VAN ONS AF Omroepen in de woestijn Diagnose van een arts over de patiënt China Expenmenien ONGENESELIJKE ZIEKTE VAN HET COMMUNISME Internationale Vredeshospitaal op experimentelen WET- IN HANDENJ HET bij de uitgeversmaatschappij „Hol land" te Amsterdam uitgegeven boek „Experiménten op Experimentelen" van Paul van Caspel bevat een verslag van een onderzoek naar de klankvorm van poëzie. Het uitgangspunt van dit onderzoek was de gedachte, dat deze klankvorm die een uiterst dubieus begrip is zelfstan dige waarde heeft en dat de gedrukte tekst daarover niet voldoende inlichtingen ver schaft. Het onderzoek geschiedde met be hulp van methoden en middelen van de ex perimentele fonetiek. Aldus geeft Paul van Caspel op pagina 4 van het boek enig in zicht omtrent het door hem beoogde doel. Bij dat inzicht blijft het echter. Men zou het nog enigszins kunnen verrijken met wat de flaptekst meedeelt: Van Caspel wijst bepaalde fundamentele trekken aan in het werk van een aantal moderne dich ters, welke trekken ook te vinden zijn in hun gebruik van de stemmiddelen. Hij-legt de nadruk op de wisselwerking tussen het ritme van een gedicht en bepaalde fysio logische functies, zoals ademhaling en hart slag. Een gedicht heeft een strikt biologi sche achtergrond. Aldus de flaptekst. Men kan dit voor kennisgeving aan nemen en het boek verder gesloten laten, want het maximale resultaat ervan is in derdaad de op de flap beschreven gemeen plaats. Als men die gelezen heeft, meent men te doen te hebben met een oppervlak kige kennismaking. Men slaat het boek dus open en ervaart inderdaad, dat de eerste pagina's al een boeiende lectuur doen ver wachten, maar als men moeizaam aan het einde van het boek is gekomen, weet men, dat alle concentratie om in de warrige ver scheidenheid van mededelingen een lijn te blijven vinden, het onooglijke resultaat heeft, dat men inziet door de flaptekst al maximaal te zijn ingelicht. Het is bijna verleidelijk zich het hoofd te breken over de redenen, die dit boek in deze vorm tot stand deden komen. Als wij juist zijn ingelicht, was het werk bedoeld als een academisch proefschrift. In de hui dige voim is het echter ontbloot van enige wetenschappelijke constructie. Het is war rig. Inplaats van uit een veelheid van ge gevens te kenteren tot een bewijs van het uitgangspunt, heeft de schrijver zich hal verwege laten verbijsteren door een over macht aan boeiende mogelijkheden, die hij alle enigszins ging uitbuiten, met het re sultaat dat de lectuur een buitensporige concentratie vergt. .Tan Hanlo, Bert Schierbeek, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert en Remco Campert zijn Van Caspels materiaal ge weest. Zij zullen er wel niet gelukkig mee zijn. Hun verzen zijn parlandopoëzie, pra- terig dus. Het is dan ook niet verbazing wekkend als blijkt dat hun parlandopoëzie, door henzelf gesproken, een klankbeeld op levert, waarvan de harmonie met bepaalde fysiologische functies van de dichter ach terhaald wordt. Kretschmars „Lichaams bouw en karakter" kon dat zij het niet op fonetische gronden al met zekerheid doen vermoeden. Het fonetisch onderzoek is daarom niet overbodig. Wél echter zijn de talrijke uitweidingen op psychologisch gebied. Wat heeft een originaliteits-index bij een reeks associatief tot stand gekomen gesproken woorden met fonetiek te maken? Wat doet ook de methode van associëren ertoe? Niet de begripsassociatie, maar de klankassociatie doet hier ter zake. Wel staat er dan plotseling een regeltje over de lenigheid van een bepaalde dichter om met het woord als klank te spelen, maar dat wekt de indruk een poging te zijn het fo netisch etiket te doen gelden. Ook staat er plotseling: „Er is vooral aandacht besteed aan de vraag, hoe de aard van het gedicht samenhangt met de aard van de dichter". Dit lijkt ons onbegonnen