I DE TWEE VERRE GELIEVEN |ONZE namen I
Rennie en haar kinderen
Krijgt ambtenaar
straks meer j
macht
HONDENHOTEL
Onbezorgde uitgaansavond
niet drie engelen
Film „We are no Angels" doet
niet onder voor toneelstuk
Paul et Virginie
ONZE PUZZEL
re-
MUZIEK BOVEN DE
NOORDPOOL
De negen MuzenTj
in zakformaat
Oüét oude
litteratuur
- - DE COMBINATIE van de namen
Paul en Virginie komt iedereen bekend
voor, die in zijn jeugd onderricht is in de
Franse litteratuurgeschiedenis. Maar van
het verhaal, dat daarbij hoort, herinneren
velen zich ternauwernood dat het van een
reine liefde is tegen een exotische achter
grond, met een jammerlijk besluit. Men
zou hun een verfrissing van deze vage
herinnering 'niet willen opdringen. Er zijn
wel passages in „Paul et Virginie" te vin
den, die door niemand verbeterd zouden
kunnen worden, maar zij zijn niet van ge
noeg betekenis om er meer dan een curiosi
teit van te maken. Het verhaal heeft een
grotere waardigheid als document voor lit
teratuurhistorici. Bernardin de Saint-Pierre
was immers de eerste Franse auteur, die
ernst maakte met de natuurbeschrijving,
niet alleen door schematische verwijzingen
en navolgingen van de klassieken, maar op
de manier van iemand die inderdaad al de
namen van de vogels en de bloemen kent.
Hij kan voor het inbrengen van dit element
niet onverdeeld als weldoener geloofd wor
den, maar hij is in ieder geval belangrijk
door zijn invloed op de romantici, Chateau
briand en Lamartine in de eerste plaats,
benevens als een extreme vertegenwoordi
ger van een aantal opvattingen, die typisch
zijn voor de achttiende eeuw. Hij besteedde
zijn beschrijvingskunst aan de natuur niet
alleen omdat hij er plezier in had en omdat
hij er iets nieuws mee deed, maar pas met
ware overtuiging, dank zij zijn ideeën in de
trant van Rousseau, over een natuurlijke
harmonie van de mens en de buitenwereld.
De beschaving had met dwangmiddelen en
affectaties de harmonie verstoord en het
was dus zaak de natuurstaat terug te vin
den waarin de wilden van Amerika en
Afrika niet opgehouden hadden gelukkig te
leven: zij waren vanzelf deugdzaam en
profiteerden onbekommerd van een natuur,
die door de Voorzienigheid ingericht was
om de mens te dienen. Bernardin de Saint-
Pierre sloeg alle critische zin in de wind
wanneer het er om ging de dienstvaardig
heid van de natuur aan te tonen. Het
schuim van de golven als zij op de rotsen
slaat is wit, zei hij, om de zeelieden attent
te maken op het gevaar. En alle vulkanen
staan aan de rand van de zee, omdat zij tot
laak hebben het verbranden van het vuil,
dat door de rivieren naar de zee wordt
aangevoerd en dat anders het oppervlak
daarvan geheel bedekken zou.
Zulke opvattingen zijn nu zo komisch,
dat men een grote historische verbeeldings-
krtacht nodig heeft om zich voor te stellen,
dat zij in de tweede helft van de achttiende
eeuw niet alleen goedgelovige dwazen tot
aanhangers hadden. Zelfs de kerk nam
Bernardin de Saint-Pierre's werk goed op,
alsof zij zelf niet als een van de grootste
kwaden van de beschaving moest worden
afgebroken. De deugd bleef immers altijd
noodzakelijk, omdat mensen anders dan
dieren en planten alleen bewust volgens de
natuur kunnen leven en het richtsnoer
voor de deugd was het goddelijke voor
schrift. Waartoe deze goede stemming ver
zuurd met een herinnering aan de erfzon
de? Enige jaren na de verschijning van
„Paul et Virginie" nam de kerk niettemin
afstand van de auteur ervan, maar zonder
ophef.
Men kan de onaantastbare positie van
de mythen van de goede wilde en de hulp
vaardige Voorzienigheid alleen begrijpen
als men de kracht van soortgelijke illusies
in zijn eigen tijd wil onderscheiden en als
men daarbij ziet, dat het geloof in de na
tuur als geneesmiddel tegen de beschaving
geenszins tot de achttiende eeuw beperkt
is. Hoe kunstmatiger de beschaving er
uitziet, hoe naïever het geneesmiddel aan
geprezen kan worden. De terugkeer tot de
natuur beheerste zoals men weet de mode
in de tijd van Marie Antoinette.
