DE ONBUIGZAME ONMACHT
LP
ONZE NAMEN
OUDE KUNST
UIT PERU
Rimsky-Korsakov: een trieste
of een wijze tovenaar?
Hoe mag de nieuwe
wereldburger
heten?
Patrick, de verlóren-gewaande
HONDENHOTEL
ff'
Adolphe" van
Benjamin Constant
I\egerdorp
Hl
ONZE PUZZEL
Werk van Sem Dresden
bestemd voor
buitenlandse radio
Over oude
litteratuur
HOE MINDER iemand zijn natuur vol
gens zekere beginselen ordent, of zich een
voudigweg aanstelt, hoe moeilijker het
wordt hem te begrijpen. Als het kunst
matige, het aangeleerde, op de voorgrond
staat en het echte persoonlijke daarachter,
krijgen wij de „panoramic view" zo sug
gestief, dat wij kunnen menen dat het
inderdaad de persoon zelf is die wij be
grijpen. Benjamin Constant nu biedt zich
zonder voorgrond aan ons aan, niet alleen
in zijn journalen maar ook in „Adolphe",
de meest onomwonden persoonlijke roman
die men zich denken kan. Het verhaal van
Adolphe bestaat alleen ter wille van de
analyse van de hoofdpersoon voorzover dat
op zijn liefdesrelatie tot Ellénore betrek
king heeft. Een buitenwereld komt er niet
in voor, noch krijgen we over hem zelf
verdere bijzonderheden te horen. Om Adol
phe beter te leren kennen, moeten wij
Constant zelf vinden en zo worden wij door
de roman, die fungeert als het éne num
mer van de voorstelling, dat zich bij de
ingang van de tent afspeelt, naar zijn in
tieme geschriften gelokt. De beschikbare
verzameling daarvan is een paar jaar ge
leden door nieuwe ontdekkingen in ar
chieven nog aanzienlijk uitgebreid, maar
het resultaat blijft hetzelfde: ook daar
doorziet hij zichzelf zo goed, dat er weinig
ondoorzichtigs van hem overblijft
Wanneer het, zoals in dit artikel, alleen
om het boek gaat, is er tenslotte weinig
reden om te klagen. Het is geenszins zo dat
de tekst als los zand uiteenzakt, omdat zij
niet in vorm gehouden wordt door een
duidelijk beeld van Constants persoon.Niet-
temin betreurt men de onmogelijkheid om
over het gedrag van Adolphe een oordeel
te vellen. Hij geeft zich alle moeite om
het hart en de gunsten van Ellénore te ver
overen. Een paar maanden nadat hij daar
in geslaagd is, stelt hij bij zichzelf een ver
zwakken van de liefde vast, terwijl haar
toewijding daarentegen onwrikbaar is ge
worden. Had hij dan voorgoed weg moeten
gaan? Hij probeert het enige keren, maar
het lukt hem nooit, hetzij omdat zij het
hem moreel onmogelijk maakt, hetzij om
dat zijn eigen liefde even herleeft. Zo suk
kelt hun verhouding voort, Adolphe onte
vreden omdat hij er zijn jeugd aan verdoet,
zij omdat zij haar liefde grotendeels onbe
antwoord weet. Zij sterft tenslotte aan de
ellende en men is dan inderdaad geneigd te
zeggen dat de strekking van het boek die
van een pleidooi tegen zachte heelmeesters
is. Die conclusie is toch ongeldig, want het
heelmeesterschap veronderstelt een zekere
beheersing van de situatie, die Actolphe
juist mist.
Hij is tegelijkertijd beul en slachtoffer
van een gevoel, dat dat van hemzelf is met
dat van Ellénore gemengd. Men kan hem
ook niet beschuldigen van slapheid, omdat
hij nalaat de situatie in de hand te nemen.
