Een bastion voor de gezondheid u Bloesemtak" van Bordewljk een ontroerend boek LOOD OM OUD IJZER Het Internationale Theaterfestival heeft kinderziekten overwonnen fï rÖ Het „koelbloedige desondanks" MAATREGELEN TEGEN NAZI-LECTUUR GROOTS EXPERIMENT IN SAMENWERKING j VAN SPECIALISTEN De Haagse Comedie maakt een kans Theater der Volken nog dit seizoen 99 KARAKTERISTIEKER DAN hij waarschijnlijk besefte, heeft Bordewijk, die steeds zover mogelijk achter zijn werk is teruggetreden, in zijn jongste roman „Bloesem tak" (verschenen bij de N.V. Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te 's-Gravenhage) de oorsprong en de zin van zijn gehele oeuvre in een bondige uitspraak samengevat „De mens", schrijft hij. „torst het loodzware wereldraadsel in zichzelf". Als een mysterie heeft de kosmos, het leven, de mens en al hetgeen deze het aanzien heeft gegeven, zich van jongsaf aan hem voorgedaan. Het tnaakte de kern uit van zijn levensgevoel. Gewapend met een diagnostische blik is hij dit geheimenis in werk na werk tegemoetgetreden, heeft hij het een bevissende plaats toegekend in het parallellogram van krachten, dat de menselijke gedragingen bepaalt. En waar het zich en hoe veelvuldig in zijn romans! als een dreiging aankondigde en als een noodlot voltrok, trotseerde hij het, niet met nuchterheid zoals vaak is beweerd, maar met een gelijkmoedigheid van een geheel andere orde: met koelbloedigheid. DEZE STRENGE zelfbeheersing is zijn moraal: die van een rechtlijnige levens stijl, als zodanig tevens de zedelijke strek king van zijn werk. Hoe onheilspellend de onzekerheden van ons menselijk bestaan Bordewijk ook overrompeld hebben, hoe betrekkelijk hem de normatieve begrippen als goed en kwaad, onschuld en schuld, lot en verantwoordelijkheid ook toeschenen, sterker in hem was de ethiek van een „desondanks", van een hoe dan ook stand houden temidden van het twijfelachtige, onvatbare, beklemmend-absurde. En het is dit „koelbloedig desondanks", dit patri cische niet-wijken-willen in een wereld van zoveel „wijkende stelligheden", waar aan zijn schrifturen hun voornaamheid, hun menselijke superioriteit ontlenen. Men kent zijn werk: het onheil heeft plaats, het boosaardige neemt zijn loop, het schone vergaat maar aan deze ban van het onontkoombare onttrekt zich „iets" dat on aantastbaar is. Een omschrijving van dit „iets" zal men vergeefs bij Bordewijk zoeken. Hij mag het meer dan eens symbolisch omspeeld hebben, nooit heeft hij het zo menselijk en waardig tot gestalte verheven als in de persoon van Aurora, de vrouwelijke hoofd figuur uit zijn nieuwste roman. Zij, Aurora, is de bloesemtak, kwetsbaar In haar zui verheid, zuiver in haar natuurlijke gaaf heid, gaaf in haar superioriteit, superieur in haar houding tegenover het moedwillige kwaad, dat een afgunstige wereld haar aandoet Ze is de bloesemtak, die zich smetteloos vereent met het „hemels blauw" van haar argeloos huwelijksgeluk, zich puurder nog aftekent tegen een drei gende „onweerslucht" en ongedeerd haar stoffelijke verschijning aflegt, zodra haar levensbloei in het „avondrood" van haar sterven vergaat. Niet alleen voor haar in zijn scheppend werk verzonken, in zijn zelftwijfel bevangen echtgenoot de archi tect Arnold van Marie, is zij dit levende symbool van onkwetsbaarheid, ook anderen komt zij zo voor, die haar onbevangen tege moet treden. En zelfs die haar later zullen belagen haar vriendin Leo, haar buren Nathans, de „milddadige" principaal van haar man, Termunten hebben de edele voornaamheid van haar persoonlijkheid onderkend en erkend. „ER STEEKT" en