DE GROTE TRAGEDIE
VAN HET KLEINE
HONDENHOTEL
Amerikaanse televisie geeft
miljoenen dollars cadeau
I!
André Cayatte beschuldigt
Er gebeurt nooit iets
Monty en Pretty, gastvrouwen
NEDERLAND MAAKT NADER
KENNIS MET DE TELEVISIE
Speelser dan vorige films
Tekeningen van Rembrandt
in een Pools kasteel
Televisie en spotprent
99
99
TOEGEGEVEN DAT „Er gebeurt nooit iets" de in volgorde van uitgave tiende,
in werkelijkheid negende roman van Marnix Gijsen een Amerikaans accent heeft.
Het verhaal speelt in Amerika, het drama dat er zich in voltrekt tekent zich af tegen
de achtergrond van een Amerikaanse geestesgesteldheid en Amerikaans zijn de bij
figuren. Maar ik ben het niettemin met Jan Greshoff volstrekt oneens, als hij in zijn
veelal spitsvondige analyse tezamen met een innemende „jeugdherinnering" van
René Goris, verschenen onder de titel „Marnix Gijsen"**) dit laatstverschenen
boek rangschikt onder diens „Amerikaanse werken". Het is, dunkt mij, door en door
Europees en allesbehalve het schriftuur van een man, die jaren geleden „ziek van
duizend vrezen" het continent verliet en „de schepen achter zich verbrandde" om
zich te verfrissen en desnoods te herzien in een jong werelddeel.
IN ZIJN NIEUWSTE FILM „Le dossier
noir" naar een scenario van zijn trouwe en
talentvolle medewerker Charles Spaak,
verloochent de gewezen Parijse advocaat
en fervent filmer André Cayatte zichzelf
niet. Ook nu toont hij zich de man, die
overal waar het onrecht de kop opsteekt,
Iel en onbarmhartig toeslaat. HU doet dat
op beklemmende en niet zelden hekelende
wijze die hem al de nodige vijanden heeft
bezorgd. Zijn films, die veelal een aan
klacht betekenen, onderscheidden zich doo»
hun werkelUkheidszin, hun gedocumen
teerdheid, hun stoelen op het ideëel men
selijke. Zijn bekendheid verwierf hij met
„Nous sommes tous assasins" (Allen zijn
wij moordenaars") een vurig en hartstoch
telijk pleidooi voor afschaffing van de
doodstraf. In „Le dossier noir" betoogt hij
heel wat milder. Hg betoogt ook in indirec
te vorm. Nergens wordt het gesignaleerde
kwaad rechtstreeks aangevallen. Het op
merkelijke van „Le dossier noir" schuilt in
dc perfecte wijze, waarop Cayatte een on
bewezen en niet opgehelderd misdrijf door
een jong rechter van onderzoek laat uit-
eenrafelen om dan plotseling, als blijkt dat
het misdrijf geen misdrijf was, alle van zijn
eigenlijk uitgangspunt afgeleide aandacht
te verenigen op de consekwentie. die deze
slotsom aan de jonge rechtej; stelt: dat hg
aan de openbaarheid moet prijsgeven hoe
belachelijk het ambtelijk apparaat zich
met een onvolledig onderzoek heeft ge
maakt. De ingewijden raden de jongeman
aan de schuldig verklaringen, die in deze
zaak uit de bus kwamen, toch voor waar te
nemen. Niemand immers zal het merken.
Maar de jonge rechter verkiest de waar
heid boven de leugen en de hoon der open
bare mening boven het aantasten van de
onkreukbaarheid van het gezag. Hij weet
dat de bekentenissen in deze affaire deels
onder geweld zijn afgeperst, deeds zijn ge
daan omdat de verdachte een ander wil
sparen. Hij besluit zijn carrière prijs te ge
ven en sluit het onderzoek. Onkreukbaar
heid en eerlijkheid zegevieren.
HET IS BIJZONDER KNAP werk van
Cayatte om deze laatste charge met vol
geschut zo meesterlijk achter de hand te
houden. Want wanneer hij schiet doet hij
het raak. Alle praktijken van de rechter
lijke macht die het daglicht niet kunnen
verdragen worden scherp in 't zonnetje ge
zet. Men weet meteen wat hij op het oog
had. De verhoren van de politie, de plaat
selijke en de Parijse in het provinciegat
waar het verhaal speelt, liegen er ook niet
om, maar blijken tenslotte toch nog van
een minder belangrijke orde in dit sinne-
spel der rechterlijke macht. Zij worden
overigens niet zo maar om de sensatie in
gelast. Cayatte geeft er argumenten voor.
