DE STRAAT
Maandag luisteren naar Milhaud
Kont verhaal door terwijl mijn hart sloeg als een klok, die orgelbegeleiding en één met orkestbegelei-
MELENCOLIA
BIJ EEN GRAVURE VAN
ALBRECHT DURER
DRIMMELEN IN DE MIST
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
IS HET U nooit opgevallen dat dezelfde
straatnamen in diverse steden en plaatsen
voorkomen? Ik ken zo al, zonder nadenken,
een paar Vijzelstraten, Looyerstraten, Spui
straten, Hoogstraten, Utrechtse, Amster
damse, Rotterdamse straten. En met grach
ten, singels, wegen en lanen is het niet
anders. In het algemeen lijken deze straten
weinig op elkaar. Naast de royale brede
Vijzelstraat van Amsterdam is die van
Scheveningen bijvoorbeeld rustig en weinig
zeggend, bochtig en smal. Maar ook kan er
wel eens een plotselinge gelijkenis optre
den, een frappante gelijkenis zelfs, die ons
even beklemt en verwart. En daarvan wil
ik u vertellen. Het is maar een kort ver
haal, simpel verhaal, mijn eigen verhaal.
Maar het was beslissend voor mijn leven
en in de stilte van mijn afzondering, waar
in ik dit opschrijf, geloof ik, dat het ook
rechtvaardig was. Ja, het was rechtvaardig.
VAN DE DAAD ZELF zal ik u niets ver
tellen, daarover heeft later genoeg in de
kranten gestaan. Ik wil spreken over wat
ik voelde, dacht en deed daarna en hoe ik
tenslotte werd overwonnen ondanks
mijn zorgvuldige voorbereidingen, mijn
vernuft en mijn doortastendheid.
Ik weet, dat ik elk spoor grondig uitwiste
en vernietigde. Ik had mijn handen ge
wassen, er was geen spatje op mijn kleren
gekomen. De witte jas, die ik gedragen had.
knipte ik in stukken, die ik in de haard
verbrandde. De as rakelde ik uiteen. De
rubberhandschoenen verwisselde ik voor
lederen, nadat ik ze zorgvuldig afgewassen
had. Zeker, er zouden wel ergens vinger
afdrukken van mij zijn. Zoals bijvoorbeeld
op de klok, die ik de dag tevoren had op
gewonden vóór ik „op reis ging". Die vin
gerafdrukken hoorden daar, ze moesten
daar zelfs zijn,, ze mochten blijven, overal
waar ze gekomen waren vóór de reis, over
al waar ze geen betrekking konden hebber
op wat er die morgen was gebeurd.
Want wie hier vanmorgen het huis be
treden had, was een volkomen ander per
soon dan degeen, die de vorige dag was af
gereisd, lachend, nagewuifd door iemand,
die nooit meer zou wuiven en wie de lach
op het gezicht in afgrijzen en ongeloof was
bestorven.
- Jij....?
GENOEG HIEROVER. Een ander dus
had de daad volvoerd. Iemand, die zelfs tol
een andere sekse leek te behoren, iemand
die er groter en breder en ouder uitzag.
Kortom, mijn vermomming was volkomen
en voerde mij veilig terug naar het station
en in de andere stad, waar ik de vorige
avond op mijn „reis" was aangekomen om
te overnachten. Weer had ik mij verkleed
op het toilet in de trein. Dit was het enig
riskante punt in de hele onderneming.
Maar ik was ervan overtuigd, dat niemand
mij het toilet had zien betreden of verlaten.
