DE ONBUIGZAME ONMACHT LP ONZE NAMEN OUDE KUNST UIT PERU Rimsky-Korsakov: een trieste of een wijze tovenaar? Hoe mag de nieuwe wereldburger heten? Patrick, de verlóren-gewaande HONDENHOTEL ff' Adolphe" van Benjamin Constant I\egerdorp Hl ONZE PUZZEL Werk van Sem Dresden bestemd voor buitenlandse radio Over oude litteratuur HOE MINDER iemand zijn natuur vol gens zekere beginselen ordent, of zich een voudigweg aanstelt, hoe moeilijker het wordt hem te begrijpen. Als het kunst matige, het aangeleerde, op de voorgrond staat en het echte persoonlijke daarachter, krijgen wij de „panoramic view" zo sug gestief, dat wij kunnen menen dat het inderdaad de persoon zelf is die wij be grijpen. Benjamin Constant nu biedt zich zonder voorgrond aan ons aan, niet alleen in zijn journalen maar ook in „Adolphe", de meest onomwonden persoonlijke roman die men zich denken kan. Het verhaal van Adolphe bestaat alleen ter wille van de analyse van de hoofdpersoon voorzover dat op zijn liefdesrelatie tot Ellénore betrek king heeft. Een buitenwereld komt er niet in voor, noch krijgen we over hem zelf verdere bijzonderheden te horen. Om Adol phe beter te leren kennen, moeten wij Constant zelf vinden en zo worden wij door de roman, die fungeert als het éne num mer van de voorstelling, dat zich bij de ingang van de tent afspeelt, naar zijn in tieme geschriften gelokt. De beschikbare verzameling daarvan is een paar jaar ge leden door nieuwe ontdekkingen in ar chieven nog aanzienlijk uitgebreid, maar het resultaat blijft hetzelfde: ook daar doorziet hij zichzelf zo goed, dat er weinig ondoorzichtigs van hem overblijft Wanneer het, zoals in dit artikel, alleen om het boek gaat, is er tenslotte weinig reden om te klagen. Het is geenszins zo dat de tekst als los zand uiteenzakt, omdat zij niet in vorm gehouden wordt door een duidelijk beeld van Constants persoon.Niet- temin betreurt men de onmogelijkheid om over het gedrag van Adolphe een oordeel te vellen. Hij geeft zich alle moeite om het hart en de gunsten van Ellénore te ver overen. Een paar maanden nadat hij daar in geslaagd is, stelt hij bij zichzelf een ver zwakken van de liefde vast, terwijl haar toewijding daarentegen onwrikbaar is ge worden. Had hij dan voorgoed weg moeten gaan? Hij probeert het enige keren, maar het lukt hem nooit, hetzij omdat zij het hem moreel onmogelijk maakt, hetzij om dat zijn eigen liefde even herleeft. Zo suk kelt hun verhouding voort, Adolphe onte vreden omdat hij er zijn jeugd aan verdoet, zij omdat zij haar liefde grotendeels onbe antwoord weet. Zij sterft tenslotte aan de ellende en men is dan inderdaad geneigd te zeggen dat de strekking van het boek die van een pleidooi tegen zachte heelmeesters is. Die conclusie is toch ongeldig, want het heelmeesterschap veronderstelt een zekere beheersing van de situatie, die Actolphe juist mist. Hij is tegelijkertijd beul en slachtoffer van een gevoel, dat dat van hemzelf is met dat van Ellénore gemengd. Men kan hem ook niet beschuldigen van slapheid, omdat hij nalaat de situatie in de hand te nemen. Niet dat men zou aarzelen om hem dat te verwijten wanneer men hem levend voor zich zag, maar de roman toont aan dat dat wel lichtvaardig zou kunnen zijn. Hij doet wat hij kan, maar meester van de situatie worden is niet in zijn macht, omdat hij er zelf in ls. De situatie is zijn lot en met de dood van Ellénore loopt het uit op een tragedie, behalve dat men die term eigen lijk pas zou willen toepassen als men er een volledig toegerust mens in betrokken ziet, die dan ook regelrecht zelf het slacht offer wordt en niet via'de dood van een ander. Het is een deel-tragedie, haarscherp uitgezaagd uit een complete anders ge zegd, een tragedie In een