DE STRAAT Maandag luisteren naar Milhaud Kont verhaal door terwijl mijn hart sloeg als een klok, die orgelbegeleiding en één met orkestbegelei- MELENCOLIA BIJ EEN GRAVURE VAN ALBRECHT DURER DRIMMELEN IN DE MIST NIEUWE BOEKEN in zakformaat IS HET U nooit opgevallen dat dezelfde straatnamen in diverse steden en plaatsen voorkomen? Ik ken zo al, zonder nadenken, een paar Vijzelstraten, Looyerstraten, Spui straten, Hoogstraten, Utrechtse, Amster damse, Rotterdamse straten. En met grach ten, singels, wegen en lanen is het niet anders. In het algemeen lijken deze straten weinig op elkaar. Naast de royale brede Vijzelstraat van Amsterdam is die van Scheveningen bijvoorbeeld rustig en weinig zeggend, bochtig en smal. Maar ook kan er wel eens een plotselinge gelijkenis optre den, een frappante gelijkenis zelfs, die ons even beklemt en verwart. En daarvan wil ik u vertellen. Het is maar een kort ver haal, simpel verhaal, mijn eigen verhaal. Maar het was beslissend voor mijn leven en in de stilte van mijn afzondering, waar in ik dit opschrijf, geloof ik, dat het ook rechtvaardig was. Ja, het was rechtvaardig. VAN DE DAAD ZELF zal ik u niets ver tellen, daarover heeft later genoeg in de kranten gestaan. Ik wil spreken over wat ik voelde, dacht en deed daarna en hoe ik tenslotte werd overwonnen ondanks mijn zorgvuldige voorbereidingen, mijn vernuft en mijn doortastendheid. Ik weet, dat ik elk spoor grondig uitwiste en vernietigde. Ik had mijn handen ge wassen, er was geen spatje op mijn kleren gekomen. De witte jas, die ik gedragen had. knipte ik in stukken, die ik in de haard verbrandde. De as rakelde ik uiteen. De rubberhandschoenen verwisselde ik voor lederen, nadat ik ze zorgvuldig afgewassen had. Zeker, er zouden wel ergens vinger afdrukken van mij zijn. Zoals bijvoorbeeld op de klok, die ik de dag tevoren had op gewonden vóór ik „op reis ging". Die vin gerafdrukken hoorden daar, ze moesten daar zelfs zijn,, ze mochten blijven, overal waar ze gekomen waren vóór de reis, over al waar ze geen betrekking konden hebber op wat er die morgen was gebeurd. Want wie hier vanmorgen het huis be treden had, was een volkomen ander per soon dan degeen, die de vorige dag was af gereisd, lachend, nagewuifd door iemand, die nooit meer zou wuiven en wie de lach op het gezicht in afgrijzen en ongeloof was bestorven. - Jij....? GENOEG HIEROVER. Een ander dus had de daad volvoerd. Iemand, die zelfs tol een andere sekse leek te behoren, iemand die er groter en breder en ouder uitzag. Kortom, mijn vermomming was volkomen en voerde mij veilig terug naar het station en in de andere stad, waar ik de vorige avond op mijn „reis" was aangekomen om te overnachten. Weer had ik mij verkleed op het toilet in de trein. Dit was het enig riskante punt in de hele onderneming. Maar ik was ervan overtuigd, dat niemand mij het toilet had zien betreden of verlaten. Voor het geval dat daarna nog iemand mij in mijn ware gedaante zou ontmoeten, had ik een kaartje in mijn zak, op het station MAANDAGAVOND 27 februari kan men via de zenders van het Franse natio nale programma een uitermate belangwek kend concert beluisteren. Het bestaat uit drie recente werken van de 63-jarige Da rius Milhaud, welke door het nationale or kest en een der koren van de Franse om roep onder leiding van de componist zullen worden uitgevoerd. In het bijzonder gaat onze belangstelling naar de cantate „Le chateau du feu" (Het kasteel van het vuur) op een gedicht van Jean Cassou uit. Dit werk schreef Milhaud in opdracht van de Franse organisatie van voormalige gede porteerden ,,Le réseau du souvenir". Hij droeg het op aan de nagedachtenis van zijn neef Jean Milhaud en zijn vrienden Eric en Hélène Alltatini „gedurende de tweede wereldoorlog door de Duitsers gedeporteerd en vermoord". Hoewel het uitgangspunt van