Wie echter ook bij de vooruitzichten van
de genezing al gelukkig mocht worden,
Bernardin de Saint-Pierre zelf niet. Hij
bood de aanblik van een consequent slecht
(Overgenomen uit „The howls of Ivy" - Ban
tam Books, New Vork, samengesteld door Henry
Boltinoff).
humeur, wat op een afstand altijd verma
kelijk is en bij hem des te meer in contrast
met de rozigheid van zijn openbare opvat
tingen. Er is met goede reden gesteld, dat
ideeën zoals die van Bernardin de Saint-
Pierre het pessimisme in de hand werken,
wanneer blijkt dat de natuur haar ver
plichtingen als geconcretiseerde voorzie
nigheid niet nakomt. Men kan hem zelf als
het eerste slachtoffer beschouwen. In zijn
jeugd gaf hij zich moeite om een terrein te
vinden, waar hij zijn ideeën kon toepassen.
Hij reisde zelfs naar Rusland, om een plan
voor de vestiging van een ideale republiek
aan keizerin Catherina voor te leggen. Hij
had de omgeving van het Aralmeer op het
oog, waar het klimaat hem geschikt voor
kwam. Maar toen hij in audiëntie werd
toegelaten, was hij zo onder de indruk van
de machtige vrouw, dat hij er niet van rep
te. Teruggekeerd in Frankrijk leefde hij
twintig jaar lang volgens een gebruik des
tijds van spaarzame toelagen uit 's lands
schatkist, die hij minder afsmeekte dan
|llillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|||||||||||||||||||||lil!Hllllillllllllll
hui
opeiste. Aan zijn eerste geschriften dankte
hij een zekere bekendheid, maar hij ver
speelde de relaties die hem die opleverde
door zijn argwaan en zijn kribbige uitval
len. Alleen met Jean Jacques Rousseau, die
een soortgelijk karakter vertoonde, hield
hij jarenlang een door wederzijdse boos
heden onderbroken vriendschap aan. In
1784 kwam het einde aan zijn armoedige
tijd, toen hij zijn „Etudes de la Nature"
publiceerde. Drie jaar later, toen hij vijftig
was, steeg zijn roem bij de verschijning van
„Paul et Virginie" ten top. Daarna leefde
hij, tot zijn dood in 1814, voor zijn doen
niet slecht. Hij sloot een zakelijk eerste
huwelijk met een jonge vrouw, die hem
twee kinderen schonk, Paul en Virginie,
daarna een merkwaardig gelukkig huwelijk
met een nog jonger meisje, dat later aan
haar tweede echtgenoot veel van het mate
riaal heeft verschaft voor een verheer
lijkende biografie. Zijn omgangsvormen
werden er niet zachter van en hij maakte
in de Académie Frangaise en daarbuiten
vaak ruzie met degenen die zijn opvattin
gen niet deelden. Napoleon was een van
zijn bewonderaars: op Sint Helena moet hij
„Paul et Virginie" verscheidene malen her
lezen hebben.
DE GESCHIEDENIS verbonden aan de
twee hutjes op het strand van Ile-de-Fran-
ce (het eiland Mauritius in de buurt van
Madagascar) pakte vele tijdgenoten zo
krachtig aan, dat zij de auteur verzochten
hun tenminste te zeggen wat er waar van
was, opdat zij hun emotie konden bedaren
met de gedachte aan het deel verzinsel dat
er bij kwam. In die hutjes hadden de moe
ders van Paul en Virginie hun kinderen als
broer en zuster opgevoed, zoals de grijze
eilandbewoner aan de auteur vertelde. De
moeders waren beiden door misstappen in
de liefde gedwongen hun leven buiten
Frankrijk te slijten en daardoor des te
minder geneigd af te wijken van het pad
der deugd. De kinderen leefden in een
voudige communie met de natuur, werden
niet gekweld met onderwijs en besteedden
al hun gedachten aan het nut van de kleine
gemeenschap, die behalve uit de twee ge
zinnen bestond uit een echtpaar van neger
slaven. De moderne lezer wordt verrast
door de afwezigheid van scrupules over de
slavernij. Wel is Virginie goed voor de sla
ven: als zij een verhongerde negerslavin
ontmoet, die door haar meester verstoten
is, maakt zij met Paul een wandeling naar
een verre plantage om de wrede planter
te bewegen haar weer aan te nemen. En als
zij later hoort dat haar protégée terstond
aan kettingen gelegd is, verbaast zij zich
even over de slechtheid van de mensen. Op
de terugweg van deze expeditie verdwalen
Paul en zij in het bos, waar de natuur,
hoewel enerzijds angstaanjagend, met
voedsel en water op de juiste ogenblikken
blijken geeft van haar hulpvaardigheid.