dóér sluimert het boze, dat elke bloesemtak als Aurora, elke smetteloosheid, in een verwarde wereld bedreigt „in de gemiddelde mens een enorme bundel absurditeiten, heengevloch- ten door de strengen van zijn logica. Zijn denken en voelen vormen een chaotisch verkeersplein, waarin alleen ordening te scheppen is met de lichtinstallatie van zelfcontrole", schrijft Bordewijk. Van die ongecontroleerde driften, deze duistere menselijke machten van haat en afgunst, wraaklust en list, ijdelheid en angst, baat zucht en fanatisme, wordt Aurora ten slotte het offer. Redelijkerwijs is het nau welijks verklaarbaar, dat haar vriendin I.eo in haar haat-liefde zover gaat, dat zij uit domme jalouzie zich met geweldpleging aan Aurora vergrijpt. En evenmin is het met de logica te verenigen, dat het echt paar Nathans fanatiek blijft geloven in Auroras vermeend „antisemitisme". De instincten „de grote drijfveren die zich aan de rede onttrekken" vrègen geen bewijs. Ze forceren hun „gelijk" met de macht van hun drift. Met list overheersen zij het recht, met laster verraden zij de liefde, met geweld vertreden ze de mense lijke waardigheid. Het is déze strekking, deze symboliek als men wil, die Borde- wijks „Bloesemtak" zo oneindig veel meer doet zijn dan de roman van een eigenlijk triviale intrige, van een klein-menselijke onenigheid. In „Bloesemtak" voltrekt zich het nood lot niet als een deus ex machina, als een van bulten komende hogere macht. Het is de méns, die de mens een wolf ls, de mens, wiens „tekort" de medemens noodlottig wordt. Bordewijk brengt de vraag der menselijke schuld niet in het geding. Hij neemt waar, stelt vast. Hij observeert de krachtvelden der menselijke betrekkingen op een afstand, om des te scherper, des te onverbiddelijker en „koelbloediger" te kunnen onderscheiden, trekt lijnen in hun consequent verloop dóór, waar men maar al te graag bereid is ze uit het oog te ver liezen. En waar die lijnen elkaar raken, plaatst hij het grote vraagteken van het waarom, van het ondoorgrondelijke, van het „loodzware levensraadsel". Maar het is niet daarmee dat hij besluit. Aurora sterft. Ze sterft wellicht tenge- vólge van, maar niet aèn de kwetsuren, die het leven haar heeft toegevoegd. Ze sterft in een nacht, die weer Aurora, dage raad, zal worden. „Iets" van haar geest, van haar licht en haar gratie, van haar voornaamheid en smetteloosheid, is ge- Het is tegenwoordig wel een beetje bar met al die nazi-lectuur, die weer aan de lopende band in West-Duitsland geprodu ceerd en open en bloot of langs verborgen kanalen op de markt wordt gebracht, zoals wij onlangs reeds signaleerden. De heren van de regering in Bonn en van de justitie zijn thans ook op deze on^-^wenste toe- •■••••••••■••■••••••••••■•••••••••■■•■■•••••••■•■••■•■••a bleven. Een metafysisch iets, even onpeil baar als het onheil, het boosaardige, maar wezenlijker tenslotte dan dat. Wezenlijker, omdat het de door een nameloos verdriet gebroken echtgenoot, deze wankel in het leven staande mens, opheft tot een „des ondanks", tot een standhouden in een wereld van ongerijmdheden weliswaar, maar in een wereld dan toch, waaraan wij uit menselijke waardigheid verplicht en in de „weemoed van een gesublimeerd ver driet" ook in stóét zijn het onze te doen, opdat de bloesemtak bloeie. Ik heb deze roman van een gerijpte Bordewijk ongemeen bewonderd om zijn nauwgezet architectonische bouw, zijn sug gestief vermogen, zijn veelal ik laat detailcritiek terzijde feilloos begrip, zijn intuïtie, voor de menselijke zielsroeringen. Maar wat méér is dan dat litterair