John R Boek over Mozart Tien jaar oecumene in Nederland BEELDHOUWER VAN HET NATIONALE MONUMENT Xerxes in Utrecht DE TULPEN VAN FRANKRIJK Zoek het woord KERKELIJK LEVEN Pinksterboodschap 1956 - >Myïy2zr>y}tty>yyyxottxo oo^yyy-joocnyyxt^oo^y^yMyyjOQ^yyyyy^ox^y^yM^xoooyxrooxoxoxKoyyyxooxyyxjoyxxi AL een hall uur zat Pim op de stoep voor zijn huis en dacht na. De centjes, die hij al die tijd stijf in zijn hand hield, waren er helemaal warm van geworden. Vijf uur sloeg de grote klok en nog altijd wist Pim niet wat hij kopen moest. Op school had hij het al zijn vriendjes ge vraagd: „Wat koop jij voor moederdag?" „Ik bloemen", zei de een. „Ik een taart", zei de ander. „Ik een doos bonbons", zei de derde. Maar Pim wilde iets anders kopen. Iets héél moois, dat je niet kon opefen of dat na een week in de vuilnisbak te recht kwam. Maar wat? „Het moet iets zijn dat ik zelf óók mooi vind", zei hij tegen zichzelf, toen hij de centjes uit zijn spaarpot had geschud. En daar dacht hij nu al een half uur over na. Hij moest opschieten. Straks sluiten de winkels en dan had hij nog altijd niets. De bloemenman had zijn hele kar al leegverkocht en bij de bakker stond nog maar één klein taartje achter de winkel ruit. Nou ja, taart of bloemen werd het toch niet! Pim kwam overeind. Met de centjes nog altijd in zijn hand liep hij de straat door. Eerst keek hij bij de kapper: zeep, kam, eau-de-cologne? Hij schudde zijn hoofd. Al die dingen ston den al op moeders kastje. Potjes of pan netjes bij de volgende winkel? Tafel kleedjes, fotolijstjes? Pim liep weer door, de hoek om, een andere straat in, waar nog meer winkels waren. Nóg een hoek, nóg een straat. In de viei-de straat stond hij opeens stokstijf stil voor een winkel, die hij nooit eerder had gezien. Een klein bruin aapje keek hem met grote zwarte ogen aan en een papegaai zat op een stokje met zijn kop te knikken en te kijken naar een poppenhuis vol witte muizen. Pim hoefde niet langer na te denken. Een vriendje! Hij zou een vriendje ko pen voor moederdag! Moeder had het vanmorgen nog gezegd: „Het is altijd zo stil in huis als vader weg is en jullie naar school zijn". ^Pim lachte al als hij aan moeders ge zicht dacht: „Een vriendje!" Welke zou hij nemen? Het aapje? Dat was heel vrolijk en zou vast grapjes maken. Ja, het moest het aapje maar zijn: Hij stapte het winkeltje binnen en legde meteen al zijn centjes op de toonbank. „Ik wil dat aapje", zei hij tegen het oude man netje dat hem over zijn bril heen, aan keek. Het mannetje telde de centjes en schudde zijn hoofd. „Daar kun je geen aapje voor kopen", zei hij. „Een aapje is heel erg duur". Pims gezicht betrok, maar meteen lachte hij weer, want hij bedacht dat een aapje niet praten kon en een pape gaai wel. „Dan de papegaai maar", zei hij. Het mannetje schudde weer van nee. Pim keek de winkel rond. „En de mui zen?" vroeg hij zachtjes. „Tja", zei het mannetje, „het is eigenlijk een hele fa milie. Een vader en moeder muis met al hun kinderen. Maar als je wilt, neem er dan maar één". Buiten sloeg de toren zes keer. Er was geen tijd meer over. „Goed", zei hij en hij schoof zijn centjes nog verder over de toonbank, „geeft u me dié maar". Hij wees één van de kleine muizen aan die net een trapje van het poppenhuis afkwam. c»x>3c oox>y^x>y^yyx>occoyyyyy>yx>^yxaoyyyxo^x>yyyyy^^zoy Even later stond hij op straat met een sigarenkistje onder zijn arm. In de dek sel had het mannetje gaatjes geprikt. Voorzichtig lopend sloeg Pim de hoek om, maar de straat die voor hem lag, kende hij niet. Was het de volgende niet? Hij liep en liep en na een kwartiertje wist hij helemaal geen weg meer. Af en toen piepte het witte muisje angstig in zijn donkere hokje, maar Pim lachte er niet meer om, zoals in het begin. Waar was zijn huis? Hij voelde zich opeens heel klein en alleen. Half zeven was het al. Vader en moeder en de zusjes zaten nu al om de tafel heen, maar zijn stoel tje bleef leeg. Wat zouden ze wel zeg gen? Moeder