Hij verklaart ze. Hij zorgt voor een mense
lijke achtergrond, ook al zijn er lage drijf
veren in het spel en ligt de corruptie er
duimendik bovenop. Maar het zijn motie
ven. Het zijn verklaringen. Men mocht
eigenlijk niet anders verwachten van een
Jurist. Op los zand zijn de stellingen van
Cayatte niet gebouwd en de dramatische
filmvorm, welke Spaak er in het scenario
LONDEN (United Press) Achten
twintig tekeningen van Rembrandt, waar
van aangenomen werd dat zij verloren wa
ren gegaan, zijn onlangs tussen een hoop
oude rommel in een gewelf van een kas
teel in Krakau teruggevonden, zo heeft het
Poolse nieuwsagentschap PAP gisteren in
een radio-uitzending bericht. Volgens dit
bericht bevinden de tekeningen zich nu in
de verzameling van de afdeling voor gra
fische werken van de Ossolinskibibliotheek
te Warschau.
De morfinist herroept zijn zelfbeschuldi
ging tegenover de jonge rechter van onder
zoek. Scène uit de film „Le dossier noir".
nan geeft, versterken hun uitwerking op de
toeschouwers, die een gave film krijgen
voorgezet, waarin niets onbesproken wordt
gelaten. Men neme dat spreken niet zo let
terlijk. dat er niets voor het beeld over
blijft. Want opnieuw kan men vaststellen,
dat Cayatte met wat hij doet en suggereert
achter de beelden, een meesterlijke be
schuldiging formuleert, met telkens nieu
we elementen versterkt, tot er een hecht
betoog ontstaat, dat van een soort roman
pol icier uitgroeit tot een duidelijke afstraf
fing van wat hij aan onrecht de wereld uit
geholpen wil zien. Zoals gezegd, hij valt
ditmaal niet rechtstreeks aan. Hij is speel
ser, spitsvondiger. Maar hij boeit van begin
einde. P. W. FRANSE
IK GELOOF NIET aan dergelijke ver
nieuwingen. Ik geloof alleen in een toene
mende bewustwording van hetgeen men in
wezen is, onder de invloed desnoods van
hetgeen men niet kón zijn en heimelijk
niet wilde zijn. Gijsen, zo hij ooit een Ame
rikaans georiënteerd boek geschreven
mocht hebben, toont zich in deze nieuwe
roman meer dan in welke andere ook
en voortreffelijker in zijn hoedanigheid
van romancier bovendien als een man,
die tot in zijn gebeente Europees van geest
is. Als een bespiegelend man, aan wie alle
botte voortvarendheid van het eenzijdige
vreemd is. Als een man van het voorbe
houd, diep overtuigd van de betrekkelijk
heid der „waarheid". Als een man, in wie
het ferment van een eeuwenoude bescha
ving te beslissend heeft doorgewerkt, dan
dat hij anders zou kunnen zijn dan hij is:
een dualistische geest. En wanneer ik voor
Gijsens werk een ongemene bewondering
koester,"wanneer zijn schijnbare koelbloe
dige ironie, zijn soms bittere spot afge
zien nog van de stilistische kwaliteiten, die
daarmee aan de dag treden me na aan
het hart liggen, dan is het juist vanwege
dat dualisme, vanwege het hartzeer dat er
achter steekt. Met zijn intellect mag Gijsen
„in Amerika" zijn, met zijn gevoel is hij
„hier", ook al verbergt hij die gevoeligheid.
WIJ HEBBEN een hondenhotel. Dit
heeft niet met fantasie te maken. Het
is pure realiteit. In deze tijd vam afkor
tingen noemen wij ons hotel voor het
gemak „Hoho". We zijn d'an in stijl met
de Horeca, waar we echter nog niet bij
zijn aangesloten.
„We" wil zeggen: mijn man en ik.