en menselijk meer is dit: dat Bordewijk, minder gepantserd dan in enig van zijn vroegere werken, mij een ontroering heeft geschonken, die alleen dèn zo schokkend kan worden gewekt als de éne mens tot de andere spreekt uit de volheid van zijn humaniteit In „Bloesemtak" is Bordewijk gehéél. C. J. E. DINAUX stand opmerkzaam geworden. Wij noem den speciaal de uitgevers Leonhard Schlü- ter en Waldemar Schütz. De procureur-generaal te Lüneburg heeft thans een onderzoek tegen Sehlüter gelast en wel hoofdzakelijk op grond van het door ons aangehaalde boek „Volk ohne Führung" van „Hugo C. Backhaus" (een pseudoniem) en het eveneens door hem uitgegeven geschrift „Wehrmacht Lm Zwie- spalt" (Militaire kracht in tweespalt) van diezelfde auteur. Beide publikaties kenmer ken zich, zoals dezer dagen ook nog eens uitdrukkelijk door een „Schlüter-commis- sie" van de Neder-saksische landdag werd vastgesteld, door een sterk neo-nazistisch karakter. Volgens paragraaf 93 van het Westduitse wetboek van strafrecht kan het publiceren van staatsgevaarlijke geschrif ten, ondanks de hier geldende vrijheid van drukpers, verboden en met opsluiting be straft worden. In opdracht van de bonds- minister van binnenlandse zaken Schröder wordt bovendien onderzocht wat men tegen Waldemar Schütz kan ondernemen, pmdat hij de „Letzte Aufzeichnungen" van Alfred Rosenberg heeft uitgegeven, die in 1946 te Neurenberg als oorlogsmisdadiger tot de strop veroordeeld werd. Betrekkingen. Het bestuur van het Nederlands Instituut voor Internationalu Culturele Betrekkingen is thans samenge steld en bestaat uit: mr. H. J. Reinink, dr. G J. Lammers, D. J. F. de Man, dr. Paul Rijkens, prof. dr. J. E. de Quay, mr. G. E. van Walsum, dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk, prof. dr. V. J. Koningsberger en prof. mr. L. G. A. Schlichting. WANNEER men de Amerikaanse hoofdstad uitrijdt in noordelijke richE ting, komt men terstond in de zacht- 1 glooiende heuvelen van Maryland: een ideaal landschap voor golfterreinen en die ziet men er dan ook bij de vleet. 1 Maar links van de weg ziet men nog E iets heel anders: daar staat midden in een gebied, dat vroeger een landgoed §j was een kast van een gebouw. Het ff bouwwerk is beslist te kolossaal voor deze liefelijke omgeving. „Is dat nu no- dig?" kan men zich afvragen. Ja, het is E nodig. Deze kolos is niet slechts het sym- f§ bool van miljoenen dollars. Hij is het zinnebeeld van iets nog veel waar- E decoders: van grootse samenwerking. - DIT ENORME gebouw is het meest concrete, het duidelijk ste bewijs van de energieke manier waarop Amerika de ernstigste ziekten van deze tijd bestrijden wil. Omstreeks 1900 was de gemiddelde levensduur in Amerika zevenenveertig jaar, thans bedraagt deze meer dan achtenzestig. Evenals el ders ter wereld eisen de infec tieziekten veel minder slacht offers op. Maar nu veel hogere leeftijden bereikt wonden, is uiteraard het aantal lijders aan kanker en hartkwalen zeer ge stegen. Het eerste doel van de Amerikaanse gezondheidszorg is daarom de bestrijding van die ziekten, die thans de mees te schade toebrengen. In 1948 voteerde het Congres twintig miljoen dollar voor medbeh onderzoekingswerk Ln Amerika, thans is dit bedrag gestegen tot honderd miljoen per jaar en men verwacht dat er het volgend jaar honderd- vijfentwintig miljoen beschik baar zal zijn. Dit bedrag wordt niet opgebruikt in het grootste instituut, dat in Marylands heuvelen verrezen is. Maar daar is wel het centrum van het medisch onderzoek. Van de honderd miljoen dollar heeft men er daar veertig miljoen