IN SJIMABARA SLOOT JAPAN DE DEUR NAAR EUROPA TOT NUT Sjimabara ïluiluicüt §Ltm ïiamta tri fyutia Acteursprestatie groter dan regieprestatie Honderd vijf tig jaar geleden stierf Jan Nieiuiwenhnyzen ISllSnMifHpi José Ferrer met June Ally son in zijn film „De Klauwier" MISSCHIEN was ik enigszins bevooroordeeld tegen de Russische balletfilm „Romeo en Julia" onwijs genoeg luidt de kennelijk naar de Franse versie vertaalde ondertitel „Romeo en Juliëtte" op muziek van Serge Prokovjev. die thans in het Amsterdamse the ater Kriterion te zien wordt gege ven. In mei 1954 immers, toen dii werk van'de cineast Arnstam en dé choreograaf Lavrovsky juist gereed was gekomen, had ik in Parijs een exclusief interview met de befaamde ballerina Galina Oelanova, die er de vrouwelijke titelrol in vertolkte en zich door het resultaat ten zeerste teleurge- ste'd voeVie. tv.-t-'-* naar mï rustig maakt. Het is wat overdre ven om van gebrek aan inventief vermogen te spreken, maar de hij r'p 7uii wekte sterke HOOG RIJZEN aan drie zijden de muren van het oude, verwaar loosde kasteel van Hara uit boven de stille zeestraat. Aan de vierde zijde beschermt een groot moeras de vesting aan de landzijde. Hara is een sterke, hechte vesting, sinds tientallen jaren ongebruikt. Maar in het jaar 1637 wemelde het op de grote binnenplaats van de mensen mannen, vrouwen en kinderen. Hoog op de vesting muren streden de verdedigers on der hun witte banieren met de rode kruizen. Daar klonken hun strijdkreten: „Maria!" en „Sant' Iago!" De verdedigers op de wallen vochten verbeten, maar daar diep beneden hen op de binnenplaats heerste paniek. Want op zee lag een groot en machtig oorlogsschip en uit twintig kanonnen vlogen de zware projectielen de vesting bin nen. Zij, die die kanonnen af vuurden, waren Hollanders, het schip was de „De Rijp" onder ka pitein Koekebackers bevel. Zij, die zich verdedigden binnen de muren van Hara, waren Japanse Christenen, bekeerlingen sinds tientallen jaren van Spaanse en Portugese missionarissen. Twee oorlogen werden hier uitgevoch ten op Japans gebied: d'e geloofs strijd uit Europa overgeplant op het eilandenrijk, de oorlog bussen de keizerlijke legers en de chris telijke opstandelingen van Sjima- bara. In lente 1638 viel het kasteel van Hara, omdat alle voorraden volkomen waren uitgeput. Acht entwintigduizend mensen, kinde ren inbegrepen, werden over de kling gejaagd of sprongen van de dertig meter hoge muren in zee. Met een harde slag viel de deur toe tussen Japan en de rest van de wereld. Een deur, die gesloten bleef tot 1854 toe. DIE DEUR was voor het eerst opengegaan in 1542, toen drie Portugese zeelieden, met een jonk op weg naar China, door een ver schrikkelijke storm uit de koers werden gejaagd om aan te spoelen op een klein Japans eiland1. Ze werden door de uiterst verbaasde bewoners liefderijk opgenomen en verzorgd. Wat later keerden de drie Portugezen terug naar Ma- cao, waar ze de meest opgewon den verhalen vertelden van hun avonturen in het wonderlijk scho ne eilandenrijk met zijn grootie cultuur en onmetelijke rijkdom men. Handelsexpedities werden uitgerust en goed ontvangen, zo dat het er werkelijk naar uitzag, dat Portugal een nieuwe, rijke handelsader had aangeboord. Reeds met de eerste handels missies kwamen de missionaris sen mee, van wie de beroemde Franciscus Xaverius er één was. In 1549 vestigde hij zich in Kas- josjima om zijn werk te beginnen, maar daar Xaverius geen woord Japans sprak en hij niet over tol ken beschikte, had hij aanvanke lijk geen succes. De plaatselijke vorst, een tolerant en vooruit ziend man, liet Xaverius volko men vrijheid, hopende dat de han delsposten zich dan in zijn gebied zouden vestigen. Maar tot groot verdriet van de vorst gingen deze niet naar Kasjosjima, maar naar Hirado, waar ze verscheidene fac torijen vestigden. Om deze reden (en ook omdat Xaverius wel wat erg