VAN ONS AF
Omroepen in de woestijn
Diagnose van een arts over de patiënt China
Expenmenien
ONGENESELIJKE ZIEKTE VAN HET COMMUNISME
Internationale
Vredeshospitaal
op experimentelen
WET- IN HANDENJ
HET bij de uitgeversmaatschappij „Hol
land" te Amsterdam uitgegeven boek
„Experiménten op Experimentelen" van
Paul van Caspel bevat een verslag van een
onderzoek naar de klankvorm van poëzie.
Het uitgangspunt van dit onderzoek was
de gedachte, dat deze klankvorm die
een uiterst dubieus begrip is zelfstan
dige waarde heeft en dat de gedrukte tekst
daarover niet voldoende inlichtingen ver
schaft. Het onderzoek geschiedde met be
hulp van methoden en middelen van de ex
perimentele fonetiek. Aldus geeft Paul van
Caspel op pagina 4 van het boek enig in
zicht omtrent het door hem beoogde doel.
Bij dat inzicht blijft het echter. Men zou
het nog enigszins kunnen verrijken met
wat de flaptekst meedeelt: Van Caspel
wijst bepaalde fundamentele trekken aan
in het werk van een aantal moderne dich
ters, welke trekken ook te vinden zijn in
hun gebruik van de stemmiddelen. Hij-legt
de nadruk op de wisselwerking tussen het
ritme van een gedicht en bepaalde fysio
logische functies, zoals ademhaling en hart
slag. Een gedicht heeft een strikt biologi
sche achtergrond. Aldus de flaptekst.
Men kan dit voor kennisgeving aan
nemen en het boek verder gesloten laten,
want het maximale resultaat ervan is in
derdaad de op de flap beschreven gemeen
plaats. Als men die gelezen heeft, meent
men te doen te hebben met een oppervlak
kige kennismaking. Men slaat het boek dus
open en ervaart inderdaad, dat de eerste
pagina's al een boeiende lectuur doen ver
wachten, maar als men moeizaam aan het
einde van het boek is gekomen, weet men,
dat alle concentratie om in de warrige ver
scheidenheid van mededelingen een lijn te
blijven vinden, het onooglijke resultaat
heeft, dat men inziet door de flaptekst al
maximaal te zijn ingelicht.
Het is bijna verleidelijk zich het hoofd
te breken over de redenen, die dit boek in
deze vorm tot stand deden komen. Als wij
juist zijn ingelicht, was het werk bedoeld
als een academisch proefschrift. In de hui
dige voim is het echter ontbloot van enige
wetenschappelijke constructie. Het is war
rig. Inplaats van uit een veelheid van ge
gevens te kenteren tot een bewijs van het
uitgangspunt, heeft de schrijver zich hal
verwege laten verbijsteren door een over
macht aan boeiende mogelijkheden, die hij
alle enigszins ging uitbuiten, met het re
sultaat dat de lectuur een buitensporige
concentratie vergt.
.Tan Hanlo, Bert Schierbeek, Jan Elburg,
Gerrit Kouwenaar, Lucebert en Remco
Campert zijn Van Caspels materiaal ge
weest. Zij zullen er wel niet gelukkig mee
zijn. Hun verzen zijn parlandopoëzie, pra-
terig dus. Het is dan ook niet verbazing
wekkend als blijkt dat hun parlandopoëzie,
door henzelf gesproken, een klankbeeld op
levert, waarvan de harmonie met bepaalde
fysiologische functies van de dichter ach
terhaald wordt. Kretschmars „Lichaams
bouw en karakter" kon dat zij het niet
op fonetische gronden al met zekerheid
doen vermoeden. Het fonetisch onderzoek
is daarom niet overbodig. Wél echter zijn
de talrijke uitweidingen op psychologisch
gebied. Wat heeft een originaliteits-index
bij een reeks associatief tot stand gekomen
gesproken woorden met fonetiek te maken?
