John R
Boek over Mozart
Tien jaar oecumene
in Nederland
BEELDHOUWER VAN HET
NATIONALE MONUMENT
Xerxes in Utrecht
DE TULPEN VAN FRANKRIJK
Zoek het woord
KERKELIJK LEVEN
Pinksterboodschap 1956
- >Myïy2zr>y}tty>yyyxottxo oo^yyy-joocnyyxt^oo^y^yMyyjOQ^yyyyy^ox^y^yM^xoooyxrooxoxoxKoyyyxooxyyxjoyxxi
AL een hall uur zat Pim op de stoep
voor zijn huis en dacht na. De centjes,
die hij al die tijd stijf in zijn hand hield,
waren er helemaal warm van geworden.
Vijf uur sloeg de grote klok en nog altijd
wist Pim niet wat hij kopen moest. Op
school had hij het al zijn vriendjes ge
vraagd: „Wat koop jij voor moederdag?"
„Ik bloemen", zei de een.
„Ik een taart", zei de ander.
„Ik een doos bonbons", zei de derde.
Maar Pim wilde iets anders kopen.
Iets héél moois, dat je niet kon opefen
of dat na een week in de vuilnisbak te
recht kwam. Maar wat? „Het moet iets
zijn dat ik zelf óók mooi vind", zei hij
tegen zichzelf, toen hij de centjes uit
zijn spaarpot had geschud. En daar
dacht hij nu al een half uur over na.
Hij moest opschieten. Straks sluiten de
winkels en dan had hij nog altijd niets.
De bloemenman had zijn hele kar al
leegverkocht en bij de bakker stond nog
maar één klein taartje achter de winkel
ruit. Nou ja, taart of bloemen werd het
toch niet! Pim kwam overeind. Met de
centjes nog altijd in zijn hand liep hij
de straat door. Eerst keek hij bij de
kapper: zeep, kam, eau-de-cologne? Hij
schudde zijn hoofd. Al die dingen ston
den al op moeders kastje. Potjes of pan
netjes bij de volgende winkel? Tafel
kleedjes, fotolijstjes? Pim liep weer
door, de hoek om, een andere straat in,
waar nog meer winkels waren. Nóg een
hoek, nóg een straat.
In de viei-de straat stond hij opeens
stokstijf stil voor een winkel, die hij
nooit eerder had gezien. Een klein bruin
aapje keek hem met grote zwarte ogen
aan en een papegaai zat op een stokje
met zijn kop te knikken en te kijken
naar een poppenhuis vol witte muizen.
Pim hoefde niet langer na te denken.
Een vriendje! Hij zou een vriendje ko
pen voor moederdag! Moeder had het
vanmorgen nog gezegd: „Het is altijd zo
stil in huis als vader weg is en jullie
naar school zijn".
^Pim lachte al als hij aan moeders ge
zicht dacht: „Een vriendje!" Welke zou
hij nemen? Het aapje? Dat was heel
vrolijk en zou vast grapjes maken. Ja,
het moest het aapje maar zijn: Hij stapte
het winkeltje binnen en legde meteen
al zijn centjes op de toonbank. „Ik wil
dat aapje", zei hij tegen het oude man
netje dat hem over zijn bril heen, aan
keek. Het mannetje telde de centjes en
schudde zijn hoofd. „Daar kun je geen
aapje voor kopen", zei hij. „Een aapje is
heel erg duur".
Pims gezicht betrok, maar meteen
lachte hij weer, want hij bedacht dat
een aapje niet praten kon en een pape
gaai wel. „Dan de papegaai maar", zei
hij. Het mannetje schudde weer van nee.
Pim keek de winkel rond. „En de mui
zen?" vroeg hij zachtjes. „Tja", zei het
mannetje, „het is eigenlijk een hele fa
milie. Een vader en moeder muis met
al hun kinderen. Maar als je wilt, neem
er dan maar één".
Buiten sloeg de toren zes keer. Er was
geen tijd meer over. „Goed", zei hij en
hij schoof zijn centjes nog verder over
de toonbank, „geeft u me dié maar".
