma het wel goed vinden?"
„Welja, bangerd", zei Peter en dus
gingen ze naar beneden.
„Ha, mal oud mannetje, wat bent u
nog kras op uw leeftijd", riep Lies
schaterend.
„Ja", zei Peter met een bromstem. „Ik
slik pillen, daar word ik weer een beetje
jong van".
„Ssssttt", zei Lies, „mamma mag ons
niet horen". Ze gingen heel stil achter
elkaar de kamer binnen. Moeder merkte
eerst niets. Maar toen Peter bijna over
zijn stok viel, schrok ze. Toen ze Peter
en Lies zo zag, wilde ze gaan lachen,
maar op hetzelfde ogenblik kreeg ze in
de gaten dat het haar goeie hoedje en
bloesje en het overhemd en de broek
van vader waren. Die kleren had ze zo
lang op zolder opgeborgen, omdat de
kast geverfd werd.
„Vindt u ons niet leuk, mam?" vroeg
Peter.
„Helemaal niet", zei moeder. „Jullie
Als het vriest gaat boer de Bok
met zijn schaatsen en een stok
en met Mientje de boerin
en zijn hele huisgezin
over 't gladde witte ijs
door het winterland op reis.
Boer de Bok rijdt aan de kop
met zijn zwarte petje op.
Achter hem rijdt aan de stok
Mientje in haar warme rok.
Zeven kindren, klein en groot
- wangen bol en neuzen rood,
elk een ijsmuts met een kwast -
houden, vaders stok goed vast.
't Wordt een lange lange tocht,
beentje over door de bocht.
Hoorn, Enkhuizen, wat een end!
dan weer door naar Purmerend.
Bukken, bukken voor de brug.
Uit de tas op vaders rug
krijgen ze in Volendam
allemaal een boterham.
Bij de tent van Ouwe Jan
leggen ze nog even an.
Mmm een bekertje anijs!
Dan weer verder over 't ijs.
Met de wind pal in de rug
vliegen ze naar huls terug.
MIES BOUHUYS.
zijn verschrikkelijk stout. Ga die kleren
gauw uitdoen!"
„Waarom bent u nou boos, mam?"
vroeg Liesje met een benepen stemme
tje.
„Omdat het onze goeie kleren zijn.
Die moeten we zelf aan. Breng alles
direct terug". En daar gingen ze, ach
ter elkaar de kamer uit, naar boven,
maar nu niet vrolijk meer. Ze keken
elkaar beteuterd aan.
„Jammer hè?" zei Lies, „het begon zo
leuk en het regent nog steeds. Nou, dan
gaan we maar weer schommelen".
Ja, dat moest dan wel.
Ingezonden door Yvonne Jelinger, Ael-
bertsbergstraat 20 in Haarlem.
HET WAS woensdag. Hans en Greetje
hadden 's middags 'vrij van school. Het
was een regenachtige dag. Ze wisten
niet wat ze zouden spelen. Opeens zei
Greetje: „Zullen we ons gaan verkleden?
Moeder heeft een kist met oude kleren
op zolder". Hans vond het goed. Op een
drafje gingen ze naar boven. Stilletjes
deden ze de zolderdeur open. De kist
stond in de hoek. Er waren zoveel
kleren in, dat ze eerst niet wisten wat
ze aan moesten trekken.
Na lang zoeken vonden ze ieder wat.
Hans had een wandelstok van opa in
een hoek gevonden. Hij deed een oude
broek van vader aan en een geblokte
jas. Van krantenpapier vouwde hij een
hoed erbij. Greetje had een lichtblauwe
jurk met rode stippen en een gele strik.
Ze vond ook een leuk tiroler hoedje
van groen vilt. Er zat een grote rode
bloem op. Toen ze klaar waren met ver
kleden, zei Hans: „Zullen we naar moe
der gaan? Wat zal ze lachen als ze
ons ziet".
Maar toen ze in de huiskamer kwa
men, keken ze lelijk op hun neus. Moe
der was heel verbaasd, toen ze binnen
kwamen. Toen ze in de gaten had, dat
het Hans en Greetje waren, werd ze
heel boos en zei tegen de komedianten:
„Hoe hebben jullie het in je hoofd ge
haald die kleren uit de kist te nemen?"
Beteuterd gingen ze de kamer uit.
Moeder riep hen nog na: „Ruim alles
netjes op. Ik kom straks kijken. Owee
als ik nog rommel vind!"
Ze deden alles keurig in de kist. Hans
zei: „Van moeder mag ook nooit wat!"