Voor het geval dat daarna nog iemand mij
in mijn ware gedaante zou ontmoeten, had
ik een kaartje in mijn zak, op het station
MAANDAGAVOND 27 februari kan
men via de zenders van het Franse natio
nale programma een uitermate belangwek
kend concert beluisteren. Het bestaat uit
drie recente werken van de 63-jarige Da
rius Milhaud, welke door het nationale or
kest en een der koren van de Franse om
roep onder leiding van de componist zullen
worden uitgevoerd. In het bijzonder gaat
onze belangstelling naar de cantate „Le
chateau du feu" (Het kasteel van het vuur)
op een gedicht van Jean Cassou uit. Dit
werk schreef Milhaud in opdracht van de
Franse organisatie van voormalige gede
porteerden ,,Le réseau du souvenir". Hij
droeg het op aan de nagedachtenis van zijn
neef Jean Milhaud en zijn vrienden Eric en
Hélène Alltatini „gedurende de tweede
wereldoorlog door de Duitsers gedeporteerd
en vermoord".
Hoewel het uitgangspunt van deze can
tate, welke door Milhaud in het najaar van
1954 in een maand tijds te Mills in de Ver
enigde Staten van Noord-Amerika werd
geschreven, uiteraard realistisch is, vond
hij voor de muzikale
verwerking daar-
bij steunende op de f
tekst van Cassou Voor de
een symbolische vorm t
welke aan een werk mier?.toon
als Dante's Hel doet J
denken.
Het koor waarin stemmen van
mannen en vrouwen afwisselen vertolkt
de gevoelens van de slachtoffers in repliek
op de commando's van de beulen, die suc
cessievelijk de handen, de ogen, het bloed
en tenslotte het leven van de vervolgden
opeisen. Het laatste wrede bevel luidt
„Gaat binnen en brandt", waarna een lita
nie het werk afsluit en het woord „Victoi-
re" verklinkt. Componist en tekstdichter
hebben op deze wijze een treffende syn
these gevonden voor de artistieke uitbeel
ding van de martelgang dergenen die in de
„chateau du feu" van Oswiecim Ausch
witz, Sobibor, Natzweiler en zo vele ande
ren oorden van verschrikking hun onder
gang tegemoet gingen. Tekenen wij tenslot
te nog aan dat blaasinstrumenten en slag
werk verstrekt zijn, maar dat de violen in
de orchestrale bezetting ontbreken.
Het tweede werk is de Zevende Symfo
nie, die verleden jaar op verzoek van de
Belgische nationale radio-omroep, ontstond.
Milhaud vertelde onlangs in een interview
dat deze symfonie bij wijze van spreken
zijn geboorte dankt aan een misverstand.
Hij was bezig met het schrijven van het
laatste deel van zijn, voor het symfonie-
spiegelende bomen. Toen zag ik het naam- letters, alsof het meer wilde opvallen om orkest van Boston bestemde zesde symfo-
bordje van de kleine zijstraat, die ik juist mij te verschrikken. Leek deze straat nu op
zo rustig was gepasseerd. Het was dezelfde die van het schilderij of op die andere
naam, die ook de straat draagt, die ik die straat, waar op nummer 15
morgen had verlaten en. waar op nummer
15.
Ik durfde niet teruggaan om te kijken.
Gesteld deze straat zou lijken op die andere
en nummer 15 zou lijken op.... Zou dan
ook daarbinnen..,.? Ach dwaasheid. Toch
gekocht, waar wij het laatst hadden gestopt zocht ik snel mijn hotel op. Die nacht sliep
en dat mijlen ver weg lag van de plaats,
waar ikzelf nooit geweest mocht zijn die
dag.
Ik ging terug naar mijn hotel, dineerde
uitstekend, schreef een briefkaart naar de-
geen, die deze nooit zou lezen en verzocht
de piccolo haar te posten. Ik gaf hem een
knipoogje en een fooi. Nu was ik er zeker
van dat zij de kaart zou lezen. Dat was
trouwens de bedoeling.
Lieveling, stond er, hoe maak je het
sedert gisteren? Kun je het wel redden zo
zonder mij
Ik glimlachte. Ik was benieuwd wanneer
het lijk gevonden zou worden en wanneer
men mij zqu opbellen. Wat zou men zeg
gen? Zou men mij uiterst voorzichtig pro
beren in te lichten? En hoe zou ik mij hou-
ilc niet zo goed als ik had verwacht nu alles
gedaan was.