Hij wees één van de kleine muizen aan
die net een trapje van het poppenhuis
afkwam.
c»x>3c oox>y^x>y^yyx>occoyyyyy>yx>^yxaoyyyxo^x>yyyyy^^zoy
Even later stond hij op straat met een
sigarenkistje onder zijn arm. In de dek
sel had het mannetje gaatjes geprikt.
Voorzichtig lopend sloeg Pim de hoek
om, maar de straat die voor hem lag,
kende hij niet. Was het de volgende
niet?
Hij liep en liep en na een kwartiertje
wist hij helemaal geen weg meer. Af en
toen piepte het witte muisje angstig in
zijn donkere hokje, maar Pim lachte er
niet meer om, zoals in het begin. Waar
was zijn huis? Hij voelde zich opeens
heel klein en alleen. Half zeven was het
al. Vader en moeder en de zusjes zaten
nu al om de tafel heen, maar zijn stoel
tje bleef leeg. Wat zouden ze wel zeg
gen? Moeder was vast ongerust en zou
de zusjes er op uit sturen om hem te
zoeken. En vader ging misschien wel
met de fiets kijken waar hij bleef. Toen
hij daar aan dacht en zeker wist wat ze
nooit zo ver zouden gaan kijken als hij
nu was, rolden er opeens twee tranen
over zijn wang.
„Piep", zei de muis in het doosje. Pim
schrok ervan en even vergat hij zijn
verdriet. Hij deed het deksel open en
keek naar het muisje, dat heel treurig
in een hoekje zat. „Heb jij ook ver
driet?" wilde hij vragen, maar hij deed
Regen, regen, regen, regen
In die regen zit een muis.
Waarom gaat hij niet naar binnen?
Waarom gaal hij niet in huis?
Hij wil groeien van de regen,
daarom zit hij op de straat.
Hij wil groot zijn, daarom is het
dat hij niet naar binnen gaat.
En al wordt hij klets, kletsnat,
hij wil groot zijn als een kat
en al stuift de regen rond,
hij wil groot zijn als een hond.
En al druipt het langs zijn staart,
hij wil groot zijn als een paard,
als een olifant zo hoog,
ook al wordt hij nooit meer droog.
Het wordt licht, de zon komt door.
Druipend nat van staart tot oor,
zit het muisje in een plas
kleiner nog dan hij al was.
MIES BOUIIUYS.
Dit jaar wordt in de gehele wereld de
componist Wolfgang Amadeus Mozart
herdacht, die tweehonderd jaar geleden
geboren werd. Natuurlijk heb je wel
eens gehoord, dat hij was wat men
noemt een „wonderkind". Niet alleen
speelde hij als jongen van negen jaar
op het orgel van de Grote Kerk in Haar
lem en als pianist aan de voornaamste
voi'stenihoven van Europa, ook schreef
hij al muziek, die nu nog in de concert
zalen uitgevoerd wordt, op een leeftijd
dat anderen nog in de banken zitten van
de lagere school. Over dit wonderlijke
leven is in de serie „Jeugd en muziek"
van de uitgeverij C. de Vries-Brouwers
te Antwerpen een groot boek met vele
illustraties en eenvoudige notenvoor
beelden verschenen. Het is geschreven
door twee Amerikaanse muziekleraren
(Opal Wheeler en Sybil Deucher) en
werd door Willy Leviticus en Marius
Flothuis in het Nederlands bewerkt.
Vooral voor kinderen, die muziek stu-
deren, zal dit royale boek met vele voor
beelden van Mozarts composities, een
prachtig geschenk zijn.
Van boven naar beneden moet je in bij
gaande tekeningen woorden invullen met
de volgde betekenissen: 1. zegt miauw,
2. geef je een voertuig een andere richting
mee, 3. een dunne plank, 4. gevangenis,
5. het tegengestelde van ja, 6. eet je pap
mee, 7. grasland, 8. loop je mee, 9. loop
je op, 10. wegen met bomen aan de kant,
11. zie je mee, 12. gat in het ijs, 13. korte
kous, 14. kippenloop en 15. bosfee.
