Bouwen in Brazilië
LANDJUWEEL
De derde
moordenaar
Tienduizend dollar voor beste schilderij van de wereld
dom
Jj-.G. CANME GieteC.
BLIJVENDE MONUMENTEN VAN j
1 DURF EN SCHEPPINGSKRACHT 1
we iMim 1
ER WAREN drie mannen ge
weest dit stond wel vast, zowel
bij de gerechtsdienaren van de
landvoogd, die twee van de moor
denaars hadden te pakken gekre
gen, als bij het volk, dat bij de op
loop tegenwoordig was en door
de prefect als getuige was gedag
vaard. Maar beter dan iedereen
wist Baruch dit zelf en hij was
blij dat hij de enige was, die deze
onvindbare persoon kende. Gerust
was hij met zijn geheim echter
helemaal niet, want het zou voor
de gerechtsdienaren een zaak van
prestige zijn, dat er drie en geen
twee moordenaars aan het kruis
kwamen te hangen. En de ge-
gerechtsdienaren zouden zoeken
en speuren naar de man, wiens
arrestatie alleen hen tegen de on
genade van de landvoogd zou vrij
waren.
Ternauwernood was Baruch in
de herrie van het ogenblik ont
snapt. Hij huiverde nog, als hij
aan dit gevaarlijke avontuur te
rugdacht. Hij had er eigenlijk ook
nooit aan moeten meedoen. Maar
Ruben en Simon hadden hem mee
op sleeptouw genomen en aan
iets als moord hadden ze geen
van drieën gedacht. Het was lou
ter te doen geweest om aan wat
geld te komen zonder dat ze be
hoefden te werken. Want van
werken had ook Baruch een af
schuw. En toen ze zo eens over
6traat slenterden, zonder een be
paald doel, werd hun aandacht
getrokken door een oploop. Er
was iets te zien en er viel iets te
beleven! Dat kon ons drietal
straatslijpers zich niet laten ont
gaan!
Het volk verdrong zich rond een
optocht, die Jeruzalems hoofd
straat passeerde. Niets ongewoons.
Zo vaak zag men de een of andere
zonderlinge profeet de stad in op
schudding brengen. Een bleke
jonge man op een witte ezel dit
maal, omstuwd door zijn volge
lingen. Hij leek zich in een zekere
populariteit te verheugen, want
uit de huizen kwamen mensen, die
tapijten op de weg uitspreidden,
waarover de man op zijn ezel
moest voortschrijden. En sommige
opgewonden lieden scheurden
zelfs takken af van de tamarisken
en oleanders om daarmee hun
profeet toe te juichen.
Een van deze opgewonden lie
den had bij het uitdragen van zijn
tapijt de deur opengelaten. Daar
het een kostbaar tapijt leek, zou
het wel een rijke man wezen. De
gelegenheid was te mooi om niet
binnen te dringen en in de gau
wigheid een en ander te roven
wat verkoopwaarde bezat. Maar
de man kwam te spoedig terug,
vermoedelijk om nog een tapijt
te halen. De rovers konden zich
zo snel niet uit de voeten maken.
Er ontstond een handgemeen,
waarbij de eigenaar van dit huis
en de tapijten' het leven liet. Ru
ben en Simon waren gevat, maar
Baruch ontkwam de dans.
Hij had zich sindsdien verscho
len. Maar honger en dorst dreven
hem tenslotte buiten zijn hol. Vijl
dagen had hij het uitgehouden en
hij zou het misschien nog langer
verduurd hebben, wanneer niet
vandaag die vreemde duisternis
over de stad was gekomen. De zon
was ontijdig ondergegaan. Een
pikzwart wolkendek, waaruit
bliksemstralen knalden en de
donder rommelde, belemmerde
het uitzicht en het was of de aar
de onder de voeten beefde.
Nu kon Baruch het wagen, on
ontdekt over straat te sluipen en
hier en daar wat eten te ontfutselen aan de wilde
honden, die met snerpend angstgehuil zich hun
prooi lieten ontgaan. Het was of zelfs de raven en
gieren, welker schorre kreten zich onder dit ge
huil mengden, door het angstwekkend natuurta
fereel afgeleid waren van hun gewoonlijk zo felle
jacht op aas. Zodra Baruch zijn eerste honger had
gestild, kwam bij hem de vreemde begeerte op om
te gaan kijken bij de strafplaats, waar hij nu zou
hebben gehangen, indien het lot hem niet zo won
derlijk had begunstigd.