aggressief optrad) gebood hij de missionarissen weg te gaan. In 1552 ging Xaverius naar Goa te rug, waar hij enige maanden latei- overleed. Maar in zijn voetspoor volgden andere Jezuïeten, die met meer tact en overleg te werk gin gen, de Japanse taal leerden ken nen en hun werk bekroond zagen met een steeds groeiend aantal bekeerlingen, waartoe tenslotte de hoogste standen toetraden, zoals vorst Soemitado, die in Nagasaki de eerste kerk in Japan liet bou wen, waardoor dit kleine vissers dorp binnen weinige jaren tot een grote stad uitgroeide. MAAR MET het toenemen van het aantal Christenen, zowel Ja panners als Spanjaarden en Por tugezen, kwam ook de geest der Inquisitie uit Europa overgewaaid. Vergetend hoe ze in een vreemd land werden getolereerd', zetten ze de vervolgingen in tegen de Boeddhistische priesters. Het werd zo erg, dat er in 1582 hon derdvijftig werden gefolterd en gedood. De Japanners, die tot nor zeer lankmoedig waren gewees1. in Japan bestond een volkomen geloofsvrijheid begrepen aan vankelijk niets van deze hande lingen, maar langzamerhand viel dit optreden tegenover de officiële godsdienst niet meer te negeren. De heersende Sjogoen de man, die regeert achter de strofiguur, die de keizer toen reeds was verbood kort en goed ieder beke ringswerk en beval de priesters het land te verlaten, hetgeen ze natuurlijk niet. deden. Velen van hen werden martelaars door hun ijver voor hun werk. De hande laren konden ongestoord hun werk blijven doen. Toen kwamen, in 1600, de Hollanders: ze verschenen mei vierentwintig man, alles wat er van de oorspronkelijke honderd entien was overgebleven op de barre reis, op het schip „De Lief de" voor Hirado en waren vast van plan hun deel van de handel van de zo gehate Portugezen en Spanjaarden op te eisen. De Por tugezen probeerden hun Europese vijand nog kwijt te raken door de Sjogoen te vertellen, dat „De Liefde" een piratenschip was, maar de Sjogoen wenste eerst de kat eens uit de boom te kijken. Toen hij merkte, dat het de Hol landers om niets anders dan de handel was begonnen, liet hij hen rustig begaan. Een van de schepe lingen, de Engelsman Will Adams, trad in Japanse dienst als scheepsbouwer, werd de beste vriend van de Sjogoen, bleef twintig jaar in Japan en werd in Osaka met veel pracht en praal begraven. Zijn graf is er nog §teeclis te zien. IEJASOE, de Sjogoen, een bui tengewoon intelligent en liberaal mens, wenste echter toch iets meer van dat verre Europa te we ten te komen. Hij zond een ge zantschap naar de grote steden van Europa en zei de leden daar van goed rond te kijken en alle te onthouden. Wat het gezant schap te zien kreeg schokte hen diep. Niet de folteringen, de te rechtstellingen door de Inquisitie begaan. Op dit punt durfden ze zich gerust met de Groot-Inquisi teur te meten. Maar wel waren ze er hevig over ontdaan, dat dit alles gebeurde in naam van een geloof, dat ze ook in Japan pre dikten. Bovendien verkregen ze pas nu een goed inzicht in de ver bitterde strijd tussen de Span jaarden en de Portugezen aan de ene kant tegen Hollanders en En gelsen aan de andere kant. Ze keerden met hun verhalen terug naar Japan en brachten de Sjo goen van de Europese toestanden op de hoogte. Als gevolg hiervan werd het de vreemdelingen ten strengste verboden hun geloofs strijd op Japanse grond uit te vechten. Natuurlijk ging men er even rustig mee door en hierdoor kwam er langzamerhand een ken tering in de Japanse gevoelens. In 1612 was het Japanse geduld ten einde en begonnen de eerste Christenvervolgingen in al hun verschrikking. Iedere gevangen genomen priester werd op de vre selijkste manier afgemaakt, maar steeds stroomden er nieuwe het land binnen en zo groot was hun ijver, dat het aantal bekeerlingen ondanks alle maatregelen toch nog toenam. Toen barstte in 1637 de bom. Er waren verscheidene oorzaken, die leidden tot de Opstand van Sjimabara: de