Als je het helemaal goed gedaan hebt,
staat er op de middelste rij, van links
naar rechts dus, iets dat je vast graag
doet. Probeer het maar te vinden.
het niet, want opeens begreep hij, dat
het muisje, net als hij, terug naar huis
wilde. „Ooo. zei Pim, „hoe kon ik
dat nu doen?"
Op dat ogenblik rinkelde vlakbij een
fietsbel. „Pim!" riep een stem. Daar was
moeder! Moeder zelf!
„Oo, moeder", riep hij, „ik ben zo dom
geweest. Ik wilde een vriendje voor u
kopen, voor als u alleen bent, maar.
hij wil terug naar zijn vader en moeder
en zijn zusjes". Hij vertelde moeder het
hele verhaal en natuurliijk begreep ze
het. Samen brachten ze het witte muisje
terug in het poppenhuis, waar hij met
een weer op zijn trapje klom. Hij was
vast net zo blij als Pim die voor zijn
centjes, die het oude mannetje hem
teruggegeven had, nog gauw een bosje
narcissen kocht bij een bloemenkar die
ze tegenkwamen.
„Voor moeder", riep Pim en net zo
vrolijk als het witte muisje wipte hij de
stoep van zijn huis op.
MIES BOUIIUYS
WELK SOORT BLOEMEN
STAAT HIER?
VANDAAG en morgen herdenkt de
Oecumenische Raad van Kerken in Neder
land zijn tienjarig bestaan. In Utrecht zul
len vele vertegenwoordigers van de samen
werkende kerken bijeen zijn om dit heug
lijke feit te vieren. Vanmiddag zal onder
meer de secretaris-generaal van de We
reldraad der Kerken, de Nederlander dr.
W. A. Visser 't Hooft, een rede houden
over het onderwerp: „Brengt de oecume
nische beweging de kerken in beweging?"
Morgenochtend wordt in de Domkerk een
gemeenschappelijke kerkdienst gehouden
waarin de hervormde prof. dr. S. F. H. J.
Berkelbach van der Sprenkel, de lutherse
prof. dr. P. Boendermaker en de oud-ka
tholieke prof. P. J. Jans zullen voorgaan.
In de afgelopen tien jaren heeft de Ne
derlandse Oecumenische Raad1 de kerken
opgeroepen tot samenwerking en studie,
tot gebed en bezinning. Allerlei commis
sies werden daartoe voor speciale vragen
in het leven geroepen. Hoewél de Gerefor
meerde kerken en de Vrije Evangelische
Gemeenten als zodanig niet bij de Raad
aangesloten zijn, nemen zij toch aan som
mige commissies deel.
Zo is er dus behalve de Raad een net
werk van commissies, die studeren en wer
ken op vele en verschillende terreinen. Het
blijkt in dit werk steeds weer, dat de ker
ken in onze tijd naar elkaar toe gedreven
worden. Ze moeten samenwerken en ze
mogen ook samenwerken. Zé geven er zich
opnieuw rekenschap van dat alle christenen
één Heer en Heiland hebben. Nationaal en
internationaal ontdekken de kerken dit in
deze tijd en ze beginnen het ook hardop te
zeggen, dat ze bij elkaar horen. God geeft
ons elkaar om samen Zijn Kerk te zijn.
MET HET OOG op het komende Pink
sterfeest hebben de Presidenten van de
Wereldraad van Kerken een boodschap
doen uitgaan naar alle bij de Raad aan
gesloten kerken.
„Op de eerste Assemblée in de geschie
denis der kerk, spraken de twaalf aposte
len, vervuld van de Heilige Geest, tot men
sen van alle volken over de wonderbare
werken Gods en vertelden van Jezus Chris
tus en hoe God Hem uit de doden opwekte
nadat men Hem gekruisigd en gedood had.
En toen deze mensen, die tot in hun hart
getroffen waren, aan de apostelen vroegen
„wat moeten wij doen?" was het antwoord
dat zij ontvingen duidelijk: „Bekeert u en
een ieder van u late zich dopen op de naam
van Jezus Christus, tot vergeving van uw
zonden en gij zult de gave van de Heilige
Geest ontvangen".