Mijn man zegt, dat we van „Hopého"
moesten spreken, want het is een Hon
den-palace-hotel. Desgewenst krijgen
de gasten immers een verende divar. om
op te slapen. Ze hebben een tuin als een
park om in te spelen, met een afraste
ring van anderhalve meter hoog als le
vensverzekering. Ze kunnen zelf hun
tennisbal pikken uit
een laag tegen de
muur aangebracht
mandje. Vijanden
krijgen aparte ka
mers en worden zorgvuldig gescheiden
gehouden. Ze hebben huiselijk verkeer
en met elk dieet wordt rekening gehou
den. Maar we laten het kortweg „Hoho".
Wat diëten betreft, Dukie was vege
tariër en at bij voorkeur vruchten en
rauwkost. Hebt u ooit gehoord van een
vegetarische hond? Eerlijk gezegd ver
denken wij Dukie's vrouw van deze
principiële overtuiging en toen moest
Dukie ook maar.... Arme Duuk! Ze is
nu dood. Maar eerlijkheidshalve meet ik
zeggen, dat de rauwkost daar geen
schuld aan was. Het was eenvoudig een
leeftijdskwestie.
Hoe het ook zij, een hondeleven mag
in het „Hoho" geen hondenleven zijn.
Daarvoor is de hond, aan wie wij veel
verplichtingen hebben, van nature een
veel te goed dier. Als iedereen dat be
sefte, waren we een goed eind op weg
om de Nederlandse Vereniging tot Be
scherming van Dieren maar op te hef
fen. Helaas heeft zij nog vele redenen
van bestaan.
MAAR VOORDAT ik wat van de gas
ten van ons hotel ga vertellen, wil ik
eerst mijn medegastvrouwen-Ln-hond-
vorm voorstellen: Monty en Pretty, twee
zwart-wittc spaniels, moeder en dochter.
Monty is een wat onvrouwelijke naam
voor een moederhondje, maar als ik u
vertel, dat zij in mei 1945 geboren is,
begrijpt u wel, dat geen andere naam
mogelijk was.
Pretty, Monty's dochter, is mooier dan
mama, maar haar zeer bijzondere
schoonheid (in onze ogen altham.-) zou
op een tentoonstelling niet eens gewaar
deerd worden, want in haar verre voor
geslacht hebben wij al opgehouden met
het bijhouden van de stamboom en bo
vendien hebben moeder en dochter bei
den een lange staart. Wij laten onze
honden namelijk altijd helemaal intact
en ergeren ons dikwijls over de nog zo
talrijke „hondenvrienden, die er van
houden om hun honden, meestal op zeer
pijnlijke manier, bij te vijlen. Als alle
keurmeesters eens besloten om op ten
toonstellingen geen gecoupeerde honden
meer te willen keuren, zoals in Enge
land, dan zou de beschaving weer een
eindje gevorderd zijn. Hoe durven wij
eigenlijk nog over een „hondse behan
deling' te praten? De honden kunnen
met veel meer recht onze menselijke
behandeling vaak afgrijpselijk vinden.
Hoe het ook zij, in het „Hoho" kijken
we meer naar karakter dan naar schoon
heid. Een niet-rashond met een prima
karakter, die met
alle andere honden
goed overweg kan, i*
welkomer den een
rashond met kuren.
Maar om nog even terug te komen op
ons eigen tweetal: Pretty is minder
makkelijk dan moeder Monty. Zij pro
beert namelijk soms uit te breken om
op jacht te kunnen gaan. Ze probeert de
omheining stuk te trekken met haar
tanden of te ondergraven met haar po
ten. Als dat lukt, vindt Monty, die met
bewondering stond toe te kijken, dat
haar welp toch uitzonderlijke gaven
heeft meegekregen. En als de zeer wel
gedane Pretty dan door het gat is ge
kropen, kan de veel slankere Monty
haar makkelijk achterna. Samen bele
ven zij dan in de wijde wereld hun
avonturen. Samen komen ze ook altijd
weer thuis, mor maar voldaan.
Wij voelen ons gewoonlijk minder
voldaan. De omheining moet maar weer
hersteld worden. Zolang ze niet terug
zijn maken we ons ongerust over moge
lijke ongelukken. De rijksstraatweg is
heel dacht bij. Er worden lund-fluitendc
reddingsploegen uitgezonden. De hele
buurt helpt soms mee. Maar zolang zij
wild lucht in de neus hebben, negeren ze
iedere poging om gered te worden uit
de moordende klauwen van het automo
bilisme.
