Watersnood in het droogste eiland van de wereld Ssebtkoomfyride moribteW LESSEN VOOR IMMIGRANTEN ZIJN GRATIS IN CANADA JAN VAN EES BIJ EEN EXPOSITIE VAN WERKEN VAN EEN FRANSE SCHILDER DER KLEUREN VAN DE WATERKANT JUBILARIS VOORAL SCHADE IN DE VELE BUITENWIJKEN VAN DE STEDEN jfiiiifirifffiiiiifiiiffffrirfirfiffriiriiiiiirfifiriififiiffffiiiiffiffiiiiiifiiiffiiiiffiiifiiiiiiiiifiiiiiufiififiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiif* ÏE DEZER DAGEN is in Amsterdam weer de grote autotentoonstelling gehouden, waar het volgens de berichten zeer druk is geweest. Tot deze drukte heb ik niet met mijn aanwezigheid bijgedragen van mening zijnde, dat ik op een dergelijk wagenfestijn niets te maken heb zolang ik mij niet in het bezit van een auto kan stellen. Zoals over de meeste onderwerpen zijn ook op dit punt de opinies verdeeld en dat is maar gelukkig want anders zouden de tiendui zenden bezoekers er waarschijn lijk slechts honderden zijn ge weest. Men moet immers wel aan nemen, dat de meesten daar uit louter kijklust verschijnen. Naar mate die kijklust groter is, moeten zij met een onbevredigder gevoel de expositie verlaten. Of schuilt er reeds voldoende bevrediging in zich aan die gestroomlijnde monsters te mogen vergapen? Zo ja, dan zijn dergelijke tentoon stellingen nog iets anders dan louter commerciële ondernemin gen. Zij zijn dan een weldaad voor de mensheid, zoals ook de film dit is: zij wekken illusies of wak keren deze aan en zenden de toe schouwers heen met de blijkbaar troostrijke gedachte, dat het leven heerlijke zaken te bieden heeft ook al blijven ze voor de meesten onbereikbaar. Als men het zo beschouwt, is de mens een goedaardig wezen, dat zich in de welvaart van zijn naas te kan verheugen en zich tevreden stellen met zijn eigen bescheiden deel. Die tevredenheid wordt soms aangeknaagd door de stille, vage hoop, dat men zelf ook nog eens tot de aankoop van zo'n luxe voertuig zal kunnen overgaan. Of men hoopt dat zijn kinderen enige sporten hoger op de maatschap pelijke ladder zullen klimmen en vandaar de voet zetten in zo'n snelheidsmirakel. Als men filosoferen wil - en dai willen wij allen op ons beurt - kan men zeggen, dat begeerte de motor van 's mensen optreden in deze wereld is. Zelfs wereldver- lllllllllllllllllll zakers ontkomen niet aan deze regel, al is hun begeerte in een anti-begeerte omgeslagen. Maar slechts weinigen komen aan dit hogere geestelijke niveau toe. De grote massa, die op enig en liefst nog wat meer comfort gesteld is houdt er van haar begeerte te cul tiveren en deze deskundig te la ten prikkelen. Die deskundigheid manifesteert zich in zaken als reclamewetenschap en massapsy chologie - indrukwekkende ter men om aan te duiden, dat men met raffinement een maximum profijt uit de mensen kan halen. Nurksen maken daar bezwaar te gen. Maar zij die het goed met zichzelf en hun naasten menen zien niet in waarom men 's men sen behoefte aan illusies zou smo ren. Zij zijn integendeel van me ning, dat zelfs een kleine dosis verlakkerij het leven kan veraan genamen en voelen er niet de minste behoefte aan, storm te lo pen tegen windmolens, die het sociale organisme in beweging houden. M. MOK. KAN EEN SCHILDER, die een zo zuivere blik heeft gehad voor de stemmingen van een een lanc'- schap, een stadsbeeld, voor het atmosferische, nevelige van rivier en haven anders dan begrip en bewondering in ons land ontmoe ten? Dit schrijft de heer J. C. Eb- binge Wubben, directeur van het Museum Boymans, in de catalogus van