Als tenslotte bij het invallen van de nacht
Virginie om hulp gebeden heeft, horen zij
dadelijk het blaffen van hun trouwe hond:
het blijkt dat zij vlak bij huis waren.
Niet lang daarna wordt Virginie zich be
wust van een andere dan de strikt zuster
lijke liefde voor Paul, maar hij ontwaakt
pas tot een overeenkomstig gevoel als zij
op het punt staat naar Frankrijk te ver
trekken, waar de familieplicht haar roept
om gebruik te maken van de goede zorgen
van een eindelijk vermurwde rijke tante.
Paul, achtergebleven, maakt plannen om
zich de roem en het geld te verwerven, die
in de beschaving voor de liefde onmisbaar
zijn, maar de grijze verteller legt hem in
lange vervelende pagina's uit, dat hij daar
niet eens de kans toe zal hebben in een
maatschappij, die op klassevoorrechten be
rust en dat hij er ook geen plezier aan zou
hebben als het wel mogelijk was. Gelukkig
krijgt Virginie zelf genoeg van het leven
dat de tante haar opdringt. Zij keert terug
naar Ile-de-France, maar het schip ver
gaat in een vreselijke storm vlak voor de
kust, onder de ogen van Paul en de andere
eilandbewoners. Een van de matrozen heeft
aangeboden Virginie te redden, maar zij
moest daarvoor haar bovenkleren uitdoen
en daar kon geen sprake van zijn. Paul
stierf enkele maanden later en werd naast
haar aangespoelde lichaam begraven. Ber
nardin de Saint-Pierre laat niet na ons te
verzekeren, dat de tante in Frankrijk ellen
dig doodgegaan is, beroofd van al haar
rijkdommen.
IN DE negentiende eeuw stond „Paul et
Virginie" bekend als ongeschikt voor de
jeugd. Théophile Gautier was een van de
eersten, die er een forse suggestie van sen
sualiteit in aanwees. Tegenwoordig, in een
iets minder preutse tijd, zijn het in Frank
rijk toch voornamelijk kinderen die het
lezen om er later zelden naar terug te
keren. Het verhaal maakt zich op een te
doorzichtig eigenwijze manier af van al de
onopgeloste inconsequenties, die de smaak
van de achttiende eeuw wel verdroeg: de
reinheid tegenover de erotiek, de gerieflijke
wereld tegenover de gelovigheid, het van
zelfsprekende geluk tegenover de schone
melancholie. Onvergankelijk is Bernardin
de Saint-Pierre het best in een persoonlijke
zin: als een standaardvoorbeeld van de
publicist wiens officiële zonnigheid gevoed
wordt door argwaan en mensenhaat Wie
zich met zulke personalia niet wil inlaten,
houdt van zijn bestaan niet anders over
dan de titel met het schema van het ver
haal. In die vorm kan „Paul et Virginie"
voor een klassiek werk doorgaan. Het moet
dat ook wel op grond van zijn reputatie:
als een liedje waarvan de muziek verloren
is gegaan.
Horizontaal: 1. gebogen, 4. vloeistof, 7. zij
tak Seine, 9. gemeente in Gelderland, 10.
ik (Lat.), 11. gewicht 15. iemand, die boete
doet, 18, begrip, 19. bergplaats, 20 lipharen.
Verticaal: 1. legerplaats in het open veld,
2. omgelegen, 3. dwaas, 4. zijtak Donau, 5.
telwoord, 6. platvis, 8. reeks, 12 bijb. figuur,
13. lidwoord, 14. zijtak Elbe, 16. gesloten,
17. lus.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f7,50, f5 en f2,50
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op
lossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en
Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
Oplossing van de vorige puzzel:
Horizontaal: 1.* gnoom, 5. omega, 9. aan,
10. eer, 12. val, 13. toendra. 17. slier, 19. tijm,
21. vijl, 23. Ulm, 24. beo, 25. tas. 28. som, 30.
vaart, 35. kandeel, 38. ego, 40. nee, 41. een,
43. delta, 44. plint.
Verticaal: 1. gat, 2. na, 3. ont, 4. meel, 5.
orde, 6. eva, 7. ga, 8. alk, 11. enig, 14. os,
15. r.r., 16. bij, 18. pij, 19. tot, 20. mus, 21. vos,
22. lom, 26. al, 27. made, 29. Ob, 30. va, 31.
Anna, 32, reep, 33. te, 34. bed, 35. kol, 36. lei,
37. ent, 39. ge, 42. en.