Hij slenterde de kant naar Golgotha uit. Daar kronkelden zich
nu gewis zijn twee kameraden van pijn aan de folterpaal. Welk een
onbegrijpelijk geluk, dat hij aan dit gruwelijk einde was ontsnapt.
Door het onweer en de aardbeving waren de mensen zo van streek,
dat ze geen aandacht hadden voor de man, die de hoogte opklom,
waar verscheidene mensen zich verlustigen in het wrede schouw
spel van menselijk lijden. Baruch kwam voorbij een groepje vrou
wen, die toch wel onder de indruk bleken van het leed, zelfs als dit
misdadigers betreft. Snikkend leken zij elkander te troosten. Waren
het kennissen van Ruben of Simon misschien? Baruch wierp een
schichtige blik op deze vrouwen, maar het waren vreemden voor hem.
Toen hij de soldaten voorbij moest, die de wacht hielden bij de
terechtstelling, bekroop hem wel even de angst voor ontdekking,
maar zij waren zo verdiept in het dobbelspel, waarbij het lijden der
slachtoffers hen totaal onbewogen liet, dat hij hen durfde passeren.
Want een onweerstaanbare drift dreef hem ertoe zekerheid te krij
gen of het inderdaad Ruben en Simon waren, die hier werden ge
kruisigd. Tot zijn ontsteltenis zag hij echter, al riaderend, dat er
nog een derde man hing aan het kruis. Ze hadden dan tóch een
derde gevonden, die dan maar moest doorgaan voor de tevergeefs
kla-ren. Het gelukte hem het hol
ongehinderd te bereiken. Deze
wandeling na vijf dagen hongeren
had hem zo vermoeid, dat hij zich
onmiddellijk te rusten legde. Maar
de slaap wou niet komen. Het ta
fereel, dat hij op Golgotha had
aanschouwd, liet hem niet los.
Voooral die derde gekruisigde had
indruk op hem gemaakt. Aan de
terechtstelling van deze onschul
dige had hij het te danken, dat hij
voortaan als vrij man zich in het
openbaar kon bewegen. De derde
moordenaar was immers gevon
den en gestraft, niemand had lan
ger meer iets te zoeken, dat met
deze misdaad in verband stond.
Baruch keerde als een behoorlijk,
onberispelijk burger onder zijn
stadgenoten terug!
Een misdadiger was deze jonge
man eigenlijk nooit geweest. Al
leen het slachtoffer van zijn on
bedwingbare luiheid. Toen het lot
hem met de twee slechte vrienden
in aanraking had gebracht, was
het met hem de verkeerde kant
opgegaan. Maar nu hij zich, dank
zij de onschuldig ter dood ge
brachte bleke man van het ezel
tje, weer als vrij man mocht be
wegen, beloofde hij zichzelf nooit
meen aan dergelijke kwade avon
turen te zullen meedoen. Hij was
gezond en jong en kon met wer
ken ruimschoots de kost verdie
nen. En werken zóu hij dót
nam hij zich stellig voor.
Met deze belofte sliep hij_ in.
Heerlijk sliep hij, ontlast van" zijn
angst. De toekomst lag onbewolkt
vóór hem. Spijt of berouw over
de dood van de rijke man of die
van zijn twee rotgezellen kende
hij niet. Volkomen uitgerust stond
gezochte medeplichtige van de twee. Opdat de landvoogd tevre
den over zijn gerechtsdienaren kon zijn en het volk de begeerde
wraak kon genieten.
Op de top van de heuvel gekomen, herkende Baruch inderdaad
zijn twee kameraden. Enook de derde herkende hij! Was dit
niet de bleke profeet, wiens intocht op het witte ezeltje het drie
tal straatslijpers gelegenheid had geboden tot de misdaad, die tegen
hun bedoeling in op een moord was uitgelopen?