tijden waren on rustig, er werden exorbitante be- (Zie verder in de laatste kolom van pagina 5) dunkt, hoewei er in deze film, waarin Shakespeare's dramatische interpretatie van de geschiedenis der geliefden van Verona uit de huizen Montague en Capulet vrij wel op de voet wordt gevolgd, toch ook wel het een en ander te waarderen valt. Om in onze ogen de lyrische uitwerking te bereiken zijn Oela nova en haar partner Y. Zhdanov te oud. Het beslissende element: de triomf van de jeugdliefde over de dood ontbreekt daardoor. Op het toneel behoeft deze omstan digheid misschien niet te hinde ren, op het filmdoek wordt men er voortdurend op attent ge maakt. Het lijkt als trachtte de danseres door ontwikkeling van een grote snelheid (met behoud van een prijzenswaardige zuiver heid in de uitvoering) de af stand, die haar in jaren scheidt van de rol, in te lopen. De amou reuze extase wordt gesuggereerd door een ontelbare aantal „lifts". Het is inderdaad verbazingwek kend, hoe gracieus en zonder zichtbaar krachtsvertoon dit rechtstandig met één arm tillen geschiedt. Maar de voortdurende herhaling bracht al even snel verlies van belangstelling teweeg als de eindeloze harddraverij, die het filmbeeld bovendien zeer ori- herinneringen aan een soortge lijke episode in „De fontein van Bach tsjisarai". Buitengewoon fraai en doel treffend vond ik de overgang naar de droomsfeer van de zoge naamde balkonscène, waarin het tillen ook zinrijk was: een ont heffing aan de realiteit. Ook de plechtigheid in de „cel" van broeder Lorenzo heeft veel sfeer. Helemaal buiten Shakespeare om gaat de carnavalsviering in Ve rona, een zeer levendig toon beeld van massale mise-en-scène met authentieke folklore, zoals ook de dansen in de balzaal ge tuigen van zorgvuldige verdie ping in de stijl van het verleden. Nogal vreemd doen tegenover deze historiciteit de costuums van de titelheldin aan. Het décor dit Verona werd aan de Krim gebouwd blijft een kunstma tige achtergrond. De vele vecht scènes zijn even knap als fel, maar men wordt er al gauw beu van, ondanks het voortreffelijke aandeel van Yermolajev, Koren en Kudryasjov in deze tonelen van strijd. De drie bijgaande foto's geven een goede indruk van het roman tische realisme van deze film, helaas zonder de kleuren, die werkelijk voorbeeldig zijn. D.K. 4 DE STAD HAARLEM is van grote betekenis geweest voor Jan Nieuwenhuyzen, de stichter van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die op 25 februari 1806, dus vandaag juist honderdvijftig jaar geleden, overleed. Hij zag er het levenslicht, ontving er zijn opvoeding, vestigde- er zich als boekdrukker en boekverkoper en vond er zijn roeping. Zijn ouders behoorden tot de Doopsgezinde gemeente en hielden de traditie der Mennonieten streng in ere. Bij hen gold de stelregel „om af te leeren pracht en kleederen, brui loften, maaltijden, vercieringen der huizen, onmatig gewoel in neringen en koopmanschappen" en heerste de gezindheid „nederig en eenvoudig de stille deugden des gemoeds te oefenen". Het is te begrijpen dat de jonge Jan niet geheel in zijn bedrijf op ging, maar als „vermaner" van de Haarlemse Doopsgezinde gemeen te in de Peuzelaarssteeg zich meer en meer tot godsdienstige studie en overpeinzing wendde. In 1758 nam de toen 34-jarige de beslis sing van zijn leven door een be roep als „vast leraar" bij de Doopsgezinde gemeente te Mid- delharnis te aanvaarden. In 1763 vertrok hij naar Aardenburg en in 1772 verwisselde hij deze stand plaats voor Monnikendam, waar hij tot zijn dood werkzaam was. DE TWEEDE grote beslissing viel in 1784. In Slagtmaand van dat jaar richtte hij met enige vrienden het „Genoodschap van Konsten en Wetenschappen" op dat. onder de zinspreuk: „Tot Nut van 't Algemeen" zou werken. Uiterlijk had zijn stichting allerlei trekken gemeen met andere in de tweede helft der achttiende eeuw opgerichte, waarvan Te.yler's