de tentoonstelling van wer ken van de grote Franse schilder Albert Marquet (18751947), die in zijn museum gehouden werd en nu tot 5 april te zien is in het Arnhems Gemeentemuseum. Bij een bespreking van een ex positie van Franse kunst, enige maanden geleden gehouden in de Amsterdamse kunsthandel Van Wisselingh vroeg ik me al het zelfde af. En nu, na een bezoek aan deze stralende tentoonstelling in Arnhem komt de wat bittere gedachte in me op, dat men vóór de oorlog in ons land toch wat erg dicht zat. Naast namen als Matis se, Braque en Bonnard, om er maar een paar te noemen, was die van Marquet een onbekende. Men was trouwens nóg meer op de hoogte met de namen van zo veel moeilijker te begrijpen kun stenaars. Snobisme was hieraan zeker niet vreemd. Men was ge neigd de neus enigszins op te trek ken voor wat men oppervlakkig „Frans" meende te moeten vin den. Goed herinner ik me nog, dat toen Marquet bij een bezoek aan Amsterdam ter gelegenheid van een expositie van zijn werk in de kunthandel Santee Land weer uit zijn hotel, het Amstel- hotel, een aantal doeken van de hoek daar van de stad had ge schilderd, waarin men meer de Seine dan de Amstel in preten deerde te zien. Men was te be perkt om zich te kunnen losma ken van Breitners visie, de enige van formaat die hier tegenover stond. Mogen we dan nu verheugd zijn dat de belangstelling wakker is geworden, graag had ik gezien dat Marquets werk toch ook dich ter in onze buurt vertoond werd. En ook bedenk ik me, hoezeer men in Nederland goede kansen op een vertegenwoordiging daar van in onze collecties voorbij heeft laten gaan. Want op ge noemde tentoonstelling bij San tee Landweer waren schilderijen van formaat verkrijgbaar tegen een zelfde prijs als na de oorlog een kleine aquarel op veilingen in Parijs opbracht. In Nederland bevindt zich maar één doek van Marquet in een particuliere ver zameling! De catalogus wordt, na het voorwoord van de heer Ebbinge Wubben, ingeleid met een levens bericht van Marquet, geschreven door diens vrouw Marcelle, een verhaal dat me ontroerde door de eenvoud. Een inleiding waarmee de organisatoren dezer tentoon stelling gefeliciteerd mogen wor den, omdat we nu eens een be grijpelijke taal ontmoeten in een bevolkt met mensen, de wel voor komende dieren en de transport- midelen te land. Veel heeft Mar quet geprofiteerd van de studies, die hij in zijn begintijd tezamen met Matisse, maakte op straat. Staande vaak in een portiek als het regende noteerden zij met penseel, gedoopt in Oost-Indische inkt, de bewegingen van alles wat voorbij kwam. Je moest zo de es sentie van iets leren weergeven, dat je een uit het raam vallende man kon tekenen, zeiden zij el kaar, de grote Delacroix citerend. Met deze ervaringen acher zich heeftMarqut zijn werk zo onge dwongen kunnen bevolken. Want al doet ons dit werk zo kalm, se reen soms aan, gevolg van een tot een werkelijke oplossing en daar mee evenwichtigheid brengen der dingen, Marquet hield van de le vendigheid De langzaam stro mende Loire lag hem minder dan de toch snellere en levendiger Seine, waarvan hij zo hield. Ik geloof ook dat Marquets overwe gend stillere groene landschap pen, hier nauwelijks vertegen woordigd, ook een iets mindere kwaliteit hebben dan al het an dere, dat hij schilderde. DOMINEERDEN het landschap, de haven- of stadsgezichten in Marquets oeuvre, een goed fi guurschilder was hij evenzeer. Onder meer ontmoeten we hier dat zo kernachtig neergezette por tret van André Rouveyere. Wanneer Marquet het naakt schilderde, was