Nadat hij de begeerde zekerheid over de dood van zijn mak
kers had gekregen, haastte Baruch zich naar zijn schuilplaats
terug te keren, eer het onweer voorbij was en de hemel zou op-
hij de volgende dag op. Na wat
brood te hebben gekocht wandel
de hij de stad uit. Bij een bron
vleide hij zich neer om zijn dorst
te lessen. Het was een heerlijke
Paasdag en na het onweer van
gisteren 6eheen de voorjaarszon
over de weiden, waarin de tulpen
en anemonen tussen de ruige dis
tels hun kopjes opstaken. Aan de
horizon blauwden de pijnbossen
NEW YORK (United Press).
Harry F. Guggenheim, voorzit
ter van de raad van curatoren
van de Solomon R. Guggen-
heimstichtin,g, heeft bekend I
gemaakt dat deze instelling j
ieder jaar tienduizend dollar
zal uitloven voor het beste j
schilderij ter wereld'. Deze j
prijs, de grootste in zijn soort,
zal in de loop van dit jaar voor
de eerste keer persoonlijk aan
de winnaar door president
Eisenhower worden overhan
digd. De beoordeling geschiedt
door een internationale jury.
Behalve dat een internatio
nale prijs van tienduizend dol
lar wordt uitgeloofd, zullen
zestien nationale prijzen van
elk duizend dollar gegeven
worden aan schilders uit die
landen, die nationale secties
hebben in de internationale
raad van musea, de internatio
nale bond van kunstcritici en
de internationale vereniging
voor plastische kunst, die alle
drie met de stichting zullen sa-
S menwerken. De nationale prij
zen zullen elke twee jaar be
schikbaar komen. De landen,
die hiervoor in aanmerking
komen, zijn Oostenrijk, België,
Brazilië, Denemarken, Egypte,
Frankrijk, Italië, Japan, Ne
derland, Polen, Portugal, Zwe
den, Zwitserland, Engeland, de
Verenigde Staten en Joegosla
vië, maar andere landen kun
nen dit jaar nog in aanmerking
komen door nationale secties
op te richten en zich voor 1
juni 1956 aan te melden bij de
drie samenwerkende organisa
ties. Bij de oprichting van
iedere nationale sectie zal het
aantal pfijzen van duizend dol
lar met één worden vermeer
derd.
Voorts komen er nog drie
prijzen van elk duizend dollar,
de zogenaamde continentale-
sectieprijzen, waarnaar gedon
gen kan worden door kunste
naars uit een land, dat niet in
alle drie de organisaties ver
tegenwoordigd is en door kun
stenaars die als hun redenen
naar het oordeel der jury's
steekhoudend zijn niet wen-
sen deel te nemen als burgers
van het land hunner geboorte.
Er is een fonds van een mil
joen dollar gesticht voor de
prijzen. Het werk, waarmee de
schilder naar enige prijs dingt,
dient geschilderd te zijn in de
drie jaar, die aan de wedstrijd
voorafgaan en in de laatste
twee jaar in een kunstzaal ten
toongesteld te zijn. Aan de be
kendmaking van dit plan dooi
de Guggenheimstichting ont
lenen wij nog enkele bijzon
derheden. Het feit, dat presi
dent Eisenhower geen liefheb
ber is van zekere vormen van
moderne kunst, zal niet van in
vloed zijn op de keuze van de
winnaar. Als een doek be
kroond is van een schilder, die
inmiddels overleden is, dan
wordt de prijs aan zijn nala
tenschap toegevoegd. Er zullen
generlei politieke resticties
worden toegepast. De stichting
is van mening, dat de kunst
boven de politiek en in dienst
van de mensheid staat.
en cederwouden. Maar tegen deze
paarsblauwe achtergrond tekende
zich scherp af de zandkleur van
de kale rots, die vorige dag dat
naargeestige, gruwelijke tafereel
te aanschouwen gegeven had.