En tenslotte nog een klein stukje bij
de plaatjes, dat door Gerda Wever (Van
't Hoffstraat in Haarlem) is geschreven.
CRISTIEN en Dolf waren op zolder
aan het spelen. Opeens ontdekten zij
een kist met allemaal oude kleren.
„Zullen we ons gaan verkleden?"
„Goed", zei Christien.
Dolf pakte eerst een jurk voor Chris-
„ien en toen een broek en een blouse
voor zichzelf en daarna nog een leuk
hoedje voor Christien en een papieren
muts voor zichzelf. Ze zetten de mutsen
op en gingen naar beneden.
Mama was aan het theedrinken met
de buurvrouw. „Wat zien jullie eruit.."
zei moeder. En toen kwam het hele ver
haal. De buurvrouw kon het haast niet
geloven.
„Naar boven jullie en je gewone
kleren weer aan!" zei moeder boos. Wat
een treurig einde van zo'n prettige
middag.
Buurvrouw stond op en zei tégen
moeder: „Je hebt een schat van een
dochter en een zoon".
Als je de goede lijn volgt, weet je
door welke bij Pim gestoken werd.
„Als de Japanners Christenen worden,
zullen zy een echte Japanse vorm van het
Christendom bezitten of doen ontstaan. Ik
twüfel er niet aan, of dit zou een keerpunt
in de geschiedenis zyn, niet alleen voor die
van Azië, maar voor de gang van zaken in
de gehele wereld".
DEZE WOORDEN zijn ontleend aan de
afscheidsrede, die prof. dr. Emil Brunner
kortgeleden hield in de Internationale
Christelijke universiteit te Tokio, bij zijn
terugkeer uit Japan.
In deze rede gaf Brunner een duidelijk
beeld van de plaats, die het christendom
thans in Japan inneemt. Deze Zwitserse
geleerde is iemand, die hier inderdaad over
kan oordelen. Enkele jaren na de oorlog
heeft hij een reeks voordrachten in Japan
gehouden. Met zijn tweede terugkeer naar
het Westen heeft hij thans een periode van
twee jaar doceren in Tokio afgesloten. In
deze jaren is Brunner een grote liefde voor
het Japanse volk gaan koesteren. In zijn
grote afscheidsrede kon hij dan ook mede
delen, dat hij vele vrienden in Japan heeft
gemaakt.
Sedert het land honderd jaar geleden zijn
grenzen openstelde, heeft de bevolking
kans gezien zich volledig aan te passen aan
de westerse beschaving.Dit was een grootse
prestatie. Toch heeft er een belangrijk on
derdeel ontbroken: men heeft wel de boom
van de westerse civilisatie overgeplant,
maar de wortels ontbraken. Er zijn wel
Japanners, waaronder enkele leiders, die
het christendom aannamen en die inzagen
dat een echt Japans Christendom nood
zakelijk was, maar over het algemeen nam
het volk het christendom niet aan. Wel is
het een feit, dat de kerk leeft en dat er
miljoenen zijn, die onder invloed van het
christelijk denken zijn gekomen.
Terwijl in Europa en Amerika onder
vooraanstaande geleerden van verschillen
de richtingen, onder schrijvers, kunstenaars
en politici een nieuwe belangstelling voor
het christelijk geloof is waar te nemen, valt
hiervan in Japan nog niet veel te bespeu
ren. Het gevaar bestaat, dat de intellec
tuelen er in extremisme zullen vervallen.
Een bepaald onjuiste mening is gevormd
door de gedachte, dat de westerse bescha
ving op religieuze tradities van Japan kon
enten. Wel hebben de inheemse religieuze
gebruiken grote culturele waarden doen
ontstaan. Zij bleken echter niet in staat te
zijn een geestelijk fundament voor de mo
derne wetenschappelijke vorming voort te
brengen en ook ten aanzien van het in het
teven roepen van een democratische opvoe
ding en regering faalden ze. Inmiddels
verloren, vooral sedert de tweede wereld
oorlog, de jeugd en de intellectuelen de be
langstelling voor de oude religieuze traditie.
Door dit alles is er in de ziel van het
Japanse volk een grote leegte ontstaan. Het
heeft de westerse beschaving verkregen,
maar het heeft z'n eigen geestelyk, reli
gieus en zedelijk fundament verloren, zon
der zich de geestelijke bronnen van de wes
terse civilisatie eigen te maken.