gebruikt. De resterende zestig miljoen zijn „doorgegeyen" aan wetenschappelijke onderzoe kers elders in den lande, aan instituten, universiteiten en zovoorts. Ook aan buitenlan ders wordt steun verstrekt voor belangrijk medisch on derzoek. EEN PLATTEGROND van een der verdiepingen van dat grote gebouw buiten de Ame rikaanse hoofdstad kan ineens duidelijk maken hoe men hier werkt. De lange gevels zijn respectievelijk naar het zuiden en noorden gericht. Langs de zuidwand zijn de kamers van de patiënten, langs de noord zijn de laboratoria. Dit bouw- wand en in de dwarsvleugels schema duidt er op dat labora toriumonderzoek zeer belang rijk is in d*it instituut. Slechts een kwart van de wetenschap pelijke werkers heeft contact met patiënten. Zo heel veel patiënten heeft men dan ook niet: thans ongeveer driehon derd, Ln de toekomst wan neer het gebouw helemaal klaar zal zijn ongeveer vijf honderd. Van tijd tot tijd publiceert het centrum een boekje, waar in wordt aangegeven in wat voor soort patiënten men be langstelling heeft. Dit boekje gaat naar artsen, medische in stellingen enzovoorts. Meent een arts, dat een van zijn pa tiënten in aanmerking komt voor speciaal onderzoek en speciale behandeling in het ge bouw bij Washington, dan kan hij mits deze akkoord gaat natuurlijk contact opnemen met het grote onderzoekscen trum. Een patiënt, die hier wordt opgenomen, kan ervan verzekerd zijn, dat men alles zal doen om zijn ziekte te be strijden, maar hij weet ook dat dit niet een normaal zieken huis is. In de meeste gevallen zal hij er aanzienlijk langer moeten verblijven dan elders, het onderzoek is uitvoeriger, de proeven zijn talrijker. Hij gaat er ook heen opdat de we tenschap uit zijn geval lering kan trekken. Voor vrijwel alle patiënten zou een dergelijke behandeling onbetaalbaar zijn. Alles is dan ook geheel koste loos. Voor de onderzoekers is het soms heel belangrijk om te we ten hoe een normaal gezond mens op een bepaalde behan deling reageert. Men stelt het daarom in het centrum zeer op prijs, dat zich vrijwilligers, die niet ziek zijn, aanmelden voor een verblijf in dit instituut. Men heeft hier onder anderen principiële dienstweigeraars, die bereid zijn op deze vrede lievende wijze het vaderland en de mensheid te dienen. Het zou onjuist zijn te zeggen dat de gezonde vrijwilligers als „proefkonijnen" worden ge bruikt. Men neemt allo moge- lij'ke voorzorgen in acht, opdat niemand nadelige gevolgen van behandelingen zal ondervin den. Toch brengen deze men sen een niet gering offer: het is nu eenmaal niet plezierig om tal van inspuitingen te krijgen, herhaaldelijk bloed te laten af tappen en aangewezen te zijn op een dieet, dat soms heel eentonig en weinig smake lijk is. In de gebouwen bij Washing ton zijn ongeveer vierhonderd top-bezoekers aan het werk. De meesten van hen kunnen als medici Ln een particuliere praktijk of als onderzoekers in de industrie meer verdienen dan in deze regeringsinstelling. Hier verdienen zij tussen de tienduizend en vijftienduizend dollar per jaar, maar wie be langrijk werk verricht in Ame rika kan zeer veel meer ver dienen. Er is dan ook een zeker „verloop" in deze instelling, dat uiteraard weieens te be treuren is. Wie echter vrij wetenschappelijk onderzoek boven alles stelt, kan geen be tere plaats vinden dan hier. De vrijheid van het onderzoek is namelijk bijzonder groot. Men zou het zo kunnen zeg gen: het onderzoek wordt ge steund, maar een bepaald on derzoek wordt niet voorge schreven. Men wordt niet be taald om bepaalde resultaten, doch vanwege het feit dat men een knap