deze can tate, welke door Milhaud in het najaar van 1954 in een maand tijds te Mills in de Ver enigde Staten van Noord-Amerika werd geschreven, uiteraard realistisch is, vond hij voor de muzikale verwerking daar- bij steunende op de f tekst van Cassou Voor de een symbolische vorm t welke aan een werk mier?.toon als Dante's Hel doet J denken. Het koor waarin stemmen van mannen en vrouwen afwisselen vertolkt de gevoelens van de slachtoffers in repliek op de commando's van de beulen, die suc cessievelijk de handen, de ogen, het bloed en tenslotte het leven van de vervolgden opeisen. Het laatste wrede bevel luidt „Gaat binnen en brandt", waarna een lita nie het werk afsluit en het woord „Victoi- re" verklinkt. Componist en tekstdichter hebben op deze wijze een treffende syn these gevonden voor de artistieke uitbeel ding van de martelgang dergenen die in de „chateau du feu" van Oswiecim Ausch witz, Sobibor, Natzweiler en zo vele ande ren oorden van verschrikking hun onder gang tegemoet gingen. Tekenen wij tenslot te nog aan dat blaasinstrumenten en slag werk verstrekt zijn, maar dat de violen in de orchestrale bezetting ontbreken. Het tweede werk is de Zevende Symfo nie, die verleden jaar op verzoek van de Belgische nationale radio-omroep, ontstond. Milhaud vertelde onlangs in een interview dat deze symfonie bij wijze van spreken zijn geboorte dankt aan een misverstand. Hij was bezig met het schrijven van het laatste deel van zijn, voor het symfonie- spiegelende bomen. Toen zag ik het naam- letters, alsof het meer wilde opvallen om orkest van Boston bestemde zesde symfo- bordje van de kleine zijstraat, die ik juist mij te verschrikken. Leek deze straat nu op zo rustig was gepasseerd. Het was dezelfde die van het schilderij of op die andere naam, die ook de straat draagt, die ik die straat, waar op nummer 15 morgen had verlaten en. waar op nummer 15. Ik durfde niet teruggaan om te kijken. Gesteld deze straat zou lijken op die andere en nummer 15 zou lijken op.... Zou dan ook daarbinnen..,.? Ach dwaasheid. Toch gekocht, waar wij het laatst hadden gestopt zocht ik snel mijn hotel op. Die nacht sliep en dat mijlen ver weg lag van de plaats, waar ikzelf nooit geweest mocht zijn die dag. Ik ging terug naar mijn hotel, dineerde uitstekend, schreef een briefkaart naar de- geen, die deze nooit zou lezen en verzocht de piccolo haar te posten. Ik gaf hem een knipoogje en een fooi. Nu was ik er zeker van dat zij de kaart zou lezen. Dat was trouwens de bedoeling. Lieveling, stond er, hoe maak je het sedert gisteren? Kun je het wel redden zo zonder mij Ik glimlachte. Ik was benieuwd wanneer het lijk gevonden zou worden en wanneer men mij zqu opbellen. Wat zou men zeg gen? Zou men mij uiterst voorzichtig pro beren in te lichten? En hoe zou ik mij hou- ilc niet zo goed als ik had verwacht nu alles gedaan was. De volgende morgen toen ik mijn reis volgens het plan ik was nog steeds niet opgebeld, men had het dus nog niet ont dekt vervolgde, voelde ik mij niet zo fit VOOR IK HET WIST, liep ik over het glimmende trottoir, weggedoken in de kraag van mijn regenjas, terwijl een felle bui loskletterde en paarse schichten de hemel in gloed zetten. Alles zag er onwe zenlijk en spookachtig uit. Het leek mij, als zag ik mijzelf daar voortgaan: een on persoonlijke gestalte. Hetzij man of vrouw, dat zou men in de verte niet kunnen zien. Er was iets om mij, over mij, achter mij, voor mij, overal en onontkoombaar. Het noodweer, de straat, die mij gevangen had, iets. Daar was nummer 15. Ik keek omhoog, nie. Juist toen hij zich er van bewust werd, dat dit deel niet goed aanpaste bij de twee andere bewegingen van de zesde symfonie, ontving hij de bestelling uit Brussel en Milhaud besloot daarop de aanvankelijk als finale bedoelde partituur te gebruiken als de kern van