De prijzen voor onze puzzel werden na
loting als volgt toegekend: mej. C. M. Was-
sink, Van Oosten de Bruynstraat 199, Haar
lem (ƒ7,50); mej. A. E. van Noord, Brabant
laan 2, Heemstede 5,en A. W. Volmer,
Kerkplein 2 a, Velsen-Zuid (ƒ2,50).
Uit Oostenrijk
STOCKHOLM (United Press) Een
Oostenrijks orkest van veertig man zal, ge
zeten in een toestel van de SAS op weg
van Wenen naar Tokio, boven de Noord
pool spelen.
De op 5 april beginnende tocht gaat over
de NoordipooL, zonder dat daarbij over Rus
sisch gebied zal worden gevlogen. Boven de
Noordpool zal het orkest beginnen te spe
len. De muziek zal door de radio naar Oos
tenrijk worden uitgezonden. Acht Oosten
rijkse journalisten zullen het toestel van
Wenen naar Bodoe in Noorwegen volgen
en vandaar met een toestel van de SAS een
rondvlucht boven Scandinavië maken.
BIJNA tien weken lang telde Zeeland
een inwoner, die enkele keren „in bet
nieuws" kwam.Want hij had geen naam.
Sterker: hij bestond niet eens, althans
niet op papier. En dat allemaal omdat
in ons aan voorschriften zo rijke vader-
land één administratieve kwestie nog
steeds niet afdoende werd opgelost
WAT WAS er gebeurd? Op 17 februari
jongstleden werd het gezin Otte te
Hansweert (gemeente Kruiningen) ver- j
blijd met de geboorte van de vqfde
spruit, een zoon. Artikel 29 van ons
Burgerlijk Wetboek schrijft voor, dat
van elke geboorte binnen drie dagen
aangifte moet worden gedaan. Enig res-
pijt wordt slechts gegeven als in deze j
termijn een zondag of een feestdag valt.
Vader Otte heeft aan zijn burgerplicht
voldaan, maar toch leidde dit niet tot
resultaat. En wel omdat hü zijn zoon de
voornaam Boelhouwer wilde geven, een
keuze, die de ambtenaar van de Burger-
lijke Stand niet kon billijken. Van zijn
kant weigerde de vader een andere
naam op te geven, het kwam dus niet
itot een inschrijving. En al bleef men in
het gezin Otte koppig van „onze Boel" i
spreken, de jongeman spartelde naam-
loos in de wieg.
Waarom weigerde de ambtenaar deze
naam? Omdat er nog steeds een circu-
Iaire uit 1838 bestaat, waarin de toen-
malige minister van Justitie er aan J
herinnerde dat „geslachtsnamen van be-
staande familiën" niet als voornaam
gegeven mochten worden, zoals reeds in
de Franse wet van 11 germinal an XI
was bepaald.
Wie heeft gelijk
BOELHOUWER is ontegenzeggelijk
een bestaande familienaam. En daarmee
was voor de ambtenaar de zaak afge-
daan: hy wordt op zijn vingers getikt als
hy buiten zijn boekje gaat. Maar waar-
om bleef vader Otte zo halstarrig? Wel,
hy kan bewijzen dat de voornaam Boel
houwer al eeuwen in zijn familie voor
komt. En sinds wanneer mag men zijn
verwanten niet meer vernoemen? Afge
zien daarvan: elders werd deze naam
wel geaccepteerd. Nog onlangs gebeurde
dat, toen te Alblasserdam een neefje
werd geboren.
Ziehier een interessante strijdvraag.
Binnenkort wordt ze zelfs actueel als
j onze volksvertegenwoordiging haar oor
deel gaat uitspreken over de wijze,
waarop wijlen prof. E. M. Meijers de
kwestie der voornamen in ons nieuwe
Burgerlijk Wetboek dacht te regelen.
Zjjn ontwerp schrijft voor dat de aan
gever van het kind de namen geeft. Dat
is de gewone gang van zaken. Maar iets
nieuws wordt de bepaling, dat de amb
tenaar deze namen weigeren kan als hy
vindt dat ze „ongepast zijn of overeen
j komen met bestaande geslachtsnamen,
tenzy deze tevens gebruikelijke voor-
namen zijn" en dan zélf wei wat be-
denkt. Waar de aangever zich niet tegcm
verzetten kan
Niet overdrijven1
NU IS overheidsbemoeiing in onze tijd
niet geheel onbekend, maar hier dreigt
toch wel iets te veel van het goede.