De volgende morgen toen ik mijn reis
volgens het plan ik was nog steeds niet
opgebeld, men had het dus nog niet ont
dekt vervolgde, voelde ik mij niet zo fit
VOOR IK HET WIST, liep ik over het
glimmende trottoir, weggedoken in de
kraag van mijn regenjas, terwijl een felle
bui loskletterde en paarse schichten de
hemel in gloed zetten. Alles zag er onwe
zenlijk en spookachtig uit. Het leek mij,
als zag ik mijzelf daar voortgaan: een on
persoonlijke gestalte. Hetzij man of vrouw,
dat zou men in de verte niet kunnen zien.
Er was iets om mij, over mij, achter mij,
voor mij, overal en onontkoombaar. Het
noodweer, de straat, die mij gevangen had,
iets.
Daar was nummer 15. Ik keek omhoog,
nie. Juist toen hij zich er van bewust werd,
dat dit deel niet goed aanpaste bij de twee
andere bewegingen van de zesde symfonie,
ontving hij de bestelling uit Brussel en
Milhaud besloot daarop de aanvankelijk
als finale bedoelde partituur te gebruiken
als de kern van zijn zevende. Gezien de
proporties kon hij volstaan met het toevoe
gen van twee korte hoekdelen. Voor de
zesde schreef hij daarop een andere finale.
Het programma van aanslaande maan
dag omvat tenslotte de Service Sacré, een
eveneens in de laatste jaren geschreven
partituur voor de synagogale dienst. Het
werk is aan de Joodse gemeente van San
Francisco opgedragen. Er bestaan twee
versies van: één voor zangsolisten, koor ei:
bonsde in mijn oren. Eender geplooid hin- ding. Uiteraard is de eerstgenoemde bezet
gen de witte gordijnen. In een hoek van ting de in de Synagogen gebruikelijke,
een vensterbank kwam de groene tak te Maandagavond kan men echter de tweede
zien van een kamerlinde. Eender, eender, horen.
als anders. Mijn hoofd was zwaar en een
doffe pijn verhinderde mij scherp door te
denken.
Pas die middag, in een andere stad, een
ander hotel, knapte ik weer wat op. Ik
den? Zou ik erg verdrietig zijn of allereerst moest mij nu geen dwaasheden in het hoofd
verslagen en gebroken? Daarnaar was ik
zelf nog benieuwd. Ik besloot dit over te
laten aan het toeval en aan mijn stemming
van het ogenblik.
Na het diner ging ik een wandeling ma
ken om over alles nog eens goed na te
halen, maar plezier hebben in mijn reis. Ik
schreef weer een kaart, die 't kamermeisje
voor mij zou posten. Lieveling, stond er
boven, al twee dagen heb ik je nu niet
gezien
Ja, ja, ik ben heel slim. Ik had alleen
denken. Ik was in een uitstekend humeur verleerd te glimlachen om mijn slimheid,
en had moeite om niet luid te zingen Nu zoals de dag tevoren.
v/as ik dan rijk, rijk!
IK LIEP door de stille vredige avondstad.
Het lage zonlicht legde een rode gloed over
alles en spiegelde goud in de vensters van
huizen en winkels. Ergens door een open
raam vloeide wat muziek over het grachtje.
Het was een lied, dat vaak geneuried werd
door degeen, die ik die morgen had achter
gelaten. Die warme stem zou ik nooit meer
horen zingen, dat was natuurlijk jammer.
Maar in een boom tjilpte een late vogel en
het leven was goed. Bijna weemoedig dacht
ik, hoe spijtig het was, dat die ander dat
nu niet mèt mij kon beleven en dit mooie
stadsbeeld niet mèt mij zag
Maar wie zegt, dat dat onmogelijk is?
Wie zegt, dat niet misschien de doden zien
waar wij zijn en wat wij doen en dat zij
ons volgen....? Een koude hand scheen
zich in mijn nek te leggen bij deze gedach
te, die als van buitenaf tot mij kwam.