Op deze gedenkdag van het eerste-Pink
sterfeest, vragen zowel gelovigen als onge
lovigen overal: „Waf moeten wij doen?" De
volken zijn verdeeld in vijandige kampen.
Er is geen hoogste gezag, dat allen willen
aanvaarden en dat boven de belangen van
de individuele staat is gesteld. Er werden
conferenties gehouden tussen ministers van
buitenlandse zaken en staatshoofden, maar
het goed vertrouwen, dat een eerste voor
waarde is voor overeenstemming, ont
breekt. En met de toenemende verschrik
king van de atoomwapens, neemt de waan
zin van de mensen dusdanige vormen aan,
dat wij bij tijden aan de rand van de zelf
moord van de wereld schijnen te zijn. Geen
wonder dat oude mensen de hoop verlie
zen en dat jongeren geen uitzicht voor de
toekomst hebben.
Het is thans het uur bij uitstek, waarop
de kerken met de hulp van de Heilige
Geest tot de volken moeten spreken. En wij
vragen u, onze broeders in de Wereldraad
van Kerken, om te bidden voor de bijstand
van de Heilige Geest en om die mogelijk
heden te gebruiken, die God u moge schen
ken om raad te geven of invloed uit te
oefenen in uw eigen land.
Allereerst geloven wij, dat de kerken, die.
de noodzaak tot bekering van de christe
nen zelf maar al te goed kennen, tot da
volken moeten zeggen: „Bekeert u, uw con
flicten moeten worden opgelost door rede
lijk overleg, niet door geweld. Het geweld
heeft thans een dergelijke hoogte bereikt,
dat het, wanneer het eenmaal ontketend Is,
niet meer door mensen te beheersen is.
Wanneer men oorlogen niet meer kan ver
hinderen, zullen alle volken ten onder
gaan".
Vervolgens geloven wij, dat de kerken
tot de volleen moeten zeggen, dat men over
eenstemming kan bereiken, niet door boze
woorden, noch door op eigen recht te staan,
maar door het verbreiden van de gerechtig
heid, door gezamenlijk te voorzien in elkan
ders noden en door voor onze redding te
vertrouwen op de genade en barmhartig
heid Gods.
In de laatste plaats geloven wij, dat de
kerken de volken met groter hartstocht
dan ooit eraan moeten herinnex-en, dat de
hele wereld schreeuwt om vrede, dat zij
alle leden zijn van één familie, en dat de
God en Vader van onze Heer Jezus Chris
tus de Vader van allen Is."
ld lULl
i y 5 6
TER GELEGENHEID van de onthulling
van het Nationale Monument op de Dam
wordt tot 4 juni in het Stedelijk Museum
te Amsterdam een tentoonstelling gehou
den van het werk van John Ra decker
(18831956), waarmee het hen bij voor
baat al zo verheugende plan van zijn colle
ga's Esser en Wezelaar in vervulling ging.
„Johns werk heeft een sterk sensuele en
mystieke inslag, volks en verfijnd) prole
tarisch en luxueus tegelijk. Er is ook iets
kinderlijks in, iets wat Joseph Roth be
doelde toen hij van „die harmlosen Kinder
der Noi-dküste" sprak. „En dan ook nog
met christelijke invloeden". Dit schreef de
beeldhouwer Mari Andriessen bij Ra-
deckers zeventigste verjaardag en d'aarmee
lijkt nu Radecker al bijna voldoende ge
tekend.
Welbewust noem ik deze drie beeldhou
wers en gebruik ik de woorden van één
hunner. Want persoonlijk waardeer ik
hen meer dan hun door velen als onze
grootste Nederlandse beeldhouwer geachte
collega. Voorzichtiger uitte zich op de pers-
rondileiding op deze expositie de heer
Jaffé, conservator van het Stedelijk Mu
seum, die Radecker de grootste achtte van
zijn generatie binnen onze grenzen.