Niet dat men zou aarzelen om hem dat te
verwijten wanneer men hem levend voor
zich zag, maar de roman toont aan dat dat
wel lichtvaardig zou kunnen zijn. Hij doet
wat hij kan, maar meester van de situatie
worden is niet in zijn macht, omdat hij er
zelf in ls. De situatie is zijn lot en met de
dood van Ellénore loopt het uit op een
tragedie, behalve dat men die term eigen
lijk pas zou willen toepassen als men er
een volledig toegerust mens in betrokken
ziet, die dan ook regelrecht zelf het slacht
offer wordt en niet via'de dood van een
ander. Het is een deel-tragedie, haarscherp
uitgezaagd uit een complete anders ge
zegd, een tragedie In een reageerbuis, een
proef die telkens herhaald kan worden,
wat Constant In de loop van zijn leven dan
ook gedaan heeft. „Ik houd vooral van
Benjamin Constant, omdat hij zijn leven
doorbracht in het verdrogende stof van zijn
ideeën, zonder ooit de natuur in te ademen
en hij zijn wil besteedde aan het toezicht
op zijn geraffineerde en ongelukkige ziel",
heeft Maurice Barrès gezegd, maar men
kan zich zonder moeite een reactie voor
stellen als die van André Rousseaux, wan
neer hij deze karakteristiek citeert: ik zou
er weinig in hoeven te veranderen om pre
cies aan te geven wat mij van Constant
verwijdert.
De enige perioden, waarin Constant-
Adolphe zijn gedrag lijkt te bepalen zonder
zich aan zijn strijdige gevoelens te refere
ren, zijn wanneer hij een vrouw nog moet
veroveren. Adolphe, die een ja$r aan een
Duits vorstenhof doorbrengt, wordt aan
getrokken door de gedachte aan het ver
keer met een maïtresse, het lijkt hem dat
zoiets bij zijn positie past. Toevallig leert
hij de maitresse van de graaf de P
kennen, die haar minnaar al jaren trouw
is. Hij doet een nonchalante hoffelijke po
ging tot verovering. Maar als die niet dade
lijk lukt, is hij niet meer te houden. Rade
loos en onstuimig wint hij haar enige tijd
later toch voor zich. Deze vervoering van
Adolphe getuigt nog van een ware even
wichtigheid vergeleken bij de dolle maat
regelen, die Constant zelf in gelijke om
standigheden nam. Zowel bij Mile Pourras,
een Frangaise die hij alleen voor zich
moest winnen omdat het zijn vader wel
een geschikte echtgenote voor hem leek, als
ïïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
later bij Mme de Staël, met wie hij een
affaire van vijftien jaar had die een deel
van de gegevens voor zijn roman oplever
de, verduidelijkte hij de heftigheid van zijn
verlangens door vergif in te nemen. Beide
keren was de dosis te gering om dodelijk te
kunnen zijn. In het eerste geval wist hij
dat niet eens zeker. In het tweede wel, hij
had toen bovendien een passend tegengif
bij zich en wilde alleen Mme de Staël im
poneren, wat hem ten dele lukte.
HET VERLOOP van de verhouding van
Adolphe en Ellénore kan de moderne lezer,
niet in de laatste plaats-doordat het werk
van Benjamin Constant tot ons „culturele
erfdeel" behoort, zich aan de hand van
enkele gegevens voorstellen. Na zes maan
den Is de tijd die hij aan het Duitse hof
zou doorbrengen, voorbij. Hij ls dan wel
genegen om een eind te maken aan de
relatie, maar Ellénore lang niet en zij over
reedt hem om nog zes maanden te blijven.
Als die termijn verstreken is, heeft de
graaf de PEllénore de deur gewezen,
zodat Adolphe verplicht is haar mee te
nemen. Hij hoopt dat hij zich in zijn eigen
omgeving van haar zal kunnen losmaken,
maar dan slaagt zijn vader er in van
hogerhand een order van uitwijzing voor
haar te krijgen. In een bijna echte opwel
ling van beschermende liefde vergezelt
Adolphe haar. Zij komen tenslotte in Polen,
waar Ellénore's vader pas overleden is en
zij haar erfgoed in ontvangst moet nemen.
Daar zetten zij op het voorouderlijk kasteel
de relatie voort, maar Adolphe wordt in
tussen beïnvloed door een vriend van zijn
vader die ambassadeur in Polen Is. Als hij
eindelijk besloten is weg te gaan, krijgt
Ellénore een brief aan de ambassadeur,
waarin hij dat voornemen uitspreekt, in
handen. Zij wordt ernstig ziek, volgens
een traditie die wellicht meer die van de
achttiende-eeuwse roman is dan die van de
menselijke ervaring. Adolphe blijft bij haar
tot zij aan haar liefde en haar wanhoop
sterft. Als hij tenslotte alleen is, heeft hij
geen gewaarwording van bevrijding, maar
van gemis en eenzaamheid.
Het is van gering belang of Ellénores
levensloop aan een verouderde conventie
gehoorzaamt. Zij behoort te veel tot de
buitenwereld, of tot de natuur in de term
van Barrès, om meer vorm te hebben dan
die van een stem achter het decor in een
roman waar Adolphe de enige rol speelt.