werk. Van Caspel blijkens de resultaten van die aandacht kennelijk ook. Bovendien past een der gelijk onderzoek niet in de opzet van het boek. Er is veel te veel in dit boek plotseling. Het staat er maar zo. Het wijst niet alleen naar veel meer dan het maximale resul taat van dit boek kon zijn, het wijst naar andere boeken, al geschreven of nog on geschreven. Niet het aanwijzen van zij paden is een tekort, maar wel het feit dat zij, ingeslagen, halverwege weer worden verlaten. Het boek is aldus een inleiding tot een verwarring. Het had een fonetisch onderzoek kunnen zijn naar de harmonie tussen het levensritme van de dichter en dat van zijn vers, ook als die dichter klas sieke sonetten schrijft of op de maat van hexameters. Van Caspel vraagt immers: „Ligt het niet voor de hand aan de dichter zelf over te laten hoe het vers gesproken wil worden?" Of bedoelt hij slechts het ex perimentele vers? Dan had dit boek strik ter, zelfs een kort artikel, kunnen zijn. Ook had dit boek een verhandeling kunnen zijn over de fonetiek van experimentele ver zen, of over de klank van het vers, gespro ken door de dichter en het karakter van de dichter. Dan had de schrijver bovendien een, groot aantal naslagwerken tot zijn be schikking gehad'over kortelings in Ame- JUIST nu wij tevreden het leven tegen lachen omdat het óns weer tegenlacht in dit stralende lenteweer, komen er straks mannen tegen ons praten, die ervan uit gaan dat wij ontevreden zijn met de hui dige situatie. Wij zullen het passieve toe zien op terrasjes binnenkort staken, omdat wij worden opgeroepen naar vergaderin gen, waar sprekers ons gaan wijzen op bedenkelijke tendensen in ons volksleven, cp veranderingen in het politieke getij, die de mens in zijn totaliteit bedreigen. Spre- kers, die vrezen dat wij nog langer de kat uit de boom kijken, terwijl we in werke lijkheid zielsgelukkig alleen maar het groen uit de boom kijken. Er worden daden van ons gevraagd. Die daad is het invullen van het eerste hokje op de lijst van de partij, waar de spreker van hedenavond toe behoort. Die daad is het invullen van het eerste hokje op de lijst van de partij waar de spreker van overmorgenavond toe behoort en van de partij, waar de spreker van over-over- morgenavond toe behoort. Wanneer men al deze sprekers beluistert en de daad stelt, Voor de microfoon EEN GROEPJE van vijfentwintig Afri kanen pakt in deze dagen in Parijs hun koffers om binnenkort terug te keren naar hun geboorteland. Zij zullen daar aankomen als geoefende radiotechnici en omroepprogrammaleiders en hun kennis ten goede laten komen aan radiostations in Dakar, Bamako, Fort-Lamy, Abidjan en waar er verder op het zwarte continent zenders zullen verrijzen ten dienste van de inheemse bevolking. En ongetwijfeld zullen zij nog vaak terugdenken aan die even merkwaardige als oorspronkelijke opleiding die zij in de studioschool van de Franse omroep voor de overzeese gebieds delen hebben ontvangen. In de afgelopen maanden hebben wij reeds over de be stuursrechtelijke positie van deze omroep, die onder leiding staat van een zo veelzijdig man als Pierre Schaeffer pionier van de „con crete" muziek, inge nieur, schrijver en V filosoof geschre ven. Zowel het weekblad „l'Express" als de „Cahiers d'études de Radio-Télévision" hebben onlangs het een en ander ge publiceerd over de experimenten van deze omroep, die gehele volken bestrijkt, die aan het begin staan van een snelle en nieuwe ontwikkeling en dus ook pas met het medium van de radio kennismaken. rika gedane proeven over stem en karak ter, zou hij bovendien aandacht kunnen hebben besteed aan ritmische gevolgen in de stem van biologische afwijkingen. Een belangrijk bezwaar van het boek is, dat Van Caspel niet duidelijk maakt wat de klankvorm van een gedicht is. Ev.enimin als een vers voor