Snel keek ik over mijn schouder langs
het verlaten grachtje met de roerloze zich
Ik liep door drukke en door stille straten
en bekeek de vreemde stad. Ik bezocht zelfs
nog een museum, zoals mij eens aangera
den was. De enige herinnering hieraan is
de onrust, die mij meer en meer voortdreef
en één schilderij: een scherp omlijnde voor
stelling in vreemde, haast onwezenlijke
tinten tussen groen en paars. Een straat
onder een onweerslucht en een gebogen ge
stalte, die zich voorthaastte over het ver
laten glimnatte trottoir. Een man? Een
vrouw? Ik kon het niet uitmaken. Ergens
diep in mij benauwde de voorstelling mij
hevig. Gehaast verliet ik het museum.
Ik volgde een lange singel, die glooiend
afliep in een groen gazon tot aan het water.
Aan de overzijde was een park. Witte ban
ken stonden in groen van struiken en rond
een dikke oude boom. Het weer was druk
kend geworden. Zwaar en stil hingen de
loden wolken. Een zwaluw scheerde laag
over het rimpelloze water.
Toen zag ik weer de naam. Het bordje
was nieuw, helderblauw met scherpe witte
voordeur wellicht ook eenzelfde naam? Ik
wilde oversteken om het te kunnen lezen.
Maar toen bewogen de stille gordijnen. Een
hand hief ze op.
Ik weet niet of ik enig geluid gaf. Maar
in mijn hoofd was een orkaan van geluid.
Ik zag een gezicht, wonderlijk groen en
verwrongen. De flits van een paarse blik
semschicht verlichtte het grotesk. Naar mij
staarden die ogen, dood, leeg, zelfs zonder
verwijt. Niet te ontvluchten.
OP HET dichtstbijzijnde politiebureau,
waar men mij heenbracht, bekende ik alles.
zoals ik eigenlijk al vooruit geweten had. Wij hebben deze week onze radiorubnek
Droeg het zwarte naambordje aan de om drie redenen aan deze belangrijke mu
zikale gebeurtenis gewijd. In de eerste
plaats is het een zeldzaamheid dat men
Milhaud, die een zwakke gezondheid heeft,
zelf kan horen dirigeren. Ten tweede heb
ben wij deze uitvoering met liefde aanbe
volen gezien de bedoeling van inzonder
heid „Chateau du feu". Tenslotte leek ons
deze manifestatie niet van betekenis ont
bloot voor een land waar het concertleven
zo eenzijdig wordt beïnvloed als het onze.
Met name geldt dit voor de toenemende
verwaarlozing van vooraanstaande figuren
als Milhaud, wiens balletten „La création
du monde" en „Scaramouche" men nog
wel eens uitvoert, maar wiens talrijke an-
dere werken men nooit te horen krijgt. De
in Nederland best hoorbare zenders van
het Franse nationale programma zijn
Paijs I. 384, Marseille, 422, Bordeaux, 249,
Straatsburg II, 235 en de gesynchroniseer
de zendernetten op 242 en 222 meter.
S. P. ON DE
ERASMUS EN BADINGS
In opdracht van de Koninklijke Zang
vereniging Venlona heeft Henk Badings
een werk voor mannenkoor, blaasinstru
menten en sopraan geschreven op Latijnse
teksten uit Erasmus' Lof van de vrede.
LONDEN (United Press) Een in 1634
door Rembrandt van zijn zuster geschil
derd portret is gisteren te Londen geveild
voor 16.500 pond sterling. De namen van
(Overgenomen ui't ..Who's In charge here?" door de koPer en de verkoper werden niet be-
George Price Berkley Pübl. Co. te New York) kend gemaakt.