Toen Baruch's blik zich op die
doodse schedel richtte, was het
hem of die heerlijke gemoedsrust
weer week. Hij dacht aan die
man, die men in zijn plaats aan
het kruis had geslagen. De man,
die onschuldig hem, de mis
dadiger, het leven had gered. Hij
was die man dankbaar. Maar nu
voelde hij zich óók schuldig jegens
deze onschuldige man. Hij hoorde
daar te hangen. En nu hing die
man daar. Hij kreeg het gezicht
voor zich vaivde profeet op het
witte ezeltje: een zo goed, zo ar
geloos, zo vriendelijk gezicht. En
eensklaps verwonderde het hem,
dat dit gezicht er nog net zo goed,
zo argeloos en zo vriendelijk had
uitgezien, toen het in doodsstrijd
daar aan het kruis hing.
Deze man had hij de dood aan
gedaan, de vreselijke folterdood,
door niet ruiterlijk zijn misdaad
(Zie verder pagina 5).
EEN ENORME bevolkingstoeneming en een buitengewone voorspoed
in een land met een bijna paradijselijk klimaat vormen de afgelopen
vijfentwintig jaren de basis voor een ongekende bloei van de archi
tectuur van Brazilië. Dit land, dat met de Sovjet-Unie en China tot
de uitgestrektste landen ter wereld behoort, bezit bovendien tot dus
ver nog ongemeten bodemrijkdommen. Maar dat zijn slechts mate
riële omstandigheden, want het als wezenlijk herkenbare in de
Braziliaanse architectuur is de latijnse geest: ,,l'esprit latine". Brazilië
is een vrij oud land. De Portugese kolonie dateert uit het begin van
de zestiende eeuw en ontwikkelde zich geheel onder Europese in
vloed, die nog heden kenbaar is. Het is artistiek gesproken als een
iberisch deel van Europa te beschouwen. Kunstzinnige invloeden
van de Verenigde Staten zijn er niet te vinden.
IK HAD het-geluk tijdens mijn
verblijf in Italië goede vrienden
te worden met een tweetal jonge
Braziliaanse architecten. Bij el
kaar gekomen langs enkele der
vele wegen die naar Rome leiden,
temidden van de fraaiste monu
menten van architectuur uit bij
na alle stijlen van de afgelopen
vijfentwintighonderd jaar, hebben
wij bij foto's en tekeningen veel
en allerplezierigst over allerlei
onderwerpen gediscussieerd. Het
artistiek moederschap van La
tijns Europa van de cultuur van
onze landen was daarbij steeds
het klaarblijkelijke beginsel, dat
onze wederzijdse ideeën verbond
Bij de bestudering van deze en
reeds eerder gepubliceerde plan
nen en gebouwen het hierbij
gereproduceerde werk is afkom
stig uit een mij toen ter hand ge
stelde, niet eerder gepubliceerde
verzameling ontwerpen kan ik
me maar moeilijk aan de indruk
onttrekken, dat de Braziliaanse
architecten twintig jaar geleden
't teken van hun tijd hebben begre
pen. In Europa zijn daarentegen
de kansen nogal eens gemist.
In elk geval lijkt het erop, dat we
er niet of nauwelijks in geslaagd
zijn het nieuwe bouwen tot een
deel van de cultuur van ons volk
te maken, terwijl er toch geen
reden is aan te nemen, dat het
gemiddelde culturele peil van
Brazilianen en Europeanen veel
verschillen zal. Ook in Brazilië
bloeide in de negentiende en het
begin van de twintigste eeuw de
Academische Architectuur even
zeer als bij ons. Ook ginds heeft
men tot op de huidige dag te
kampen met een geweldig wo
ningtekort, ook daar is het pro
bleem der voor onze tijd te eng
geconcipieerde oude steden.
(Vervolg van pagina 4)
te erkennen en zélf de schuld en
de straf op zich te nemen. Waar
was nu zijn onbewolkte toekomst
gebleven? Hij, die nooit over
enige misstap berouw had gekend,
zelfs niet over de moord op die
rijke man, tobde nu over wat hij
jegens de gekruisigde profeet had
misdaan. En dit getob liet hem
niet met rust, deze gehele mooie
dag niet. 's Nachts sliep hij nog
maals slecht, met het onschuldige
gelaat van de profeet voor ogen.
WEER liep hij de volgende och
tend de kant van de folterberg op.