Wat men niet zelden van romans kan zeg
gen, dat zij een ondervinding vertolken die
iedere lezer zich niet alleen kan voorstel
len, maar ook in grotere of kleinere mate
als de zijne herkent, geldt hier in een en
gere zin dan gewoonlijk. De lezer hoeft er
zich niet eens verschillende omstandig
heden bij te denken om de overeenkomst
te zien: hij herkent de ondervinding van
Adolphe in zijn pure analytische vorm.
Zonder ergens te blijven steken op con
crete bijzonderheden dringt zij naar binnen
en verbindt zich daar met de ervaring,
waarop zij van toepassing is. Zo'n ervaring
is er bijna altijd, zo vaak als het motief
voorkomt van de zwakkere liefde in een
relatie die op den duur verflauwt, terwijl
de sterkere ongeneeslijk wordt.
De ergernis, die Adolphe's ondoortas-
tendheid soms dreigt op te wekken, is
minder goed gerechtvaardigd door zijn
zwakheid, dan door de behoefte van de
lezer aan verweer tegen een menselijke
waarheid, die hem door zo weinig omstan
digheden verzacht wordt aangeboden. Er is
in werkelijkheid geen zwakheid van Adol
phe: hij toont integendeel de volmaakte
kracht om zich onverbloemd de waarheid
voor te stellen, die niet bestaat uit zijn
gevoel, maar uit de gevoelens van hem en
Ellénore samen. Men kan alleen zeggen dat
het gebrek aan buitenlucht benauwend is
en dat ook de uiterst nauwkeurige en even
wichtige klassieke schrijftrant niet in zuur
stof voorziet. Hoe prettig dan ook om van
een slordiger gevoeligheid te zijn dan Con
stant en de eigenlijke consequenties door
een onbewerkte vitaliteit te kunnen laten
verwarren!
„ADOLPHE" is de enige beschikbare
roman van Benjamin Constant geweest
totdat enige jaren geleden tussen de jour
naals ook zijn verloren gewaande „Cécile"
teruggevonden werd. Dat niet helemaal
voltooide werk is iets afwijkend van on
derwerp, maar van stemming precies aan
„Adolphe" gelijk. Het blijft toch met het
ene vanouds bekende meesterwerk, tachtig
pagina's lang, dat Constant zijn positie in
de Franse litteratuurgeschiedenis inneemt.
De tijd, die hij niet voor liefde en littera
tuur nodig had, besteedde hij aan een werk
over vergelijkende godsdienstwetenschap,
aan politieke geschriften en aan de prak
tische politiek. Toen hij in 1831 stierf, vier
enzestig jaar oud, kreeg hij een kostelijke
staatsbegrafenis, geenszins als Adolphe,
maar als voorzitter van de Senaat en groot
liberaal. S. M.
Prijs. Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant hebben, gehoord de daartoe inge
stelde commissie van advies, besloten de
provinciale prijs voor de schone kunsten
voor beroepskunstenaars (in 1955: muziek)
toe te kennen aan de heer Hein Jordafre,
dirigent van het Brabants Orkest.
Acht jongens van
dertien jaar, leer
lingen van de Ke-
telaarschool in
Haarlem, maakten
in drie uur tijds on
der leiding van hun
leraar handenar
beid uit dode tak
jes, stukken boom
schors en eindjes
raffia dit grappige
negerdorpje, dat
een der leukste in
zendingen is voor
de tentoonstelling
van het Interscho-
lair Jeugdtoernool,
die in het Huis Van
Loog te Haarlem
gehouden wordt:
een treffend voor
beeld hoe men met
uiterst primitieve
middelen de jeugd
kan brengen tot een
verantwoorde zelf
werkzaamheid op
cultureel gebied. De
expositie die veel
belangstelling trekt,
is nog tot 17 maart
te bezichtigen.
„HET KINT is gedoopt Maritje, 't
most heten Adriaen". Dit noteerde op
8 juni de predikant van Purmerend in
zijn doopboek. Te Assendelft had men
kennelijk geen moeilijkheden met de
sekse. Wel is daar achter de doopin-
schrijving van een Claas (27 november
1785) de aantekening te vinden: „Dit
kint wordt op versoek van de moeder
en grootvader genaamd Jan en is aan
den schoolkinders koek uijtgedeelt om
deselve voortaan Jan te noemen. Dit
is geschied 28 September 1795"'.