hij geneigd het te plaatsen in de sfeer van wat aan de havenkant gebeurt. Hoewel uit een enkel werk blijkt dat Mar quet op het atelier het naakt wel bestudeerde, kon hij het toch niet zien in die wat academische om geving. Zijn tekeningen wijzen er op dat Marquets begin lag in de tijd. van Toulouse Lautrec en deze zijn dan ook te vergelijken met der gelijk werk van Bonnard, die ook uit dezelfde tijd stamt. Dat de reiziger Marquet het medium waterverf gebruikte, ligt voor de hand. De in de hal van het Arn hems museum geplaatste aqua rellen ontvangen de bezoekers op stralende wijze. BOB BUYS In het artikel op de volgende pagina vindt men een beschrijving van de gevolgen der watersnood, die vooral de buitenwijken van de grote steden in Australië heeft geteisterd. Aan bovenstaande steeds weer schilderen in die een voudige vorm, die hij in den be ginne gevonden had, doorgaande op die rijke Franse traditie, heeft hem bezeten. Dat begin lag dan wel in de sfeer, die uitgemaakt werd door een groep: die der „Fauves" (de „wilde dieren") zo genoemd om de naar de smaak van de tijd van het eerste optre den van Marquet, Matisse, de Vlaminck, Derain, onze Van Don gen en anderen zo „schreeuwen de" kleuren, waarin Van Goghs invloed onder meer gegolden heeft. Zo schreeuwend bleken die kleuren achteraf niet, zeker niet bij Marquet, die later juist zo ge roemd kon worden om zijn ver fijnde grijzen. Wat betreft die grijzen wordt wel verteld, dat gioen van Eer gevraagd worden door hen voor wie het nuttig is ik ben geen schilder van mon daine portretten", zei hij in zijn latere jaren toen hem het lintje werd voorgesteld. En toen men hem vroeg toe te treden tot het Instituut antwoordde hij: „Ik zou u gaarne een plezier willen doen, maar dit niet. Vraagt u liever wat anders". Daarop zei hij tot zijn vrouw: „Wat een mal idee om mij in het pak van een wisselloper te willen steken". De laatste oorlog werd doorge bracht in Algiers en in zijn huis daar heeft hij vele uit het bezette Frankrijk gevluchte jongeman nen geherbergd. Marquet was „goed" en hoe! Integriteit spreekt ook uit zijn werk, dat zo „waar" staan uit verscheidene kleuren uiteraard. Marquet wist iedere keer weer de resultante te geven en daarmee het essentiële te ty peren. Marquet wist weg te laten wat niet belangrijk is, wist samen te vatten to een breed gezien ge heel. En dat rpet een heldere voordracht, met een positieve kleurgeving, ook als hij in grijzen werkte. De liefhebbers van Mar quet zullen het sterkst in de her innering die grijzen bewaren. Toch kent Marquets werk en hoe kon het anders onder de zon boven de Middellandse Zee ook felle kleur en juist deze expositie getuigt hiervan in zo ruime mate. Marquets landschappen, ge zichten van steden en havens, zijn in tegenstelling tot zo veler werk luchtfoto's van Brisbane en Melbourne ziet men hoe indrukwekkend deze vroegere nederzettingen van kolonisten tot ware metropolen 4 zijn gegroeid. Sydney telt meer dan anderhalf miljoen inwoners. verhaal dat de schilder tekent. In het geval Marquet kon het overi gens moeilijk anders. Over Mar quets werk valt niet veel te theo retiseren. Het behoeft geen ver klaringen. MARQUET, een intelligent schil der, was zelve geen theoreticus, gelijk bijvoorbeeld zijn grote vriend Matisse, die hij al op de Academie voor Decoratieve Kun sten in Parijs had leren kennen. Marquet poneerde geen stellin gen, was geen onderzoeker be treffende de vele uitdrukkingsmo gelijkheden, die sinds Cézanne zich voor de kunstenaars