Als door een onweerstaanbare
drang gedreven. Zijn hart bleef
beklemd om wat hij die man had
aangedaan, die voor hem in de
plaats aan het kruis was genageld.
Steeds mijmerend over deze
nieuwe gemoedslast, botste hij
bijna aan tegen een drietal men
sen, die druk stonden te gesticu-
leren. Blijkbaar hadden ze het
over een belangrijke zaak. Een
hunner kende hij. Hem vroeg hij,
wat er nü weer aan de hand was.
De man vertelde hem, hoe de ter
dood gebrachte profeet niet meer
te vinden was geweest in zijn
grafspelonk. Volgens ooggetuigen
moest hij nog leven. Er was een
wonder geschied!
Op het horen van dit nieuws
viel het zware pak Baruch van
het hart. Hij had dus géén nieuwe
moord begaan, doordat de profeet
onschuldig voor hem in de plaats
was gestorven. De profeet leefde
en hij, Baruch, kon hierdoor ook
weer leyen leven zander gewe
tensbezwaar! Weer stond de toe
komst onbewolkt vóór hem. Het
drietal menden, in wier gesprek
hij zich had gemengd, vertelde
hem in opgewonden bewoordin
gen, hoe deze profeet hun het
goede, eerbare leven geleerd had,
dat hij zou trachten na te volgen.
Ja, dat was .juist wat Baruch no
dig had! Aangestoken door hun
geestdrift, drukte hij hen de hand
en herhaalde zijn belofte, in die
nacht na de verschrikking door
hem afgelegd: dat hij voortaan als
een behoorlijk mens wilde leven,
dankbaar voor de gelegenheid, die
de profeet hem hiertoe geschon
ken had, toen hij in zijn plaats
aan het kruis werd genageld.
Want zonder ook maar enigs
zins tekort te willen doen aan
sommige geniale uitingen van de
architectuur van vandaag binnen
Europa en met een open oog voor
het feit dat de grootste architec
ten Europeanen zijn, lijkt het ge
rechtvaardigd te zeggen dat de
zuidelijke allure en ,een onuit
puttelijke creatieve begaafdheid
dóór de moeilijkheden de baas
kunnen. De reusachtige ontwik
keling van Brazlië en de explo
ratie van geweldige gebieden
schiepen een enorme behoefte aan
woonplaats en werkruimte. De
grote stroom van werk is aan
vankelijk door een betrekkelijk
kleine groep moderne architecten
opgevangen en gerealiseerd tegen
een politieke en oncollegiale op
positie, die niet onderschat mag
worden. Maar zij zijn gebleken
opgewassen te zijn tegen deze
taak. Met groot talent wordt de
nieuwe gemeente Cidade dos Mo-
tores gemaakt, met fijn gevoel
bouwen zij hoge, grote kantoor
gebouwen tegenover of naast de
fraaie barokkerken, waaraan het
land zo rijk is.
Met een evenzeer zuidelijke
verknochtheid aan tradities be
wijzen zij, dat traditie onmogelijk
is in vormen van bepaalde histo
rische stijlen, maar dat architec
tuur zelf traditie is. En dat het
traditioneel is evenveel durf en
verbeeldingskracht te hebben als
onze voorouders, die grote stijlen
schiepen niet mét, maar uit histo
rische verworvenheden. Zij zien
historische verworvenheden niet
voorbij, want zij zien vooruit en
de historie staat achter hen.
De originaliteit van hun werk
is daar het gevolg van. Deze
duidelijk échte creativiteit komt
waarachtig niet alleen voort uit
uiterlijke eerzucht, maar uit
waarachtige innerlijke noodzaak.
Le Corbusier, genie van de he
dendaagse architectuur, heeft in
de dertiger jaren Brazilië, op ver
zoek van de regering, dikwijls
bezocht. Toen kwamen ook de
plannen gereed voor het gebouw
voor het Ministerie van Opvoe
ding en Volksgezondheid, dat tij-
f „DE ORIGINELE MENSEN MAKEN DE RIJKDOM
DER WERELD UIT. DOOR HEN EN HUN WERKEN
IS ZIJ DE WERELD EN GEEN WILDERNIS".