wetenschappelijk werker is. TOT DUSVERRE heb ik ge makshalve van het „Gezond heids-instituut" gesproken. In feite echter heeft men in dat grote gebouw zeven instituten ondergebracht. Het belangrijke is dat deze zeven instituten niet zijn ondergebracht in ze ven gebouwen, maar in die ene kolos. Al die specialise™ heb ben veel contact met elkaar en op deze manier bestrijdt men. de specialL«atie. die alleen nog maar het eigen kleine gebied bestrijkt. Soms behoort een patiënt eigenlijk tot verschillende „in stituten". De ene ziekte hangt samen met de andere, de labo ratorium geleerde heeft contact nodig met de klinicus, gezon den en zieken hebben veel ge meen. Elders op het terrein heeft men een hele boerderij, waar men muizen, ratten, ko nijnen en marmotten kweekt. Kortom: het samenbrengen en het samenwerken is hier het grote experiment. De Ameri kaanse wetenschap heeft veel bereikt door „team-work". Hier is wellicht het grootste wetenschappelijke „team" ter wereld bijeen. O ER IS de laatste weken in een deel van de Nederlandse pers een levendige, zo nu en dan zelfs opgewonden gedaehtenwisse- Mtlf gaande over een vraagstuk dat het groe der Nederlanders met reden koud laat. Het gaat om de vraag of in de toe komst onze televisie-uitzendingen geheel of gedeeltelijk op commerciële basis zullen worden geëxploiteerd. Al eDige jaren gele den hebben Rotterdamse zakerflieden zich voor die mogelijkheid geïnteresseerd!; zij richtten de maatschappij „Video" op, waar van men verder nooit meer iets vernam. Daarop volgde wederom een Rotterdams initiatief, de TV 55, dat op de monsterten toonstelling van verleden jaar verwezen lijkt werd. Nadien schijnt een deel van het bedrijfsleven maar ook een groot aantal particulieren met meer of minder klinkende namen op allerlei ter- f reinen van onze sa menleving de smaak van het nieuwe reclamemedium beet gekregen te hebben, hetgeen uitliep op enig gerucht om een Voor de microfoon Onafhankelijke Nederlandse TV, waarover we inmiddels ook niets meer vernamen en een thans opgerichte Televisie-Exploitatie- maatschappij. Wij weten niet of de twee- eneenhalf miljoen, die deze combinatie blijkbaar als werkkapitaal op tafel kan leggen, of het hoogedel achtbare „comité de patronage" dat deze onderneming zijn ca chet moet verlenen, de aanleiding zijn ge weest dat aan deze laatste poging zo veel meer aandacht wordt geschonken dan aan de andere. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft de aan vraag van de T.E.M. om zendmachtiging via de bestaande en toekomstige zenders voor de niet door de omroepverenigingen gebruikte tijd, om advies naar de Radio- raad gestuurd, een nogal overbodige han#- deling dunkt ons, omdat de adviezen van dit lichaam door de regering nogal eens in de wind worden geslagen. De tegenstanders van reclame in de tele visie hebben natuurlijk als voornaamste argument het gevaar te berde gebracht van een afglijden naar een amusementspro gramma van laag allooi. Daarmee pogen zij het vraagstuk een principiële achtergrond te verlenen, die in werkelijkheid niet aanwe zig is. In feite immers gaat het er alleen om hoe de Nederlandse televisie zal worden gefinancierd. Thans is het zo dat vijfenvijf tigduizend bezitters van televisietoestellen per hoofd honderd gulden per jaar cadeau krijgen om niet naar de bioscoop te hoeven gaan. Het is bovendein de vraag of dit dou ceurtje ten goede komt aan minder draag- krachtigen. Dit laatste kan met een enkel gegeven uit het juist verschenen jaar verslag van de VARA worden geïllustreerd: Van de 379.196 leden van de ar beide