Want „ongepast" en „gebruikelijk" zij
zéér rekbare begrippen. De ambtenaar
zal Merwedevis niet bijster gepast vin
den. Rijnvis moet hij echter accepteren:
die doopnaam komt in het Elburgse re
gentengeslacht Feith sinds de veertiende
eeuw tot op heden voor. Of twijfelt hij
ook hier? Want voetbalverslagen kun
nen hem Ieren dat Rijnvis tevens een
familienaam ls. Een gebruikelijke voor
naam kan men het moeilijk noemen. En
wat gebeurt er als een vader zijn spruit
met de namen Willem Drees gelukkig
wil maken? Die laatste naam is een ver
korting van Andreas en wordt te Har
derwijk nog als voornaam gedragen.
Euwe is een Groningse voornaam. Zal
dus de inschrijving van een Max Euwe
slagen?
U ziet, het is moeilijk. Enig toezicht is
stellig niet overbodig. Dat kunnen de
honderdzevenentachtig Italiaanse va
ders getuigen, die hun zonen Stalino
noemden. Maar aan de andere kant, als
nu de ambtenaren zelfs al namen voor
ons kroost gaan verzinnen
Wat vader Otte betref: hij heeft zich
tot de rechtbank te Middelburg gewend
iom de naam Boelhouwer alsnog in het
register te krijgen. Woensdag is de
ambtenaar van de Burgerlijke Stand In
raadkamer gehoord. En de strijd gaat
verder. Voor half april zal uitspraak
S worden gedaan.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
n
WIE ZIJN PAASDAGEN in de hoofd
stad doorbrengt en een bioscoop binnen
stapt om een anderhalf uur geamuseerd
toe te kunnen kijken naar wat zich op het
witte doek voltrekt, zal geen spijt van die
onderneming hebben als hij het Alhambra-
theater bezoekt. Daar gaat namelijk sinds
vrijdag de film „We are no angels", een
Amerikaanse filmbewerking van het blij
spel van Franse origine, dat indertijd door
Cor Ruys in ons land is geïntroduceerd. Ik
herinner me het toneelstuk nog goed. Tot
mijn genoegen doet de film er beslist niet
voor onder. Slechts zelden verraadt de
film haar afkomst, meestentijds ontloopt
zij handig het doem niet van haar oor
spronkelijke voorbeeld af te kunnen wij
ken en slaagt zij er inderdaad in een leven
te leiden naar haar eigen wetten. Het op
merkelijke is, dat de film zo geraffineerd
Joseph (Humphrey Bogart) gluurt door de
ruiten om zich te overtuigen van de rijk
dommen, die hij de familie Ducotel op hem
zouden wachten. Rechts boven doet
Aldo Ray hetzelfde.
goed met de ruimtelijke beperkingen om
springt, want het hele verhaal speelt zich
praktisch af ten huize van één en dezelfde
familie en de vrees was gewettigd dat die
eenheid van plaats de film maar weinig
bewegingsvrijheid zou laten, een karak
teristieke camera-instelling als het ware
in de weg staan en dat vooral, omdat
toneelstuk en film niet diep gaan, zodat
de beweging in de film door de uiterlijke
beweging moet worden ingeleid en ge
ïnspireerd. Maar regisseur Michael Curtiz
weet hoe hij zo'n bezwaar moet opvangen.
Het begin vooral is frappant als de drie
gevangenen, die in de vermakelijke ge
schiedenis de hoofdrol spelen, kennis ma
ken met de familie, waar zij een dag en
nacht zullen doorbrengen, door middel van
het afluisteren der gesprekken via een dak.
Ze volgen de gezinsleden op de voet door
zich van het ene tuimelraam naar het
andere te verplaatsen en overal steken zij
wat op. Ze leren met ons in de zaal
het grote probleem kennen waar het eer
zame gezin Ducotel mee worstelt: hoe
tegenover de rijke neef André Trouchard te
verantwoorden, dat papa Docutel geen za
kenman is en de winkel, die hij leidt, in
financieel opzicht een mislukking. Daar zit
papa erg mee in. Hij is een liefhebbend
vader en echtgenoot, maar van boekhou
den heeft hij geen verstand en hij geeft
zo vaak en goedhartig krediet, dat ieder
een op het Duivelseiland waar de film
speelt ervan weet en profiteert. De drie
gevangenen, die zichzelf groot verlof heb
ben toegestaan, zijn eerst van plan hem te
beroven, maar al spoedig gaat hun goede
hart spreken en dan bestaat er voor hen
nog maar één doel: de Ducotels uit de
knoei te helpen. André belast zich met het
vervalsen der boekhouding en de verkoop
in de winkel. Albert beoefent zijn speciali
teit: het openmaken van sloten. Jules ont
fermt zich over de lieve dochter des hui
zes, die verliefd is op de erfgenaam van
de boze oom, maar geen wederliefde krijgt,
omdat oom dat verbiedt. Het lijkt erop,
dat zij in hun onderneming zullen slagen.