TOT DE mooiste voortbreng
selen van Albrecht Dürers kunst
behoren enkele van zijn koper
gravures. Eén van de bekendste
hiervan: De Melencolia, dateert
van 1514. En deze gravure is
er de oorzaak van. dat er in de
kunstcritielc een misverstand
ontstond, dat welgeteld vier
eeuwen geduurd heeft. Lang
was men er van overtuigd, dat
de vrouwspersoon rechts op de
afbeelding de verpersoonlijking
van de melancholie (zwaarmoe
digheid) was. Vele onderdelen
van de gravure werden hierdoor
volkomen onverklaarbaar. Zo is
men er nooit in geslaagd de
aanwezigheid van de nachtvogel
(links) en de grote steen, de hond
en het kleine engeltje te verkla
ren. Ook de betekenis van het
magisch vierkant (rechts) bleef
onverklaarbaar. Emiel Feinblatt
vroeg zich indertijd af, waarom
de figuur „Melencolia" vleugels
had. Dr. H. Schmidt Degener
heeft een jarenlange studie ge
maakt van de gravures van Al
brecht Dürer en hij is tot enige
merkwaardige conclusies geko
men. In een onlangs gehouden
voordracht voor de Heemsteedse
Kunstkring heeft hij deze con
clusies besproken, waarbij het
opmerkelijk was, dat veel, zo
niet alle tot dusverre onduide
lijke symbolen volkomen ver
klaard konden worden. Hieron
der volgt een verslag hiervan
Dr. SCHMIDT DEGENER begon met er
op te wijzen, dat het om tot een goed be
grijpen van de gravures te komen, nodig
was in het kort na te gaan, in welke tijd
Dürer leefde, wanneer de kunstwerken tot
stand kwamen en welke kunsthistorische
stromingen in die tijd overheersend waren.
Dürer leefde, evenals Grünewold, van 1471 tot 1528. In die
tijd begon men de invloed te bemerken van de Italiaanse renais
sance op de Duitse gothiek. Deze ontwikkelingsgang is ook in
het werk van Dürer te bespeuren. Zijn vijftien houtsneden bij
voorbeeld begonnen met een visionaire stijl, waarbij vooral grote
aandacht aan details besteed werd. De latere houtsneden ver
toonden echter een rustiger afbeelding, waarbij ook de prach
tige verdeling opvalt. Hierin is de invloed van de Italiaanse
renaissance merkbaar. Hij groeide van teveel details langzamer
hand naar grotere lijnen. De invloed van de renaissance moet
Dürer hebben opgedaan gedurende twee reizen naar Italië,
waarvan de eerste vóór 1500 en de tweede van 1505^1507 plaats
had. Van 1512-1519 ontving Dürer opdrachten van keizer
Maximiliaan, die hem weinig gelegenheid boden tot een vrije
kunstuiting. Als reactie hierop schiep Dürer in 1514 zijn Melen
colia, waarbij hij zijn bedoelingen in een soort geheimschrift
weergaf, dat in de loop der eeuwen goed bewaard gebleven is.
Dr. Schmidt Degener gelooft nu de oplossing te hebben ge
vonden. In de eerste plaats de titel: deze berust volgens hem
op een vergissing. Op de nachtvogel, die wegvliegt, (links op
de afbeelding) staat: „Melencolia I" en lange tijd geloofde men,
dat dit de titel was van een eerste van een reeks gravures.
Lange tijd heeft men naar een tweede of derde gravure „Melen
colia" gezocht. Dr. Schmidt Degener zegt nu, dat men de titel
moet lezen als „Melencolia I (i) hetgeen betekent: „melancholie
ga heen".
Verbindt men in het magisch kwadraat de ranggetallen 1 tot
en met 4, 5 tot en met 9 en 9 tot en met 12, dan ziet men de
signatuur van Dürer ontstaan. De cijfers 15 en 14, naast elkaar
geplaatst, geven het jaartal van het kunstwerk aan (1514) en
de getallen 16 en 13, die nog overblijven, zouden de zestiende
en dertiende letter van het alfabet: P en M vormen, hetgeen
„pie memorie" betekent.
