DE GROTE TRAGEDIE VAN HET KLEINE HONDENHOTEL Amerikaanse televisie geeft miljoenen dollars cadeau I! André Cayatte beschuldigt Er gebeurt nooit iets Monty en Pretty, gastvrouwen NEDERLAND MAAKT NADER KENNIS MET DE TELEVISIE Speelser dan vorige films Tekeningen van Rembrandt in een Pools kasteel Televisie en spotprent 99 99 TOEGEGEVEN DAT „Er gebeurt nooit iets" de in volgorde van uitgave tiende, in werkelijkheid negende roman van Marnix Gijsen een Amerikaans accent heeft. Het verhaal speelt in Amerika, het drama dat er zich in voltrekt tekent zich af tegen de achtergrond van een Amerikaanse geestesgesteldheid en Amerikaans zijn de bij figuren. Maar ik ben het niettemin met Jan Greshoff volstrekt oneens, als hij in zijn veelal spitsvondige analyse tezamen met een innemende „jeugdherinnering" van René Goris, verschenen onder de titel „Marnix Gijsen"**) dit laatstverschenen boek rangschikt onder diens „Amerikaanse werken". Het is, dunkt mij, door en door Europees en allesbehalve het schriftuur van een man, die jaren geleden „ziek van duizend vrezen" het continent verliet en „de schepen achter zich verbrandde" om zich te verfrissen en desnoods te herzien in een jong werelddeel. IN ZIJN NIEUWSTE FILM „Le dossier noir" naar een scenario van zijn trouwe en talentvolle medewerker Charles Spaak, verloochent de gewezen Parijse advocaat en fervent filmer André Cayatte zichzelf niet. Ook nu toont hij zich de man, die overal waar het onrecht de kop opsteekt, Iel en onbarmhartig toeslaat. HU doet dat op beklemmende en niet zelden hekelende wijze die hem al de nodige vijanden heeft bezorgd. Zijn films, die veelal een aan klacht betekenen, onderscheidden zich doo» hun werkelUkheidszin, hun gedocumen teerdheid, hun stoelen op het ideëel men selijke. Zijn bekendheid verwierf hij met „Nous sommes tous assasins" (Allen zijn wij moordenaars") een vurig en hartstoch telijk pleidooi voor afschaffing van de doodstraf. In „Le dossier noir" betoogt hij heel wat milder. Hg betoogt ook in indirec te vorm. Nergens wordt het gesignaleerde kwaad rechtstreeks aangevallen. Het op merkelijke van „Le dossier noir" schuilt in dc perfecte wijze, waarop Cayatte een on bewezen en niet opgehelderd misdrijf door een jong rechter van onderzoek laat uit- eenrafelen om dan plotseling, als blijkt dat het misdrijf geen misdrijf was, alle van zijn eigenlijk uitgangspunt afgeleide aandacht te verenigen op de consekwentie. die deze slotsom aan de jonge rechtej; stelt: dat hg aan de openbaarheid moet prijsgeven hoe belachelijk het ambtelijk apparaat zich met een onvolledig onderzoek heeft ge maakt. De ingewijden raden de jongeman aan de schuldig verklaringen, die in deze zaak uit de bus kwamen, toch voor waar te nemen. Niemand immers zal het merken. Maar de jonge rechter verkiest de waar heid boven de leugen en de hoon der open bare mening boven het aantasten van de onkreukbaarheid van het gezag. Hij weet dat de bekentenissen in deze affaire deels onder geweld zijn afgeperst, deeds zijn ge daan omdat de verdachte een ander wil sparen. Hij besluit zijn carrière prijs te ge ven en sluit het onderzoek. Onkreukbaar heid en eerlijkheid zegevieren. HET IS BIJZONDER KNAP werk van Cayatte om deze laatste charge met vol geschut zo meesterlijk achter de hand te houden. Want wanneer hij schiet doet hij het raak. Alle praktijken van de rechter lijke macht die het daglicht niet kunnen verdragen worden scherp in 't zonnetje ge zet. Men weet meteen wat hij op het oog had. De verhoren van de politie, de plaat selijke en de Parijse in het provinciegat waar het verhaal speelt, liegen er ook niet om, maar