VOORDAT we nu een volgende keer
enige kasten nader gaan beschouwen om
daarbij zo nu en dan eens af te dwa'en
naar meer algemene „Hoho"-ervarLngen,
moet ik voor degenen, die daar aanstoot
aan zouden kunnen nemen, nog even
mgn excuses maken voor verhalen, die
betrekking hebben op hondenhoopjes en
poot-oplichten. Wie veel met honden
omgaat, kan deze dingen niet negeren:
het is nu eenmaal een belangrijk deel
van het leven van de hond, een deel, dat
hij openlijk bedrijft en waar men in een
hondenhotel wel degelijk mee te maken
heeft.
G. O.
Opzettelijk of niet, geen van dc hoofd
personen uit „Er gebeurt nooit iets" is
Amerikaans: Anthony, de kachelstoker van
een flatgebouw, is een Joegoslaaf, Ange
la „de Messilina van het (New-Yorkse)
Chelsea-district" is een Ierse en al
wordt de nationaliteit van de „ik"-figuur
en zijn vrouw Elza in het midden gelaten,
zij denken en reageren dermate „natio-
naal-indifferent", dat men zich afvraagt
of het Gijsen er niet om te doen is ge
weest het algemeen-menselijke van deze
tragedie ondubbelzinnig te beklemtonen.
Het is een nauwelijks geruchtmakende
tragedie van nauwelijks geruchtmakende
mensen. Een moord is tenslotte een alle
daagse gebeurtenis: een korte sensatie
voor wie ervan hoort, een voldongen feit
voor wie er het slachtoffer van is en een
zwaargestraft misdrijf voor wie er zich
aan bezondigt. Altijd een zonde, een ver
grijp tegen het goede? Hier, op dit punt,
laat Gijsen zijn „ik"-figuur tussenbeide
komen. Hij is toeschouwer, een man die
graag .,de wereld voor perfect in orde"
houdt, fortuin maakt in zaken, bevredi
gend getrouwd is en zijn rust lief heeft.
Gaat het hèm aan. dat Anthony Lusch, de
stoker van zijn flat. het slachtoffer is van
de late, dwaze passie voor een drankzuch
tige „madam", die de nadagen van haar
gepasseerde jeugd cultiveert? Athony is
een oude gek. „een overjaarse Philemon"
en zijn goed-geconservecrde Baucis „een
onttakelde coquette", die er op uit is haar
minnaar te vernederen dat is al.
Maar is het wel zo eenvoudig? „Ik ge
loof het niet", bekent de „ik"-figuur, „in
een wereld van wit en zwart". En opnieuw:
„Neen, eenvoud bestaat niet. het is alleen
schijn, een décor, de camouflage van een
gecompliceerde werkelijkheid".
Dualistisch. Europees-dualistisch, draait
Gijsen dit dilemma van goed en kwaad óm
en óm. Als Angela uit vulgaire demonie
haar grijze minnaar zover heeft weten te
krijgen, dat hij om haar te behagen zijn
enige levensgezel, de mormelige hond Ruig
in een asiel heeft laten afmaken, ligt de
verhouding tussen het sympathiek-deugd-
zame en verwerpelijk-boosaardige ar.ders
dan wanneer blijkt, dat deze Ierse vampier
zélf een slachtoffer is van haar verleden,
zich in de persoon van Anthony op alle
mannen wreekt die haar jeugd en haar
leven vergiftigd hebben en niet zal rus
ten alvorens haar wraak in de volledige
vernietiging van haar zeventigjarige „su-
zanna-bocf" voldoening heeft gevonden.
Is er daarmee iets gebeurd in het per
fect geordende leven van de „ik"-figuur",
in de regelmaat waarin „nooit iets ge
beurde"? Angela is dood. Ruig is dood,
Anthony boet voor zijn daad met levens
lange opsluiting in een krankzinnigenge
sticht en voelt zich bevrijd, al betreurt hij
zijn hond. De publieke sensatie is kortston
dig geweest, het leven gaat voort. Maar er
ïs iets gebeurd. Een mens is door het le
ven, door de onverbiddelijke realiteit, te
gen wil en dank gedwongen geweest partij
te kiezen en te erkennen dat hij van toe
schouwer tot medespeler is geworden in do
tragedie der menselijke onzekerheid, die
op een haar na zijn „zekerheid aller ze
kerheden", zijn eigen huwelijksgeluk in
gevaar bracht.