HOE JAMMER het ook is, reeds lang
kan niet meer worden volstaan met de
simpele verstrekking van koek. Wie
thans een voornaam wil wijzigen, wordt
door artikel 68 van ons Burgerlijk Wet
boek verwezen naar de arrondisse
mentsrechtbanken. Wat niet wil zeggen
dat ge daar succes hebt, als ge uw sprui
ten voortaan naar uitheems voorbeeld
als Vijfjarenplan of Stootbrigade ge
registreerd wilt zien. Want de keuze
der voornamen is aan banden gelegd,
zij het zeer gebrekkig. Vandaar dat prof.
Meyers in zijn fameus ontwerp voor ons
nieuwe Burgerlijk Wetboek ook aan
deze aangelegenheid aandacht wijdde.
In de goede oude tijd bestond hoege
naamd geen regeling. Herhaaldelijk
werden geslachtsnamen als voornaam
gegeven. Menige „dubbele naam" is al
dus ontstaan. En niemand maakte be
zwaar, toen de Amsterdamse koopman
Roemer Visscher zijn dochter Tessel-
schade noemde, omdat hij juist bij Te
xel een schip had verspeeld. Bij een
vorige gelegenheid had hij overigens
een dergelijke naam aan zijn hond ge
schonken.
Geen Kniertjes
HUISDIEREN kunt ge ook heden ten
dage nog buitenissige namen geven, de
vrijheid op het gebied der voornamen
eindigde echter toen het voormalige
koninkrijk Holland bij het Franse rijk
werd Ingelijfd. Want bij die gelegenheid
kregen we hier ook de wet, te Parijs
afgekondigd op 11 germinal an XI (1
april 1803) dus in een periode toen
daar de liefde voor de klassieken een
j verplichte hoogconjunctuur beleefde.
Het eerste artikel schreef voor dat
slechts „de namen, in gebruik in de ver
schillende kalenders en die van perso
nen, bekend in de oude geschiedenis"
als voornamen konden worden geregi
streerd. „En is het den openbaren amb
tenaren verboden eenig andere in hun
akten op te nemen". Wat hier beteken
de dat men overal, waar streeknamen
als Tjesse, Krijn, Kniertje en Sietske in
gebruik waren, diende af te zien van
de aloude zede der vernoeming. Want
aldus genaamde figuren speelden geen
rol In de wereld der antieken. Evenmin
kwamen zij voor in de kalenders, daar
zij nimmer heilig waren verklaard.
Noodsprong
HOEWEL DE ambtenaren zich niet
al te veel aan dit verbod stoorden, be
paalde Willem I op 18 maart 1815 bü
Souverein Besluit dat de van kracht ge
bleven Franse wet niet zo strikt hoefde
te worden opgevat, dat inschrijving was
verboden van namen „welke aan over
oude tijden aldaar, in de onderscheide
ne provinciën en landschappen, of bij
sommige geslachten gebruikelijk en al
gemeen als voornamen bekend zijn ge
weest". Was daarmee de oude toestand
hersteld? Neen, in zijn voortvarendheid
had de vorst verzuimd eerst de Raad
van State te horen en daarmee de
Grondwet van 1814 geschonden. Zodat
zijn Besluit geen rechtsgeldigheid had.
Om het nog ingewikkelder te maken:
het feit dat die „gcrminal"-wet niet be
hoorde tot de even later ingevoerde Co
de Napoléon, kan tot de juridische con
clusie leiden dat zij In 1838 evenmin
buiten werking trad door de invoering
van ons Burgerlijk Wetboek.
Als het de lezer niet duizelt: met het
inschrijven van die oude namen pleegt
de ambtenaar zelfs thans nog een straf
baar feit. Gelukkig voor hem heeft de
toenmalige minister van Justitie in 1857
uitkomst gebracht. Met een ware nood
sprong: bij circulaire nodigde hij de of
ficieren van Justitie uit In deze geval
len geen vervolging In te stellen! Maar
nog steeds zijn we niet van die Franse
wet af. U hoort er méér van
J. G. DE BOER VAN DER LEY
EEN TROUWE GAST, die van de op
richting van het „Hoho" af geregeld
kwam, is de rijst-met-krentenhond Pa
trick, een Dalmatiner, zeer kortharig,
zeer goedlachs. Patrick heeft een echte
clownskopmet heel veel wit. Zijn
vreugde uit hij dikwijls door zijn lippen
op te trekken, hetgeen gepaard gaat met
een kronkelend achterlijf. Als men dan
zelf wat luidruchtig-blij met hem praat,
kan hij helemaal niet meer ophouden
met deze vertoning. Een kennis van ons
is eens uit angst voor die opgetrokken
lippen de trap opgerend en zij durfde
niet beneden *e
komen voordat Pa
trick was uitge
lachen. Voor een
niet-hondenkenner
moet dit inderdaad ook wel een gek
gezicht zijn, nemen wij maar aan.