zijn zevende. Gezien de proporties kon hij volstaan met het toevoe gen van twee korte hoekdelen. Voor de zesde schreef hij daarop een andere finale. Het programma van aanslaande maan dag omvat tenslotte de Service Sacré, een eveneens in de laatste jaren geschreven partituur voor de synagogale dienst. Het werk is aan de Joodse gemeente van San Francisco opgedragen. Er bestaan twee versies van: één voor zangsolisten, koor ei: bonsde in mijn oren. Eender geplooid hin- ding. Uiteraard is de eerstgenoemde bezet gen de witte gordijnen. In een hoek van ting de in de Synagogen gebruikelijke, een vensterbank kwam de groene tak te Maandagavond kan men echter de tweede zien van een kamerlinde. Eender, eender, horen. als anders. Mijn hoofd was zwaar en een doffe pijn verhinderde mij scherp door te denken. Pas die middag, in een andere stad, een ander hotel, knapte ik weer wat op. Ik den? Zou ik erg verdrietig zijn of allereerst moest mij nu geen dwaasheden in het hoofd verslagen en gebroken? Daarnaar was ik zelf nog benieuwd. Ik besloot dit over te laten aan het toeval en aan mijn stemming van het ogenblik. Na het diner ging ik een wandeling ma ken om over alles nog eens goed na te halen, maar plezier hebben in mijn reis. Ik schreef weer een kaart, die 't kamermeisje voor mij zou posten. Lieveling, stond er boven, al twee dagen heb ik je nu niet gezien Ja, ja, ik ben heel slim. Ik had alleen denken. Ik was in een uitstekend humeur verleerd te glimlachen om mijn slimheid, en had moeite om niet luid te zingen Nu zoals de dag tevoren. v/as ik dan rijk, rijk! IK LIEP door de stille vredige avondstad. Het lage zonlicht legde een rode gloed over alles en spiegelde goud in de vensters van huizen en winkels. Ergens door een open raam vloeide wat muziek over het grachtje. Het was een lied, dat vaak geneuried werd door degeen, die ik die morgen had achter gelaten. Die warme stem zou ik nooit meer horen zingen, dat was natuurlijk jammer. Maar in een boom tjilpte een late vogel en het leven was goed. Bijna weemoedig dacht ik, hoe spijtig het was, dat die ander dat nu niet mèt mij kon beleven en dit mooie stadsbeeld niet mèt mij zag Maar wie zegt, dat dat onmogelijk is? Wie zegt, dat niet misschien de doden zien waar wij zijn en wat wij doen en dat zij ons volgen....? Een koude hand scheen zich in mijn nek te leggen bij deze gedach te, die als van buitenaf tot mij kwam. Snel keek ik over mijn schouder langs het verlaten grachtje met de roerloze zich Ik liep door drukke en door stille straten en bekeek de vreemde stad. Ik bezocht zelfs nog een museum, zoals mij eens aangera den was. De enige herinnering hieraan is de onrust, die mij meer en meer voortdreef en één schilderij: een scherp omlijnde voor stelling in vreemde, haast onwezenlijke tinten tussen groen en paars. Een straat onder een onweerslucht en een gebogen ge stalte, die zich voorthaastte over het ver laten glimnatte trottoir. Een man? Een vrouw? Ik kon het niet uitmaken. Ergens diep in mij benauwde de voorstelling mij hevig. Gehaast verliet ik het museum. Ik volgde een lange singel, die glooiend afliep in een groen gazon tot aan het water. Aan de overzijde was een park. Witte ban ken stonden in groen van struiken en rond een dikke oude boom. Het weer was druk kend geworden. Zwaar en stil hingen de loden wolken. Een zwaluw scheerde laag over het rimpelloze water. Toen zag ik weer de naam. Het bordje was nieuw, helderblauw met scherpe witte voordeur wellicht ook eenzelfde naam? Ik wilde oversteken om het te kunnen lezen. Maar toen bewogen de stille gordijnen. Een hand hief ze op. Ik weet niet of ik enig geluid gaf. Maar in mijn hoofd was een orkaan van geluid. Ik zag een gezicht, wonderlijk groen en verwrongen. De flits van een paarse blik semschicht verlichtte het grotesk. Naar mij staarden die