BEPAALDE VORMEN zijn wel overge
nomen, maar zonder de geest, die hierin
in het Westen leeft, kunnen zij niet wer
kelijk leven. Wil men de democratische
gedachte steeds beter ingang doen vinden,
dan zal men meer aandacht moeten schen
ken aan het geestelijk fundament ervan:
de christelijke gedachte van een vrije en
verantwoorde persoonlijkheid, van mense
lijke waardigheid en menselijke rechten.
Deze gedachten kan men niet vinden in
de inheemse tradities. Zij zijn aldus
Brunner veel meer vruchten van het
aan de Bijbel ontleende christelijk geloof,
dat leert dat de mens geschapen is naar
Gods beeld. De Japanners zullen moeten
kiezen. Het valt niet in te zien, dat zij ver
twijfeling, slavernij en de totalitaire staat
zullen kiezen boven de hoop en de vrijheid,
waarvan het christelijk geloof spreekt.
DE MENS is door God geschapen, de
Japanner evengoed als de Europeaan en de
Amerikaan. God is niet slechts de Heer van
de mensen in het Westen, maar van het
gehele mensengeslacht, van alle volken ter
aarde. Jezus werd precies op de grenslijn
tussen het Westen en het Oosten geboren.
Zijn heerschappij beperkt zich niet tot geo
grafische of culturele gebieden.
Nu de Japanners het voornaamste voor
werp van hun bijzondere loyaliteitsgevoel
kwijt zijn door de verklaring van de keizer,
dat hij geen God is, hebben ze een nieuw,
een hoger voorwerp voor hun loyaliteit
nodig. Dit moet niet gezocht worden in een
kortzichtig nationalisme, dat Japan bijna
tot de afgrond heeft gevoerd, maar in een
geloof In de Heer, die met Zijn Kerk van
land tot land trekt. Heeft dit inderdaad
plaats dan zou de wereldvrede er niet
weinig door gediend worden.
Brug van Europa. De Duitse stad
München viert in 1958 haar achtste eeuw
feest met een internationale tentoonstel
ling, die „München, brug van Europa" zal
heten.
11 FEBRUARI 1 9 5 t.
(Van onze correspondent in Parijs)
DE ETTELIJKE duizen
den slachtoffers van de wo
ningcrisis in Frankrijk in
Parijs is een op de vier
nensen dag aan dag op zoek
naar een beter of ruimer
huis kunnen bij alle
extra ellende, die daardoor
wordt opgeleverd, de plot
selinge koudegolf misschien
toch nog voor één ding er
kentelijk zijn, namelijk voor
het feit dat de autoriteiten
weer eens even zijn wakker
geschud en gealarmeerd
werden door het directe
levensgevaar, dat honder
den daklozen opnieuw be
dreigt. Ruim dertig kinde
ren en volwassenen, die niet
of onvoldoende zijn behuisd,
moesten op de dodenlijsten
worden bijgeschreven
Deze lijsten omvatten al
honderden namen.
Onder die omstandigheden
heeft de speciale regerings
commissie voor de woning
kwesties besloten een on
middellijk einde te maken
aan het schreeuwende
schandaal, dat de talrijke
luxueuze appartementen in
Parijs nog altijd leeg staan,
huizen die nota bene met
regeringssubsidies werden
gebouwd, maar die zo groots
en rijk zijn opgezet, dat alle
kopers want voor huur
ders interesseren de bouw
maatschappijen zich hele
maal niet zich door de
prijzen lieten afschrikken.
Die flats zullen, indien ze
binnen drie maanden niet
bewoond zijn, nu door de
overheid in beslag worden
genomen om tegen een re
delijke huur ter beschikking
te worden gesteld van de
onbehuisden.
HOE HET probleem dan
wèl op te lossen? Wij we
ten het helaas ook niet,
maar vele Fransen zijn mèt
ons opgesprongen, toen ze
lazen in hun krant, dat op
de .komende Salon des Arts
Ménagers, de grote Par ij se
huishoudbeurs, deze maand
voor het eerst een huis zal
worden tentoongesteld, dat
van vloer tot dak geheel uit
plastic is opgetrokken. De
eerste plastic woning ter
wereld
De ontwerpers geven hoog
op van de mogelijkheden,
die dit experiment zal kun
nen openen ter spoedige
leniging van de huizennood.
De vooi'delen, zo betogen ze,
zijn talrijk. In de eerste
plaats zal er aanzienlijk
sneller gebouwd kunnen
worden. Het principe van
da „prefabrication" zal op
enorme schaal kunnen wor
den toegepast Het huls zal
uit een kern van vijf ka
mers bestaan, waaraan
naar gelang de stijgende
behoeften van een gezin
eventueel nieuwe vertrek
ken kunnen worden toege
voegd. In het centrum be
vindt zich de huiskamer,
waaromheen zich de overige
vertrekken groeperen.