Patrick was langzamerhand helemaal
thuis in het Hoho, zelfs zó thuis, dat hij
het niet nodig vond, dat er ook andere
reutjes kwamen, die notitie namen van
zijn vriendinnen. Dat maakte de situatie
wel eens wat moeilijk, want hij was een
sterke vechtersbaas. Voor ons en onze
honden was hij een idale vriend, maar
als er mededingers warenEnfin, hij
was dan'weer eens een paar dagen in
het hondenhotel en mijn man nam
hem overdag mee naar kantoor, omdat
deze maatregel de rust in huis ten
goede kwam. De laatste dag van zijn
verblijf gebeurde het! Voordat de baas
bij zijn kantoor uit de auto kon stappen,
het portier nauwelijks open, was Patrick
er al uitgeglipt. Hij vloog op een aire-
dale af, in wie hij plotseling een vijand
zag, botste daarbij tegen de voorbum
per van een passerende auto op, kwarn
vervolgens onder een fiets en was na
deze onverwachte gebeurtenissen door
zó'n panische schrik bevangen, dat hij
het roepen en fluiten van de baas hele
maal niet meer hoorde. Hij rende de
straat uit met de riem, die aan zijn hals
band vast zat, achter zich aan. Voordat
de auto gedraaid was, was de hond al
uit het gezicht verdwenen.
Dit hoort tot de ergste „Hoho"-erva-
ringen. Patrick was wel gewend om los
te lopen, maar bij ons deed hij dit nooit.
En nu in zo'n nerveuze toestand! De hele
middag zijn we blijven zoeken. Ver
scheidene vrienden en kennissen zochten
mee. Zijn signalement was duidelijk ge
noeg. We hebben de politie gewaar
schuwd in de stad en de omliggende
dorpen, maar alles zonder resultaat.
Patrick's eigen huis lag vijf kilometer
van het kantoor af, over de rivier, maar
hij was daar niet. Ook in het Hoho, ruim
twee kilometer van het kantoor, maar
in de andere richting, kwam hij niet. We
zochten tot het donker werd. En de
duisternis gebruikten wij om ons de
vreselijkste dingen voor te stellen, die
gebeurd zouden kunnen zijn: hij was
gestolen, de riem hing immers uitnodi
gend aan zijn halsband, hij was ver
dronken, zou in zijn nerveuze toestand
niet hebben kunnen zwemmen, hij was
overreden, maar dan zou de politie toch
bericht kunnen sturenenzovoorts.
Juist op de avond
van deze rampdag
kwam zijn vrouw
om hem te halen.
Het was een ake
lige boodschap, die we haar vertel
len moesten. Zij was heel erg op
de hond gesteld. De nacht was
onrustig, door ons vrijwel slape
loos doorgebracht. Maar.zij duur
de niet lang Heel in de vroegte
kreeg mijn man namelijk opeens het ge
voel, dat Patrick terecht was, dat hij in
de buurt was. Hij ging naar beneden en
werkelijk, daar stond hij voor de voor
deur! Alsof hij juist was komen aanwan
delen. Hij lag niet te wachten, hij piepte
niet, maar hij stond daar met een ge
zicht van: „Hier ben ik, doe eens open".
Ongeschonden, en weer helemaal in
zijn evenwicht. Wie er blijer was, hij of
wij, hebben we niet kunnen uitmaken.
Hij holde dadelijk naar boven en stortte
zich op de matras in de badkamer, waar
hij altijd sliep. Ik heb hem nog nooit zó
zien lachen, met hoog-opgetrokken lip
pen, toen we hem van alles vroegen. En
dat hij volkomen onbeschadigd was!
Waarom was hij naar ons toegelopen,
(hij was altijd per auto gekomen, maar
vond nu toch de weg) en waarom niet
naar zijn eigen huis? Omdat het dichter
bij was? Of omdat hij anders de brug
over moest? Of omdat hij het laatste bij
ons was geweest? Hij heeft het ons niet
verteld; hij lachte maar. Maar het voor
naamste was, dat hij terecht was en
gelukkig gezond.