Ze vieren een heerlijke kerstavond aan een
welvoorziene dis, waarvoor zij zelf de in
grediënten bijeen gestolen hebben en ze
laten zich door de lieve dochter met drie
engelen vergelijken, die als hemelse wel
doeners op aarde zijn neergedaald. Maar
dat ze geen engelen zijn ondervinden de
oom en zijn erfgenaam. Want midden in
de nacht komen deze heren roet in het
eten strooien en de ondergang van de fa
milie Ducotel schijnt nabij. Op dat mo
ment herinneren de gevangenen zich, dat
zij nog een „engeltje" huize Ducotel heb
ben binnengebracht. Dat engeltje zit in een
mandje, een slangetje is het, heel giftig en
gevaarlijk. Wanneer het verhaal ten einde
is, zijn er twee onaangename mensen min
der op de aarde. De familie Ducotel gaat
een onbezorgde toekomst tegemoet en de
gevangenen schorten hun groot verlof 'op.
Ze laten de boosheid dezer wereld achter
zich en keren maar liever terug naar de
gevangenis. Een stralenkrans zweeft met
hen mee om hun hoofd
DAT IS HET GEGEVEN, een zeer amu
sant gegeven, dat men van het toneel al
kent en dat ook in de film bijzonder aar
dig is verwerkt. Feitelijk wijkt de film
maar heel weinig af van het toneelstuk.
Michael Curtiz doet er bijna niets omheen.
Maar de dialogen legt hij wel zo geestig
in beelden vast, dat men geen toneel
imitatie krijgt voorgezet. Hij laat hoogstens
het pannetje te lang op het vuur sudderen
in sommige scènes, waardoor men even het
gevoel krijgt: dat had wel wat korter en
dus „sjeuiger" gekund. Het drietal boeven
is goed getypeerd. Vooral de dikke, mi
misch zo komische Aldo Ray wekt her
haaldelijk uw lachlust. Het aangename van
de film schuilt hem wel daarin, dat er
nergens naar de klucht toe wordt gespeeld.
Noch Michael Curtiz is op grove effecten
uit noch zijn acteurs. Zo behoudt de film
bewerking de charme van het oorspronke
lijke en kan men met een gerust hart ieder
die eens een avondje onbezorgd uit wil
zijn „We are no angels" aanbevelen.
P. W. FRANSE
Richard de Derde. De Catalaanse sur
realistische schilder Salvador Dali heeft
Sir Laurence Olivier in zijn laatste film
rol, de vorstelijke schurk Richard de Der
de, geschilderd. In deze filmversie van
Shakespeare's stuk treden Engelands be
roemde tonelisten met Sir Laurence Oli
vier op, te weten: Sir Ralph Richardson,
Sir John Gielgud, Sir Cedric Hardwicke
en Alec Clunes, benevens Claire Boom en
Pamela Brown.
Hulde voor verslaggever. Namens zijn
hoofddirectie heeft de heer M. Turel, ver
tegenwoordiger in Nederland van de Is
raëlische luchtvaartmaatschappij El-Al,
aan Jan de Troye, chef van de reportage-
dienst van de Vara, een speciaal exem
plaar van de „Haggadah" overhandigd.
Hierin wordt de exodus van de Joden uit
Egypte naar het land Kanaan beschreven.
Ook president Eisenhower heeft een exem
plaar van dit zeldzame boek. Jan de Troye
heeft ruim een jaar geleden na een veer-
tiendaags bezoek aan Israel vier klank
beelden over deze jonge staat gemaakt.
^i'J NIEUWE BOEKEN
i fiijfl,
WAT voor vreemde dingen er gebeurd zijn in
New York, toen op een goede of misschien kwa
de dag de Romeinse goden en godinnen aan het
Metropolitan Museum door Hunter Hawk -tot
leven werden gewekt, is koren op de molen van
een humoristische auteur als Thome Smith, die
er dan ook inderdaad in The night of the gods
wat moois van heeft gemaakt. Verzamelaars van
jazz-litteratuur hebben een buitenkansje: de
autobiografische kroniek van zijn jeugdjaren in
New Orleans door Louis Armstrong onder de
titel, die zijn b naam is: Satchmo en Really the
blues van Mezz Mezzrow, waarvan ook door de
ze als musicus populaire auteur gesignaleerde
exemplaren verkrijgbaar zijn.
OF André Gide er inderdaad in geslaagd is
om met zijn Les faux monnayeurs de ideale
roman te schrijven, die hem voor ogen zweefde,
is nog steeds aan discussie onderhevig. In ieder
geval blijft het een voornaam stuk van Gide s
oeuvre, dat nog steeds zeer veel lezers trekt, al
zullen thema en constructie daarvan de meesten
zoals dat heet „vreemd" voorkomen.