§jj Deze uitspraak van Carlyle, al eens in onze rubriek „Het
H woord is aangebruikt, schoot Nico Andriessen te binnen
by het schrijven over Braziliaanse bouwkunst, waarvan neven-
staande foto's twee voorbeelden laten zien. De grote plaat
geeft een beeld van het in aanbouw zijnde universele sport-
centrum met het stadion van de F.C. Sao Paulo en verder
overdekte hallen voor binnenhuissporten, een worstelring, ten-
nisbanen en een zwembad, benevens accommodatie voor atle-
tiek. Het complex is door J. Villanova Artigas ontworpen. De
kleine foto is gemaakt naar een ontwerp voor een hotel-
restaurant annex theater, het Edificio Lupo van Luiz Con-
tracci, dat eveneens in Sao Paulo zal verrijzen.
dens de oorlog voltooid werd. Dit
gebouw, dat de Brazilianen thans
met trots het schoonste moderne
ter wereld noemen, is het begin
geweest van de reusachtige bloei
van het nieuwe bouwen in dat
land.
DE INVLOED van Le Corbu
sier is er inderdaad enorm. Maar
het feit, dat de Braziliaanse
bouwkunst meer punten van ver
schil dan van overeenkomst heeft
met het werk van Le Corbusier,
strekt beiden tot eer, ongeacht de
omstandigheid dat hun gemeen
schappelijk beginsel daarbij toch
het belangrijkste blijft. Overigens
is het niet alleen Le Corbusier
maar waarschijnlijk meer nog de
oude Lucio Costa uit Rio de Ja
neiro geweest, die door zijn „trap
per et frapper toujours" de re
gering, het publiek en de archi
tectuurstudenten de weg naar de
nieuwe stijl heeft gewezen. Trou
wens de huidige kwaliteit en
kwantiteit van werk van de he
dendaagse Braziliaanse architec
ten lijkt alleen mogelijk omdat
deze bouwkunst gedragen wordt
door een goed deel van het volk.
Deze zou evenzeer onmogelijk
zijn zonder grote durf en ver
beeldingskracht, gepaard aan een
overvloed aan inspiratie, zonder
grote werkelijkheidszin en een
groot creatief vermogen. Het lijkt
gemakkelijk te zeggen dat hun
werk formalistisch is, dat zij
vorm stellen boven functie, maar
het heeft Stijl.
Indien nieuw bouwen alleen be
tekent: de ruimtelijke vorm van
functie is het formalisme geboren:
de functie is tijdelijk, de vorm
blijft. Zij is het blijvend teken
van de scheppingskracht van een
cultuur. En daarom is het bezit
van een gemeenschappelijke vor
mentaal in de architectuur van
een zich uitbreidend deel van de
gehele wereld een van de zeer
hoopgevende tekenen van deze
tijd. Temeer omdat die uitbrei
ding blijkbaar gestuwd wordt
door een generatie van waarach
tig enthousiaste en vasthoudende
architecten.
NICO H. ANDRIESSEN
DE NAAM „Landjuweel" duidt
al op wat redactie en uitgever
(H. D. Tjeenk Willink en Zoon
N.V. te Haarlem) met de reeks
bloemlezingen uit het werk van
klassieke Nederlandse dichters
en prozaïsten hebben gewild: het
oude litteraire toernooi met zijn
eigen mededingers in deze tijd
weer in te voeren, dus voor een
publiek van de twintigste eeuw.
De eerste serie bloemlezingen,
het eerste toernooi zo men wil,
heeft als „deelnemers" Philips
van Marnix, Heer van Sint Alde-
gonde, Joannes Stalpaert van der
Wiele, Pieter Cornelisz. Hooft,
Hubert Kornelisz. Poot en Johan
Broekhuizen, Justus van Effen
en Simon Gorter.
Om er een echt Landjuweel
van te maken, dus voor iedereen
genietelijk, hebben redactie
(Clara Eggink, J, C. Bloem en A.
L. Sötemann) en uitgever alles
vermeden dat de reeks litterair-
historisch of filologisch zou doen
schijnen. Zij hebben uit de wer
ken van de gekozenen alleen bij
een gegaard, wat de méns van
deze tijd „nog kan treffen, ont
roeren en met bewondering ver
vullen". Kortom: een schatkamer
wordt opengebroken en vele ju
welen blijken hun glans te heb
ben behouden.