Jongeren hebben het begin van een Ne
derlandse moderne beeldhouwkunst van
minder nabij meegemaakt en bezien het
geheel zoals zich dat vandaag voordoet.
Wij hebben de laatste jaren onze beeld
houwkunst intensiever wellicht moeten
bekijken, omdat het de tijd is dat de ver
antwoordelijkheden zoveel zwaarder wegen
met die opdrachten overal voor monumen
ten, die oorlog, bezetting en bevrijding her
denken. De aan de architectuur gepaste
beeldhouwkunst van Zijl, Radecker, Krop,
PoLet en vele anderen drong zich minder
Op, weid opgenomen in het geheel waar
aan we wel wenden indien we niet geheel
bevredigd waren. Het losstaande monu
ment waagt meer de aandacht voor het
Weak op zichzelf en is toch evenzeer be
doeld! ter plaatse te blijven. Geen hache
lijker onderneming dan een monument te
plaatsen in het hart van Nederland!, waar
men eens Naatje tegenkwam. Men kan zich
de keuze van kunstenaar voorstellen wan
neer men de korte geschiedenis van de
ontwikkeling onzer hedendaagse beeld
houwkunst kent. Is het niet juist dat men
voor de bekroning van de reeks monumen
ten in Nederland, de opdracht schonk aan
hem die aan het begin van alles stond. Geen
man was onder zijn collega's meer Amster
dammer dan Radecker men leze hier
over ook weer de herdruk van Amdriessenis
artikel in de catalogus, die wordt ingeleid
met een warm en levendig geschreven
levensbericht van Radecker door H. P. L.
Wlessing.
Dat Radecker gesecondeerd werd door
onze wellicht grootste bouwmeester, de
architect Oud, kon vertrouwen schenken.
En het lijkt mij dat zij, die in spanning de
vorderingen bij de opbouw van het monu
ment achter de schuttingen volgden, kun
nen erkennen dat het in zijn verhoudingen
ten aanzien van de omgeving knap is uit
gewogen tenslotte.
Radeckers expositie maakt echter de on
gerustheid, die bij sommigen bestond voor
da keuze van deze figuur, toch begrijpelijk,
wanneer men daarbij denkt aan wat andere
beeldhouwers, Andriessen voorop, inmid
dels langs de weg hadden kunnen plaatsen.
Radeckers gevoeligheden, zoals die vooral
blijken in zijn tekeningen (maar ook in
beelden als bij voox-beeld „De Baactoter")
wijzen weinig op een mogelijke schepper
van een werkelijk groots monument. Boven
de pathetiek van het monument te Waal
wijk prefereer niet ik alleen het veel een
voudiger werk van Andriessen of Weze
laar.
Het bijzondere van Radecker is dat hij,
hoewel geïnspireerd door de oude Egyp-
tenarem, wel eens in zijn zuiver artistieke
ontwikkeling toch geheel op zichzelf stond.
De beginselen van het handwerk deed! hij
op bij zijn vader, een eenvoudig modelleur
van onopvallende versieringen aan Amster
damse huizen of andere gebouwen. Artis
tieke scholing aan grote tijdgenoten alls bij
voorbeeld Maillol, Desplan en ook Zadldne,
van betekenis voor beeldhouwers na hem,
bestond er voor Radecker nauwelijks. Wat
karikaturale figuurtjes in hout van vroege
datuitt kunnen aan Mendes da Costa herin
neren als men wil, maar zij kondigen toch
d'at heel eigen werk van veel later aan, dat
we ontmoeten in drie mijnwerkersflguur-
tjes. De overeenkomst met vormen van
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
illllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllliplllllllllllllllillllllljlllll
llllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!