DAT GIJSEN in dit onoplosbare pro
bleem van „goed en kwaad" dat hij en
kele jaren geleden eveneens tot onderwerp
koos van een roman het laatste woord
aan de deernis laat, betekent een antwoord
van het hart op alle pijnlijke vragen van
de rede: de „ik"-figuur en zijn echtgenote
Elza ontfermen zich over een tweede Ruig,
een hondengedrocht uit een asiel, een ver
schoppeling. Want van alle slachtoffers was
Anthony's Ruig, deze „dog", het meest de
„underdog": hij was. hoe dan ook, ónschul-
dig. Ook dat is geen „oplossing" maar
het is het voorname gebaar van een ten
slotte hulpeloos mens.
Een schrijver, die uit een zo alledaags
gegeven, uit een zo „kleine" tragedie, een
zo algemeen-menselijke roman weet te cre-
eren is een voortreffelijk schrijver en zijn
boek een voortreffelijk boek.
C. J. E. DINAUX
en belde verschenen bU A. A.
te 's-Gravenhage.
M 6
De drie foto's op deze pagina zijn overge
nomen uit het hiernaast besproken door
de KRO gepubliceerde boekje over de
stand van zaken in de televisie. Op de
onderste ziet men de studio te Bussum in
vol bedrijf met rijdende camera, kwiklam
pen in de schijnwerpers, lichtbakken en
o hengelmicrofoon. De bovenste foto geeft
een indruk van de activiteit van de regis
seur, in het midden, die op de drie rechtse
ontvangsttoestellen (zogenaamde monitors)
de beelden van de drie camera's waar
neemt en daaruit een keuze voor uitzen
ding doet. Het gekozen beeld verschijnt
op de linker monitor. De middelste plaat
illustreert dat men in een televisiespel in
de studio niet net behoeft te worden als
de illusie van regen wordt gewekt.
NEW YORK, (United Press) Als het zo
doorgaat zullen de „Quizz-shows" (raadsel-
rubrieken) en andere weggeefprogramma's
van de Amerikaanse TV dit jaar bijna zes
miljoen dollar cadeau doen. En als de plan
nen voor fabuleuze nieuwe shows, die op
stapel staan, worden uitgevoerd, dan wordt
het eindbedrag nog een flink stuk hoger.
De leiders van achttien shows op drie
grote TV-netten hebben aan United Press
verteld, dat de deelnemers geld, waarde
papieren en goederen hebben gewonnen
gedurende de maand januari tot een totaal
bedrag van bijna vierhonderdzestigduizend
dollar. Daarin is niet begrepen de som van
honderdduizend dollar, die een jongen van
veertien jaar toen heeft gewonnen, maar
die begin februari is uitgekeerd. Deze
jongen, George Wright uit New York, won
de hoofdprijs door de naam van een lied
jesschrijver uit de twintiger jaren goed te
noemen. Een man won in de CBS-show
„Vertrouwt u uw vrouw?" een flink bedrag
doordat hij de meisjesnaam van zijn
schoonmoeder wist. In „De 64.000-dollar-
vraag" van hetzelfde station leverde een
IIIUlllilllIlllllllllllllHIIIItllllllllllllllllIlllilJIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllIIIIHIIIII
DE Katholieke Radio Omroep heeft een
boekje uitgegeven onder de titel „KRO-
Televi'-ie" door G. H. van Beek, dat een
idee wil geven van wat televisie nu eigen -
lijik is. Ofschoon het boekje dus werd uit
gegeven door één van de omroepvereni
gingen. is de vorm zo algemeen mogelijk
gehouden.
Het doet ons genoegen dat reeds op de
eerste pagina's duidelijk wordt gemaakt,
dat het bij televisie om een nieuw medium
gaat. Hoe vaak immers wordt televisie niet
beschouwd als een soort verleng--tuk van
de radio of als een film, die dank zij een
bewonderenswaardige techniek, in de huis
kamer kan worden vertoond. Het is goed
dat met dit misverstand hier wordt afge
rekend. Dat dit gebeurt bij monde van een
televisie-deskundige, stemt tot des te gro
ter voldoening, omdat hieruit blijkt dat
deze misvattingen althans bij de televisie
zelf niet bestaan.