was vast ongerust en zou de zusjes er op uit sturen om hem te zoeken. En vader ging misschien wel met de fiets kijken waar hij bleef. Toen hij daar aan dacht en zeker wist wat ze nooit zo ver zouden gaan kijken als hij nu was, rolden er opeens twee tranen over zijn wang. „Piep", zei de muis in het doosje. Pim schrok ervan en even vergat hij zijn verdriet. Hij deed het deksel open en keek naar het muisje, dat heel treurig in een hoekje zat. „Heb jij ook ver driet?" wilde hij vragen, maar hij deed Regen, regen, regen, regen In die regen zit een muis. Waarom gaat hij niet naar binnen? Waarom gaal hij niet in huis? Hij wil groeien van de regen, daarom zit hij op de straat. Hij wil groot zijn, daarom is het dat hij niet naar binnen gaat. En al wordt hij klets, kletsnat, hij wil groot zijn als een kat en al stuift de regen rond, hij wil groot zijn als een hond. En al druipt het langs zijn staart, hij wil groot zijn als een paard, als een olifant zo hoog, ook al wordt hij nooit meer droog. Het wordt licht, de zon komt door. Druipend nat van staart tot oor, zit het muisje in een plas kleiner nog dan hij al was. MIES BOUIIUYS. Dit jaar wordt in de gehele wereld de componist Wolfgang Amadeus Mozart herdacht, die tweehonderd jaar geleden geboren werd. Natuurlijk heb je wel eens gehoord, dat hij was wat men noemt een „wonderkind". Niet alleen speelde hij als jongen van negen jaar op het orgel van de Grote Kerk in Haar lem en als pianist aan de voornaamste voi'stenihoven van Europa, ook schreef hij al muziek, die nu nog in de concert zalen uitgevoerd wordt, op een leeftijd dat anderen nog in de banken zitten van de lagere school. Over dit wonderlijke leven is in de serie „Jeugd en muziek" van de uitgeverij C. de Vries-Brouwers te Antwerpen een groot boek met vele illustraties en eenvoudige notenvoor beelden verschenen. Het is geschreven door twee Amerikaanse muziekleraren (Opal Wheeler en Sybil Deucher) en werd door Willy Leviticus en Marius Flothuis in het Nederlands bewerkt. Vooral voor kinderen, die muziek stu- deren, zal dit royale boek met vele voor beelden van Mozarts composities, een prachtig geschenk zijn. Van boven naar beneden moet je in bij gaande tekeningen woorden invullen met de volgde betekenissen: 1. zegt miauw, 2. geef je een voertuig een andere richting mee, 3. een dunne plank, 4. gevangenis, 5. het tegengestelde van ja, 6. eet je pap mee, 7. grasland, 8. loop je mee, 9. loop je op, 10. wegen met bomen aan de kant, 11. zie je mee, 12. gat in het ijs, 13. korte kous, 14. kippenloop en 15. bosfee. Als je het helemaal goed gedaan hebt, staat er op de middelste rij, van links naar rechts dus, iets dat je vast graag doet. Probeer het maar te vinden. het niet, want opeens begreep hij, dat het muisje, net als hij, terug naar huis wilde. „Ooo. zei Pim, „hoe kon ik dat nu doen?" Op dat ogenblik rinkelde vlakbij een fietsbel. „Pim!" riep een stem. Daar was moeder! Moeder zelf! „Oo, moeder", riep hij, „ik ben zo dom geweest. Ik wilde een vriendje voor u kopen, voor als u alleen bent, maar. hij wil terug naar zijn vader en moeder en zijn zusjes". Hij vertelde moeder het hele verhaal en natuurliijk begreep ze het. Samen brachten ze het witte muisje terug in het poppenhuis, waar hij met een weer op zijn trapje klom. Hij was vast net zo blij als Pim die voor zijn centjes, die het oude mannetje hem teruggegeven had, nog gauw een bosje narcissen kocht bij een bloemenkar die ze tegenkwamen. „Voor moeder", riep Pim en net zo vrolijk als het witte muisje wipte hij de stoep van zijn huis op. MIES BOUIIUYS WELK SOORT BLOEMEN STAAT HIER? VANDAAG en morgen herdenkt de Oecumenische Raad van Kerken in Neder land zijn tienjarig bestaan. In Utrecht zul len vele vertegenwoordigers van de samen werkende kerken bijeen zijn om dit heug lijke feit te vieren. Vanmiddag zal onder meer de secretaris-generaal van de We reldraad der Kerken, de Nederlander dr. W. A. Visser 't Hooft, een rede houden over het