Alle kamers, zo goed als
het dak en de vloeren, ont
staan in de fabriek, doordat
vaste vormen met vloeibare
plastic worden volgegoten.
Die vloeibare plastic kan
bovendien met kleurstof
worden vermengd, zodat na
de constructie aan het huis
geen schilder of verfkwast
meer te pas behoeft te
komen. De onderdelen en
kamerblokken zijn bijzon
der gemakkelijk te trans
porteren. Het hele huis
weegt namelijk niet meer
dan zeven k acht ton. Al
leen voor het fundament
wordt cement gebruikt,
maar voor de rest is alles
van plastic, met inbegrip
van de vensters (plexiglas)
en de gordijnen en het meu
bilair. Muren en dak kun
nen eventueel in doorzichtig
plastic worden geleverd.
Het massale gebruik van
plastic heeft na de laatste
oorlog snel een hoge vlucht
genomen. Amerika staat
hier op de eerste plaats en
daar wordt per jaar meer
dan een miljoen ton gepro
duceerd. Frankrijk bezet, na
de Verenigde Staten, West-
Duitsland, Engeland en Ja
pan, de vijfde plaats met
een gebruik van twee kilo
plastic per hoofd en per
jaar. Ook hier verdringt het
plastic steeds sterker qller-
lei andere materialen, niet
alleen als verpakkingsarti
kel, voor gebruiksvoorwer
pen, speelgoed enzovoorts,
maar tegenwoordig ook
voor de fabricage van auto
carrosserieën. Plastic is ge
makkelijk te onderhouden,
licht van makelij, sterk en
eventueel soepel, want de
samenstelling kan, naar het
doel, waarvoor het moet
worden toegepast, tevoren
heel eenvoudig worden ge
varieerd. Plastic is een che
misch produkt, waarvan de
steenkool een der hoofdbe
standdelen vormt Vandaar,
dat de Franse mijnindustrie
hevig geïnteresseerd is in
deze nieuwe toepassing van
plastic voor de woningbouw
en dit eerste experiment
met aanzienlijke subsidies
heeft mogelijk gemaakt.
OVER DE kosten, die met
de aanbouw van zo'n plastic
huis gemoeid zullen zijn,
hebben de initiatiefnemers
helaas nog geen woord los
gelaten. Door die discretie
wordt er wel een kleine
domper geplaatst op de
hoopvolle verwachtingen
die het bericht bij tiendui
zenden Fransen heeft ge
wekt Maar misschien zou
hier een unieke kans voor
de nieuwe Franse regering
kunnen liggen om te bewij
zen dat ze haar sociale roe
ping verstaat door even
tueel de massabouw van
plastic huizen volgens da
ruimst mogelijke normen te
stimuleren.
Een getekend grapje uit
de News Chronicle
„Professor" Ten Hoope, een zeldzaam
Romeins wasleitje bestuderend, in zijn
particuliere museum.
achterzijde maakte het mogelijk de afge
sleten punt na enige tijd weer scherp te
snijden. „Ik ken iemand, die thans nog met
de ganzeveer schrijft", aldus onze gastheer.
„Hij vindt het heerlijk. Hij zou niets anders
willen".
NU ZAL men wellicht vragen, hoe een
mens ertoe komt een dergelijk innig ver
bond te sluiten met de pen in al haar ver
schijningsvormen en in het bijzonder
met de vulpen, waarvan de heer Ten
Hoope thans 627 variëteiten heeft! Maar
de heer Ten Hoope is een van de weinige
gelukkige mensen, bij wie hobby en be
roep samenvallen. Hij is namelijk chef van
de technische afdeling en procuratiehou
der van een bekende vulpen-onderneming
te Amsterdam en treedt ook als docent
voor de vakgroep Kantoorboekhandel op
In het laatste milieu is het trouwens een
doodgewone zaak geworden hem met ..pro
fessor" aan te spreken.
Maar laten we het „museum" eens nader
bezien. Men vindt hier de Chinese schrijf-
kist, het Indonesische boodschappenlijstje,
de Parijse verpakking van de ganzeveder,
de eerste primitieve vulpotloden, de rieten
en stalen pennen. Uniek is de „bananen-
pen". Hiervan bestaat maar één exem
plaar ter wereld: het ding kreeg een merk
waardig krom model, omdat het in een
wasserij door de wringer werd gedraaid.