rs- omroep waren er slechts 1168 in het bezit van een televisietoestel. Dat het hier geen principieel maar een gradueel verschil be treft, wordt ook wel duidelijk wanneer men bedenkt dat ook in het huidige radio-en- televisiebes tel „reclame" wordt gemaakt. Weliswaar niet voor koffie of toiletzeep, maar voor godsdienstige en staatkundige opvattingen al of niet in koppelverkoop met programmabladen, ontspannings avonden of bridge-drives. Daarbij hebben de monopolisten van het tegenwoordige omroepbestel dc beschikking over de luis ter- cn kijkgelden van alle toestelbezitters, ongeacht of deze het met die regeling eens zijn of niet. Wij brengen nogmaals in her innering dat ongeveer de helft van de Ne derlandse radioluisteraars zich niet bij enigerlei omroep wenst aan te sluiten. Het is voorts niet van belang ontbloot er op te wijzen, dat een getal van 55.000 kijkers ver gelijkenderwijs betekent dat nog niet eens alle huishoudens in de provincie Drente een toestel rijn zijn, waarbij volgens deze vergelijking dan in het overige deel van het land Reen enkel TV-toe?tel te vinden zou zijn. De secretaris van de Nederlandse Televisiestichting, de heer J. W. Rengelink, verwacht dat er in 1962 ongeveer een ha-lf miljoen kijkers zullen zijn. Maar men moet niet vergeten, dat deze toeneming slechts bereikt kan worden door de bouw van vier kostbare televisiezenders te Markelo, Roer mond, Goes en Appelscha. Dat wil dus zeggen, dat de exploitatie kosten hand over hand zullen stijgen, te meer omdat tegen die tijd ook wel elke dag zal worden uitgezonden. Men streeft naar een dagelijks avondprogramma van vier uren. Het is zeer de vraag of dit met het in Nederland aanwezige artistieke poten- DE SCEPTICI en ik moet met een blos rood de kaken erkennen dit keer tot die categorie behoord te hebben zijn nu toch eens niet in het gelijk gesteld. De sceptici namelijk, die twee jaar geleden beweerden dat het met een internationaal toneelfestival toch nooit iets zou kunnen worden omdat zo'n onderneming door de opzet zelf al tot een zekere mislukking was ge doemd. Alle troepen zouden immers spelen in hun eigen taal. Hoe (zo vroegen zij zich en wij ons af) zouden die taalgrenzen nu ooit met vrucht kunnen worden overschreden? Inderdaad is de taalkwestie in vele gevalllen een onoverkomelijk obstakel gebleken. Vooral in een stad als Parijs waar het publiek, wat zijn talenkennis aangaat, mi eigenlijk niet zo bijzonder interna tionaal is georiënteerd. Maar het Parijse toneelfestival, dat in zijn soort enig in de wereld is, heeft dan toch ook maar een aantal openbaringen opgeleverd: Brecht's troep uit Oost-Berlijn, de Condense Workshop en bovenal de Chinese Opera, die dit initiatief al ruimschoots konden rechtvaardigen en waarvoor ook de sceptici voornoemd nu dankbaar hun hoeden wensen af te nemen. DE MOTOR van het festival, dat van half april tot einde juli gehouden zal wor den, is de heer A. M4 Julien, directeur van het Théatre Sarah Bernhardt, met wie ik in zijn bureau, dat vol hangt met foto's en affiches, een halve middag heb kunnen praten. Een onderhoud, dat overigens voortdurend onderbroken werd door tele foontjes van acteurs en actrices, die om een rol kwamen smeken. „Een diva denkt dat een stuk goed is, wanneer zij er maar in kan schitteren", verzucht monsieur Ju lien, nadat hij een beroemde Parijse ve dette juist heeft moeten teleurstellen. Maar ondanks die interrupties zijn we toch heel wat wijzer kunnen worden. Het bestuur van de vereniging Nederland- Oostenrijk heeft besloten een gedenkplaat te doen aanbrengen in de gevel van het