reageerbuis, een proef die telkens herhaald kan worden, wat Constant In de loop van zijn leven dan ook gedaan heeft. „Ik houd vooral van Benjamin Constant, omdat hij zijn leven doorbracht in het verdrogende stof van zijn ideeën, zonder ooit de natuur in te ademen en hij zijn wil besteedde aan het toezicht op zijn geraffineerde en ongelukkige ziel", heeft Maurice Barrès gezegd, maar men kan zich zonder moeite een reactie voor stellen als die van André Rousseaux, wan neer hij deze karakteristiek citeert: ik zou er weinig in hoeven te veranderen om pre cies aan te geven wat mij van Constant verwijdert. De enige perioden, waarin Constant- Adolphe zijn gedrag lijkt te bepalen zonder zich aan zijn strijdige gevoelens te refere ren, zijn wanneer hij een vrouw nog moet veroveren. Adolphe, die een ja$r aan een Duits vorstenhof doorbrengt, wordt aan getrokken door de gedachte aan het ver keer met een maïtresse, het lijkt hem dat zoiets bij zijn positie past. Toevallig leert hij de maitresse van de graaf de P kennen, die haar minnaar al jaren trouw is. Hij doet een nonchalante hoffelijke po ging tot verovering. Maar als die niet dade lijk lukt, is hij niet meer te houden. Rade loos en onstuimig wint hij haar enige tijd later toch voor zich. Deze vervoering van Adolphe getuigt nog van een ware even wichtigheid vergeleken bij de dolle maat regelen, die Constant zelf in gelijke om standigheden nam. Zowel bij Mile Pourras, een Frangaise die hij alleen voor zich moest winnen omdat het zijn vader wel een geschikte echtgenote voor hem leek, als ïïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii later bij Mme de Staël, met wie hij een affaire van vijftien jaar had die een deel van de gegevens voor zijn roman oplever de, verduidelijkte hij de heftigheid van zijn verlangens door vergif in te nemen. Beide keren was de dosis te gering om dodelijk te kunnen zijn. In het eerste geval wist hij dat niet eens zeker. In het tweede wel, hij had toen bovendien een passend tegengif bij zich en wilde alleen Mme de Staël im poneren, wat hem ten dele lukte. HET VERLOOP van de verhouding van Adolphe en Ellénore kan de moderne lezer, niet in de laatste plaats-doordat het werk van Benjamin Constant tot ons „culturele erfdeel" behoort, zich aan de hand van enkele gegevens voorstellen. Na zes maan den Is de tijd die hij aan het Duitse hof zou doorbrengen, voorbij. Hij ls dan wel genegen om een eind te maken aan de relatie, maar Ellénore lang niet en zij over reedt hem om nog zes maanden te blijven. Als die termijn verstreken is, heeft de graaf de PEllénore de deur gewezen, zodat Adolphe verplicht is haar mee te nemen. Hij hoopt dat hij zich in zijn eigen omgeving van haar zal kunnen losmaken, maar dan slaagt zijn vader er in van hogerhand een order van uitwijzing voor haar te krijgen. In een bijna echte opwel ling van beschermende liefde vergezelt Adolphe haar. Zij komen tenslotte in Polen, waar Ellénore's vader pas overleden is en zij haar erfgoed in ontvangst moet nemen. Daar zetten zij op het voorouderlijk kasteel de relatie voort, maar Adolphe wordt in tussen beïnvloed door een vriend van zijn vader die ambassadeur in Polen Is. Als hij eindelijk besloten is weg te gaan, krijgt Ellénore een brief aan de ambassadeur, waarin hij dat voornemen uitspreekt, in handen. Zij wordt ernstig ziek, volgens een traditie die wellicht meer die van de achttiende-eeuwse roman is dan die van de menselijke ervaring. Adolphe blijft bij haar tot zij aan haar liefde en haar wanhoop sterft. Als hij tenslotte alleen is, heeft hij geen gewaarwording van bevrijding, maar van gemis en eenzaamheid. Het is van gering belang of Ellénores levensloop aan een verouderde conventie gehoorzaamt. Zij