onderwerp: „Brengt de oecume nische beweging de kerken in beweging?" Morgenochtend wordt in de Domkerk een gemeenschappelijke kerkdienst gehouden waarin de hervormde prof. dr. S. F. H. J. Berkelbach van der Sprenkel, de lutherse prof. dr. P. Boendermaker en de oud-ka tholieke prof. P. J. Jans zullen voorgaan. In de afgelopen tien jaren heeft de Ne derlandse Oecumenische Raad1 de kerken opgeroepen tot samenwerking en studie, tot gebed en bezinning. Allerlei commis sies werden daartoe voor speciale vragen in het leven geroepen. Hoewél de Gerefor meerde kerken en de Vrije Evangelische Gemeenten als zodanig niet bij de Raad aangesloten zijn, nemen zij toch aan som mige commissies deel. Zo is er dus behalve de Raad een net werk van commissies, die studeren en wer ken op vele en verschillende terreinen. Het blijkt in dit werk steeds weer, dat de ker ken in onze tijd naar elkaar toe gedreven worden. Ze moeten samenwerken en ze mogen ook samenwerken. Zé geven er zich opnieuw rekenschap van dat alle christenen één Heer en Heiland hebben. Nationaal en internationaal ontdekken de kerken dit in deze tijd en ze beginnen het ook hardop te zeggen, dat ze bij elkaar horen. God geeft ons elkaar om samen Zijn Kerk te zijn. MET HET OOG op het komende Pink sterfeest hebben de Presidenten van de Wereldraad van Kerken een boodschap doen uitgaan naar alle bij de Raad aan gesloten kerken. „Op de eerste Assemblée in de geschie denis der kerk, spraken de twaalf aposte len, vervuld van de Heilige Geest, tot men sen van alle volken over de wonderbare werken Gods en vertelden van Jezus Chris tus en hoe God Hem uit de doden opwekte nadat men Hem gekruisigd en gedood had. En toen deze mensen, die tot in hun hart getroffen waren, aan de apostelen vroegen „wat moeten wij doen?" was het antwoord dat zij ontvingen duidelijk: „Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen". Op deze gedenkdag van het eerste-Pink sterfeest, vragen zowel gelovigen als onge lovigen overal: „Waf moeten wij doen?" De volken zijn verdeeld in vijandige kampen. Er is geen hoogste gezag, dat allen willen aanvaarden en dat boven de belangen van de individuele staat is gesteld. Er werden conferenties gehouden tussen ministers van buitenlandse zaken en staatshoofden, maar het goed vertrouwen, dat een eerste voor waarde is voor overeenstemming, ont breekt. En met de toenemende verschrik king van de atoomwapens, neemt de waan zin van de mensen dusdanige vormen aan, dat wij bij tijden aan de rand van de zelf moord van de wereld schijnen te zijn. Geen wonder dat oude mensen de hoop verlie zen en dat jongeren geen uitzicht voor de toekomst hebben. Het is thans het uur bij uitstek, waarop de kerken met de hulp van de Heilige Geest tot de volken moeten spreken. En wij vragen u, onze broeders in de Wereldraad van Kerken, om te bidden voor de bijstand van de Heilige Geest en om die mogelijk heden te gebruiken, die God u moge schen ken om raad te geven of invloed uit te oefenen in uw eigen land. Allereerst geloven wij, dat de kerken, die. de noodzaak tot bekering van de christe nen zelf maar al te goed kennen, tot da volken moeten zeggen: „Bekeert u, uw con flicten moeten worden opgelost door rede lijk overleg, niet door geweld. Het geweld heeft thans een dergelijke hoogte bereikt, dat het, wanneer het eenmaal ontketend Is, niet meer door mensen te beheersen is. Wanneer men oorlogen niet meer kan ver hinderen, zullen alle volken ten onder gaan". Vervolgens geloven wij, dat de kerken tot de volleen moeten zeggen, dat men over eenstemming kan bereiken, niet door boze woorden, noch door op eigen recht te staan, maar door het verbreiden van de gerechtig heid, door gezamenlijk te voorzien in elkan ders noden en door voor onze redding te vertrouwen op de genade en barmhartig heid Gods. In de laatste plaats geloven wij, dat de kerken de volken met groter hartstocht dan ooit eraan moeten herinnex-en, dat de hele wereld schreeuwt om vrede, dat zij alle