ogen, dood, leeg, zelfs zonder verwijt. Niet te ontvluchten. OP HET dichtstbijzijnde politiebureau, waar men mij heenbracht, bekende ik alles. zoals ik eigenlijk al vooruit geweten had. Wij hebben deze week onze radiorubnek Droeg het zwarte naambordje aan de om drie redenen aan deze belangrijke mu zikale gebeurtenis gewijd. In de eerste plaats is het een zeldzaamheid dat men Milhaud, die een zwakke gezondheid heeft, zelf kan horen dirigeren. Ten tweede heb ben wij deze uitvoering met liefde aanbe volen gezien de bedoeling van inzonder heid „Chateau du feu". Tenslotte leek ons deze manifestatie niet van betekenis ont bloot voor een land waar het concertleven zo eenzijdig wordt beïnvloed als het onze. Met name geldt dit voor de toenemende verwaarlozing van vooraanstaande figuren als Milhaud, wiens balletten „La création du monde" en „Scaramouche" men nog wel eens uitvoert, maar wiens talrijke an- dere werken men nooit te horen krijgt. De in Nederland best hoorbare zenders van het Franse nationale programma zijn Paijs I. 384, Marseille, 422, Bordeaux, 249, Straatsburg II, 235 en de gesynchroniseer de zendernetten op 242 en 222 meter. S. P. ON DE ERASMUS EN BADINGS In opdracht van de Koninklijke Zang vereniging Venlona heeft Henk Badings een werk voor mannenkoor, blaasinstru menten en sopraan geschreven op Latijnse teksten uit Erasmus' Lof van de vrede. LONDEN (United Press) Een in 1634 door Rembrandt van zijn zuster geschil derd portret is gisteren te Londen geveild voor 16.500 pond sterling. De namen van (Overgenomen ui't ..Who's In charge here?" door de koPer en de verkoper werden niet be- George Price Berkley Pübl. Co. te New York) kend gemaakt. TOT DE mooiste voortbreng selen van Albrecht Dürers kunst behoren enkele van zijn koper gravures. Eén van de bekendste hiervan: De Melencolia, dateert van 1514. En deze gravure is er de oorzaak van. dat er in de kunstcritielc een misverstand ontstond, dat welgeteld vier eeuwen geduurd heeft. Lang was men er van overtuigd, dat de vrouwspersoon rechts op de afbeelding de verpersoonlijking van de melancholie (zwaarmoe digheid) was. Vele onderdelen van de gravure werden hierdoor volkomen onverklaarbaar. Zo is men er nooit in geslaagd de aanwezigheid van de nachtvogel (links) en de grote steen, de hond en het kleine engeltje te verkla ren. Ook de betekenis van het magisch vierkant (rechts) bleef onverklaarbaar. Emiel Feinblatt vroeg zich indertijd af, waarom de figuur „Melencolia" vleugels had. Dr. H. Schmidt Degener heeft een jarenlange studie ge maakt van de gravures van Al brecht Dürer en hij is tot enige merkwaardige conclusies geko men. In een onlangs gehouden voordracht voor de Heemsteedse Kunstkring heeft hij deze con clusies besproken, waarbij het opmerkelijk was, dat veel, zo niet alle tot dusverre onduide lijke symbolen volkomen ver klaard konden worden. Hieron der volgt een verslag hiervan Dr. SCHMIDT DEGENER begon met er op te wijzen, dat het om tot een goed be grijpen van de gravures te komen, nodig was in het kort na te gaan, in welke tijd Dürer leefde, wanneer de kunstwerken tot stand kwamen en welke kunsthistorische stromingen in die tijd overheersend waren. Dürer leefde, evenals Grünewold, van 1471 tot 1528. In die tijd begon men de invloed te bemerken van de Italiaanse renais sance op de Duitse gothiek. Deze ontwikkelingsgang is ook in het werk van Dürer te bespeuren. Zijn vijftien houtsneden bij voorbeeld begonnen met een visionaire stijl, waarbij vooral grote aandacht aan details besteed werd. De latere houtsneden ver toonden echter een rustiger afbeelding, waarbij ook de prach tige verdeling opvalt. Hierin is de invloed van de Italiaanse renaissance merkbaar. Hij groeide van teveel details langzamer hand naar grotere lijnen. De invloed van de renaissance moet Dürer hebben