Nadat op beknopte wijze een historisch
overzicht wordt gegeven van het ontstaan
van de televisie, bespreekt de schrijver de
technische problemen, d'ie eraan vasitzitten.
Wij zien de rol, die hierbij gespeeld wordt
door de technici bij de opnamen, in de stu
dio en bij de zenders en relaisstations. Wij
komen de meest ingewikkelde apparaten
tegen en maken kennis met termen uit het
vakjargon, die voor de leek volkomen on
begrijpelijk zijn. Of weet u misschien, dat
een „hengelaar" iemand is, die ermee be
last is de microfoon boven de spelers te
houden, zodanig dat deze niet te hoog hangt,
waardoor het geluid onduidelijk wordt,
maar ook niet zo laag dat hij in het beeld
komt? Weet u verder, dat deze man in
Duitsland een „Galgenvogel" genoemd
wordt?
Nog interessanter wordt het, wanneer we
kennis maken met de voorbereidingen, die
nodig zijn, voordat men kan komen tot een
zogenaamde „live"-uitzendinig. Hierbij kan
de toe-chouwer het ge bod ene volgen op
hetzelfde ogenblik dat het in werkelijkheid
gebeurt. Behalve de technici zijn vele an
dere mensen met soms Engelse beroeps
aanduidingen bij dergelijke uitzendin
gen in het geweer: de producer, regisseur,
cameramensen, script-girl, toneelmeester en
vele assistenten. De eisen die aan de spelers
en sprekers gesteld worden, zijn legio:
iedere aarzeling, iedere fout, wordt door de
camera's genadeloos geregistreerd en aan
de ogen van een duizendkoppig publiek
doorgegeven. Aan zo mogelijk nog hogere
eisen moeten de programmasamenstellers
voldoen: ieder aangenomen verhaal, iedere
vondst, ieder amusementsprogramma kan
slechts éénmaal dienst doen. De televisie
is dan ook een enorme tekstversl inder. Om
tot steeds weer originele denkbeelden te
komen neemt men vaak, vooral in Ameri
ka. zijn toevlucht tot de meest ingenieuze
„stunts".
Verder behandelt het boekje de invloed,
die de televisie heeft gehad op het toneel,
de film, de radio en de krant. Ondanks vele
voorspellingen hebben deze publiciteitsvor-
men zich volledig naast de televisie kunnen
handhaven.
Tenslotte bespreekt G. H. van Beek de
volgens hem meest gewenste organisatie
vorm voor de televisie. Men kan van een
omroepman eigenlijk niet anders verwach
ten dan dat hij tot de conclusie komt, dat
de huid'ige organisatie in handen van de
omroepverenigingen de meest ge chikte is.
Het bloed kruipt hier waar het niet gaan
kan en er worden argumenten naar voren
gebracht, waar nogal wat op te zeggen valt,
met name daar, waar een nationaal televi
siesysteem wordt verworpen. Het boekje is
echter naar opzet, inhoud en uitvoering zo
aardig uitgevallen, dat wij hier geen spij
kers op laag waiter willen zoeken, temeer
daar het hier een principiële kwestie betreft,
waarover, ondanks de parlementaire sanc
tie, het laatste woord nog wel niet ge.-pro
ken zal zijn. F. D.
verkeerd antwoord aan een deelnemer een
Cadillac op. De auto was een troostprijs.
Professor Lloyd Trump en zijn vrouw
Martha wonnen een volledige slaapkamer
inrichting door de vakbondsleider George
Meany aan te wijzen als de verborgen naam
in een limerick. Door bij het voorspelen
de titel van een liedje goed te raden won
een ander echtpaar een drie-kamer-woning,
een zilveren theeservies, een auto, een
bontjas, een koelkast en een reis van
twee weken naar Europa.
Het grootste TV-goudmijntje Is echter
nog in de maak. In dit program zal twee
honderdvijftigduizend dollar beschikbaar
worden gesteld voor het mooiste meisje
van het land. Die prgs zal maar eens per
jaar gewonnen kunnen worden.
Uit „The 64 000 000 dollar answer a rartoo'
guide to T V." door Charles Preston Berkle
Publ. Corp. te New York).