blijken tenslotte toch nog van een minder belangrijke orde in dit sinne- spel der rechterlijke macht. Zij worden overigens niet zo maar om de sensatie in gelast. Cayatte geeft er argumenten voor. Hij verklaart ze. Hij zorgt voor een mense lijke achtergrond, ook al zijn er lage drijf veren in het spel en ligt de corruptie er duimendik bovenop. Maar het zijn motie ven. Het zijn verklaringen. Men mocht eigenlijk niet anders verwachten van een Jurist. Op los zand zijn de stellingen van Cayatte niet gebouwd en de dramatische filmvorm, welke Spaak er in het scenario LONDEN (United Press) Achten twintig tekeningen van Rembrandt, waar van aangenomen werd dat zij verloren wa ren gegaan, zijn onlangs tussen een hoop oude rommel in een gewelf van een kas teel in Krakau teruggevonden, zo heeft het Poolse nieuwsagentschap PAP gisteren in een radio-uitzending bericht. Volgens dit bericht bevinden de tekeningen zich nu in de verzameling van de afdeling voor gra fische werken van de Ossolinskibibliotheek te Warschau. De morfinist herroept zijn zelfbeschuldi ging tegenover de jonge rechter van onder zoek. Scène uit de film „Le dossier noir". nan geeft, versterken hun uitwerking op de toeschouwers, die een gave film krijgen voorgezet, waarin niets onbesproken wordt gelaten. Men neme dat spreken niet zo let terlijk. dat er niets voor het beeld over blijft. Want opnieuw kan men vaststellen, dat Cayatte met wat hij doet en suggereert achter de beelden, een meesterlijke be schuldiging formuleert, met telkens nieu we elementen versterkt, tot er een hecht betoog ontstaat, dat van een soort roman pol icier uitgroeit tot een duidelijke afstraf fing van wat hij aan onrecht de wereld uit geholpen wil zien. Zoals gezegd, hij valt ditmaal niet rechtstreeks aan. Hij is speel ser, spitsvondiger. Maar hij boeit van begin einde. P. W. FRANSE IK GELOOF NIET aan dergelijke ver nieuwingen. Ik geloof alleen in een toene mende bewustwording van hetgeen men in wezen is, onder de invloed desnoods van hetgeen men niet kón zijn en heimelijk niet wilde zijn. Gijsen, zo hij ooit een Ame rikaans georiënteerd boek geschreven mocht hebben, toont zich in deze nieuwe roman meer dan in welke andere ook en voortreffelijker in zijn hoedanigheid van romancier bovendien als een man, die tot in zijn gebeente Europees van geest is. Als een bespiegelend man, aan wie alle botte voortvarendheid van het eenzijdige vreemd is. Als een man van het voorbe houd, diep overtuigd van de betrekkelijk heid der „waarheid". Als een man, in wie het ferment van een eeuwenoude bescha ving te beslissend heeft doorgewerkt, dan dat hij anders zou kunnen zijn dan hij is: een dualistische geest. En wanneer ik voor Gijsens werk een ongemene bewondering koester,"wanneer zijn schijnbare koelbloe dige ironie, zijn soms bittere spot afge zien nog van de stilistische kwaliteiten, die daarmee aan de dag treden me na aan het hart liggen, dan is het juist vanwege dat dualisme, vanwege het hartzeer dat er achter steekt. Met zijn intellect mag Gijsen „in Amerika" zijn, met zijn gevoel is hij „hier", ook al verbergt hij die gevoeligheid. WIJ HEBBEN een hondenhotel. Dit heeft niet met fantasie te maken. Het is pure realiteit. In deze tijd vam afkor tingen noemen wij ons hotel voor het gemak „Hoho". We zijn d'an in stijl met de Horeca, waar we echter nog niet bij zijn aangesloten. „We" wil zeggen: mijn man en ik. Mijn man zegt, dat we van „Hopého" moesten spreken, want het is een Hon den-palace-hotel. Desgewenst krijgen de gasten immers een verende divar. om op te slapen. Ze hebben een tuin als een park om in te spelen, met