nieuwe gebouw op de hoek van het Spul en de Kalvermarkt, waar het huis heeft gestaan, waar Mozart ran 1765 tot 1766 heeft gewoond. Hij was toen negen jaar. Hij heeft er tal van composities gemaakt, onder andere een variatie op het Wilhel mus ter gelegenheid van de meerderjarig verklaring van stadhouder Willem V. Het zal van de opbrengst van de inzameling onder de Mozartvereerders afhangen of een bronzen plaat of een marmeren plaat kan worden vervaardigd. De onthulling zal half april geschieden. De foto toont het pand Ebury Street 180 tn Londen, vlak bij het Victoria Station, waar Mozart in 1764 zijn eerste symfonie componeerde. Tussen deur en raam ziet men de gedenkplaat, die door de County Council is aangebracht. HET GROTE NIEUWS is wel dat er aan het theaterfestival dit jaar ook een reeks voorstellingen van opera en ballet zal wor den gekoppeld, zodat het terrein van actie nu ook naar het gezongen en gedanste to neel wordt uitgebreid. Verder komt er een internationaal congres voor toneelcritici, eveneens onder auspiciën van het festival. Het aantal landen heeft de heer Julien in tussen moeten beperken. Maar het cijfer van twintig nationaliteiten als deelnemers zal toch wel weer worden gehaald. De vraag, die me op de lippen brandt, betreft natuurlijk de eventuele bijdrage van ons land. Monsieur Julien, zwart haar en gemakkelijk lachende ogen achter een donkere bril, is een vriendelijke en voor komende man, die nu toch even ietwat zuinig kijkt. Ik vermoed de reden van zijn reserve. Om hem over de terughoudend heid heen te helpen, die hem door zijn Franse hoffelijkheid wordt ingegeven, neem ik hem de aarzelende woorden maar uit de mond. „Persoonlijk vond ik die uitvoering van „Koning Oedipus" door de Nederlandse Comedie vorig jaar eigenlijk ook niet zo bijzonder geslaagd". De heer Julien valt me dankbaar bij. doch wenst niettemin op te merken dat de kennismaking met een acteur als Van Dalsum door hem en tal van anderen hogelijk werd gewaardeerd. IIIlllllllllllllllllllllllI tieel bereikt zou kunnen worden. Reeds thans doet de programmavuMmg door som mige omroepverenigingen nogal krampach tig aan. Daartegenover is het opmerkelijk dat een groot deel van de Nederlandse TV-programma's reeds zo kort na de start in een bedenkelijk routinespoor zijn ge raakt. De noodzaak om de verzorging van TV-programma's aan de omroepverenigin gen te blijven toevertrouwen -springt ook al niet bijzonder in het oog, omdat bij voor beeld in de programma's van de thans afge lopen week het levensbeschouwelijke ele ment slechts in geringe mate aan zijn trek kwam, hetgeen overigens velen niet rullen betreuren. Het gaat er dus maar om of men ter wil le van een relatief gering aantal kijkers nog vele jaren de openbare middelen voor be langrijke bedragen zal moeten blijven aan spreken. Hiermee zou men vrede kunnen hebben, indien men de overtuiging had, dat in brede kring met een zekere geestdrift een culturele taak in een waarlijk natio naal bestel zou worden aangepakt. Nu dit al evenzeer als bij de radio ook bij de beeld-omroep niet het geval blijkt te zijn, lijkt het onredelijk aan de Televisie Exploi tatiemaatschappij te weigeren wat men aan de omroepverenigingen heeft toegestaan. Uiteraard dienen dan scherp omlijnde rege len ten aanzien van het niveau der pro gramma's te worden gesteld. Maar het is redelijk dat deze normen dan ook zullen gelden voor de omroepverenigingen. Bo vendien zou bepaald kunnen worden dat de zendmachtiging voor de commerciële T.V. in eerste termijn slechts geldig blijft tot het tijdstip, waarop de kosten