behoort te veel tot de buitenwereld, of tot de natuur in de term van Barrès, om meer vorm te hebben dan die van een stem achter het decor in een roman waar Adolphe de enige rol speelt. Wat men niet zelden van romans kan zeg gen, dat zij een ondervinding vertolken die iedere lezer zich niet alleen kan voorstel len, maar ook in grotere of kleinere mate als de zijne herkent, geldt hier in een en gere zin dan gewoonlijk. De lezer hoeft er zich niet eens verschillende omstandig heden bij te denken om de overeenkomst te zien: hij herkent de ondervinding van Adolphe in zijn pure analytische vorm. Zonder ergens te blijven steken op con crete bijzonderheden dringt zij naar binnen en verbindt zich daar met de ervaring, waarop zij van toepassing is. Zo'n ervaring is er bijna altijd, zo vaak als het motief voorkomt van de zwakkere liefde in een relatie die op den duur verflauwt, terwijl de sterkere ongeneeslijk wordt. De ergernis, die Adolphe's ondoortas- tendheid soms dreigt op te wekken, is minder goed gerechtvaardigd door zijn zwakheid, dan door de behoefte van de lezer aan verweer tegen een menselijke waarheid, die hem door zo weinig omstan digheden verzacht wordt aangeboden. Er is in werkelijkheid geen zwakheid van Adol phe: hij toont integendeel de volmaakte kracht om zich onverbloemd de waarheid voor te stellen, die niet bestaat uit zijn gevoel, maar uit de gevoelens van hem en Ellénore samen. Men kan alleen zeggen dat het gebrek aan buitenlucht benauwend is en dat ook de uiterst nauwkeurige en even wichtige klassieke schrijftrant niet in zuur stof voorziet. Hoe prettig dan ook om van een slordiger gevoeligheid te zijn dan Con stant en de eigenlijke consequenties door een onbewerkte vitaliteit te kunnen laten verwarren! „ADOLPHE" is de enige beschikbare roman van Benjamin Constant geweest totdat enige jaren geleden tussen de jour naals ook zijn verloren gewaande „Cécile" teruggevonden werd. Dat niet helemaal voltooide werk is iets afwijkend van on derwerp, maar van stemming precies aan „Adolphe" gelijk. Het blijft toch met het ene vanouds bekende meesterwerk, tachtig pagina's lang, dat Constant zijn positie in de Franse litteratuurgeschiedenis inneemt. De tijd, die hij niet voor liefde en littera tuur nodig had, besteedde hij aan een werk over vergelijkende godsdienstwetenschap, aan politieke geschriften en aan de prak tische politiek. Toen hij in 1831 stierf, vier enzestig jaar oud, kreeg hij een kostelijke staatsbegrafenis, geenszins als Adolphe, maar als voorzitter van de Senaat en groot liberaal. S. M. Prijs. Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant hebben, gehoord de daartoe inge stelde commissie van advies, besloten de provinciale prijs voor de schone kunsten voor beroepskunstenaars (in 1955: muziek) toe te kennen aan de heer Hein Jordafre, dirigent van het Brabants Orkest. Acht jongens van dertien jaar, leer lingen van de Ke- telaarschool in Haarlem, maakten in drie uur tijds on der leiding van hun leraar handenar beid uit dode tak jes, stukken boom schors en eindjes raffia dit grappige negerdorpje, dat een der leukste in zendingen is voor de tentoonstelling van het Interscho- lair Jeugdtoernool, die in het Huis Van Loog te Haarlem gehouden wordt: een treffend voor beeld hoe men met uiterst primitieve middelen de jeugd kan brengen tot een verantwoorde zelf werkzaamheid op cultureel gebied. De expositie die veel belangstelling trekt, is nog tot 17 maart te bezichtigen. „HET KINT is gedoopt Maritje, 't most heten Adriaen". Dit noteerde op 8 juni de predikant van Purmerend in zijn doopboek. Te Assendelft had men kennelijk geen moeilijkheden met de sekse. Wel is daar achter de doopin- schrijving van een Claas (27 november 1785) de aantekening te vinden: „Dit kint wordt op versoek van de moeder en grootvader genaamd Jan en is aan den schoolkinders koek uijtgedeelt om deselve voortaan Jan te noemen. Dit is geschied 28 September 1795"'. HOE JAMMER het ook is, reeds lang kan niet meer worden volstaan met de simpele verstrekking van koek. Wie thans een voornaam wil wijzigen, wordt door artikel 68 van ons Burgerlijk Wet boek verwezen naar de arrondisse mentsrechtbanken. Wat niet wil zeggen dat ge daar succes hebt, als ge uw sprui ten voortaan naar uitheems voorbeeld als Vijfjarenplan of Stootbrigade ge registreerd wilt zien. Want de keuze der voornamen is aan banden gelegd, zij het zeer gebrekkig. Vandaar dat prof. Meyers in zijn fameus ontwerp voor ons nieuwe Burgerlijk Wetboek ook aan deze aangelegenheid aandacht wijdde. In de goede oude tijd bestond hoege naamd geen regeling. Herhaaldelijk werden geslachtsnamen als voornaam gegeven. Menige „dubbele naam" is al dus ontstaan. En niemand maakte be zwaar, toen de Amsterdamse koopman Roemer Visscher zijn dochter Tessel- schade noemde, omdat hij juist bij Te xel een schip had verspeeld. Bij een vorige gelegenheid had hij overigens een dergelijke naam aan zijn hond ge schonken. Geen Kniertjes HUISDIEREN kunt ge ook heden ten dage nog buitenissige namen geven, de vrijheid op het gebied der voornamen eindigde echter toen het voormalige koninkrijk Holland bij het Franse rijk werd Ingelijfd. Want bij die gelegenheid kregen we hier ook de wet, te Parijs afgekondigd op 11 germinal an XI (1 april 1803) dus in een periode toen daar de liefde voor de klassieken een j verplichte hoogconjunctuur beleefde. Het eerste artikel schreef voor dat slechts „de namen, in gebruik in de ver schillende kalenders en die van perso nen, bekend in de oude geschiedenis" als voornamen konden worden geregi streerd. „En is het den openbaren amb tenaren verboden eenig andere in hun akten op te nemen". Wat hier beteken de dat men overal, waar streeknamen als Tjesse, Krijn, Kniertje en Sietske in gebruik waren, diende af te zien van de aloude zede der vernoeming. Want aldus genaamde figuren speelden geen rol In de wereld der antieken. Evenmin kwamen zij voor in de kalenders, daar zij nimmer heilig waren verklaard. Noodsprong HOEWEL DE ambtenaren zich niet al te veel aan dit verbod stoorden, be paalde Willem I op 18 maart 1815 bü Souverein Besluit dat de van kracht ge bleven Franse wet niet zo strikt hoefde te worden opgevat, dat inschrijving was verboden van namen „welke aan over oude tijden aldaar, in de onderscheide ne provinciën en landschappen, of bij sommige geslachten gebruikelijk en al gemeen als voornamen bekend zijn ge weest". Was daarmee de oude toestand hersteld? Neen, in zijn voortvarendheid had de vorst verzuimd eerst de Raad van State te horen en daarmee de Grondwet van 1814 geschonden. Zodat zijn Besluit geen rechtsgeldigheid had. Om het nog ingewikkelder te maken: het feit dat die „gcrminal"-wet niet be hoorde tot de even later ingevoerde Co de Napoléon, kan tot de juridische con clusie leiden dat zij In 1838 evenmin buiten werking trad door de invoering van ons Burgerlijk Wetboek. Als het de lezer niet duizelt: met het inschrijven van die oude namen pleegt de ambtenaar zelfs thans nog een straf baar feit. Gelukkig voor hem heeft de toenmalige minister van Justitie in 1857 uitkomst gebracht. Met een ware nood sprong: bij circulaire nodigde hij de of ficieren van Justitie uit In deze geval len geen vervolging In te stellen! Maar nog steeds zijn we niet van die Franse wet af. U hoort er méér van J. G. DE BOER VAN DER LEY EEN TROUWE GAST, die van de op richting van het „Hoho" af geregeld kwam, is de rijst-met-krentenhond