een afraste ring van anderhalve meter hoog als le vensverzekering. Ze kunnen zelf hun tennisbal pikken uit een laag tegen de muur aangebracht mandje. Vijanden krijgen aparte ka mers en worden zorgvuldig gescheiden gehouden. Ze hebben huiselijk verkeer en met elk dieet wordt rekening gehou den. Maar we laten het kortweg „Hoho". Wat diëten betreft, Dukie was vege tariër en at bij voorkeur vruchten en rauwkost. Hebt u ooit gehoord van een vegetarische hond? Eerlijk gezegd ver denken wij Dukie's vrouw van deze principiële overtuiging en toen moest Dukie ook maar.... Arme Duuk! Ze is nu dood. Maar eerlijkheidshalve meet ik zeggen, dat de rauwkost daar geen schuld aan was. Het was eenvoudig een leeftijdskwestie. Hoe het ook zij, een hondeleven mag in het „Hoho" geen hondenleven zijn. Daarvoor is de hond, aan wie wij veel verplichtingen hebben, van nature een veel te goed dier. Als iedereen dat be sefte, waren we een goed eind op weg om de Nederlandse Vereniging tot Be scherming van Dieren maar op te hef fen. Helaas heeft zij nog vele redenen van bestaan. MAAR VOORDAT ik wat van de gas ten van ons hotel ga vertellen, wil ik eerst mijn medegastvrouwen-Ln-hond- vorm voorstellen: Monty en Pretty, twee zwart-wittc spaniels, moeder en dochter. Monty is een wat onvrouwelijke naam voor een moederhondje, maar als ik u vertel, dat zij in mei 1945 geboren is, begrijpt u wel, dat geen andere naam mogelijk was. Pretty, Monty's dochter, is mooier dan mama, maar haar zeer bijzondere schoonheid (in onze ogen altham.-) zou op een tentoonstelling niet eens gewaar deerd worden, want in haar verre voor geslacht hebben wij al opgehouden met het bijhouden van de stamboom en bo vendien hebben moeder en dochter bei den een lange staart. Wij laten onze honden namelijk altijd helemaal intact en ergeren ons dikwijls over de nog zo talrijke „hondenvrienden, die er van houden om hun honden, meestal op zeer pijnlijke manier, bij te vijlen. Als alle keurmeesters eens besloten om op ten toonstellingen geen gecoupeerde honden meer te willen keuren, zoals in Enge land, dan zou de beschaving weer een eindje gevorderd zijn. Hoe durven wij eigenlijk nog over een „hondse behan deling' te praten? De honden kunnen met veel meer recht onze menselijke behandeling vaak afgrijpselijk vinden. Hoe het ook zij, in het „Hoho" kijken we meer naar karakter dan naar schoon heid. Een niet-rashond met een prima karakter, die met alle andere honden goed overweg kan, i* welkomer den een rashond met kuren. Maar om nog even terug te komen op ons eigen tweetal: Pretty is minder makkelijk dan moeder Monty. Zij pro beert namelijk soms uit te breken om op jacht te kunnen gaan. Ze probeert de omheining stuk te trekken met haar tanden of te ondergraven met haar po ten. Als dat lukt, vindt Monty, die met bewondering stond toe te kijken, dat haar welp toch uitzonderlijke gaven heeft meegekregen. En als de zeer wel gedane Pretty dan door het gat is ge kropen, kan de veel slankere Monty haar makkelijk achterna. Samen bele ven zij dan in de wijde wereld hun avonturen. Samen komen ze ook altijd weer thuis, mor maar voldaan. Wij voelen ons gewoonlijk minder voldaan. De omheining moet maar weer hersteld worden. Zolang ze niet terug zijn maken we ons ongerust over moge lijke ongelukken. De rijksstraatweg is heel dacht bij. Er worden lund-fluitendc reddingsploegen uitgezonden. De hele buurt helpt soms mee. Maar zolang zij wild lucht in de neus hebben, negeren ze iedere poging om gered te worden uit de moordende klauwen van het automo bilisme. VOORDAT we nu een volgende keer enige kasten nader gaan beschouwen om