van de bceld- omroep volledig kunnen worden bestre den. In zekere zin wordt dan dezelfde weg gevolgd als in de jaren 19231924 het ge val was bij het ontstaan van de Nederland se gel'Uiidsomroep. Overigens staat het nog te bezien of het bedrijfsleven het rendement van deze pe perdure aanprijzingen voor relatief gering en dan nog zeer uiteenlopend koperspubliek erg hoog zal aanslaan. Het heeft ons wel enigszins verwonderd dat een paar dag blad-ondernemingen als goede feeën aan de wieg van de T.E.M. hebben gestaan: zij moesten toch weten dat dagbladreclame niet te vervangen is. S. P. ONDE Toch was Monsieur Julien aanvankelijk besloten dit jaar ons land eens te passe ren. Maar op dit moment twijfelt hij weer. Onlangs heeft hij namelijk op uitnodiging van zijn vriend Cees Laseur „Ook uw Louis Davids heb ik heel goed gekend: ik ben zelfs samen met hem in het Kurhaus opgetreden". een kort bezoek aan ons land gebracht. Hij woonde toen enkele voorstellinggen van de Haagse Comedie bij: „Het Proces om Jezus" en „Willem Sybrechsdochter" onder meer, die hem er nu wel weer van hebben overtuigd dat men de Nederlandse acteurs toch gerust om een internationale boodschap kan stu ren.. De kans is nu dan ook wel heel groot dat Cees Laseur en zijn Haagse Comedie op het aanstaande Parijse festival Neder land zullen vertegenwoordigen. HET GESPREK heeft intussen naar de vraag geleid: welke maatstaven er in het algemeen gevolgd worden bij de keuze van het festivalprogramma. „Ligt het eigen lijk niet vooral op uw weg op dit interna tionale forum de nationale theaterculturen der verschillende landen ruimere bekend heid te verschaffen? En zou het onder die gezichtshoek niet mogelijk zijn een figuur als Vondel naar voren te brengen?" De heer Julien geeft openhartig toe dat hij met de prins onzer dichters maar ternau wernood bekend is. Maar overigens heb ben de ervaringen hem geleerd, dat voor landen die niet, of nog niet, op een alge meen erkende dramaturgische traditie kunnen bogen, die werken het meest ln aanmerking komen welke door aankleding, speelstijl en regie de beste kansen maken een niet-ingewijd publiek te boeien of te amuseren. „Dit is geen kwestie van prin cipe maar alleen van voorlopige tactiek", zo verklaart de heer Julien zich nader. Met het Théatre des Nations zal ik stellig een heel andere richtlijn volgen. Het woord Is daarmee gevaileni het theater der volken. Zal daar dus echt Iets van kunnen komen? Monsieur Julien is niet alleen optimistisch, hij durft zich zelfs bijzonder positief uit te laten. Zojuist heeft hU een onderhoud gehad met de nieuwe minister en die heeft zich als een vurig voorstander van dit stoute denkbeeld ont popt. Misschien kunnen we dit Jaar nog wel beginnen. Het seizoen van dit interna tionale theater zal vijf maanden duren en de Franse staat cn de stad Parijs zullen gezamenlijk voor de subsidies moeten zor gen. Er is jaarlijks een kleine miljoen gul den mee gemoeid. Intussen zal het Théatre des Nations niet in de plaats treden van het internationale festival. Zonder elkaar te bijten zullen ze gezamenlijk in Parüs kunnen functioneren. Het vaste theater zal zich richten tot een kleinere kring van specialisten en daar zullen we dus óók stukken in de geest van uw Vondel kun nen spelen. De duidelijke successen van het repertoire zouden dan vervolgens door het festival kuunen worden overgenomen. Zo zie ik me de toekomst". F. O. Uit „The 64.000.000 dollar answer cartoor guide to TV door Charles Preston Berkle Publ. Corp. te New York».

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 23