leden zijn van één familie, en dat de God en Vader van onze Heer Jezus Chris tus de Vader van allen Is." ld lULl i y 5 6 TER GELEGENHEID van de onthulling van het Nationale Monument op de Dam wordt tot 4 juni in het Stedelijk Museum te Amsterdam een tentoonstelling gehou den van het werk van John Ra decker (18831956), waarmee het hen bij voor baat al zo verheugende plan van zijn colle ga's Esser en Wezelaar in vervulling ging. „Johns werk heeft een sterk sensuele en mystieke inslag, volks en verfijnd) prole tarisch en luxueus tegelijk. Er is ook iets kinderlijks in, iets wat Joseph Roth be doelde toen hij van „die harmlosen Kinder der Noi-dküste" sprak. „En dan ook nog met christelijke invloeden". Dit schreef de beeldhouwer Mari Andriessen bij Ra- deckers zeventigste verjaardag en d'aarmee lijkt nu Radecker al bijna voldoende ge tekend. Welbewust noem ik deze drie beeldhou wers en gebruik ik de woorden van één hunner. Want persoonlijk waardeer ik hen meer dan hun door velen als onze grootste Nederlandse beeldhouwer geachte collega. Voorzichtiger uitte zich op de pers- rondileiding op deze expositie de heer Jaffé, conservator van het Stedelijk Mu seum, die Radecker de grootste achtte van zijn generatie binnen onze grenzen. Jongeren hebben het begin van een Ne derlandse moderne beeldhouwkunst van minder nabij meegemaakt en bezien het geheel zoals zich dat vandaag voordoet. Wij hebben de laatste jaren onze beeld houwkunst intensiever wellicht moeten bekijken, omdat het de tijd is dat de ver antwoordelijkheden zoveel zwaarder wegen met die opdrachten overal voor monumen ten, die oorlog, bezetting en bevrijding her denken. De aan de architectuur gepaste beeldhouwkunst van Zijl, Radecker, Krop, PoLet en vele anderen drong zich minder Op, weid opgenomen in het geheel waar aan we wel wenden indien we niet geheel bevredigd waren. Het losstaande monu ment waagt meer de aandacht voor het Weak op zichzelf en is toch evenzeer be doeld! ter plaatse te blijven. Geen hache lijker onderneming dan een monument te plaatsen in het hart van Nederland!, waar men eens Naatje tegenkwam. Men kan zich de keuze van kunstenaar voorstellen wan neer men de korte geschiedenis van de ontwikkeling onzer hedendaagse beeld houwkunst kent. Is het niet juist dat men voor de bekroning van de reeks monumen ten in Nederland, de opdracht schonk aan hem die aan het begin van alles stond. Geen man was onder zijn collega's meer Amster dammer dan Radecker men leze hier over ook weer de herdruk van Amdriessenis artikel in de catalogus, die wordt ingeleid met een warm en levendig geschreven levensbericht van Radecker door H. P. L. Wlessing. Dat Radecker gesecondeerd werd door onze wellicht grootste bouwmeester, de architect Oud, kon vertrouwen schenken. En het lijkt mij dat zij, die in spanning de vorderingen bij de opbouw van het monu ment achter de schuttingen volgden, kun nen erkennen dat het in zijn verhoudingen ten aanzien van de omgeving knap is uit gewogen tenslotte. Radeckers expositie maakt echter de on gerustheid, die bij sommigen bestond voor da keuze van deze figuur, toch begrijpelijk, wanneer men daarbij denkt aan wat andere beeldhouwers, Andriessen voorop, inmid dels langs de weg hadden kunnen plaatsen. Radeckers gevoeligheden, zoals die vooral blijken in zijn tekeningen (maar ook in beelden als bij voox-beeld „De Baactoter") wijzen weinig op een mogelijke schepper van een werkelijk groots monument. Boven de pathetiek van het monument te Waal wijk prefereer niet ik alleen het veel een voudiger werk van Andriessen of Weze laar. Het bijzondere van Radecker is dat hij, hoewel geïnspireerd door de oude Egyp- tenarem, wel eens in zijn zuiver artistieke ontwikkeling toch geheel op zichzelf stond. De beginselen van het handwerk deed! hij op bij zijn vader, een eenvoudig modelleur van onopvallende versieringen aan Amster damse huizen of andere gebouwen. Artis tieke scholing aan grote tijdgenoten alls bij voorbeeld