Natuurlijk heb ik zijn eigen vrouw
dadelijk opgebeld. Zij sliep nog, want
het was nog geen zes uur in de morgen.
Maar zij had toestemming gegeven om
haar op elk uur van de nacht op te bel
len, als we wat naders wisten over Pa
trick.
En voor dit bericht liet zij zich met
vreugde wekken, vreugde over de ver
loren hond. G. O.
VAN 10 MAART tot 5 april zal er in
„Het Oude Wevershuijs" te Amersfoort
een .expositie „Oude kunst uit Peru" ge
houden worden. Tentoongesteld worden:
weefsels, ceramiek en plastieken, daterend
van 400 jaar voor tot ongeveer 1500 jaar
na Christus.
De tentoonstelling wordt zaterdag 10
maart geopend door drs. H. Hack, adjunct
conservator van het Instituut voor de Tro
pen, afdeling culturele en fysische antropo
logie. Er is een smaakrijk geïllustreerde
catalogus uitgegeven, waaraan wij enige
bijzonderheden over deze oude kunstschat
ten ontlenen.
Hoewel de Peruviaanse kunst op het ge
bied van sculptuur nergens de perfectie
en de intensiteit van de kunst van Centraal
Amerika bereikt heeft, hebben de stammen
uit het oude Peru op het gebied van de
ceramiek, metaalbewerking, weefsels en
borduurkunst toch authentieke kunstwer
ken geschapen. Men kan deze kunst on
derscheiden in enige perioden, die hun
naam ontlenen aan de plaatsen, waar deze
kuns1 bloeide en waar de voorwerpen zijn
gevonden. De oudste periode dateert van
ongeveer 1200 tr' 400 voor het bertn onzer
jaartelling. Zij ontstond niet ver van de
kust in het noorden, uit deze Chavin-pe-
riode is veel ceramiek afkomstig, waarbij
het kattenmotief vaak op de voorgrond
treedt. Verwant aan de Chavin-periode is
de Recuay- en de Mochia-kunst. Het be
gin van deze perioden ligt in de tweede of
derde eeuw. Door de vele vondstp" eraf-
tomben is deze kunst ons meer bekend ge
worden. Behalve ceramiek vinden we ook
plastieken, die een zeker meestersc^an ver
tonen. Voorts was de bewerking van coud,
koper en brons deze mensen reeds be
kend.
Tezelfdertijd bloeide in zuid-Peru de
Nazca-cultuur, die vooral bekend is ge
worden door zijn weefkunst. Andere kunst
perioden zijn die van Tiahuanaco, die in
het binnenland bij het Titicacameer van
10001300 na Christus bloeide en de
Chancay-kunst aan de kust van Centraal
Peru, die vooral haar bekendheid dankt
aan de ceramiek en weefkunst met betrek
Horizontaal: 1. rivier in Italië, 3. Italiaanse
stad zonder de beginletter, 6. muzieknoot, 7.
Tiroolse pas, 11. drijvend tonnetje, 13. Ne-
derl. pasmunt, 15. foei, 16. bekend gebergte in
Europa, 17. jongensnaam, 18. voorzetsel, 20.
meisjesnaam, 21. goede zeilwind, 25. stadje
aan het Bodenmeer, 27. habijt, 28. oude be
naming voor liter, 29. waarmerk.
Verticaal. 2. rivier in Siberië, 3. Europeaan,
4. vlug, 5. dorp in de gemeente Gramsbergen,
6. academische titel, 8. afkorting voor rubi
dium, 9. lengtemaat, 10. Europeaan, 12. hoofd
stad van Noord-Vietnam, 14. ijskegel, 15.
paardestang, 19. stad in Letland, 21. familie
lid (afk.), 22. latwerk, 23. telwoord, 24. schei-
ktmdigteken voor tin, 25. insect, 26. per
soonlijk voornaamwoord.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7,50, 5, en ƒ2,50
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op
lossing in te zenden aan een van onze bureaus
in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen van
bovenstaande puzzel uitsluitend per brief
kaart in te zenden met duidelijke vermel
ding: „Puzzel".
Oplossing van de vorige puzzel:
Horizontaal: 1. moef, 4. ed., 6. dons. 7. obat,
9. Ee, 10. Pan, 12. al, 13. elkander, 16. O.L.,
17. el, 19. vliering, 22. mi, 23. Epe, 24. i.e.,
25. geer, 27. eden, 29. Ra, 30. snor.