Pa trick, een Dalmatiner, zeer kortharig, zeer goedlachs. Patrick heeft een echte clownskopmet heel veel wit. Zijn vreugde uit hij dikwijls door zijn lippen op te trekken, hetgeen gepaard gaat met een kronkelend achterlijf. Als men dan zelf wat luidruchtig-blij met hem praat, kan hij helemaal niet meer ophouden met deze vertoning. Een kennis van ons is eens uit angst voor die opgetrokken lippen de trap opgerend en zij durfde niet beneden *e komen voordat Pa trick was uitge lachen. Voor een niet-hondenkenner moet dit inderdaad ook wel een gek gezicht zijn, nemen wij maar aan. Patrick was langzamerhand helemaal thuis in het Hoho, zelfs zó thuis, dat hij het niet nodig vond, dat er ook andere reutjes kwamen, die notitie namen van zijn vriendinnen. Dat maakte de situatie wel eens wat moeilijk, want hij was een sterke vechtersbaas. Voor ons en onze honden was hij een idale vriend, maar als er mededingers warenEnfin, hij was dan'weer eens een paar dagen in het hondenhotel en mijn man nam hem overdag mee naar kantoor, omdat deze maatregel de rust in huis ten goede kwam. De laatste dag van zijn verblijf gebeurde het! Voordat de baas bij zijn kantoor uit de auto kon stappen, het portier nauwelijks open, was Patrick er al uitgeglipt. Hij vloog op een aire- dale af, in wie hij plotseling een vijand zag, botste daarbij tegen de voorbum per van een passerende auto op, kwarn vervolgens onder een fiets en was na deze onverwachte gebeurtenissen door zó'n panische schrik bevangen, dat hij het roepen en fluiten van de baas hele maal niet meer hoorde. Hij rende de straat uit met de riem, die aan zijn hals band vast zat, achter zich aan. Voordat de auto gedraaid was, was de hond al uit het gezicht verdwenen. Dit hoort tot de ergste „Hoho"-erva- ringen. Patrick was wel gewend om los te lopen, maar bij ons deed hij dit nooit. En nu in zo'n nerveuze toestand! De hele middag zijn we blijven zoeken. Ver scheidene vrienden en kennissen zochten mee. Zijn signalement was duidelijk ge noeg. We hebben de politie gewaar schuwd in de stad en de omliggende dorpen, maar alles zonder resultaat. Patrick's eigen huis lag vijf kilometer van het kantoor af, over de rivier, maar hij was daar niet. Ook in het Hoho, ruim twee kilometer van het kantoor, maar in de andere richting, kwam hij niet. We zochten tot het donker werd. En de duisternis gebruikten wij om ons de vreselijkste dingen voor te stellen, die gebeurd zouden kunnen zijn: hij was gestolen, de riem hing immers uitnodi gend aan zijn halsband, hij was ver dronken, zou in zijn nerveuze toestand niet hebben kunnen zwemmen, hij was overreden, maar dan zou de politie toch bericht kunnen sturenenzovoorts. Juist op de avond van deze rampdag kwam zijn vrouw om hem te halen. Het was een ake lige boodschap, die we haar vertel len moesten. Zij was heel erg op de hond gesteld. De nacht was onrustig, door ons vrijwel slape loos doorgebracht. Maar.zij duur de niet lang Heel in de vroegte kreeg mijn man namelijk opeens het ge voel, dat Patrick terecht was, dat hij in de buurt was. Hij ging naar beneden en werkelijk, daar stond hij voor de voor deur! Alsof hij juist was komen aanwan delen. Hij lag niet te wachten, hij piepte niet, maar hij stond daar met een ge zicht van: „Hier ben ik, doe eens open". Ongeschonden, en weer helemaal in zijn evenwicht. Wie er blijer was, hij of wij, hebben we niet kunnen uitmaken. Hij holde dadelijk naar boven en stortte zich op de matras in de badkamer, waar hij altijd sliep. Ik heb hem nog nooit zó zien lachen, met hoog-opgetrokken lip pen, toen we hem van alles vroegen. En dat hij volkomen onbeschadigd was! Waarom was hij naar ons toegelopen, (hij was altijd per auto gekomen, maar