Ge nootschap van 1778 een der be kendste is. Maar innerlijk is er een hemelsbreed verschil. Nieu wenhuyzen „keerde zijne gedach ten af van de hooger geplaatsten en bepaalde dezelve op den zoo- genaamden gemeenen burger". Daarmee stempelde hij „het Nut" tot een organisatie van volksont wikkelend karakter. De volks- JOSE FERRER kenden wij van de film alleen als acteur. Een zeer begaafd acteur overigens, al ver wierf hij met zijn creatie van Toulouse Lautrec in „Moulin Rouge" een vermaardheid, welke meer steunde op de sensationele kanten aan zijn verschijning hij speelde de rol op zijn knieën dan op de .erkenning en het inzicht van zijn talent. Die erken ning was hem eerder ten deel gevallen met zijn Cyrano de Ber gerac naar Edmond Rostands fa meuze heldenstuk. De wijze waar op Ferrer deze Cyrano speelde, zijn weergaloze voordracht vooral, stempelde hem op slag tot een dei- talentrijkste acteurs van het film doek. Nadien kon men hem in nog andere rollen zien. Ik herinner mij hem ook als de advocaat uit „Muiterij op de Caine". Ferrer is een karakterspeler van bijzondere allure. Hij heeft geen de verbetering van het school wezen, is te danken aan de eerste secretaris der Maatschappij, dr. Martinus Nieuwenhuyzen, die „in de verbetering der jeugd zijn hoogste wellust zag". Hij had ge studeerd te Leiden, Harderwijk en Franeker, als student bewijzen af gelegd van dichterlijke aanleg en welbespraaktheid, zich in Edam gevestigd als geneesheer en ijver de met voortvarendheid voor de verwezenlijking van zijns vaders denkbeelden. Naar de geest des tijds begon men met het uitschrij ven van prijsvragen. Dat de in zending van een katholieke gees telijke het eerst werd bekroond, is minder vreemd dan het lijkt. Katholieken, lutheranen, doopsge zinden waren allen dissenters en vormden daardoor tegenover de Nsder-duitse Hervormde Kerk in zekere zin een eenheid. Toen de zetel der Maatschappij naar Amsterdam was verplaatst, veranderde de aard der onder werpen onder Martinus' invloed sterk. Men besloot tot de uitgave van een reeks moderne school boekjes, zonderde een bedrag van twaalfhonderd gulden af tot op leiding van onderwijzers, ont wierp plannen tot stichting van een kweekschool voor onderwij zers, 'vooral ten dienste van be hoeftige kinderen en van een schoolbibliotheek, te weten een serie leerboeken voor de gehele leerstof van het lagere onderwijs. Ook thans zijn de bemoeiingen der Maatschappij vele en veel vuldige. Haar Departementen klasse op eenvoudige en stichte lijke wijze op haar plichten wij zen, dat was de taak die Nieuwen huyzen zich stelde. Dat deze opdracht zich al heel O spoedig ook ging uitstrekken tot houden 117 Nutskleuterscholen, 31 lagere en uloscholen en een aan tal vaktekenscholen in stand. De kroon op de onderwijsactiviteiten vormt het Nutsseminarium voor Paedagogiek aan de Universiteit sterk spel nodig om ons te over tuigen. Hij beheert met uiterste voorzichtigheid en een verfijnd 'ontwikkeld gevoel voor verhou dingen heel het gecompliceerde samenstel van uit te beelden ge voelens en emoties.Er zitten harts tocht en temperament achter, maar hoe beheerst. Hij heeft een persoonlijke stijl, die intrigeert. Is hij eenmaal in het beeld versche nen. dan volgt men hem nauw lettend om maar niets te hoeven missen van zijn in het bijzonder mimische uitbeeldingskracht. Maar hoezeer een voortreffelijk acteur, hoe goed wellicht ook als toneelregisseur, in zijn kwaliteit van filmmaker, blijft hij ons toch een beter cinematografisch werk stuk schuldig dan „De klauwier", dat wij nu krijgen voorgezet. HET PROBLEEM, dat. de film stelt, doet in de verte denken aan van Amsterdam, ioor wijlen prof. dr. Ph. Kohnstamm gesticht. Aan de indrukwekende reeks Mede delingen van het Nutsseminarium zullen weldra twee publicaties worden toegevoegd, een over „de „comprehensive schools" in Enge land en een over de televisie ten