hadden geopenbaard. Nooit was deze ver legen man, wiens bescheiden fi guur ik eens ontmoette, erop uit zijn wat betreft persoonlijkheid zo discrete werk op te dringen aan wie dan ook. Schilderen, Marquet daarin zo leerde uitmun ten omdat hij door armoede ge dwongen is geweest zich te be perken tot enkel zwarte en witte verf. Ik geloof dat dit een legende is, want ook de zogenaamde aard kleuren behoren tot de goedkope re verfstoffen. Wèl heeft Marquet moeilijke, zeer moeilijke jaren gekend. Zijn moeder had haar schamele boe- renbezittingen verkocht tegen de zin van zijn kortzichtiger vader om in Parijs een winkeltje te be ginnen in ajourwerk en knopen, opdat de jonge schilder in de hoofdstad zijn studies kon voort zetten. We komen op deze exposi ties portretten van de ouders te gen en zien op dat van Marquets moeder, dat zij toch een bijzon dere vrouw was. Het verhaal van Marquets eerste jaren loopt dan als dat van zo menig jong schil der uit onze eigen omgeving voor wie geen contraprestatie of ande re vorm van, overigens niet altijd af te wijzen steun bestaat. Het is een verhaal waarin steeds de een voud van de man zo opvalt. En die eenvoud blijft. „Laat het Le is. En zijn gezicht op de Amstel is wèl echt Amsterdam, zoals het op die plek, waar het tot ons leed wezen leeg geworden is door het verdwijnen van het Botenhuis van een watersportvereniging, dat er tijdens Marquets bezoek nog stond. Dit doek is net zo echt als dat van de Maas te Rotterdam, als de schilderijen van de havens van Stockholm, Hamburg, Le Ha vre, Marseille, Napels, Algiers of waar dan ook Marquet aan de waterkant mocht zitten. Want overal heeft het water een eigen kleur voor ons. Een kleur, die we zien in de weerspiegeling van schepen of pakhuizen tegen de lichtere reflex van de luchten. Voor de Middel landse Zee is dat vaak dat door schijnende smaragdgroen, voor Holland een bruinig groen. Het warmere bruin en even geelgrijze tekent de open zeehaven van het noordelijker gelegen Hamburg, de parelmoeren lucht boven Stock holm, aldus gekleurd door het la ger invallende licht van de zon, weerspiegelt zich in de havens daar. Deze weerspiegelingen be- (Van onze correspondent in Australië) SYDNEY. Toen ik vijf jaar geleden naar Australië trok en een paar klompen „voor als het re gent" meenam, heeft mijn vrouw me meewarig aangekeken, maar dezer dagen heeft zij mijn voor uitziende blik openlijk geprezen met de woorden: „Wat een geluk, dat je de klompen tenminste hebt". Ik waadde met dit houten schoeisel aan, tenminste tot mijn knieën in het water, in de tuin van ons huis. Gewapend met een schophouweel trachttte ik een diepe en brede geul te graven, die de aanstormende watervloed naar het lager gelegen land zou kunnen doen afvoeren, maar het was al niet meer nodig: het wa ter stortte zich van de weg in mijn tuin, langs het huis, sleurde de aanplantingen mee en storm de op de schuur af. Het volgende ogenblik brak de tien meter wijde golf van mos- terdkleurig water door en speel de grillig en gram met verfpotten en petroleumbussen, vocht zich woedend een weg door nauwe gaten naar buiten en verenigde zich daar met de wilde stroom, die in een wijde boog de bloemen en groentenbedden verwoestte en afstormde op de nu wild brui sende beek in het bos. Dat ging zo de hele nacht door. In de och tend was de straat, die een brede ongeplaveide landweg is, een ri vier. Een kantoorbediende, die ik gewoonlijk keurig gekleed des morgens zijn huis zie verlaten op weg naar de trein, waadde nu op blote