anderen dan zijn dichter autonome werkelijkheidswaarde heeft, kan men dunkt ons spreken van een autonome klankwaarde ervan. Ook is de schrijver er niet in geslaagd een objectief helder overzicht te geven van de door hom gedane proeven. Zijn onrechtlijnige con clusies maken het bijeengegaarde mate riaal onoverzichtelijk. Het onderscheid tus sen maa.t als uiterlijke vorm en ritme als innerlijke vorm ontbreekt in zijn boek. „Experimenten op experimentelen" is in deze vorm een onaanvaardbaar boek. Men kan slechts vermoeden hoe het tot stand is gekomen. Wij zijn geneigd aan te nemen, dat het voor een dissertatie verzamelde materiaal in een populaire vorm publicabel gemaakt had moeten worden, nadat het voor de oorspronkelijke opzet niet bleek te voldoen. Als dat zo zou zijn, is er ge speeld niet een welwillend publiek en met vijf welwillende dichters, wier poëzie met deze publicatie ook niet is gediend. TON NEELISSEN. De activiteit van de Franse omroep voor de overzeese gebiedsdelen is tweeër lei: in Frankrijk zelf en in de landen die tot economische en culturele ontplooiing gebracht worden. Bij Parijs werd dus in een jachtslot van Lodewijk XV het bekende Chateau de la Muette de reeds genoemde „studioschool" gevestigd, die ook met een zendertje werd uitgerust, dat zich ironsch genoeg als La Muette (De Stomme) aankondigde. De bedoeling was, dat de uit tweehonderdvijftig gegadigden gekozen leerling-omroepleiders zowel zwarten als blanken op een klein ter rein de behoeften leerden kennen van een inheemse bevolking, daarmee en vooral met de zegslieden daarvan leerden om gaan om tot een programma te geraken, dat die bevolking ook onmiddellijk zou aanspreken. De daarmee opgedane erva ringen zouden trouwens niet alleen pro fijtelijk voor de bewoners van Afrika zijn, maar ook voor de binnenlandse omroep. Maar de R.F.O.M. deed meer: zij richt te gedurende korte tijd ook een zender met studio te Fort Lamy, het centre,m van 't Tsaad-gebied in Centraal Afrika in. Vier tente twee technici en de secretaris-gene raal van het studiecentrum van de Franse omroep kregen tot taak een zo groot mogelijk aantal luisteraars te bereiken, doorbij de voorrang te geven aan program ma's voor de inheemse bevolking, de op voedkundige mogelijkheden van de radio uit te buiten, de eenheid en de samenhang van het Tsaadgebied te bevorderen, zo veel mogelijk gebruik te maken van de plaatselijke culturele bronnen. Dat alles is binnen de gegeven omstan digheden gebeurd door de toewijding van vier mensen, die slechts een magnetofoon, een platenspeler voor drie snelheden en een „mengtafel" bij zich hadden. De zen der had een vermogen van drie kilowatt en werkte in de vijftig meterband. Er waren in het Tsaadgebied nog geen zes honderd geregistreerde toestelbezitters en al was dit getal veel lager dan de wer kelijkheid, het is duidelijk dat men ook het gezamelijk luisteren moest bevorderen door de installatie van luidsprekers op marktpleinen en dergelijke. De zenduren waren trouwens op dat collectieve luis teren markten, maaltijden enzovoort afgestemd. Bijna de helft van de pro gramma's was speciaal voor de inheemse bevolking samengesteld. Daarbij dient nog ongeveer vijftien percent gevoegd te worden, die zowel door de Afrikaanse als door de Franse luisteraars gevolgd wor- den: in hoofdzaak muzikale uitzendingen. Uiteraard moest men er bij de instruc tieve uitzendingen van uitgaan, dat zeer eenvoudige formules gebruikt moesten worden. Tijdens deze experimentele peri ode heeft men zich er in hoofdzaak toe beperkt voorlichting op medisch terrein te geven, vooral in de vorm van slag zinnen In Afrikaanse muziekuitvoeringen. welke zij verlangen, dan is het stembiljet ongeldig. Misschien is dat de reden waarom de meeste mensen, zoals in een door een Staatsdrukkerij uitgegeven kie