HOE WIL MEN deze allegorie, die men ook bij Mantegna,
Holbein en Jeroen Bosch terug vindt, verklaren? De oplossing,
voor zover het Dürer betreft, vindt men in zijn eigen raadge
ving: „mit Zirckel und Richtscheidl" terug. Bij de gravure is
alles van te voren afgemeten en vastgesteld. Andere voorbeel-
den hiervan bij de Melencolia zijn: de symbolen van de klok en
zandloper tijd en dood, de geldkist met sleutel, die men onder
de rokken van de rechtse vrouwenfiguur vermoedt. Verder stelt
de afbeelding links boven geen komeet, maar het einde van de
zondvloed voor. In het midden van de gravure bevindt zich een
kleine punt, die men als middelpunt kan gebruiken voor eer
te construeren cirkel, die de steenhoop links omvat en door het
midden van de geldkist rechts onder loopt. Deze cirkel omsluit
de centraal geplaatste symbolen: niét de zandloper, klok en
nachtvogel. Eén vleugel van de vrouwenfiguur komt in de
cirkel te liggen, de andere niet. Dit wijst volgens dr. Schmidt
Degener op de twijfel: moet de kunstenaar (Dürer) zich aan
passen aan de Italiaanse renaissance, of trouw blijven aan de
Duitse gothiek?
Het blok (of de steenhoop) duidt met zijn perspectivische op
bouw de gedachte van de renaissance aan. Lang achtte de kerk
het perspectivisme een groot gevaar: later betoogde men, dat
men de proportieleer goddelijk moest maken. Verder bevinden
zich door verbinding van lijnen drie geheime handtekeningen
van Dürer in de gravure. Dit getal van drie is weer terug te
voeren op de leer van de unitas triplex, die in die tijd opgang
maakte en waarbij vele allegorische voorstellingen in reeksen
van drie, tritsen of triolen genaamd, optreden.
Deze theorie van dr. Schmidt Degener verklaart veel, wat
tot dusverre onduidelijk was en waarover Dürer zelf nooit ge
sproken heeft, zelfs niet tegenover zijn beste leerlingen. Eén
van dezen, Hans Sebald Beham, heeft in 1539 ook een „Melen
colia" gemaakt, die zo is opgezet, dat duidelijk bleek, dat Beham
de bedoelingen van de meester Dürer nooit begrepen heeft.
WAT KAN NU de bedoeling zijn geweest van Dürer, toen hij
deze gravure maakte? Dürer - die zelf eens verklaarde „Was
Kunst ist, weiss ich selbst nicht" - heeft volgens dr. Schmidt
Degener ironisch willen uitdrukken welke moeite de Duitse
gothiek heeft gehad zich bij de renaissance aan te passen. De
gravure is tot dusverre steeds aangeduid met de naam „Melen
colia", maar men moet zich afvragen, of een andere naam niet
beter passend zou zijn.
Links een afbeelding van de koper
gravure „Melencolia" van Albrecht
Dürer, waarvan de vrouwenfiguur
rechts eeuwenlang voor de t>erpersoon-
lijking van de melancholie gehouden
werd. Rechts ziet men dezelfde afbeel
ding met cirkel, zóals die door dr. H.
Schmidt Degener geconstrueerd is. De
centraal geplaatste symbolen worden
er door oinsloten. Eén vleugel van de
vrouwenfiguur rechts blijft buiten de
cirkel en is gericht op het magisch vier
kant. Dit wijstvolgens dr. Schmidt
Degener, op de twijfel van de kunste
naar ten aanzien van de nieuwe kunst
opvattingen, die de renaissance uit
Italië naar Duitsland bracht.