voeten, met alleen een kort onderbroekje en daarover zijn doorzichtige plastic regen jas, door het nog altijd tot knie hoogte kolkende water. In de ene hand droeg hij een koffertje met zijn kleren, in de andere hand een nutteloze paraplu. Op het station liepen vrouwen en meis jes en mannen op blote voeten.. EEN DESKUNDIGE op het ge bied van de watervoorziening zei onlangs dat Australië het droogste eiland ter wereld is. Iedereen geloofde hem. Vandaag- de-dag denkt het publiek er an ders over, want sinds deze pro fessorale uitspraak heeft het zo hard geregend dat Queensland en Nieuw Zuid Wales doordrenkt zijn. De overstromingen hebben slachtoffers geëist (vijf doden) en enorme schade veroorzaakt. We zijn hier gewend aan zulke natuurrampen: of wel de aarde verschroeit door de droogte en de zon (in Perth heeft de ther mometer vorige week negen da gen achtereen op hoger dan het kookpunt tot 105 graden toe gestaan) of er valt zoveel he melwater dat zelfs de sluizen van IJmuiden, Panama en Suez sa men er onder zouden bezwijken. De machtige Waragamba-dan», op vijfenzeventig kilometer af stand van Sydney, bedoeld om het gewoonlijk schaarse water uit de heuvels op te vangen en te bewaren voor de drinkwater voorziening, heeft thans zoveel water te verwerken gekregen, dat het er met donderend geweld overheen gestort is. De onaange naamste verrassing van deze watervloed, die een omvang heeft zoals in geen tachtig jaar hier voorkwam, is echter dat dit maal niet alleen het binnenland er onder heeft geleden, maar ook grote uitgestrektheden van Syd ney: ten minste achtduizend men sen zijn hier uit hun huizen ver dreven. Vooral de in de laatste jaren gebouwde en zich steeds uitbrei dende voorsteden van deze me tropolis hebben tol betaald. Tal van deze buitenwijken zijn ge bouwd op de lager gelegen gron den langs de George-rivier, die in normale tijden een smal stroompje is vergeleken met onze Waal, Rijn en Maas en zelfs in de bredere gedeelten slechts be vaarbaar met kleine motorboot je. De jongste watervloed maakte haar tot een gevaarlijke vijand. Daar de rivier ondiep is en zo zijn er vele moet het 5 water wel een uitweg zoeken naar de lage oeverlanden. Het stromende hemelwater met zijn desastreuze gevolgen heeft ae bevolking van Sydney met zijn bijna twee miljoen inwoners plot seling de ogen geopend voor de poliepachtige ontwikkeling van deze stad in de afge.lopen vijf jaar. De stad aan de Parramatta-rivier is uitgegroeid tot een steenpuist, die de oeverlanden van nog drie andere rivieren nu ook heelt „aangetast" de Hawkesbury- rivier in 't noorden, de Georges- rivier en de Port-Hacking-rivier in het zuiden. Sinds ik vijf jaar geleden Sydney tot woonplaats koos, zijn er namen van buiten wijken in de kranten verschenen, waarvan zelfs de in Sydney ge borenen en getogenen nooit eer der hebben gehoord en waarvan zij niet eens weten waar zij gele- gen zijn. Kaarten van Sydney van vijf jaar oud geven die plaatsen niet aan. Zij zijn ont staan op de maagdelijke grond van door de tegenwoordige be woners zelf gekapte bossen en op woeste grond, waar velen nu nóg pionieren: zonder gas, zonder elektriciteit, zonder waterleiding, zonder riolering, zonder telefoon, waar geen plaveisel de weg dekt. waar het hemelwater geen an dere afvoer vindt dan langs de geulen en gaten, die de natuur er gelaten heeft. Het is dus niet vreemd te zien, dat mannen en vrouwen in de weekeinden voor en achter hun huizen de spade en het houweel hanteren om zo goed mogelijk orde in die woeste natuur