zersenquête blijkt, slechts de ver kiezingsvergaderingen van één partij, bijwonen, namelijk die waartoe zij behoren. Wonen zij de vergaderingen van meer dan een partij bij, dan heeft dat tot ge volg dat hun verkiezingsbiljet on middellijk ongeldig wordt. Waarom de Kamerverkiezingen nu alweer in de lente komen weet ik niet, maar ik vraag mij af of het er de geschikte tijd voor is. Wij genieten te veel van de poezelige nevels aan de zichtbare horizon om onze blik te richten op wat er aan de politieke horizon allemaal opdoemt. Wij koesteren ons te zeer onder de wolkenloze hemel om ons af te vragen of de politieke hemel ook wel zo wolkenloos is. Want dat is het merkwaardige: aan de hemel boven ons kunnen we gerust eens een wolkje velen, maar wanneer er wolken aan de politieke hemel komen dan kunnen wij dat onmogelijk toestaan. WIJ WAREN nog niet zo lang geleden op een verkiezingsbijeenkomst, waarop de spreker ons met een bewogen stem toeriep: „Gij hebt het lot van ons land in handen. Over enkele dagen zult gij beslissen welke koers er verder in ons land gevaren zal worden!" Een paar mannetjes op een der eerste rijen bloosden reeds van weelde. En toen de spreker daar nog aan toevoegde. „Gij zijt het óók die erover gaat beslissen welke rol ons vaderland zal gaan spelen in het leven der volken" toen verbaasden wij ons alle twintig even over onze grote zeggenschap in het staatkundig leven. Maar toen wij even later buiten stonden, zagen wij juist een lange rij mensen voor een bioscoop staan. Wij werden ons er weer van bewust, dat wij deze zeggenschap nog altijd met een heleboel anderen delen. Onwillekeurig vergeleek ik toen even.da actieve secretaris van de plaatselijke par tij-afdeling met een slungelachtige figuur die bij de bioscoop tegen een pilaar ge leund stond. Beiden kunnen zij maar één stem uitbrengen en daar zit waarschijnlijk voor het gevoel van die secretaris wel iets onredelijks in. Weldra gaan wij dus allemaal ons actieve stemrecht uitoefenen en slechts een heel klein gedeelte van ons volk heeft het ge noegen om daarbij óók nog het passieve sjemrecht te vervullen. Heerlijk moet dat zijn om op een terrasje ergens in de buurt van het Binnenhof het passieve stemrecht te zitten uitoefenen. Vooral nu het lente is. KO BRUGBIER K.N.A.C.-handboek 1956 Het nieuwe Handboek der K.N.A.C., dat dezer dagen is verschenen en aan de leden van genoemde club gratis wordt toegezon den, bevat als gewoonlijk tal van voor de automobilist belangrijke en wetenswaar dige gegevens. Het is in vergelijking met dat van het vorig jaar weer aanzienlijk uitgebreid, zulks met de gestadig toene mende belangstelling voor autoreizen naar het buitenland. In verband daarmede zijn vooral de rubrieken die daarop betrekking hebben voorzien van tal van nieuwe gege vens, zowel op verkeers- als toeristisch gebied. Maar ook voor reizen in eigen land is dit nieuwe handboek een nuttig bezit. De folkloristische gegevenheden van het Tsaadgebied werden al evenzeer intensief gebruikt, waarbij nog opgemerkt dient te worden, dat men ter plaatse twee om roepers, voor elk van de twee domine rende spreektalen, het Tsadiaanse dialect van het Arabisch en het Sara, aanstelde. Een krachtproef werd verricht toen de staf van vier van Radio Tchad erin slaagde een reportage te geven uit Mous- soro ter gelegenheid van de Rally van Bahr el Ghazal, waartoe zeshonderd kilo meter moest worden afgelegd, terwijl de uitzendingen zeven tot acht uur per dag gewoon moest doorgaan. Het heeft overigens de moeite geloond, want het werk leverde een aanwinst voor de discotheek van folkloristische muziek en dans op. Hóe kort Radio-Tchad in dit stadium ook in de ether is geweest, men is bij de Franse omroep voor overzeese gebiedsdelen een kostbare ervaring rijker geworden welke ongetwijfeld van grote waarde zal