opgedaan gedurende twee reizen naar Italië, waarvan de eerste vóór 1500 en de tweede van 1505^1507 plaats had. Van 1512-1519 ontving Dürer opdrachten van keizer Maximiliaan, die hem weinig gelegenheid boden tot een vrije kunstuiting. Als reactie hierop schiep Dürer in 1514 zijn Melen colia, waarbij hij zijn bedoelingen in een soort geheimschrift weergaf, dat in de loop der eeuwen goed bewaard gebleven is. Dr. Schmidt Degener gelooft nu de oplossing te hebben ge vonden. In de eerste plaats de titel: deze berust volgens hem op een vergissing. Op de nachtvogel, die wegvliegt, (links op de afbeelding) staat: „Melencolia I" en lange tijd geloofde men, dat dit de titel was van een eerste van een reeks gravures. Lange tijd heeft men naar een tweede of derde gravure „Melen colia" gezocht. Dr. Schmidt Degener zegt nu, dat men de titel moet lezen als „Melencolia I (i) hetgeen betekent: „melancholie ga heen". Verbindt men in het magisch kwadraat de ranggetallen 1 tot en met 4, 5 tot en met 9 en 9 tot en met 12, dan ziet men de signatuur van Dürer ontstaan. De cijfers 15 en 14, naast elkaar geplaatst, geven het jaartal van het kunstwerk aan (1514) en de getallen 16 en 13, die nog overblijven, zouden de zestiende en dertiende letter van het alfabet: P en M vormen, hetgeen „pie memorie" betekent. HOE WIL MEN deze allegorie, die men ook bij Mantegna, Holbein en Jeroen Bosch terug vindt, verklaren? De oplossing, voor zover het Dürer betreft, vindt men in zijn eigen raadge ving: „mit Zirckel und Richtscheidl" terug. Bij de gravure is alles van te voren afgemeten en vastgesteld. Andere voorbeel- den hiervan bij de Melencolia zijn: de symbolen van de klok en zandloper tijd en dood, de geldkist met sleutel, die men onder de rokken van de rechtse vrouwenfiguur vermoedt. Verder stelt de afbeelding links boven geen komeet, maar het einde van de zondvloed voor. In het midden van de gravure bevindt zich een kleine punt, die men als middelpunt kan gebruiken voor eer te construeren cirkel, die de steenhoop links omvat en door het midden van de geldkist rechts onder loopt. Deze cirkel omsluit de centraal geplaatste symbolen: niét de zandloper, klok en nachtvogel. Eén vleugel van de vrouwenfiguur komt in de cirkel te liggen, de andere niet. Dit wijst volgens dr. Schmidt Degener op de twijfel: moet de kunstenaar (Dürer) zich aan passen aan de Italiaanse renaissance, of trouw blijven aan de Duitse gothiek? Het blok (of de steenhoop) duidt met zijn perspectivische op bouw de gedachte van de renaissance aan. Lang achtte de kerk het perspectivisme een groot gevaar: later betoogde men, dat men de proportieleer goddelijk moest maken. Verder bevinden zich door verbinding van lijnen drie geheime handtekeningen van Dürer in de gravure. Dit getal van drie is weer terug te voeren op de leer van de unitas triplex, die in die tijd opgang maakte en waarbij vele allegorische voorstellingen in reeksen van drie, tritsen of triolen genaamd, optreden. Deze theorie van dr. Schmidt Degener verklaart veel, wat tot dusverre onduidelijk was en waarover Dürer zelf nooit ge sproken heeft, zelfs niet tegenover zijn beste leerlingen. Eén van dezen, Hans Sebald Beham, heeft in 1539 ook een „Melen colia" gemaakt, die zo is opgezet, dat duidelijk bleek, dat Beham de bedoelingen van de meester Dürer nooit begrepen heeft. WAT KAN NU de bedoeling zijn geweest van Dürer, toen hij deze gravure maakte? Dürer - die zelf eens verklaarde „Was Kunst ist, weiss ich selbst nicht" - heeft volgens dr. Schmidt Degener ironisch willen uitdrukken welke moeite de Duitse gothiek heeft gehad zich bij de renaissance aan te passen. De gravure is tot dusverre steeds aangeduid met de naam „Melen colia", maar men moet zich afvragen, of een andere naam niet beter passend zou zijn. Links een afbeelding van de koper gravure „Melencolia" van Albrecht Dürer, waarvan de vrouwenfiguur rechts eeuwenlang voor de t>erpersoon- lijking van de melancholie gehouden werd. Rechts ziet men dezelfde afbeel ding met cirkel, zóals die door dr. H. Schmidt Degener geconstrueerd is. De centraal geplaatste symbolen worden er door oinsloten. Eén vleugel van de vrouwenfiguur rechts blijft buiten de cirkel en is gericht op het magisch vier kant. Dit wijstvolgens dr. Schmidt Degener, op de twijfel van de kunste naar ten aanzien van de nieuwe kunst opvattingen, die de renaissance uit Italië naar Duitsland bracht. AMSTERDAM, februari Kent u Drim- melen? Wat, néén? Maar u weet toch wel waar het ligt, nietwaar? Ook niet? Het aardrijkskunde-onderwijs is dan toch ook niet meer wat het geweest is. Dit laatste was mij trouwens al eerder opgevallen, toen ik van de week geruime tijd en aan merkelijk gehinderd door de besneeuwde mist zelf naar Drimmelen heb gezocht. En eerlijk gezegd had ik tevoren ook niet ge weten waar het ligt. Geholpen door een aardrijkskundig woordenboek, een atlas en een gespecialiseerde kaart van de provin cie Noord-Brabant heb ik het tenslotte in theorie gevonden. Het ligt, kan ik u openbaren, aan het Hollands Diep, enkele kilometers links van de Moerdijkbrug. Dat was de theoretische afdeling van mijn onderzoekingen. Toen kwam de tocht zelf. Tot de Moerdijk was het allemaal niet moeilijker dan bij een dichte mist en naarstig beijzelde wegen te verwachten viel. Daarna werd het andere koek. Ik moest ergens links af van de hoofdweg, dat wist ik. Op het bord verwachtte ik de naam Geertruidenberg. Toen die na twaalf kilometer door de mist turen nóg op geen enkel bord had gestaan, leek een geringe q mate van achterdocht me gerechtvaardigd. Ik draaide dus om en zocht terug. Om de weg naar Waalwijk te kiezen was toen een simpele oplossing, zult u zeggen, thuis in een makkelijke stoel gezeten. Maar wie al eerder door de schijn is bedrogen, wordt voorzichtig. Niettemin had ik het kunnen doen, want vier kilometer daar voorbij vertelde een voorbijganger de eerste me dat dat de goede zou zijn geweest. Van daar tot Zevenbergsche Hoek was het niet moeilijk. Enfin, ik zal u het lange verhaal besparen van mijn zoektochten, heen en terug door het noordelijkste deel van Noord-Brabant. Maar houdt u zich er van overtuigd, dat het vinden van Drim melen in de mist geen sinecure is. Zelfs niet, als u het bord hebt gevonden met de mededeling, dat u nu in de gemeente Made-Drimmelen gearriveerd bent. Want dat betekent alleen nog maar, dat u Made hebt gevonden. Drimmelen is dan weer een héél andere plaats, die een tocht van een angstig kwartier over een glibberige ijsdijk vergt. Tenslotte dus, ondanks alles: Drimmelen maar denkt u niet, dat iets in de hele wereld Made in Drimmelen is. Het is maar een bijzonder klein dorpje, dat zich nu in de ijstijd van alle menselijke activiteiten lijkt te hebben afgekeerd. In de haven, nou ja het haventje van Drimmelen, liggen een paar schepen kil te verkondigen, dat zij in andere tijden op andere plaatsen van Nederland nog steeds kunnen getuigen dat zij eigenlijk in Drim melen thuis horen. Er vliegen een paar hongerige meeuwen om de schepen heen, maar er is niemand om hen te horen. Ik probeer hen te vertellen, dat zij voor voed sel beter de verlatenheid van de Biesbosch kunnen opzoeken, want daar dalen nu dagelijks de helikopters van het leger om grote zakken met brood en graan aan te voeren. Zij luisteren niet, zij hebben honger. Tien minuten later landt er een helikop ter bij de haven van Drimmelen. Precies zo'n voedselhelikopter als ik die meeuwen had proberen aan te wijzen. Een kwartier verder weer staan er drie helikopters op het kleine pleintje. Het hele dorp, wel honderd mensen, is uitgelopen en staat juichend op de dijk. De politieman, plotse