te brengen. DE NATUURLIJKE staat van vele voor-„steden" verklaart waarom het hemelwater zoveel schade kan veroorzaken. De mensen hebben nog niet de tijd gehad het water langs kunstma tige kanalen af te voeren. Ieder moet maar zorgen zelf een ka naal te graven en slechts af en toe komt de districtsoverheid wel eens te hulp. Deze voor-„steden" zien er niet uit als Rijswijk of Voorburg, zelfs niet als Halfweg, het beste is om aan een plekje op de heide bij het Uddelcrmeer te denken. Maar de activiteit en de snelheid, waarmee de huizen uit de grond verrijzen in de woeste nij, zijn verbazingwekkend. De immigrant speelt hier een grote rol. Vroeger was hij een bezienswaardigheid. Thans woont er in elke straat ten minste een. Hoewel de Australische regering groepsvorming van immigranten principieel afkeurt, is iedereen vrij zich te vestigen waar hij wil. Er is geen woonvergunning no dig, noch een verhuisvergunning, de grond is praktisch gesproken vrij (tegen betaling) en de ma nier -waarop en het materiaal waarmee men een huis wil bou wen, kent weinig of geen beper kingen. Vandaar dat een „bush- humpie" (armoedig hutje in het bos) hier te vinden is naast het „Zwitserse" landhuis, evenzeer als de „samengroeping" van im migranten naar landaard. Hollan ders hebben een zekere voorkeur om in Caringbah en Narrabeen te wonen. De binnenstad van Sydney heeft in vijf jaar tijds twintigdui zend mensen naar de buitenwij ken zien verhuizen. Zelfs fabrie ken worden verplaatst naar ge bieden met meer lucht en meer licht. Vijftienduizend fabrieksar beiders zagen hun werkterrein verplaatst. Thans telt Sydney driehonderdtachtig voorsteden.. Men moet nu al meer dan veer tig kilometer reizen om „goed koop" land te vinden. In de nieuwste wijken zijn de grondprij zen met razende vaart gestegen. Zelfs de huizenbouwcommissie, een regeringsinstantie, die hier en daar een voorstad opricht van bijvoorbeeld twaalfhonderd hui zen, compleet met winkels, is al gedwongen steeds verder weg le trekken. Ondanks deze snelle groei blijft de bouw van huizen ten achter bij de behoefte, in Sydney zijn nog een kleine tienduizend krotten, schuren en kippenhok ken, die als woningen worden gebruikt. Laten we hopen dat de volgende watervloed ze zonder bezwaar kan meesleuren. Het Hume-reservoir met door de Murrumbigee-rivier aangevoerd water van de besneeuxvde bergen ter irrigatie van wat normaliter het droogste eiland ter wereld is. De Huon-rivier en Kuring Gai Chase, respectievelijk in de staten Tasmanië en Nieuw Zuid Wales. MONTREAL (United Pre®?). Van alle immigranten, die de (gratis) taallessen in Montreal en andere Canadese steden volgen, leren de Hollanders het vlugst. Dat is de voor Nederland vleiende mening van René Gauthier, één der tientallen leerkrachten, die aan dit unieke onderwijs verbon den zijn. Uniek, omdat men dage lijks in vele schoollokalen vol wassen mensen uit allerlei Euro pese landen in de voor hen veel te kleine schoolbanken ziet schui ven om Engels of Frans, of beide talen van Canada, te leren. Polen zitten naast Portugezen, en Duit sers naast Italianen, of Oosten rijkers naast Nederlanders. Er zijn leerlingen, die reeds een van beide talen vloeiend spreken, maar die de tweede taal erbij wil len leren. Maar ook zijn er men sen, d'Le alleen hun moedertaal beheersen en die >lij zijn als er een leerkracht in de school is, die hen kan verstaan. Overigens houdt het onderwijs hier rekening met die taalverscheidenheid, omdat men zoveel mogelijk de aan schouwelijke methode