plattelande. MAAR DE Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bestrijkt een breder terrein dan dat van het onderwijs alleen. Dat terrein is de volksontwikkeling in volle om vang. In de eerste plaats dient daartoe te worden gerekend het Nutsbibliolheekwezen. Het was wederom Haarlem, dat de beslis sende stap deed. In 1791 richtte het Nutsdepartement. in deze stad de nog steeds beslaande Nuts- bibliotheek op, waaruit ieder zon der onderscheid van stand, gods dienst of geslacht kosteloos boe ken kon lenen. Dit voorbeeld dat de Maatschappij aan geheel de wereld gaf want zulke biblio theken kende men nergens heeft alom navolging gevonden en ook thans nog handhaaft zich de volksbibliotheek, naar Nederland se zede gedifferentieerd naar levensbeschouwelijke richting, overal in den lande. Van de drie honderdzesendertig Nutsdeparte- menten in Nederland houden ruirn tweehonderd zo'n Nutsbibliotheek in stand. Die Departementen zijn autonome verenigingen en bepa len dus zelf de wijze waarop zij naar de doelstelling van het Nut „algemeen volksgeluk" zullen be vorderen. Vele hebben in de ne gentiende eeuw Nutsspaarbanken gesticht die thans alle zelfstandig zijn geworden. Andere organise ren cursussen op allerlei gebied, van timmeren tot talen. Er zijn Departementen die woningbouw verenigingen onder hun instellin gen hebben of zweminrichtingen of toneelclubs of die aan jeugd werk doen. Het totaal aantal in stellingen van Hutsdepartementen beloopt achthonderd. En dan zijn nog niet genoemd de jaarlijks zeker duizend Nuls avonden, die in de kleine en kleinste plaatsen voor de bevol king nog steeds van grote beteke nis zijn. Hier en daar leeft nog de oude traditie: mannen rechts, vrouwen met de breikous links en de koffiepotten in het midden. In andere past men moderne hulp middelen toe. niet slechts door lantaarnplaatjes en film, maar ook door discussie. Bijzondere aandacht heeft de Maatschappij dan ook steeds gehad en heeft zij nog voor andere organisaties die volksontwikkeling beogen: de buurthuizen en in het bijzonder de volkshogescholen heeft, zij krachtig gesteund, zoals zij ook op het gebied van de armenzorg baanbrekend werk verrichtte. VERANDEREN de tijden en de omstandigheden, dan wijzigt zich ook het Nut: het richt de blik op nieuwe initiatieven en poogt daar aan mede leiding te geven. Te al len tijde zal het echter blijven streven naar de belangen van éllen en niet naar de belangen barer bijna vierenveertigduizend leden. Dat is de kracht der oude Maatschappij en zolang zij die kracht behoudt, zal zij een plaats innemen in Nederlands culturele leven en over luttele jaren haar 175-jarig bestaan in volle Nister vieren, door een keten van ge slachten, die door drie eeuwen loopt, verbonden aan haar stich ter. Dr. P. H. SCHRöDER. „The country girl". Hieraan moet echter direct worden toegevoegd, dat het heel wat minder opper vlakkig is uitgewerkt. In de per soon van Ferrer zelf steekt „De Klauwier" ver boven de nonsens kunnen keren in het maatschap pelijk leven eist de wet van hem, dat hij teruggaat naar zijn vrouw. Hij weigert eerst, maar het ver blijf in de inrichting wordt een hel. Tenslotte geeft hij zijn laatste uit, welke crooner Bing Crosby indertijd heeft gedebiteerd, toen hij de rol speelde van een man, die de schuld van eigen lamlen digheid schoof op zijn vrouw en het de wereld voorstelde of zijn ondergang aan haar ingreep op zijn leven te wijten was. Grace Kelly heeft met haar rol in die film nog een Oscar gewonnen. Wel, Ferrer zal geen Oscar win nen en ook June Allyson niet, die hem in „De Klauwier" terzijde staat, maar ik zie hen duizend maal liever, ook al is dan „De Klauwier" een duidelijk toneel matige film geworden met slechts zelden een onafhankelijke eigen taal, die aanspreekt. Ferrer blijft een boeiende en imponerende ver schijning en de vele close-ups, waarin zijn masker is gevangen, mogen