AMSTERDAM, februari Kent u Drim-
melen? Wat, néén? Maar u weet toch wel
waar het ligt, nietwaar? Ook niet? Het
aardrijkskunde-onderwijs is dan toch ook
niet meer wat het geweest is. Dit laatste
was mij trouwens al eerder opgevallen,
toen ik van de week geruime tijd en aan
merkelijk gehinderd door de besneeuwde
mist zelf naar Drimmelen heb gezocht. En
eerlijk gezegd had ik tevoren ook niet ge
weten waar het ligt. Geholpen door een
aardrijkskundig woordenboek, een atlas en
een gespecialiseerde kaart van de provin
cie Noord-Brabant heb ik het tenslotte
in theorie gevonden. Het ligt, kan ik u
openbaren, aan het Hollands Diep, enkele
kilometers links van de Moerdijkbrug.
Dat was de theoretische afdeling van
mijn onderzoekingen. Toen kwam de tocht
zelf. Tot de Moerdijk was het allemaal
niet moeilijker dan bij een dichte mist en
naarstig beijzelde wegen te verwachten
viel. Daarna werd het andere koek. Ik
moest ergens links af van de hoofdweg,
dat wist ik. Op het bord verwachtte ik de
naam Geertruidenberg. Toen die na twaalf
kilometer door de mist turen nóg op geen
enkel bord had gestaan, leek een geringe
q mate van achterdocht me gerechtvaardigd.
Ik draaide dus om en zocht terug. Om de
weg naar Waalwijk te kiezen was toen een
simpele oplossing, zult u zeggen, thuis in
een makkelijke stoel gezeten. Maar wie al
eerder door de schijn is bedrogen, wordt
voorzichtig. Niettemin had ik het kunnen
doen, want vier kilometer daar voorbij
vertelde een voorbijganger de eerste
me dat dat de goede zou zijn geweest.
Van daar tot Zevenbergsche Hoek was
het niet moeilijk. Enfin, ik zal u het lange
verhaal besparen van mijn zoektochten,
heen en terug door het noordelijkste deel
van Noord-Brabant. Maar houdt u zich er
van overtuigd, dat het vinden van Drim
melen in de mist geen sinecure is. Zelfs
niet, als u het bord hebt gevonden met de
mededeling, dat u nu in de gemeente
Made-Drimmelen gearriveerd bent. Want
dat betekent alleen nog maar, dat u Made
hebt gevonden. Drimmelen is dan weer
een héél andere plaats, die een tocht van
een angstig kwartier over een glibberige
ijsdijk vergt. Tenslotte dus, ondanks alles:
Drimmelen maar denkt u niet, dat iets
in de hele wereld Made in Drimmelen is.
Het is maar een bijzonder klein dorpje, dat
zich nu in de ijstijd van alle menselijke
activiteiten lijkt te hebben afgekeerd.
In de haven, nou ja het haventje van
Drimmelen, liggen een paar schepen kil te
verkondigen, dat zij in andere tijden op
andere plaatsen van Nederland nog steeds
kunnen getuigen dat zij eigenlijk in Drim
melen thuis horen. Er vliegen een paar
hongerige meeuwen om de schepen heen,
maar er is niemand om hen te horen. Ik
probeer hen te vertellen, dat zij voor voed
sel beter de verlatenheid van de Biesbosch
kunnen opzoeken, want daar dalen nu
dagelijks de helikopters van het leger om
grote zakken met brood en graan aan te
voeren. Zij luisteren niet, zij hebben
honger.
Tien minuten later landt er een helikop
ter bij de haven van Drimmelen. Precies
zo'n voedselhelikopter als ik die meeuwen
had proberen aan te wijzen. Een kwartier
verder weer staan er drie helikopters op
het kleine pleintje. Het hele dorp, wel
honderd mensen, is uitgelopen en staat
juichend op de dijk. De politieman, plotse
ling weer tot actieve dienst geroepen,
houdt hen op een afstand. Alleen de bur
gemeester, de onderwijzer en de pastoor
mogen door zijn éenmanskordon. Maar de
meeuwen zijn weer verdwenen. Misschien
zijn zij uit angst voor de grote wieken van
de luchtmacht wel naar de Biesbosch ge
vlogen. Ik hoop hel.
Want zelfs daar is het beter dan in Drim
melen, dat zich een kwartier later als
de helikopters weer verdwenen zijn ge-
ergerd omdraait en op de andere zijde
verder gaat met de win ter sla tp. A. S. II.