Thyde Monnier daarentegen maakt het in
Fleuve de lezer niet te moeilijk de tragiek te
peilen van de boerenjongen, die in zijn ver
geefse jacht op geluk de banden met zijn ver
leden stuk voor stuk verloren ziet gaan. Een
wel zeer simpel gegeven, zal men zeggen. In
derdaad, maar door Monnier's schrijfkunst uit
gebouwd tot een reeks psychologisch fijn uit
gesponnen conflicten. De afloop maakt wel
enigszins de indruk er een beetje met de haren
bijgesleept te zijn. A. M.
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIÜI'llllllllt'ülllllülli:!
Werkmanprijs. B. en W. van Amster
dam hebben de H. N. Werkmanprijs 1955
voor de ontwerper van het typografisch
bestverzorgde boek, tijdschrift of handels
drukwerk toegekend aan de heer J. W.
Schrofer te Amsterdam voor zijn bij de
drukkerij Meijer te Wormerveer in gebruik
zijnde letterproeven.
Gemoderniseerd. Het beroemde Bolsjoi
Theater Ie Moskou zal, volgens een bericht
van United Press, binnenkort worden ge
moderniseerd. Er wordt in deze ruim hon
derddertig jaar oude en tweeduizend zit
plaatsen tellende schouwburg onder meer
een luchtverversingsinstallatie aange
bracht.
Samenwerking. De Westduitse ambas
sadeur in Tokio heeft het Duits-Japanse
culturele instituut in Kyoto ter gelegen
heid van de opening een grote collectie
boekwerken van waarde geschonken.
Kunstenaars herdenken. B. en W. van
Rotterdam stellen de raad voor maximaal
vijfduizend gulden aan de stichting „Kun
stenaars herdenken 5 mei" te verlenen, als
bijdrage in de kosten van de tentoonstel
ling, die van 7 april tot 6 mei in Museum
Boymans zal worden gehouden. Het na
delig saldo is op twaalfduizend gulden ge
raamd.
EéN van de dierbaarste gasten in ons
Honden'hotel is Rennie geweest, een
lichtgebouwde, niet raszuivere herder
met een grappige, maar ongeoorloofde
krul in de staart, van het vrouwelijk ge
slacht Ik bedoel niet de krul of de
staart, hoewel die beide ook, maar de
hond. Ze had haar naam niet te danken
aan haar vlugge verplaatsbaarheid,
maar aan het dorp Renesse, waar zij
geboren was. Al gguw was Rennie vol
komen thuis in het Hondenhotel en
ieder volgend bezoek was voor haar zo
wel als voor ons een grote vreugde, die
wij evenwel op verschillende manieren
toonden, want Rennie rende bij voor
beeld', als ze net weer bij ons i^as, van
louter plezier de trap enige keren op
en af. Wij niet:
Het was een lief en volkomen be
trouwbaar dder, maar erg nerveus. Haar
eigen huis lag drie kilometer van het
onze af, maar toen by haar in de buurt
enige explosies elkaar opvolgden, omdat
er een viaduct van een niet meer ge
bruikte tram werd opgeblazen, holde
Rennie in haar anigst
naar ons toe. Op een
morgen in het laatst
van juli kwam er een
telefonische aanvraag,
of er plaats was voor Rennie. Midden in
de vakantietijd hadden we al veel gasten.
Ik vroeg benieuwd: „Voor wanneer?" en
toen het antwoord „Vandaag nog"
kwam, dacht ik zuchtend na. Het was
eigenlijk al te vol. Maar het betrof Ren
nie, die lief was en aanhankelijk, die
nooit enige onrust in de hondenfamilie
bracht en op wie wij erg gesteld waren.
„We hadden haar eerst willen mee
nemen", zei de stem van Rennie's vrouw
verder, „maar het kon ndet". En dus
werd Rennie gebracht, een paar uur
later, voor een dag of veertien.
Om elf uur verscheen Rennie, bege
leid door de oudste zoon des huizes, die
z» langs zijn neus weg vertelde, dat Ren
nie een keer was weggelopen, toen zij
loops was en dat zij wel dachten, dat er
jongen zouden komen. Als het zo was,
zou dat waarschijnlijk in de komende
veertien dagen gebeuren....!! Toen
begreep ik, waarom zq niet mee kon.
De jongen vervolgde: „En vader wil er
niet meer dan twee houden".
Ik heb niet beloofd om Rennie over
veertien dagen af te leveren met ten
hoogste twee kinderen. Want het Hon
denhotel heeft geen abattoir, al is er in
de tuin wel een vijver. Maar die is niet
daórvoor. We waren wel even beduusd.