daarbij zo nu en dan eens af te dwa'en naar meer algemene „Hoho"-ervarLngen, moet ik voor degenen, die daar aanstoot aan zouden kunnen nemen, nog even mgn excuses maken voor verhalen, die betrekking hebben op hondenhoopjes en poot-oplichten. Wie veel met honden omgaat, kan deze dingen niet negeren: het is nu eenmaal een belangrijk deel van het leven van de hond, een deel, dat hij openlijk bedrijft en waar men in een hondenhotel wel degelijk mee te maken heeft. G. O. Opzettelijk of niet, geen van dc hoofd personen uit „Er gebeurt nooit iets" is Amerikaans: Anthony, de kachelstoker van een flatgebouw, is een Joegoslaaf, Ange la „de Messilina van het (New-Yorkse) Chelsea-district" is een Ierse en al wordt de nationaliteit van de „ik"-figuur en zijn vrouw Elza in het midden gelaten, zij denken en reageren dermate „natio- naal-indifferent", dat men zich afvraagt of het Gijsen er niet om te doen is ge weest het algemeen-menselijke van deze tragedie ondubbelzinnig te beklemtonen. Het is een nauwelijks geruchtmakende tragedie van nauwelijks geruchtmakende mensen. Een moord is tenslotte een alle daagse gebeurtenis: een korte sensatie voor wie ervan hoort, een voldongen feit voor wie er het slachtoffer van is en een zwaargestraft misdrijf voor wie er zich aan bezondigt. Altijd een zonde, een ver grijp tegen het goede? Hier, op dit punt, laat Gijsen zijn „ik"-figuur tussenbeide komen. Hij is toeschouwer, een man die graag .,de wereld voor perfect in orde" houdt, fortuin maakt in zaken, bevredi gend getrouwd is en zijn rust lief heeft. Gaat het hèm aan. dat Anthony Lusch, de stoker van zijn flat. het slachtoffer is van de late, dwaze passie voor een drankzuch tige „madam", die de nadagen van haar gepasseerde jeugd cultiveert? Athony is een oude gek. „een overjaarse Philemon" en zijn goed-geconservecrde Baucis „een onttakelde coquette", die er op uit is haar minnaar te vernederen dat is al. Maar is het wel zo eenvoudig? „Ik ge loof het niet", bekent de „ik"-figuur, „in een wereld van wit en zwart". En opnieuw: „Neen, eenvoud bestaat niet. het is alleen schijn, een décor, de camouflage van een gecompliceerde werkelijkheid". Dualistisch. Europees-dualistisch, draait Gijsen dit dilemma van goed en kwaad óm en óm. Als Angela uit vulgaire demonie haar grijze minnaar zover heeft weten te krijgen, dat hij om haar te behagen zijn enige levensgezel, de mormelige hond Ruig in een asiel heeft laten afmaken, ligt de verhouding tussen het sympathiek-deugd- zame en verwerpelijk-boosaardige ar.ders dan wanneer blijkt, dat deze Ierse vampier zélf een slachtoffer is van haar verleden, zich in de persoon van Anthony op alle mannen wreekt die haar jeugd en haar leven vergiftigd hebben en niet zal rus ten alvorens haar wraak in de volledige vernietiging van haar zeventigjarige „su- zanna-bocf" voldoening heeft gevonden. Is er daarmee iets gebeurd in het per fect geordende leven van de „ik"-figuur", in de regelmaat waarin „nooit iets ge beurde"? Angela is dood. Ruig is dood, Anthony boet voor zijn daad met levens lange opsluiting in een krankzinnigenge sticht en voelt zich bevrijd, al betreurt hij zijn hond. De publieke sensatie is kortston dig geweest, het leven gaat voort. Maar er ïs iets gebeurd. Een mens is door het le ven, door de onverbiddelijke realiteit, te gen wil en dank gedwongen geweest partij te kiezen en te erkennen dat hij van toe schouwer tot medespeler is geworden in do tragedie der menselijke onzekerheid, die op een haar na zijn „zekerheid aller ze kerheden", zijn eigen huwelijksgeluk in gevaar bracht. DAT GIJSEN in dit onoplosbare pro bleem van „goed