Egyptenaren moge, opvallen in sommig
werk, het is echter zo van eigen aard, dat
men van werkelijke scholing aan deze
oude kunst toch niet kan spreken. Ra
decker is voor mij geen voorbeeld van een
typisch intelligent werkend kunstenaar,
maar veeleer gevoelsmens. Wat naïef-
conventioneel doet dan ook de conceptie
van de portretbuste van Alphons D iepen-
broek aan. Radeckers kunst is dan veelal
sterk bepaald door de architectuur, ook
wanneer de bedoeling van directe aanpas
sing niet bestond. Vele plastieken zijn be
doeld om frontaal genoten te worden,
tegen één achtergrond, of dit nu een muur,
geboomte of de lucht is. Radecker maakte
portretten zoals dat hele mooie „Portret
van Eva" waarvan de rondingen zich voe-
gexi naar rechthoekige omlijstingen. Het
even scheve expressieve van mr. Harm
Smeenge is voor mij echter één zijner
boeiendste zaken gebleven.
Naast vele tekeningen worden nog en
kele schilderijen vertoond. Tenslotte wil lk
dan de aandacht vestigen op de getekende
ontwerpschets van het Nationale Monu
ment, waarbij Radecker ter wille van een
idee van de gedachte grootte twee mens-
figuurtjes tekende, waarvan het linkse
even getuigt van zijn eenvoudige humor.
BOB BUYS
„Onze pijlen zullen de zon verduisteren!"
dreigde da Perzische aanvoerder Xerxes,
toen zijn enorme leger een kleine vijfen
twintighonderd jaar geleden voor de pas
van Thermopylae tegenover een klein
groepje Spartanen stond. De aanvoerder
van de Spartanen antwoordde echter laco
niek: „Dan zullen wij in de schaduw vech
ten".
Op de zon mag het Utrechts Studenten
korps in de late avonden van 3 en 5 juli
niet rekenen, maar op mooi weer hoopt
men dan wel, want op genoemde data
worden op een terrein aan de Croeselaan
in de Stichtse hoofdstad voorstellingen ge
geven van het openluchtspel „Xerxes" als
onderdeel van de lustrumviering. In arena-
vorm zullen tribunes worden gebouwd, die
het mogelijk maken dat tienduizend per
sonen het groots opgezette schouwspel kun
nen gadeslaan. Bijna de helft van het uit
zeshonderd leden bestaande korps zal wor
den ingeschakeld, hetzij om een hoofdrol
te vervullen, hetzij om als figurant mee te
werken. Reeds thans ziet men in de Dom
stad al enkele honderden jongemannen
bezig met het cultiveren van baardjes in
de meest uiteenlopende kleuren: van glan
zend zwart tot vlasblond. Die demonstratie
van mannelijkheid gaat niet overal even
voorspoedig.' Maar over twee maanden
hoopt men toch over een ruim aantal baar
dige krijgers te beschikken.
Henk Rigtei's (van de Nederlandse Co-
■medie) heeft de leiding van het spel op
zich genomen. Hij krijgt steun van Harry
Wich voor de decors, die voornamelijk uit
grote zetstukken zullen bestaan en van
Hans Kox, die functionele muziek voor
„Xerxes" schreef. Het spel vloeide uit de
pen van W. P. Gerritsen, student in de
Nederlandse letterkunde. Deze heeft in af
wijking met vorige lustrumspelen het ac
cent van de groep naar de enkele mens
trachten te verleggen. De hoofdpersoon
tekent hij als een zwakke en daardoor wat
tragische figuur, die de plicht had de voet
sporen van zijn vader Darius te drukken.
Decors en costuums zullen door de studen
ten zelf worden vervaardigd.
Op 3 Juli zal na de voorstelling een
grootse maskerade door de stad worden
gehouden, die als vanouds wel weer vele
tienduizenden mensen op de been zal bren
gen. Onder meer worden kamelen en oli
fanten in de stoet meegevoerd. Vrijdag
wordt op de Neude in Utrecht een vier me
ter hoog standbeeld van Xerxes door bur
gemeester jhr. mr. C. J. A. de Ranitz ont
huld.