Maillol, Desplan en ook Zadldne, van betekenis voor beeldhouwers na hem, bestond er voor Radecker nauwelijks. Wat karikaturale figuurtjes in hout van vroege datuitt kunnen aan Mendes da Costa herin neren als men wil, maar zij kondigen toch d'at heel eigen werk van veel later aan, dat we ontmoeten in drie mijnwerkersflguur- tjes. De overeenkomst met vormen van lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll illllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllliplllllllllllllllillllllljlllll llllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll! Egyptenaren moge, opvallen in sommig werk, het is echter zo van eigen aard, dat men van werkelijke scholing aan deze oude kunst toch niet kan spreken. Ra decker is voor mij geen voorbeeld van een typisch intelligent werkend kunstenaar, maar veeleer gevoelsmens. Wat naïef- conventioneel doet dan ook de conceptie van de portretbuste van Alphons D iepen- broek aan. Radeckers kunst is dan veelal sterk bepaald door de architectuur, ook wanneer de bedoeling van directe aanpas sing niet bestond. Vele plastieken zijn be doeld om frontaal genoten te worden, tegen één achtergrond, of dit nu een muur, geboomte of de lucht is. Radecker maakte portretten zoals dat hele mooie „Portret van Eva" waarvan de rondingen zich voe- gexi naar rechthoekige omlijstingen. Het even scheve expressieve van mr. Harm Smeenge is voor mij echter één zijner boeiendste zaken gebleven. Naast vele tekeningen worden nog en kele schilderijen vertoond. Tenslotte wil lk dan de aandacht vestigen op de getekende ontwerpschets van het Nationale Monu ment, waarbij Radecker ter wille van een idee van de gedachte grootte twee mens- figuurtjes tekende, waarvan het linkse even getuigt van zijn eenvoudige humor. BOB BUYS „Onze pijlen zullen de zon verduisteren!" dreigde da Perzische aanvoerder Xerxes, toen zijn enorme leger een kleine vijfen twintighonderd jaar geleden voor de pas van Thermopylae tegenover een klein groepje Spartanen stond. De aanvoerder van de Spartanen antwoordde echter laco niek: „Dan zullen wij in de schaduw vech ten". Op de zon mag het Utrechts Studenten korps in de late avonden van 3 en 5 juli niet rekenen, maar op mooi weer hoopt men dan wel, want op genoemde data worden op een terrein aan de Croeselaan in de Stichtse hoofdstad voorstellingen ge geven van het openluchtspel „Xerxes" als onderdeel van de lustrumviering. In arena- vorm zullen tribunes worden gebouwd, die het mogelijk maken dat tienduizend per sonen het groots opgezette schouwspel kun nen gadeslaan. Bijna de helft van het uit zeshonderd leden bestaande korps zal wor den ingeschakeld, hetzij om een hoofdrol te vervullen, hetzij om als figurant mee te werken. Reeds thans ziet men in de Dom stad al enkele honderden jongemannen bezig met het cultiveren van baardjes in de meest uiteenlopende kleuren: van glan zend zwart tot vlasblond. Die demonstratie van mannelijkheid gaat niet overal even voorspoedig.' Maar over twee maanden hoopt men toch over een ruim aantal baar dige krijgers te beschikken. Henk Rigtei's (van de Nederlandse Co- ■medie) heeft de leiding van het spel op zich genomen. Hij krijgt steun van Harry Wich voor de decors, die voornamelijk uit grote zetstukken zullen bestaan en van Hans Kox, die functionele muziek voor „Xerxes" schreef. Het spel vloeide uit de pen van W. P. Gerritsen, student in de Nederlandse letterkunde. Deze heeft in af wijking met vorige lustrumspelen het ac cent van de groep naar de enkele mens trachten te verleggen. De hoofdpersoon tekent hij als een zwakke en daardoor wat tragische figuur, die de plicht had de voet sporen van zijn vader Darius te drukken. Decors en costuums zullen door de studen ten zelf worden vervaardigd. Op 3 Juli zal na de voorstelling een grootse maskerade door de stad worden gehouden, die als vanouds wel weer vele tienduizenden mensen op de been zal bren gen. Onder meer worden kamelen en oli fanten in de stoet meegevoerd. Vrijdag