en kwaad" dat hij en kele jaren geleden eveneens tot onderwerp koos van een roman het laatste woord aan de deernis laat, betekent een antwoord van het hart op alle pijnlijke vragen van de rede: de „ik"-figuur en zijn echtgenote Elza ontfermen zich over een tweede Ruig, een hondengedrocht uit een asiel, een ver schoppeling. Want van alle slachtoffers was Anthony's Ruig, deze „dog", het meest de „underdog": hij was. hoe dan ook, ónschul- dig. Ook dat is geen „oplossing" maar het is het voorname gebaar van een ten slotte hulpeloos mens. Een schrijver, die uit een zo alledaags gegeven, uit een zo „kleine" tragedie, een zo algemeen-menselijke roman weet te cre- eren is een voortreffelijk schrijver en zijn boek een voortreffelijk boek. C. J. E. DINAUX en belde verschenen bU A. A. te 's-Gravenhage. M 6 De drie foto's op deze pagina zijn overge nomen uit het hiernaast besproken door de KRO gepubliceerde boekje over de stand van zaken in de televisie. Op de onderste ziet men de studio te Bussum in vol bedrijf met rijdende camera, kwiklam pen in de schijnwerpers, lichtbakken en o hengelmicrofoon. De bovenste foto geeft een indruk van de activiteit van de regis seur, in het midden, die op de drie rechtse ontvangsttoestellen (zogenaamde monitors) de beelden van de drie camera's waar neemt en daaruit een keuze voor uitzen ding doet. Het gekozen beeld verschijnt op de linker monitor. De middelste plaat illustreert dat men in een televisiespel in de studio niet net behoeft te worden als de illusie van regen wordt gewekt. NEW YORK, (United Press) Als het zo doorgaat zullen de „Quizz-shows" (raadsel- rubrieken) en andere weggeefprogramma's van de Amerikaanse TV dit jaar bijna zes miljoen dollar cadeau doen. En als de plan nen voor fabuleuze nieuwe shows, die op stapel staan, worden uitgevoerd, dan wordt het eindbedrag nog een flink stuk hoger. De leiders van achttien shows op drie grote TV-netten hebben aan United Press verteld, dat de deelnemers geld, waarde papieren en goederen hebben gewonnen gedurende de maand januari tot een totaal bedrag van bijna vierhonderdzestigduizend dollar. Daarin is niet begrepen de som van honderdduizend dollar, die een jongen van veertien jaar toen heeft gewonnen, maar die begin februari is uitgekeerd. Deze jongen, George Wright uit New York, won de hoofdprijs door de naam van een lied jesschrijver uit de twintiger jaren goed te noemen. Een man won in de CBS-show „Vertrouwt u uw vrouw?" een flink bedrag doordat hij de meisjesnaam van zijn schoonmoeder wist. In „De 64.000-dollar- vraag" van hetzelfde station leverde een IIIUlllilllIlllllllllllllHIIIItllllllllllllllllIlllilJIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllIIIIHIIIII DE Katholieke Radio Omroep heeft een boekje uitgegeven onder de titel „KRO- Televi'-ie" door G. H. van Beek, dat een idee wil geven van wat televisie nu eigen - lijik is. Ofschoon het boekje dus werd uit gegeven door één van de omroepvereni gingen. is de vorm zo algemeen mogelijk gehouden. Het doet ons genoegen dat reeds op de eerste pagina's duidelijk wordt gemaakt, dat het bij televisie om een nieuw medium gaat. Hoe vaak immers wordt televisie niet beschouwd als een soort verleng--tuk van de radio of als een film, die dank zij een bewonderenswaardige techniek, in de huis kamer kan worden vertoond. Het is goed dat met dit misverstand hier wordt afge rekend. Dat dit gebeurt bij monde van een televisie-deskundige, stemt tot des te gro ter voldoening, omdat hieruit blijkt dat deze misvattingen althans bij de televisie zelf niet bestaan. Nadat op beknopte wijze een historisch overzicht