De opgaaf om in een huis vol honden
nog een aanstaande moeder op te ne
mennou ja, zó'n grote opgaaf was
dat nu eigenlqk ook weer niet. Mijn
man bracht nog even in het midden, dat
het Handenhotel geen kraamkliniek
was, maar in ons hart vonden we het
al niet meer erg en ik had in mijn ge
dachten het zo geregeld, dat Rennie
haar bevalling kon afwachten in de
badkamer, die haar eigen terrein zou
blijven, waar geen andere honden zou
den worden toegelaten, ook onze eigen
niet. Van een „afwachten" was evenwel
geen sprake. Rennie was vrolijk met de
anderen, zoals altijd. Ik vond het moei
lijk, dat ik helemaal niet kon uitrekenen
wanneer de blijde gebeurtenis verwacht
kon worden.
Hoe het ook zq, toen Rennie tien
dagen bq ons was, zei ik op een goed
ogenblik tegen de hondenschare: „Moe
ten jullie niet eens naar buiten?" Rennie
trok zoet met de anderen mee de tuin in.
Toen ik even later naar buiten keek, zag
ik haar met een heel ongelukkig gezicht
op de stoep van de eetkamer «taan.
Naast haar lag een klein hondje, nog in
het vlies, met de navelstreng nog ver
bonden aan de moeder. Gauw werd de
klaarstaande mand gehaald, waarin wij
moeder en kind naar boven droegen,
naar de kraamkamer. Wq gingen eieren
kloppen om door Rennie's melk te roe
ren. Het hele huis trilde als het ware
van verwachting, wat de badkamer zou
opleveren. Om de beurt gingen wij eens
even kijken. Rennie was tenslotte tot
een nakomelingschap van vijf stuks ge
komen, toen ze belangstelling kreeg
voor de haar voorgehouden bak met
melk en eieren. Vqf stuks!
Wij keken elkaar eens aan. Drie ver
drinken? Niemand in huis voelde zich
daartoe geroepen. Mqn man was nog
niet thuis en wq vrouwen praatten en
praatten, wel beseffend dat de diertjes
er dadelijk na de geboorte het minst
van zouden merken. Onze verstandelij
ke overwegingen gin
gen zelfs zó ver dat
we met een emmer
lauw water naar bo
ven gingen. Want het
was dan maar het beste om er nu direct
drie af te nemen, als het zou moeten.
Rennie evenwel lag met een gezicht,
stralend van trots, nu zeven kinderen
af te likken. Alle zeven wisten al melk
te vinden bq hun moeder. Rennie doeg
even met de staart en keek naar ons op,
alsof ze zeggen wou: „Hoe vind je ze?"
Wij waren vertederd door het plotseling
opgekomen moeder] q'ke in het dier en
we zeiden beschaamd tegen elkaar:
„Weg met die emmer. Rennie vertrouwt
ons volkomen. Dit kunnen wij ndet
doen."
En dus hebben we nog vier dagen ge
noten van Rennie en haar zeven kinde
ren. In het begin leverde het wel eens
moeilijkheden op, want er waren zóveel
honden in huis, dat Rennie niet weg
durfde uit de badkamer en daar dus ook
haar behoeften deed. Zq was altijd met
allemaal goede vrienden geweest
maar je kinderen aan die vrienden over
leveren was toch weer iets anders, dat
doet geen enkele moederhond. Toch
veranderde dit de tweede dag al. Als zij
de trap afkwam, liet ik haar gauw naar
buiten en wachtte even op haar. Binnen
de minuut was ze dan weer boven. De
derde dag heb ik Monty de kleintjes
laten zien, toen Rennie beneden was.
Monty was zelf al moeder geweest. Zij
stond bij de mand te trillen van aandoe
ning. Hier en daar deelde zij een voor
zichtig likje uit.
NA vier dagen werd Rennie gehaald
en verhuisde zq met een volle mand
naar haar eigen huis. Groot was onze
verbazing, toen zq de volgende dag op
eigen houtje zo maar bij ons op bezoek
kwam. Ik zag haar aankomen en deed
de voordeur open. Dadelijk liep zij naar
boven, naar de badkamer Want wat
was er gebeurd? De eigen baas had vijf
van haar kinderen weggenomen. Toen
zq het overgebleven tweetal voedde, be
sefte zij dat er veel te weinig waren.
Hier had zq er toch meer gehadZo
moet ongeveer haar gedachtengang zijn
geweest. Misschien waren die andere
kleintjes nog op de badkamer? Een moe-
derbond is iets prachtigs. G. O.