ling weer tot actieve dienst geroepen, houdt hen op een afstand. Alleen de bur gemeester, de onderwijzer en de pastoor mogen door zijn éenmanskordon. Maar de meeuwen zijn weer verdwenen. Misschien zijn zij uit angst voor de grote wieken van de luchtmacht wel naar de Biesbosch ge vlogen. Ik hoop hel. Want zelfs daar is het beter dan in Drim melen, dat zich een kwartier later als de helikopters weer verdwenen zijn ge- ergerd omdraait en op de andere zijde verder gaat met de win ter sla tp. A. S. II. DEGENEN, die de verwachting gekoesterd hebben verrast te rullen worden met een goed kope editie van Bernhard Paumqartner'g onvol prezen Mozart kunnen zich, nu deze verwachting helaas ijdel gebleken is, getroost voelen met een tweetal andere boeken van formaat. ,.Ein jeder musz sieh seinen Mozart verdienen'- is het standpunt van Wolfgang Goetz in zijn Die Welt Mozarts en daarom laat hij het aan de lezer over zich uit een aantal blieven en berichten een beeld van deze kunstenaar te vormen. Paul Nette verzamelde in Mozart daarentegen een enorme hoeveelheid biografisch en musicolo gisch materiaal met behulp waarvan hij zijn eigen inzichten aannemelijk tracht te maken. Ter gelegenheid van de herdenking van de sterfdag, een eeuw geleden, van Heinrich Heine verscheen een herdruk van een zeer belangrijk stuk Duitse emigrantenlitteratuur, namelijk Heinrich Heine van Max Brod, waarin men deze waarlijk Europese geest ten voeten uitgetekend vindt. Door zijn opvattingen ten opzichte van verscheidene problemen, waarmee ook Heine zich heeft beziggehouden, zeer nauw aan hem verwant, is Brod toch niet vervallen in de fout hem een grotere betekenis toe te kennen dan hij verdient. Binnenkort zal voor een schappe lijke prijs eveneens het beroemde Buch der l.ieder verkrijgbaar zijn. De uitgever hiervan rekent op een zeer grote afzet. IN DE OUDERDOM van vijfenzeventig Jaar overleed onlangs Henry Louis Mencken, wiens initialen H.L.M. in het Amerika der twintiger jaren dezelfde bewondering en afschuw als de ondertekening G.B.S. in Engeland wekten. Wan neer men kennis wil maken met het werk van deze journalistieke beeldenstormer, of wanneer men zonder meer mensen en toestanden met ironie beschouwd wil zien uit een bewust voor ingenomen standpunt, dan kan men niet beter doen dan zich de Mencken van Alistair Cooke aan te schaffen De korte inleiding geeft net genoeg om wel voorbereid aan het lezen te gaan. De „stukjes" zijn zo gerangschikt, dat ztj tevens een levensbeschrijving vormen van deze grote ontmaskeraar. Tot de belangrijkste aanwinsten der afgelopen weken behoort zeer zeker Von Kunst und Ken- nerschaft van Max J. Friediünder, waarin deze kunsthistoricus zijn uit eigen beschouwingen verkregen inzichten over hel wezen der kunst in het algemeen en der schilderkunst in het bij zonder als antwoord wil geven op de vraag: „wat is kunst?" Deze zuiver persoonlijke inzich ten juist zijn het, die dit boek ver uitheffen boven de handig gecombineerde extracten uit de kunsttheoretische litteratuur. Een kunstenaar is niet altijd bij machte een meesterwerk te scheppen: vandaar dat men het E. M. Remarque niet euvel kan duiden, dat zijn A time to love and a time to die litterair gezien ver beneden zijn vroegere oorlogsromans ge bleven is. Hij heeft het ditmaal niet zelf mee gemaakt. Het boek wekt de indruk, dat hij er een beetje met de pet naar gegooid heeft. Waar schijnlijk verkeerde hij in de mening, dat men ruim tien jaar na de oorlog er eindelijk eens op geattendeerd diende te worden, dat het voor de Duitse soldaat ook niet bepaald leuk was ge durende zijn verlof Anglo-Amerikaanse bom men op huis en hof te zien neervallen. We ge loven het direct, maar interesseren doet het nie mand. Een volslagen overbodig boek A.M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15