Verticaal: 1. moei, 2. on, 3. espalier, 4 eb,
5. daar, 6. deel, 7. ondereen, 8. t.l., 11. An,
14. kol, 15. Eli, 18. Agen, 19. vier, 20 e.p., 21.
nier, 22. mg., 26. e.a., 28. do.
De prijzen voor onze vorige puzzel werden
na loting als volgt toegekend: G. A. Suman,
Leidsevaart 218, Haarlem (ƒ7,50); mej. D.
Jansen, Vleetstraat 2, IJmuiden (ƒ5,en
M. H. van Steenwijk, Eindenhoutstraat 50,
Haarlem (ƒ2,50).
VAN DALSUM REGISSEERT
De Haagse Comedie heeft in studie ge
nomen „The Firstborn" van Christopher
Fry in de vertaling van Bert Voeten onder
regie van Albert van Dalsum,
11
13
16
18
14
25
17
Zl
23
24
~W
Het staat thans vast dat het Concert
gebouw-Orkest in maart en april 1957
tijdens de toernee door Engeland zal op
treden in Londen in de Royal Festival Hall,
in Leeds, Huddersfield, Liverpool, Bir
mingham, Wolverhampton, Swansea, Car
diff en Bristol.
Op maandag 9 april geeft het Concert
gebouw-Orkest te Amsterdam onder lei
ding van Henri Arends twee populaire
volksconcerten, waarop de première plaats
heeft van een nieuw werk van Sem Dres
den, getiteld „Saul en David" en gecom
poneerd in opdracht van de Wereldomroep,
die het zal opnemen ter aanbieding als
onderdeel van een serie aan Rembrandt
gewijde programma's in juli aan buiten
landse radiostations. De solopartij in het
werk zal door Erna Spoorenberg worden
vertolkt.
Vaas van poreus terra cotta met menselijke
voorstelling, wit met bruine beschildering.,
afkomstig uit de Chancay-vallei.
king tot de dodencultus. De laatste cul
tuur vóór de komst der Inca's is die dei
Chimus, die na de onderwerping tot de
komst der Spanjaarden verder bloeide.
De voornaamste voortbrengselen zijn die
van de ceramiek, goudsmeedkunst en hout-
sculptuur.
Ook uit de periode van de Inca's, de
grootste bouwmeesters van het Ameri
kaanse continent? zullen enige kunstschat
ten in Amersfoort te zien zijn. Het is
merkwaardig dat met de komst van de
Spanjaarden de gehele kunst van de
autochtone bevolking van Peru tot een
abrupt einde kwam. Vooral omdat in Ne
derland over het algemeen zo weinig be
kend is van de kunst der oude Peruvianen,
is het bijzonder toe te juichen, dat zich nu
de gelegenheid voordoet kennis te maken
met enige voortbrengselen hiervan. Om
deze reden alleen zal een tocht naar
Amersfoort na de 10de maart zeer zeker
de moeite lonen.
EEN TRIESTE tovenaar, zo noemt Em
manuel Buenzod de man, wiens naam hier
boven staat. Een tovenaar, ja, maar is hij
zo triest als de Franse musicoloog hem
vindt? De levensgang van Nikolaj Andre-
Jewitsj Riimsky-Korsakov beweegt zich op
een plan, dat niets van doen heeft met de
duisternissen en in
nerlijke verdolingen
van allerlei aard, die
het leven van zijn
tijdgenoten Moes-
sorgsky en Tsjai-
kofsky teisterden.
Zijn werken geven,
althans voor zover ik
ze heb leren kennen,
evenmin aanleiding
tot Buenzods sombe
re bewering. Zijn
leven was er een van
stage arbeid en voortdurende perfectione
ring zijner kunst een kunst, dde de com
ponist nooit in de eerste plaats tot onthul
len van zijn persoonlijke gevoelens of tot
het bekennen van grote innerlijke conflic
ten zou voeren. Zijn muziek zou men mis
schien het best decoratief kunnen noemen.