blijken te zijn bij het in be drijf komen van een aantal regionale zen ders in Afrika. Voor 1960 zullen er ten minste tien van deze stations worden op gericht. Meer dan de centrale kracht zenders van Brazzaville en Dakar zullen deze plaatselijke omroepstations kunnen bijdragen tot het materiële en geestelijke welzijn van de aan Frankrijks hoede toe- vertrouwde volken. J. H. BARTMAN DE LAATSTE TIJD doet in westerse kringen weer de theorie opgeld, dat het tussen Rood China en de Sovjet- Unie niet erg botert. Men wijst daar- bij op incidentenzoals het mee- j dragen van Stalin-portretten in de recente 1 mei-optocliten in Peking en knoopt daaraan de hoopvolle hypo- i these vast, dat Mao Tse Toeng bezig is, zich los te maken van de Moskouse leiband om een soort van tweede Tito te worden. De Oostenrijkse chirurg Ernst M. Lippa, die gedurende de laatste twaalf jaar in het Nieuwe j China gewoond en gewerkt heeft, is helaas een andere 'mening toegedaan. Van Joodse afkomst, moest hij na de j annexatie van Oostenrijk door Ilitler uit zijn geboortestad vluchten. Alles wat hij uil de klauwen der nazi's had f kunnen redden waren acht Ameri- kaanse dollars en een armbandhor- loge. Berooid, verbannen en nergens ter wereld gewenst, besloot hij zijn 5 geluk te gaan beproeven in China dat i zijn tweede vaderland werd. „En was het niet om de communisten geweest" i zo schrijft hij in zijn mémoires: 1 i was a surgeon for the Chinese reds" „ik zou er thans nog zijn". IN DIT BOEK. waarvan thans onder de titel „Chirurg achter bamboe" een Neder landse vertaling verschenen is bij „De Boekerij" te Baarn, geeft dr. Lippa in boeiende verteltrant een beeld van het nieuwe Hemelse Rijk, zoals hij dat leerde kennen. Na een mislukte poging om een eigen praktijk op te bouwen, werkte hij in Sjanghai in een nationalistisch ziekenhuis, tot'hij in 1943 door de Japanners geïnter neerd werd. Voor deze laatsten heeft hij uiteraard geen goed woord, maar ook de toestanden onder het corrupte regiem van de Kwo Min Tang schildert hij als ten hemel schreiend. Geen wonder (jus dat zijn sympathie, mét die van miljoenen uitge zogen en leeggeroofde Chinezen, aanvan kelijk uitging naar de communistische leerstellingen van Mao Tse Tung het enige systeem dat misschien orde zou kun nen scheppen in de Chinese Augiasstal. Hij solliciteerde zelfs naar een betrekking in het Internationale Vr edeshos pi taal te Luan Fu, in de communistische zone, waar hij Inderdaad tijdelijk wordt aangesteld. De reis van Kaifeng naar Luan Fu een afstand van nauwelijks driehonderd kilometer vergt meer dan een maand. Reeds bij het begin van de tocht leert dr. Lippa de zegeningen van het rode paradijs aan den lijve kennen: zijn radio wordt ge- ONZE PUZZEL teur vertelt hem doodkalm dat de partij secretaris geen gratis tweede operatie kan verantwoorden. Dan biedt Lippa aan, alle kosten van ingreep, ziekenhuis en medica menten zelf te betalen, maar ook dit aan bod kan niet geaccepteerd worden, omdat het „een precedent zou scheppen." Nu was dit patiëntje een boerenzoon, Horizontaal: 2. trein; 6. tijdrekening; 8. telwoord; 10 kruipend diertje; 12. kleur; 13. overblijfsel bij verbranding; 14. fami lielid; 16. muzieknoot; 17. doornachtige plant; 18. welaan; 20. boomloot 21. familie lid; 23. bloedhuis; 25. rivier in Duitsland, zijtak Fulda 27. vogel; 29. telwoord (Eng.); 30. vreemde taal. Verticaal: 1. rivier in N.W. Rusland; 2. iemand die treitert; 3. jongensnaam; 4. koor va"n zangers; 5. tegen; 7. roodachtig; 9. zijtak Donau; 11. smidshamer; 12. fami lielid; 15. kookvat; 18. koning van Israël, gesneuveld tegen de Philistijnen; 19. vaar wel; 21. puntig voorwerp; 22. oorlogsgod; 24. telwoord 26. opschik; 28. voorzetsel. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5. en f 2.50 diént men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit- 3 sluitend per briefkaart in to zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". confisqueerd, zijn revolver gaat dezelfde v/eg, een deel van zijn voorraden wordt gestolen. Onderweg wordt hij dikwijls als een misdadiger behandeld, met vier of vijf zwaar bewapende rode soldaten als bewa kers. Hij kent het dialect van de streek uitnemend, maar simuleert dat hij er geen woord van verstaat. Daardoor kan hij vaststellen, dat de tolk. die men hem mee gaf, al zijn woorden verdraait en ook af luisteren wat de plaatselijke potentaatjer door wie hij telkens weer ondervraagd wordt, onder elkaar te bekonkelen hebben. In de stad Sze-shien bijvoorbeeld wordt hij verhoord door het rode gemeentebe stuur. De eerste vraag stelde de burge meester: „Waar is uw radio? U moet hen inleveren!" De tolk vertaalde dit en ik vroeg waarom. „Omdat het voorschrift is van de regering, dat niemand een radi< mag hebben." „Dat is interessant," zei ik. „Mijn vorige tolk heeft mij namelijk verteld dat alle mensen in de Bevrijde Zone gelukkig zijn. Dan schuilt er toch geen gevaar in, te horen wat anderen zeggen?" De tolk was overbluft en hield een haas tige beraadslaging met de burgemeester en de secretaris. Doch ook deze schenen niet op iets dergelijks voorbereid te zijn. „Jij bent ervoor opgeleid, zulke zaakjes op te knappen," siste de secretaris tegen d< tolk. „Geef jij hem dus maar een plausibel antwoord." „Het zou zeer veel tijd vergen hiervan een verklaring te geven. Het spijt ons zeer," zei de tolk. „De kameraad burge meester heeft het zeer druk en wij moeter snel eindigen." Dr. Ernst Lippa, de schrijver van het hier- ZO WORDT Lippa steeds om de tuin ge- bij besproken en samengevatte boek leid, bedrogen en bestolen en lang voor dat hij in Luan Fu aankomt, is zijn sym- wiens ouders geen lid van de partij waren, pathie voor het nieuwe regiem al tot be- Ingeschreven communisten voor wie neden het nulpunt gedaald. Maar wat hij vijfennegentig percent van de bedden ge reserveerd was hadden recht op alle ....J zegenin.gen der moderne heel- en genees- "\rs[7 i i I kunst, penicilline en sulfaderivaten daarbij W HUtOCStSlinOCfl lO inbegrepen. Niet-partijleden moesten alles zelf peperduur betalen of konden zich „verzekeren" tegen premies, die het groot ste deel van hun jaarloon of oogstover- schot uitmaakten. TOCH WAREN ook de bevoorrechte partijgangers in dit hospitaal bitter te be klagen, zo schrijft Lippa over zijn bezoek aan de operatiekamer. „In de waskamer meende ik reeds, ergens gesteun en gekerm te horen, maar bij het binnentreden van de operatiezaal klonk mij een oorverdovend gekrijs tegemoet. Een man van omstreeks twintig jaar werd door vier kerels op een tafel vastgehouden. Ondanks het feit, dat zijn armen en benen aan stangen waren vastgebonden, hadden zij de grootste moeite hem in bedwang te houden. Zijn gelaat was doodsbleek en van zijn stukge beten lippen sijpelde een dun straaltje bloed. Zijn borst was ontbloot en leek wel een slagveld van verband en bloed. De „chirurg" had een instrument in de hand, waarmee hij de borst aan het uitkrabben was. De man had duidelijk een tuberculose van de ribben. De een of andere snuggere chirurg had het abces geïncideerd door een permanente holte te doen ontstaan en nu werd getracht, het tuberculeuze weef sel en bot weg te krabben. Dit was een compleet tijdverspillen, daar hier alleep een radicaal wegsnijden van de ziektehaard geholpen zou hebben. De chirurg verrichtte de ingreep onder plaatselijke verdoving, welke blijkbaar zijn doel miste. Dit leek hem evenwel in het minst niet te interesseren. Zelfs nu hij door mij op de vingers gekeken werd, boog hij zich weer over zijn slachtoffer en begon opnieuw te schrappen. De ongelukkige patiënt brulde het uit en wrong zich in zijn