wordt op de Neude in Utrecht een vier me ter hoog standbeeld van Xerxes door bur gemeester jhr. mr. C. J. A. de Ranitz ont huld. John Radecker zoals hij in zijn atelier werkte aan het nationale monument lllllllllllllllllllll!llllllllllllll!llll!lll!llll!lllllll!!!l!IIIIIIIIIIIIIIITII!lilllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllll!lllll!l!llllllllll!IIHI!lllll AMSTERDAM, mei Drie weken ge leden was ik nog even in Parijs en toen was het er kil en akelig. De bomen ston den er net zo onverzorgd als in Holland bij. Maar het afgelopen weekeinde was dat anders. Zondag was Parijs één grote groene zee. Alles was klaar voor ons, de toeristen. En omdat wij nog niet in zo erg grote getale waren gekomen, maakten de Parijzenaar? zelf maar voor één zondagje gebruik van de geboden faciliteiten. De zon scheen bijzonder warm op hun hoofden en zij schenen verbaasd over de ontdek king hoe aardig het eigenlijk kan zijn in het Bois de Boulogne, op een terrasje aan de Champs Elysées (waar 's zomers geen woord Frans wordt gesproken, bijna) of in de Tuilerieën, langs de Seine en zelfs bij de Eiffeltoren. Nu waren het bij dat laatste object, waar Toulouse-Lautrec zo'n onver- klaarbare bewondering voor placht te heb ben, wel voornamelijk provinciale Fransen, maar het feit bleef toch opmerkelijk dat er weinig andere talen dan Frans werden gehoord. Verder was Parijs zoals het hoorde te zijn op een eerste warme zondag in mei. Het was er zeer warm, het asfalt kleefde aan de zolen en aan de banden vast, het bier was lauw en de terraskellners waren licht geïrriteerd. Over diezelfde Champs Elysées reden al enkele dozijnen auto's, die van ons af kwamen: zij hadden de slingers bloemen nog op de motorkap liggen. Maar wat de verkopers van al dat schoons zich er ook van voorstellen, tegen d* hitte van de Franse hoofdstad is de schoonheid van Hillegom en Lisse niet bestand. Zij hing er slap en verguisd bij. Nee en het doet me pijn om het te zeggen dan waren de levende, groeiende tulpen van Frankrijk zelf mooier. Sinds enkele jaren al exploiteert een Franse kweker bij het vliegveld Le Bourget enkele hectaren grond, waar hij grote borden met het opschrift „Les tulipes de France" bij heeft gezet. Omdat het zo klein is, maakt het op ons een wat amateuristische indruk. Maar mooi is het wel en de Fransen, die er de vijfhonderd kilometer naar Lisse niet voor over hebben, kunnen ervan genieten. Er moeten zondag tienduizenden mensen van deze categorie zijn geweest. Zij keken hun ogen uit en stopten bij alle stalletjes om bloemen en bier en wijn te kopen. Be halve wij waren er nog twee Hollanders tussen die menigte. Ik kan me niet voor stellen, dat ze die afstand naar Parijs heb ben afgelegd om naar de bollen te kijken. Dat zou gelijk staan aan de New Yorker, die naar Parijs reist om de copie van het Vrijheidsbeeld op de Pont de Grenelle over de Seine te bewonderen. Zij kwamen dus waarschijnlijk als een soort grote broers naar een kinderspelletje kijken, klaar om vaag-glimlachend „ach, wat aardig" te zeg gen en om tegelijk te zien en nadrukkelijk te constateren, wat de kinderen allemaal fout doen in hun doelbewuste imitatie van de volwassenen. We hebben even achter hen aan gelopen. En het duurde maar drie minuten voor we hun meest vernietigende commentaar al, klaar voor dit stukje, kregen opgediend: „Wat gek, hè, ze verkopen helemaal geen slingers? En moet je die griezel van een man eens zien. En waarom drinken ze nou hier óók al wijn? Limonade is toch veel gezonder op zo'n warme middag?" Waar mee Les Tulipes de France waren veroor deeld. Waai'schijnlijk tot in lengte van dagen. A. S. H. Duits archeoloog contra Darwinisme De Duitse archeoloog prof. Helmut de Terra heeft bij opgravingen in Toscana (Italië) resten van beenderen gevonden, die op menselijke beenderen gelijken. Do ouderdom ervan werd door middel van atoom-meetapparaten op tien miljoen jaar geschat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17