wordt gegeven van het ontstaan van de televisie, bespreekt de schrijver de technische problemen, d'ie eraan vasitzitten. Wij zien de rol, die hierbij gespeeld wordt door de technici bij de opnamen, in de stu dio en bij de zenders en relaisstations. Wij komen de meest ingewikkelde apparaten tegen en maken kennis met termen uit het vakjargon, die voor de leek volkomen on begrijpelijk zijn. Of weet u misschien, dat een „hengelaar" iemand is, die ermee be last is de microfoon boven de spelers te houden, zodanig dat deze niet te hoog hangt, waardoor het geluid onduidelijk wordt, maar ook niet zo laag dat hij in het beeld komt? Weet u verder, dat deze man in Duitsland een „Galgenvogel" genoemd wordt? Nog interessanter wordt het, wanneer we kennis maken met de voorbereidingen, die nodig zijn, voordat men kan komen tot een zogenaamde „live"-uitzendinig. Hierbij kan de toe-chouwer het ge bod ene volgen op hetzelfde ogenblik dat het in werkelijkheid gebeurt. Behalve de technici zijn vele an dere mensen met soms Engelse beroeps aanduidingen bij dergelijke uitzendin gen in het geweer: de producer, regisseur, cameramensen, script-girl, toneelmeester en vele assistenten. De eisen die aan de spelers en sprekers gesteld worden, zijn legio: iedere aarzeling, iedere fout, wordt door de camera's genadeloos geregistreerd en aan de ogen van een duizendkoppig publiek doorgegeven. Aan zo mogelijk nog hogere eisen moeten de programmasamenstellers voldoen: ieder aangenomen verhaal, iedere vondst, ieder amusementsprogramma kan slechts éénmaal dienst doen. De televisie is dan ook een enorme tekstversl inder. Om tot steeds weer originele denkbeelden te komen neemt men vaak, vooral in Ameri ka. zijn toevlucht tot de meest ingenieuze „stunts". Verder behandelt het boekje de invloed, die de televisie heeft gehad op het toneel, de film, de radio en de krant. Ondanks vele voorspellingen hebben deze publiciteitsvor- men zich volledig naast de televisie kunnen handhaven. Tenslotte bespreekt G. H. van Beek de volgens hem meest gewenste organisatie vorm voor de televisie. Men kan van een omroepman eigenlijk niet anders verwach ten dan dat hij tot de conclusie komt, dat de huid'ige organisatie in handen van de omroepverenigingen de meest ge chikte is. Het bloed kruipt hier waar het niet gaan kan en er worden argumenten naar voren gebracht, waar nogal wat op te zeggen valt, met name daar, waar een nationaal televi siesysteem wordt verworpen. Het boekje is echter naar opzet, inhoud en uitvoering zo aardig uitgevallen, dat wij hier geen spij kers op laag waiter willen zoeken, temeer daar het hier een principiële kwestie betreft, waarover, ondanks de parlementaire sanc tie, het laatste woord nog wel niet ge.-pro ken zal zijn. F. D. verkeerd antwoord aan een deelnemer een Cadillac op. De auto was een troostprijs. Professor Lloyd Trump en zijn vrouw Martha wonnen een volledige slaapkamer inrichting door de vakbondsleider George Meany aan te wijzen als de verborgen naam in een limerick. Door bij het voorspelen de titel van een liedje goed te raden won een ander echtpaar een drie-kamer-woning, een zilveren theeservies, een auto, een bontjas, een koelkast en een reis van twee weken naar Europa. Het grootste TV-goudmijntje Is echter nog in de maak. In dit program zal twee honderdvijftigduizend dollar beschikbaar worden gesteld voor het mooiste meisje van het land. Die prgs zal maar eens per jaar gewonnen kunnen worden. Uit „The 64 000 000 dollar answer a rartoo' guide to T V." door Charles Preston Berkle Publ. Corp. te New York).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 19