boeien. Herhaaldelijk moesten de hel pers hem terugduwen op de tafel, terwijl zijn tanden telkens weer de bloedige lippen stukbeten. Met afgrijzen sloeg ik dit tafreel gade. Slechts jarenlange training weerhield mij ervan, deze „chirurg" de in strumenten uit de hand te grissen. Ik was niet steriel, dus mocht ik dit niet doen. „Waarom wacht men in 's hemelsnaam niet tot de procaine begint te werken," vroeg ik. „Een half uur geleden heeft hij de ver doving gehad, langer hoeft niet gewacht te worden," zei de chirurg. „Maar hij heeft pijn." „Ja," gaf de chirurg toe, „maar ik heb meer dan 200 cc van een 1-percents op lossing ingespoten. Meer mag ik niet ge bruiken." „Dat begrijp ik niet," zei ik, want deze hoeveelheid is voldoende om het hele operatiegebied pijnloos te maken. Toen nam de Amerikaanse verpleegster naast mij het woord. „Was het een oude oplossing van procaine?" vroeg zij. Het schuldbewuste gezicht van de arts daar in het Internationale Vredeshospitaal, gebouwd met grote giften uit de gehele wereld, meemaakt, slaat alles. „De mooie, solide gebouwen, met plaats voor vierhon derd bedden, bleken in enkele jaren tijds totaal verwaarloosd te zijn. Vele ramen waren gebarsten, het houtwerk goeddeels verrot. Dat was allemaal echter nog niets, vergeleken bij de onvoorstelbare medische en hygiënische toestand binnen. De operatiezaal was een grote smeerboel. Hon derden vliegen zoemden er rond, deden zich tegoed aan het vuil op de vloer en aan de gebruikte verbandmiddelen, stre ken dan weer neer op de „steriele" instru menten. Vele chirurgische instrumenten waren roestig en vuil, andere ontbraken. Uit bezuiniging werd, in één vertrek, op vier tafels tegelijk geopereerd: een tuber culeuze long, een strottenhoofd, een geval van ganggreen en een keizersnede. Eén zie kenzuster instrumenteerde alle vier de tafels, die omstuwd werden door zeker wel tachtig, grotendeels niet-steriele studenten. Dr. Lippa constateert ook, dat vrijwel alle artsen in dit model-ziekenhuis „het beste van geheel China" zoals de roden het betitelden volstrekt imcompetent zijn. „In Rood China kan een student dan ook na een stoomcursus van achttien maanden, die hoofdzakelijk uit politieke scholing be staat, arts worden," onthult men hem. VEELVULDIG zijn de botsingen tussen de Oostenrijkse dokter en de ziekenhuis leiding. Eenmaal verricht hij een voorlopige operatie van een neus-keelholtegezwel bij eer. tienjarig kind. Kort na deze ingreep wordt de jongen als genezen ontslagen, hoewel dr. Lippa bij hoog en bij laag be zweert, dat het kind zal stikken als er geen tweede operatie volgt. De genèesheer-direc- Oplossing van de vorige puzzel; Horizontaal: 1. merel; 3. krent; 7. me lasse; 9. toon; 10. test; 11. met; 13. giro, 14. Euwe; 16. por; 19. neus; 21. mand; 22. stakker; 23. lorre; 24. akker. Verticaal: 1. motto; 2. eden; 4. rust; 5. tante; 6. lade; 7. modieus; 8. eetwaar; 11. mop; 12. ter; 15. enkel; 17. orka; 18. adder, 20. ster; 21. melk. De prijzen van onze vorige puzzel wer den na loting als volgt toegekend: C. Schip pers, Platanenstraat 47, IJmuiden-Oosf (f 7,50); mevrouw M. H. Portegies, Rijks straatweg 193, Haarlem (f 5) en mevrouw D. Boon-van den Berg, Blinkertlaan 6, Haarlem (f 2,50). gaf voldoende antwoord. Inplaats van de ongebruikte oplossingen weg te gooien, ge bruikte men deze in het ziekenhuis telkens opnieuw. Bovendien ontdekte ik, dat dr. Ho de pasbereide oplossingen gedurende twee uur liet steriliseren, waardoor deze derivaten hun werkzaamheid verliezen. Dat betekende, dat een zo toebereid „ver dovingsmiddel" de patiënt niet méér ver lichting bracht dan een injectie met water!" WEKEN gaan voorbij, voor dr. Lippa van de rode regering vergunning krijgt om zijn taak als chirurg en leermeester in het Vredeshospitaal te beginnen, maar ook daarna wordt hij dusdanig