„Moet u eens voelen, hoe heerlijk deze pen
in de hand ligt. Er is ook nog een pen,
die in een banketletter werd meegebak-
ken, alsmede een reuzenschepping, die
eruit ziet als een soort kleine boomstam.
OMSTREEKS 1893 vond een zekere
mijnheer Waterman de vulpen uit. De
pioniers Parker en Swan bleven niet lang
achter. En een verblijd schrijvende mens
heid riep: „Weg met die ambtenaren-
flesjes!" al dan niet voorzien van ste
wardkraag, zodat men zich niet in de
revers zou steken. Afgelopen was het met
de reisflacons, de zandstrooiers en andere
rommel! Bij het begin van de verlichte
schrijfeeuw werd de boel zo grondig weg
gegooid, dat de heer Ten Hoope daar in
Nieuwendam de grootste moeite heeft om
nog iets te bemachtigen. Hoe lang zoekt hij
nu al niet naar „zo'n blad met een zand-
lcpel" uit de tijd van omstreeks 1850
zoals hij dit met begerige ogen in het ex-
keizerlijk kasteel in Doorn zag. Maar het
schijnt niet meer te bestaan
Terwijl we schreven, vertelde de heer
Ten Hoope ons van verre, met welk merk
vulpen we onze aantekeningen maakten,
om ons daarna op grond van het schrift
beeld te verduidelijken, tot welk type de
oen behoorde. „Dat is niets bijzonders
een kwestie van routine. Mijn twee zonen
en mijn dochter, die ook in het vulpenvak
zitten, zijn ook bijna zover..®.".
Daarop moesten we afscheid nemen,
want de heer Ten Hoope moest „nog even
gauw" een vulpen maken. Hij zei; „Er is
morgen een neefje jarig.
ONS LAND kent vele vulpendok
toren, maar we hebben slechts één pen
nenprof essor. Hij kan u het uitgeholde
beentje tonen, waarmede de Romeinen
schreven (de eerste primitieve vulpen der
mensheid) en tal van andere curiositei
ten, waarmede een rusteloos door vele
eeuwen voortschrijvende mensheid het
huidige cultuur peil wist te bereiken. De
heer J. K. ten Hoope verzamelt in een
vriendelijk huisje aan de Nieuwendam-
merdijk u vindt in zijn buurt ondanks
de nuchtere aanduiding „Amsterdam-
Noord" romantische kronkelstraatjes en
schilderachtige Waterlandse houten ge
veltjes reeds dertig jaren lang allerlei
schrijfgerei. En méér dan dat: hij weet
ten minste evenveel van internationale
vulpenmerken als de directeur van de
Nederlandse Bank van het geldwezen.
U KUNT de heer Ten Hoope, die in feite
een levende encyclopedie der schrijfmid-
delen is, over zijn materie vragen, wat u
wilt. Hij heeft een eigen „museum". Een
sterk gevoel van medelijden met onze
schrijvende voorouders komt bij de bezoe
ker daarvan op. Want tot het einde der
vorige eeuw droeg de deurwaarder of post
bode zijn inktreservoir in het knoopsgat
(ambtenarenflesjes) en had iedere man
van „stand" naast zijn snuifdoos een „no
tarisflesje" of broekzakinktkoker bij zich.
Och, wat heeft men geworsteld met het
schrijfprobleem! De reisflacons in tal van
vormen, de zandstrooiers (rubber en vloei-
blad zijn ook pas een goede halve eeuw
oud) en de pennenwissers doen thans voor
ons gevoel even komisch aan als de con
structies van vernuftelingen, die toen hor
logekettingen met ineenschuifbare schakels
(die samen een pen vormden) en een ver
borgen inkthouder als het „modernste"
lanceerden. Om over een heel inktstel in de
vorm van een rookpijp nog maar niet te
spreken!
„Hier ben ik bijzonder trots op", aldus
zei onze gastheer en hij greep in een prop
volle kast met inktkokers, flesjes, staafjes
en ondefinieerbare „dingetjes". Er kwam
een instrumentje te voorschijn, waarmede
men eens de ganzeveer, die zeshonderd
jaar geleden als schrijfobject „ontdekt"
werd, met een simpele handbeweging drie
hoekig kon toespitsen en gelijktijdig splij
ten. Een klem afneembaar merio «n de
Op de eerste avond (zaterdag 18 februari)
van de Haarlemse Mozartherdenking - ter
inleiding waarvan onze medewerker Jos
de Klerk een artikel schreef, dat op pagina
3 staat afgedrukt - spelen de violist
Lorenzo Pappolo en de pianiste Miep van
Luin sonates van de meester van
Salzburg in de Vleeshal.