dan wel erg voor de hand liggende en derhalve vrij goed kope oplossingen zijn om 's mans innerlijk waarneembaar te maken, dat innerlijk komt eruit dank zij Ferrers meesterlijke expressie, die alles verraadt, suggereert en doet vermoeden wat er in hem moet omgaan. Men moet dan ook con cluderen dat regisseur Ferrer de acteur Ferrer kansen heeft ont houden. Maar wat de regisseur heeft gemist, vergoedt de acteur, al kan hij de film, zeker in de momenten, waarin zijn verschij ning afhankelijk in uitwerking wordt door het optreden zijner medespelenden, niet redden. „De Klauwier" zou men dan ook alleen moeten gaan zien om een pracht acteur gade te slaan. Bevredigd door het eigenlijke filmspel, het spel met het beeld, wordt men niet. Daaraan ligt ook de dubieuze conceptie van de film, die naar een bekroond toneelstuk is gemaakt, ten grondslag. DE TITEL ontleent de film na melijk aan het pathologisch geval van een vrouw, die de roem van haar echtgenoot, een toneelregis seur. niet kan verteren en hem in een tweegevecht tussen liefde en haat geen vrijheid meer laat in het nemen van beslissingen en het ontwikkelen van een eigen oor deel. Ze wil hem terzijde staan, maar het gaat zo. dat zij hem haar wil oplegt en hii een machteloze slaaf wordt van haar mening en haar inzicht. Het gaat bergaf met hem. Hij mislukt. Wanneer ze dan nog zijn toekomst gaat uitstippe len en hem ook daarin met raad en daad wil bijstaan, verbreekt hij de banden met haar. Hij maakt kennis met een jong toneelspeel- stertie. Tot een blijvende ver houding komt het niet. want in de diepste ellende probeert hij zelfmoord te plegen. Hij wordt in een gemeenteziekenhuis opgeno men en onder psychiatrische be handeling gesteld. Om terug te weerstand en daarmee zichzelf prijs en onderwerpt hij zich. Hij wordt ontslagen en is nu geheel geketend aan een toekomst zon der uitzicht, een vrouw zonder zelfbegrip. EEN TRIEST gegeven en ellen dig om te zien: de afbraak van een veelbelovend leven, de totale ontreddering van een goed en begaafd mens. Geen film om blij vandaan te komen. Een film ook die twijfels wekt, want ze laat in het vage of de vrouw, de les ge lezen door de psychiater, mis schien toch niet inziet dat zij de oorzaak van al zijn ellende is. Een film. die u zelfs in opstand brengt, omdat het college van genees heren, onder wie ook de psychia ter, met de menselijke achter gronden veel minder rekening houdt dan met wat de wet eist als voorwaarden om tot het normale leven terug te keren. Zo geeft „De Klauwier" meer te denken dan zij had behoeven te doen en verzwakt zij de waarde van haar inhoud. Men voelt er zich niet dbor vol daan. P. W. FRANSE. (Vervolg van pagina 4) lastingen geheven, de oogsten wa ren slecht en vijf Samoerai, leden van de strijdende kaste van Ja pan, zwierven vogelvrij verklaard rond, daar ze Christenen waren en daardoor alles verloren hadden. Er.waren de kuiperijen van de En gelsen en Hollanders, van de Por tugezen tegen hen. De Spanjaar den was reeds eerder de toegang tot het land ontzegd. Tegen het einde van 1637 ston den Amakoesa en het schiereiland Sjimabara in vuur en vlam. De keizerlijke legers trokken op en dreven langzaam maar zeker de opstandelingen tezamen op Sji mabara tot ze zich tenslotte op 27 januari 1638 in het oude kasteel van Hara terugtrokken. De bele gering duurde tot 12 april. Voor Europa was de val van Hara het einde van de grote" handel op Japan en alleen de Hollanders mochten als dank voor hun hulp met de „De Rijp" een factorij be houden op Oecima en daarmede het monopolie der Japanse waren. Japan sloot zich op binnen de grenzen van zijn eilanden en leef de afgezonderd van de rest van de wereld tot 1854, toen de Ame rikaan Perry er met vele verkap te en onverbloemde bedreigingen in slaagde Japan weer voor de buitenwereld te openen. BOB TADEMA SPORRY

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16