vond nu toch de weg) en waarom niet naar zijn eigen huis? Omdat het dichter bij was? Of omdat hij anders de brug over moest? Of omdat hij het laatste bij ons was geweest? Hij heeft het ons niet verteld; hij lachte maar. Maar het voor naamste was, dat hij terecht was en gelukkig gezond. Natuurlijk heb ik zijn eigen vrouw dadelijk opgebeld. Zij sliep nog, want het was nog geen zes uur in de morgen. Maar zij had toestemming gegeven om haar op elk uur van de nacht op te bel len, als we wat naders wisten over Pa trick. En voor dit bericht liet zij zich met vreugde wekken, vreugde over de ver loren hond. G. O. VAN 10 MAART tot 5 april zal er in „Het Oude Wevershuijs" te Amersfoort een .expositie „Oude kunst uit Peru" ge houden worden. Tentoongesteld worden: weefsels, ceramiek en plastieken, daterend van 400 jaar voor tot ongeveer 1500 jaar na Christus. De tentoonstelling wordt zaterdag 10 maart geopend door drs. H. Hack, adjunct conservator van het Instituut voor de Tro pen, afdeling culturele en fysische antropo logie. Er is een smaakrijk geïllustreerde catalogus uitgegeven, waaraan wij enige bijzonderheden over deze oude kunstschat ten ontlenen. Hoewel de Peruviaanse kunst op het ge bied van sculptuur nergens de perfectie en de intensiteit van de kunst van Centraal Amerika bereikt heeft, hebben de stammen uit het oude Peru op het gebied van de ceramiek, metaalbewerking, weefsels en borduurkunst toch authentieke kunstwer ken geschapen. Men kan deze kunst on derscheiden in enige perioden, die hun naam ontlenen aan de plaatsen, waar deze kuns1 bloeide en waar de voorwerpen zijn gevonden. De oudste periode dateert van ongeveer 1200 tr' 400 voor het bertn onzer jaartelling. Zij ontstond niet ver van de kust in het noorden, uit deze Chavin-pe- riode is veel ceramiek afkomstig, waarbij het kattenmotief vaak op de voorgrond treedt. Verwant aan de Chavin-periode is de Recuay- en de Mochia-kunst. Het be gin van deze perioden ligt in de tweede of derde eeuw. Door de vele vondstp" eraf- tomben is deze kunst ons meer bekend ge worden. Behalve ceramiek vinden we ook plastieken, die een zeker meestersc^an ver tonen. Voorts was de bewerking van coud, koper en brons deze mensen reeds be kend. Tezelfdertijd bloeide in zuid-Peru de Nazca-cultuur, die vooral bekend is ge worden door zijn weefkunst. Andere kunst perioden zijn die van Tiahuanaco, die in het binnenland bij het Titicacameer van 10001300 na Christus bloeide en de Chancay-kunst aan de kust van Centraal Peru, die vooral haar bekendheid dankt aan de ceramiek en weefkunst met betrek Horizontaal: 1. rivier in Italië, 3. Italiaanse stad zonder de beginletter, 6. muzieknoot, 7. Tiroolse pas, 11. drijvend tonnetje, 13. Ne- derl. pasmunt, 15. foei, 16. bekend gebergte in Europa, 17. jongensnaam, 18. voorzetsel, 20. meisjesnaam, 21. goede zeilwind, 25. stadje aan het Bodenmeer, 27. habijt, 28. oude be naming voor liter, 29. waarmerk. Verticaal. 2. rivier in Siberië, 3. Europeaan, 4. vlug, 5. dorp in de gemeente Gramsbergen, 6. academische titel, 8. afkorting voor rubi dium, 9. lengtemaat, 10. Europeaan, 12. hoofd stad van Noord-Vietnam, 14. ijskegel, 15. paardestang, 19. stad in Letland, 21. familie lid (afk.), 22. latwerk, 23. telwoord, 24. schei- ktmdigteken voor tin, 25. insect, 26. per soonlijk voornaamwoord. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5, en ƒ2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op lossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda- plein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men wordt verzocht de oplossingen van bovenstaande puzzel uitsluitend per brief kaart in te zenden met duidelijke vermel ding: „Puzzel". Oplossing van de vorige puzzel: Horizontaal: 1. moef, 4. ed., 6. dons. 7. obat, 9. Ee, 10. Pan, 12. al, 13. elkander, 16. O.L., 17. el, 19. vliering, 22. mi, 23. Epe, 24. i.e., 25. geer, 27. eden, 29. Ra, 30. snor. Verticaal: 1. moei, 2. on, 3. espalier, 4 eb, 5. daar, 6. deel, 7. ondereen, 8. t.l., 11. An, 14. kol, 15. Eli, 18. Agen, 19. vier, 20 e.p., 21. nier, 22. mg., 26. e.a., 28. do. De prijzen voor onze vorige puzzel werden na loting als volgt toegekend: G. A. Suman, Leidsevaart 218, Haarlem (ƒ7,50); mej. D. Jansen, Vleetstraat 2, IJmuiden (ƒ5,en M. H. van Steenwijk, Eindenhoutstraat 50, Haarlem (ƒ2,50). VAN DALSUM REGISSEERT De Haagse Comedie heeft in studie ge nomen „The Firstborn" van Christopher Fry in de vertaling van Bert Voeten onder regie van Albert van Dalsum, 11 13 16 18 14 25 17 Zl 23 24 ~W Het staat thans vast dat het Concert gebouw-Orkest in maart en april 1957 tijdens de toernee door Engeland zal op treden in Londen in de Royal Festival Hall, in Leeds, Huddersfield, Liverpool, Bir mingham, Wolverhampton, Swansea, Car diff en Bristol. Op maandag 9 april geeft het Concert gebouw-Orkest te Amsterdam onder lei ding van Henri Arends twee populaire volksconcerten, waarop de première plaats heeft van een nieuw werk van Sem Dres den, getiteld „Saul en David" en gecom poneerd in opdracht van de Wereldomroep, die het zal opnemen ter aanbieding als onderdeel van een serie aan Rembrandt gewijde programma's in juli aan buiten landse radiostations. De solopartij in het werk zal door Erna Spoorenberg worden vertolkt. Vaas van poreus terra cotta met menselijke voorstelling, wit met bruine beschildering., afkomstig uit de Chancay-vallei. king tot de dodencultus. De laatste cul tuur vóór de komst der Inca's is die dei Chimus, die na de onderwerping tot de komst der Spanjaarden verder bloeide. De voornaamste voortbrengselen zijn die van de ceramiek, goudsmeedkunst en hout- sculptuur. Ook uit de periode van de Inca's, de grootste bouwmeesters van het Ameri kaanse continent? zullen enige kunstschat ten in Amersfoort te zien zijn. Het is merkwaardig dat met de komst van de Spanjaarden de gehele kunst van de autochtone bevolking van Peru tot een abrupt einde kwam. Vooral omdat in Ne derland over het algemeen zo weinig be kend is van de kunst der oude Peruvianen, is het bijzonder toe te juichen, dat zich nu de gelegenheid voordoet kennis te maken met enige voortbrengselen hiervan. Om deze reden alleen zal een tocht naar Amersfoort na de 10de maart zeer zeker de moeite lonen. EEN TRIESTE tovenaar, zo noemt Em manuel Buenzod de man, wiens naam hier boven staat. Een tovenaar, ja, maar is hij zo triest als de Franse musicoloog hem vindt? De levensgang van Nikolaj Andre- Jewitsj Riimsky-Korsakov beweegt zich op een plan, dat niets van doen heeft met de duisternissen en in nerlijke verdolingen van allerlei aard, die het leven van zijn tijdgenoten Moes- sorgsky en Tsjai- kofsky teisterden. Zijn werken geven, althans voor zover ik ze heb leren kennen, evenmin aanleiding tot Buenzods sombe re bewering. Zijn leven was er een van stage arbeid en voortdurende perfectione ring zijner kunst een kunst, dde de com ponist nooit in de eerste plaats tot onthul len van zijn persoonlijke gevoelens of tot het bekennen van grote innerlijke conflic ten zou voeren. Zijn muziek zou men mis schien het best decoratief kunnen noemen. Zij wendt zich gaarne tot het sprookje of de legende en windt daaromheen haar spinsels van vaak ongemene bekoorlijk heid. En hier vind ik het contact met Buenzod terug. In Rimsky-Korsakovs rijpe jaren heeft zijn orkestraal palet inderdaad een kleurenrijkdom verworven die betove rend is en die men slechts bij de zeer bij zondere meesters der orkestratiekunst