John Radecker zoals hij in zijn atelier werkte aan het nationale monument
lllllllllllllllllllll!llllllllllllll!llll!lll!llll!lllllll!!!l!IIIIIIIIIIIIIIITII!lilllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllll!lllll!l!llllllllll!IIHI!lllll
AMSTERDAM, mei Drie weken ge
leden was ik nog even in Parijs en toen
was het er kil en akelig. De bomen ston
den er net zo onverzorgd als in Holland
bij. Maar het afgelopen weekeinde was
dat anders. Zondag was Parijs één grote
groene zee. Alles was klaar voor ons, de
toeristen. En omdat wij nog niet in zo erg
grote getale waren gekomen, maakten de
Parijzenaar? zelf maar voor één zondagje
gebruik van de geboden faciliteiten. De zon
scheen bijzonder warm op hun hoofden
en zij schenen verbaasd over de ontdek
king hoe aardig het eigenlijk kan zijn in
het Bois de Boulogne, op een terrasje aan
de Champs Elysées (waar 's zomers geen
woord Frans wordt gesproken, bijna) of in
de Tuilerieën, langs de Seine en zelfs bij
de Eiffeltoren. Nu waren het bij dat laatste
object, waar Toulouse-Lautrec zo'n onver-
klaarbare bewondering voor placht te heb
ben, wel voornamelijk provinciale Fransen,
maar het feit bleef toch opmerkelijk dat er
weinig andere talen dan Frans werden
gehoord.
Verder was Parijs zoals het hoorde te
zijn op een eerste warme zondag in mei.
Het was er zeer warm, het asfalt kleefde
aan de zolen en aan de banden vast, het
bier was lauw en de terraskellners waren
licht geïrriteerd. Over diezelfde Champs
Elysées reden al enkele dozijnen auto's, die
van ons af kwamen: zij hadden de slingers
bloemen nog op de motorkap liggen. Maar
wat de verkopers van al dat schoons zich
er ook van voorstellen, tegen d* hitte van
de Franse hoofdstad is de schoonheid van
Hillegom en Lisse niet bestand. Zij hing er
slap en verguisd bij.
Nee en het doet me pijn om het te
zeggen dan waren de levende, groeiende
tulpen van Frankrijk zelf mooier. Sinds
enkele jaren al exploiteert een Franse
kweker bij het vliegveld Le Bourget enkele
hectaren grond, waar hij grote borden met
het opschrift „Les tulipes de France" bij
heeft gezet. Omdat het zo klein is, maakt
het op ons een wat amateuristische indruk.
Maar mooi is het wel en de Fransen, die
er de vijfhonderd kilometer naar Lisse niet
voor over hebben, kunnen ervan genieten.
Er moeten zondag tienduizenden mensen
van deze categorie zijn geweest. Zij keken
hun ogen uit en stopten bij alle stalletjes
om bloemen en bier en wijn te kopen. Be
halve wij waren er nog twee Hollanders
tussen die menigte. Ik kan me niet voor
stellen, dat ze die afstand naar Parijs heb
ben afgelegd om naar de bollen te kijken.
Dat zou gelijk staan aan de New Yorker, die
naar Parijs reist om de copie van het
Vrijheidsbeeld op de Pont de Grenelle over
de Seine te bewonderen. Zij kwamen dus
waarschijnlijk als een soort grote broers
naar een kinderspelletje kijken, klaar om
vaag-glimlachend „ach, wat aardig" te zeg
gen en om tegelijk te zien en nadrukkelijk
te constateren, wat de kinderen allemaal
fout doen in hun doelbewuste imitatie van
de volwassenen.
We hebben even achter hen aan gelopen.
En het duurde maar drie minuten voor we
hun meest vernietigende commentaar al,
klaar voor dit stukje, kregen opgediend:
„Wat gek, hè, ze verkopen helemaal geen
slingers? En moet je die griezel van een
man eens zien. En waarom drinken ze nou
hier óók al wijn? Limonade is toch veel
gezonder op zo'n warme middag?" Waar
mee Les Tulipes de France waren veroor
deeld. Waai'schijnlijk tot in lengte van
dagen. A. S. H.
Duits archeoloog contra Darwinisme
De Duitse archeoloog prof. Helmut de
Terra heeft bij opgravingen in Toscana
(Italië) resten van beenderen gevonden,
die op menselijke beenderen gelijken. Do
ouderdom ervan werd door middel van
atoom-meetapparaten op tien miljoen jaar
geschat.