HET „dichter bij de lezer bren
gen" van grote klassieke litterato
ren is zo onmiskenbaar een goed
doel, dat men er vele middelen
voor zou heiligen, zelfs dat men
een spelling moderniseert, dat
men „een middenweg zoekt tus
sen taalmoeilijkheden en vlotte
lectuur". Filologen kunnen hun
schouders ophalen, maar hun ka-
mergrootheden zijn inmiddels aan
de wandel en worden gezien. Er
is alle reden de uitgever geluk te
wensen met zijn gedurfd initiatief
NIETTEMIN heeft de eerste
reeks van zes deeltjes een aantal
gebreken, die bij de volgende ge
makkelijk vermeden kunnen
worden. Het voornaamste gebrek
is, dat er kennelijk geen coördi
natie tussen de redactieleden is
geweest, wat betreft de te volgen
methode te bedenken, want hoe
derniseren. Misschien is er geen
mothode te bedenken, want hoe
nauw verweven zijn taal en spel
ling in een klankrijk vers, maar
een gelijkheid in de manier van
moderniseren wil toch ook hij
zien, die erkent dat die moderni
sering mag worden uitgevoerd
om het doel te bereiken. De
nauwlettende lezer, die de gemo
derniseerde verzen vergelijkt
met de oorspronkelijke, komt
voor raadsels te staan. Waarom
hier wel en daar niet gemoder
niseerd? is een vraag die dikwijls
bij hem zal rijzen. Waarom „Las,
ik zie de dagerade" in het veel
zwaardere „Laas, ik zie den da
gerade" in Hoofts Galathea ver
anderd? En waarom niét
gaat uit mijn bozem rokken" in
uit mijn boezem rukken'
gemoderniseerd, temeer omdat
het rijmwoord ongelokken zon
der gebrek aan respect voor de
dichter in ongelukken kan wor
den veranderd? Bij een zo delicate
taak als verandering van spelling
bij een opzet, die verdient bij
eerste uitvoering weloverwogen
en overtuigend te zijn, dient men
dunkt ons bij de eerste
reeks zo volledig mogelijk dus
helaas langdurig samen te
werken. Bij de tweede reeks zou
ook zonder samenwerking die
eenheid dan kunnen blijken.
MAAR het doel zelf blijft bij
deze bedenkingen onaangetast
want de verwezenlijking ervan in
keuze der werken is voortreffe
lijk. Inderdaad is de redactie er
in geslaagd niet alleen leesbare
maar grotendeels zelfs boeiende
bloemleiingen samen te stellen
uit een onleesbare boekenschat
Zeer verrassend is het uiterst
verzorgde proza van Simon Gor
ter, de vader van Herman Gorter
wiens heerlijke essay „Over de
beeldspraak" menige tijdschrift-
redactie met vreugde zou publi
ceren. Van Broekhuizen, die
men zelfs in bloemlezingen zelden
aantreft, blijkt bif zijn optreden
in het Landjuweel een speels en
dikwijls Aafjes-achtig dichter te
zijn. „Aan Clorinde" is een on
deugend, sierlijk vers, dat men
niet gauw zal vergeten.
DE inleidingen zijn, gezien het
doel der reeks, zeer beknopt en
als zodanig snel volledig. Dat
Van Effen de eerste vertaling
van Robinson Crusoë van Defoe
verzorgde is dunkt ons te
belangrijk om verzwegen te blij
ven, evenals dat hij in Engeland
Newton ontmoette. Dat Marnix,
wiens psalmberijming, recht
streeks uit het Hebreeuws, zeer
representatief werd vertegen
woordigd, Calvijn heeft ontmoet,
werd in de inleiding niet ver
meld. De ontmoeting was een
keerpunt in zijn leven.
De wijze, waarop de eerste
deeltjes zijn uitgevoerd, is zeer
fraai. Bandontwerp, omslag e:i
portret werden voor alle deeltjes
door S. Hartz ontworpen.
TON NEELISSEN