aan treft. De beroemde „Schéhérazade" dankt aan al deze eigenschappen haar plaats in het répertoire der grote orkesten. En te recht. Ook in zijn opera's vindt men deze voorkeur voor de sprookjessfeer terug. Meinacht, Sneeuwklokje, De gouden Haan, ze zijn er de dichterlijke voorbeelden van. De componist moge een sprookjesdichter zijn geweest, er leefde in hem ook een rea list, hij was een zelfs wat koele academicus. En-dat ook in zijn muziek. Zijn pianocon cert opus 30 is daar een bewijs voor. Dit werk mist juist wat de „Schéhérazade" zo suggestief maakt. De traditionele virtuozen- techniek overheerst erin. Het concert is ter nagedachtenis van Liszt geschreven en de muziek toont ook verwantschap met dde van deze meester. Maar zonder diens allure, zonder diens geest. Tsjaikofsky overtreft Rimsky-Korsakov hierin ongetwijfeld in alle opzichten. Het was overigens zonderling gegaan met Rimsky-Korsakovs muzikale ontwikkeling. Evenals bijna al zijn Russische kunstbroe ders uit de eerste helft der negentiende eeuw hij werd geboren in 1844 had hij zich eerst aan een ander beroep gewijd. Ondanks zijn onmiskenbaar grote muzikale gaven en zijn liefde voor muziek werd hij zee-officier. Met een minimum van theo retische kennis, maar met aanwijzingen van oudere musici, door snuffelen in par tituren en lezen in de Instrumentatieleer van Berlioz slaagde hij erin als opus 1 een symphonie te schrijven, die zelfs in 1865 te St. Peters burg werd uitgevoerd. Enkele jaren later, in 1871, gebeulde er iets, dat van beslissende invloed werd op zijn leven: hij werd aangezocht leraar ie worden in compositie en instrumentatie, be nevens tot leider der orkestklasse aan het Petersburgse conser vatorium. In zijn autobiografie schrijft hij hierover: „Niet allen dat ik toen geen koraal zuiver had kunnen harmoniseren, nooit in mijn leven een eenvoudige contrapunt-oefening had gemaakt en slechts een flauw idee had van wat een strenge fuga was, ik wist zelfs de namen niet van de overmatige en vermin derde intervallen of van de accoorden, be halve die van de tonica-drieklank en de dominant en verminderde septiem-accoor- denWat het dirigeren betreft, ik had nooit een orkest geleid." Men zou zo zeggen dat de leiding van het conservatrium nogal voorbarig was te werk gegaan door een jonge man ven ze venentwintig jaar uit te nodigen, die vol gens zijn eigen zeggen al zei hij dat pas veel later de materie absoluut niet be heerste. Maar wat deed Rimsky-Korsakov? Hijaccepteerde! „Ik nam het aan. In het najaar werd ik professor aan het con servatorium, zonder echter mijn marine uniform af te leggen." Dit kledingstuk zou echter nog maar korte tijd een sieraad van zijn uiterlijke verschijning blijven, want een zijner leerlingen, de componist Nicolaj Sokolov, schrijft in zijn „Herinneringen aan Rimsky-Korsakov'* dat in 1878 's com ponisten voorkomen, zijn slecht-gesneden armelijke kleeren en oude schoenen" geheel overeenkwamen met de onbewuste verlan gens van Sokolovs democratische neigin gen! Eenmaal verplicht leiding te geven, stu deerde hij met de grootste toewijding om zijn tekorten bij te werken. Het gelukte hem volkomen. De onervaren adelborst van weleer werd een der gevierdste Rus sische leermeesters. Tot zijn leerlingen be hoorden Alexander Glazoenov en Igor Strawinsky. Rimsky-Korsakov stierf in 1908. een trieste tovenaar? Ik zou hem liever een wijze tovenaar willen noemen. Want als hij zijn sprookjesboeken, zijn partituren, dichtsloeg, dan werd hij in het leven van alledag een man van de daad, die anderen met zijn ervaringen de weg wees en voort hielp en die aan zichzelf bleef werken tot zijn dood. WILLEM ANDRIESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 22