DEGENEN, die de verwachting gekoesterd
hebben verrast te rullen worden met een goed
kope editie van Bernhard Paumqartner'g onvol
prezen Mozart kunnen zich, nu deze verwachting
helaas ijdel gebleken is, getroost voelen met een
tweetal andere boeken van formaat. ,.Ein jeder
musz sieh seinen Mozart verdienen'- is het
standpunt van Wolfgang Goetz in zijn Die Welt
Mozarts en daarom laat hij het aan de lezer over
zich uit een aantal blieven en berichten een
beeld van deze kunstenaar te vormen. Paul
Nette verzamelde in Mozart daarentegen een
enorme hoeveelheid biografisch en musicolo
gisch materiaal met behulp waarvan hij zijn
eigen inzichten aannemelijk tracht te maken.
Ter gelegenheid van de herdenking van de
sterfdag, een eeuw geleden, van Heinrich Heine
verscheen een herdruk van een zeer belangrijk
stuk Duitse emigrantenlitteratuur, namelijk
Heinrich Heine van Max Brod, waarin men deze
waarlijk Europese geest ten voeten uitgetekend
vindt. Door zijn opvattingen ten opzichte van
verscheidene problemen, waarmee ook Heine
zich heeft beziggehouden, zeer nauw aan hem
verwant, is Brod toch niet vervallen in de fout
hem een grotere betekenis toe te kennen dan
hij verdient. Binnenkort zal voor een schappe
lijke prijs eveneens het beroemde Buch der
l.ieder verkrijgbaar zijn. De uitgever hiervan
rekent op een zeer grote afzet.
IN DE OUDERDOM van vijfenzeventig Jaar
overleed onlangs Henry Louis Mencken, wiens
initialen H.L.M. in het Amerika der twintiger
jaren dezelfde bewondering en afschuw als de
ondertekening G.B.S. in Engeland wekten. Wan
neer men kennis wil maken met het werk van
deze journalistieke beeldenstormer, of wanneer
men zonder meer mensen en toestanden met
ironie beschouwd wil zien uit een bewust voor
ingenomen standpunt, dan kan men niet beter
doen dan zich de Mencken van Alistair Cooke
aan te schaffen De korte inleiding geeft net
genoeg om wel voorbereid aan het lezen te
gaan. De „stukjes" zijn zo gerangschikt, dat ztj
tevens een levensbeschrijving vormen van deze
grote ontmaskeraar.
Tot de belangrijkste aanwinsten der afgelopen
weken behoort zeer zeker Von Kunst und Ken-
nerschaft van Max J. Friediünder, waarin deze
kunsthistoricus zijn uit eigen beschouwingen
verkregen inzichten over hel wezen der kunst in
het algemeen en der schilderkunst in het bij
zonder als antwoord wil geven op de vraag:
„wat is kunst?" Deze zuiver persoonlijke inzich
ten juist zijn het, die dit boek ver uitheffen
boven de handig gecombineerde extracten uit de
kunsttheoretische litteratuur.
Een kunstenaar is niet altijd bij machte een
meesterwerk te scheppen: vandaar dat men het
E. M. Remarque niet euvel kan duiden, dat zijn
A time to love and a time to die litterair gezien
ver beneden zijn vroegere oorlogsromans ge
bleven is. Hij heeft het ditmaal niet zelf mee
gemaakt. Het boek wekt de indruk, dat hij er
een beetje met de pet naar gegooid heeft. Waar
schijnlijk verkeerde hij in de mening, dat men
ruim tien jaar na de oorlog er eindelijk eens op
geattendeerd diende te worden, dat het voor de
Duitse soldaat ook niet bepaald leuk was ge
durende zijn verlof Anglo-Amerikaanse bom
men op huis en hof te zien neervallen. We ge
loven het direct, maar interesseren doet het nie
mand. Een volslagen overbodig boek A.M.