volgt. De leerboekjes geven bij de woorden en begrippen duidelijke illustra ties. De immigranten-leerlingen leren een der twee talen gem id- geld in vier a vijf maanden, als Als men in Hilversum door de Soestdijkerstraatweg loopt, dan kan men op een van de hekjes een bordje zien, waarop de naam Jan van Ees te lezen staat. Daarachter slingert zich een grindpad naar een villa. Statig rijzen de hoge bo men op, die hun schaduwen wer pen in de grote tuin rond het huis. Jan van Ees, die veertig jaar geleden zijn loopbaan als acteur begon bij De Haghespelers van Verkade, na tevoren een jaar bij Tartaud en Van Eysden in Rotter dam als volontair te hebben ge werkt, werd op 2 maart 1896 te Leiden geboren. Van 1917 tot 1932 speelde hij in het Hofstad Toneel van Cor van der Lugt Melsert hoofdrollen in stukken van Shaw, Langendijk, Ibsen, Schnitzler. Wedekind, Strindberg, Lonsdale en Rostand welke willekeurige opsomming van auteurs zijn veel zijdigheid doet uitkomen. Vele op voeringen geschiedden in door hem vervaardigde vertalingen. Daarna is hij werkzaam geweest bij het Centraal Toneel van Cees Laseur, weer bij Van der Lugt Melsert, maar nu in Amsterdam, bij het gezelschap van Johan Kaart en met Toon Hermans in het Theater Plezier, tussen welke engagementen door hij tournee's naar oost en west heeft gemaakt. Hij schreef bovendien enkele avondvullende stukken, honder den sketches en cabaretliedjes, veelal onder pseudoniem, bene vens (in samenwerking met Eduard Veterman) de roman „De hoornen van de maan". In 1954 verscheen onder de titel „Wat krijgen we nou?" zijn eerste bun del belevenissen, die binnenkort gevolgd zal worden door „Rare wetenswaardigheden" (A. W. Bruna en Zoon te Utrecht). De laatste tijd werkt hij als ac teur vrijwel alleen voor de radio. Zijn eerste optreden voor de mi crofoon (in „Ik heb een mens ge dood" van Maurice Rostand) was in 1928. Algemeen bekend is Jan zij tweemaal per week de lessen bijwonen. Zij zijn dan zover, dat zij zich in de aangeleerde taal kunnen redden. Uiteraard loopt de algemene ontwikkeling der leerlingen sterk uiteen. Er zijn bijvoorbeeld immigranten, die in hun vaderland een intellectueel beroep uitoefenden en die reeds een van beide talen beheersen. Maar er zijn ook lieden die nau welijks in de gelegenheid zijn ge weest om zich hun moedertaal be hoorlijk eigen te maken. De leer krachten houden van dit soort onderwijs. „Deze mensen komen hier om werkelijk te leren. Zij willen niet alleen een nieuwe taal leren, maar een geheel nieuwe levenswijze. Dat maakt ons werk zo interessant", zegt Gauthier. De Nederlanders zijn de beste linguïsten, is het unanieme oor deel. Zij worden op de voet ge volgd door de mensen uit Scandi navische landen. De Italianen leren het Frans uiteraard sneller dan het Engels, de Duitsers en Oostenrijkers kunnen vlugger met het Engels overweg. De vrouwen maken over het algemeen snellere vorderingen dan de mannen. „Niet omdat zij zoveel vlugger van be grip zouden zijn, maar omdat zij gewoonlijk meer tijd hebben voor huiswerk dan de mannen". van Ees door zijn vertolking van de speurder Paul Vlaanderen ge worden. In de AVRO-studio reci- pieerl de jubilaris op zondagmid dag 4 maart. Een dag later speelt hij de hoofdrol in het Radioscoop- hoorspel en op 6 maart spreekt hij in de rubriek „Ik geloof dat De sporen van een hard leven met voorspoed en tegenslagen zijn te zien op het bovenstaande por tret, dat Jan Makkes te Santpoort van hem tekende.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 20