tegengewerkt, dat het hem onmogelijk blijkt, verbetering te brengen in de afschuwelijke misstanden die hier heersen. De plaatselijke partij bonzen vergallen zijn leven met geniepige plagerijen, de Chinese artsen, bang om jegens de vreemdeling hun gezicht te ver liezen, weigeren zijn adviezen op te volgen en saboteren zijn werk. Tenslotte stelt hij de geneesheer-direc teur een ultimatum met een aantal ei9en .om aan de mensonterende praktijken in dit ..slachthuis" een einde te maken, maar ook dit wordt afgewezen. Dan geeft dr. Lippa de strijd op en vraagt verlof, van zijn con tract ontheven te worden. Het wordt hem graag toegestaan, maar in zijn bezit is nog een kostbare zending medicamenten, geschenk van een interna- nationaal liefdadigheidsfonds en deze voorraad willen de communisten wel „overnemen." -Lippa, overtuigd dat de medicamenten in dat geval ogenblikkelijk versjacherd zullen worden, weigert ze af te staan -t- en dan begint de laatste geraffi neerde plagerij. Men deelt hem mee, dat hij in dat geval zelf voor het transport van deze voorraad moet zorgen, maar als hij erop uitgaat om in Luan Fu een voer man of een auto te vinden, stuit hij overal op een weigering. De communistische bankdirecteur bang gemaakt door de partijfunctionarissen weigert zelfs, zijn zilveren Amerikaanse dollars om te wis selen. Ziedend van machteloze woede aan vaardt Lippa tenslotte de terugreis, zónder zijn dure medicamenten. Als hij dit besluit genomen heeft, ontmoet hij plotseling weer de grootste bereidwilligheid bij zijn rode gastheren. Glimlachend zorgen zij voor alle papieren, passen, vergunningen en wisseltransacties. Buigend als knipmessen doen zij hem uitgeleide uit de glorierijke volksrepubliek. Onderweg spreekt hij, nu zonder tolk, met allerlei boeren, eenvoudige, hartelijke mensen, die hem, de vreemdeling, eerlijk vertellen wat zij denken van het rode regiem. „Wij zijn er beter aan toe, dan wij ooit geweest zijin," zeggen zij, „want wij hebben meer te eten. Dat is de hoofdzaak. Wanneer wij thans ons zaad uitzaaien, weten we dat wij, als het weer gunstig is, de oogst zelf zullen binnenhalen en niet zullen moeten toezien, hoe zij door soldaten verbrand of gestolen wordt. De communis ten hebben ons, voor het eerst sinds meer dan een generatie, vrede gebracht." Alles is betrekkelijk en de man, die altijd honger gekend heeft, gaat het al beter, wanneer hij een beschimmelde korst brood zijn eigen kan noemen. Daarom berust de Chinese boer en daarom betaalt hij zon der morren de helft of méér van zijn oog sten aan belasting en „vrijwillige bijdra gen" om van zijn langdurige herendien sten voor „de gemeenschap" nog maar te zwijgen. „Ik ben geen politicus en geen diplo maat." zo besluit Lippa zijn boek, „maar vel heb ik als arts een diagnose over de patiënt China: Binnen vijf of tien jaar zal de ziekte van liet communisme dit land zo vast in zijn greep hebben, dat genezing vrijwel uitgesloten zal zijn." H. C. „SIL DE STRANDJUTTER" Tot produktieleider van de film „Sil de strandjutter" naar het gelijknamige boek van Cor Bruyn is aangewezen Co ter Lin den te Amsterdam, die ook in dezelfde func tie voor de film „Ciské de rat" werkzaam Is geweest. Deze aanwijzing is geschied door de voorlopige leiding van een nieuw op te richten aparte onderneming: de N.V. Standaardfilmproduktie, die zich zal toe leggen op de vervaardiging van films. Standaardfilms N.V. te Leiden, die de pro- duktierechten van „Sil de strandjutter" heeft verkregen, is een maatschappij, die films alleen in omloop brengt. Co ter Linden is 42 jaar oud en reeus een kwart eeuw in het filmvak. Hij is di rectielid van het City-concern geweest tol 1948, werkte voor Filmtrust en vertoefde met CircDs Mikkenie ongeveer een jaar ir Spanje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 19