Zij wendt zich gaarne tot het sprookje of
de legende en windt daaromheen haar
spinsels van vaak ongemene bekoorlijk
heid. En hier vind ik het contact met
Buenzod terug. In Rimsky-Korsakovs rijpe
jaren heeft zijn orkestraal palet inderdaad
een kleurenrijkdom verworven die betove
rend is en die men slechts bij de zeer bij
zondere meesters der orkestratiekunst aan
treft. De beroemde „Schéhérazade" dankt
aan al deze eigenschappen haar plaats in
het répertoire der grote orkesten. En te
recht. Ook in zijn opera's vindt men deze
voorkeur voor de sprookjessfeer terug.
Meinacht, Sneeuwklokje, De gouden Haan,
ze zijn er de dichterlijke voorbeelden van.
De componist moge een sprookjesdichter
zijn geweest, er leefde in hem ook een rea
list, hij was een zelfs wat koele academicus.
En-dat ook in zijn muziek. Zijn pianocon
cert opus 30 is daar een bewijs voor. Dit
werk mist juist wat de „Schéhérazade" zo
suggestief maakt. De traditionele virtuozen-
techniek overheerst erin. Het concert is ter
nagedachtenis van Liszt geschreven en de
muziek toont ook verwantschap met dde
van deze meester. Maar zonder diens allure,
zonder diens geest. Tsjaikofsky overtreft
Rimsky-Korsakov hierin ongetwijfeld in
alle opzichten.
Het was overigens zonderling gegaan met
Rimsky-Korsakovs muzikale ontwikkeling.
Evenals bijna al zijn Russische kunstbroe
ders uit de eerste helft der negentiende
eeuw hij werd geboren in 1844 had
hij zich eerst aan een ander beroep gewijd.
Ondanks zijn onmiskenbaar grote muzikale
gaven en zijn liefde voor muziek werd hij
zee-officier. Met een minimum van theo
retische kennis, maar met aanwijzingen
van oudere musici, door snuffelen in par
tituren en lezen in de Instrumentatieleer
van Berlioz slaagde hij erin als opus 1 een
symphonie te schrijven, die zelfs in
1865 te St. Peters burg werd uitgevoerd.
Enkele jaren later, in 1871, gebeulde er
iets, dat van beslissende invloed werd op
zijn leven: hij werd
aangezocht leraar ie
worden in compositie
en instrumentatie, be
nevens tot leider der
orkestklasse aan het
Petersburgse conser
vatorium. In zijn
autobiografie schrijft
hij hierover: „Niet
allen dat ik toen geen
koraal zuiver had
kunnen harmoniseren,
nooit in mijn leven
een eenvoudige contrapunt-oefening had
gemaakt en slechts een flauw idee had van
wat een strenge fuga was, ik wist zelfs de
namen niet van de overmatige en vermin
derde intervallen of van de accoorden, be
halve die van de tonica-drieklank en de
dominant en verminderde septiem-accoor-
denWat het dirigeren betreft, ik had
nooit een orkest geleid."
Men zou zo zeggen dat de leiding van
het conservatrium nogal voorbarig was te
werk gegaan door een jonge man ven ze
venentwintig jaar uit te nodigen, die vol
gens zijn eigen zeggen al zei hij dat pas
veel later de materie absoluut niet be
heerste. Maar wat deed Rimsky-Korsakov?
Hijaccepteerde! „Ik nam het aan. In
het najaar werd ik professor aan het con
servatorium, zonder echter mijn marine
uniform af te leggen." Dit kledingstuk zou
echter nog maar korte tijd een sieraad van
zijn uiterlijke verschijning blijven, want
een zijner leerlingen, de componist Nicolaj
Sokolov, schrijft in zijn „Herinneringen
aan Rimsky-Korsakov'* dat in 1878 's com
ponisten voorkomen, zijn slecht-gesneden
armelijke kleeren en oude schoenen" geheel
overeenkwamen met de onbewuste verlan
gens van Sokolovs democratische neigin
gen!
Eenmaal verplicht leiding te geven, stu
deerde hij met de grootste toewijding om
zijn tekorten bij te werken. Het gelukte
hem volkomen. De onervaren adelborst
van weleer werd een der gevierdste Rus
sische leermeesters. Tot zijn leerlingen be
hoorden Alexander Glazoenov en Igor
Strawinsky.
Rimsky-Korsakov stierf in 1908. een
trieste tovenaar? Ik zou hem liever een
wijze tovenaar willen noemen. Want als
hij zijn sprookjesboeken, zijn partituren,
dichtsloeg, dan werd hij in het leven van
alledag een man van de daad, die anderen
met zijn ervaringen de weg wees en voort
hielp en die aan zichzelf bleef werken tot
zijn dood. WILLEM ANDRIESSEN