Wat doet ook de methode van associëren
ertoe? Niet de begripsassociatie, maar de
klankassociatie doet hier ter zake. Wel
staat er dan plotseling een regeltje over de
lenigheid van een bepaalde dichter om met
het woord als klank te spelen, maar dat
wekt de indruk een poging te zijn het fo
netisch etiket te doen gelden. Ook staat er
plotseling: „Er is vooral aandacht besteed
aan de vraag, hoe de aard van het gedicht
samenhangt met de aard van de dichter".
Dit lijkt ons onbegonnen werk. Van Caspel
blijkens de resultaten van die aandacht
kennelijk ook. Bovendien past een der
gelijk onderzoek niet in de opzet van het
boek.
Er is veel te veel in dit boek plotseling.
Het staat er maar zo. Het wijst niet alleen
naar veel meer dan het maximale resul
taat van dit boek kon zijn, het wijst naar
andere boeken, al geschreven of nog on
geschreven. Niet het aanwijzen van zij
paden is een tekort, maar wel het feit dat
zij, ingeslagen, halverwege weer worden
verlaten. Het boek is aldus een inleiding
tot een verwarring. Het had een fonetisch
onderzoek kunnen zijn naar de harmonie
tussen het levensritme van de dichter en
dat van zijn vers, ook als die dichter klas
sieke sonetten schrijft of op de maat van
hexameters. Van Caspel vraagt immers:
„Ligt het niet voor de hand aan de dichter
zelf over te laten hoe het vers gesproken
wil worden?" Of bedoelt hij slechts het ex
perimentele vers? Dan had dit boek strik
ter, zelfs een kort artikel, kunnen zijn. Ook
had dit boek een verhandeling kunnen zijn
over de fonetiek van experimentele ver
zen, of over de klank van het vers, gespro
ken door de dichter en het karakter van
de dichter. Dan had de schrijver bovendien
een, groot aantal naslagwerken tot zijn be
schikking gehad'over kortelings in Ame-
JUIST nu wij tevreden het leven tegen
lachen omdat het óns weer tegenlacht in
dit stralende lenteweer, komen er straks
mannen tegen ons praten, die ervan uit
gaan dat wij ontevreden zijn met de hui
dige situatie. Wij zullen het passieve toe
zien op terrasjes binnenkort staken, omdat
wij worden opgeroepen naar vergaderin
gen, waar sprekers ons gaan wijzen op
bedenkelijke tendensen in ons volksleven,
cp veranderingen in het politieke getij, die
de mens in zijn totaliteit bedreigen. Spre-
kers, die vrezen dat wij nog langer de kat
uit de boom kijken, terwijl we in werke
lijkheid zielsgelukkig alleen maar het
groen uit de boom kijken.
Er worden daden van ons gevraagd. Die
daad is het invullen van het eerste hokje
op de lijst van de partij, waar de spreker
van hedenavond toe behoort. Die daad is
het invullen van het eerste hokje op de
lijst van de partij waar de spreker van
overmorgenavond toe behoort en van de
partij, waar de spreker van over-over-
morgenavond toe behoort. Wanneer men al
deze sprekers beluistert en de daad stelt,
Voor de
microfoon
EEN GROEPJE van vijfentwintig Afri
kanen pakt in deze dagen in Parijs hun
koffers om binnenkort terug te keren
naar hun geboorteland. Zij zullen daar
aankomen als geoefende radiotechnici en
omroepprogrammaleiders en hun kennis
ten goede laten komen aan radiostations
in Dakar, Bamako, Fort-Lamy, Abidjan
en waar er verder op het zwarte continent
zenders zullen verrijzen ten dienste van
de inheemse bevolking. En ongetwijfeld
zullen zij nog vaak terugdenken aan die
even merkwaardige als oorspronkelijke
opleiding die zij in de studioschool van de
Franse omroep voor de overzeese gebieds
delen hebben ontvangen. In de afgelopen
maanden hebben wij reeds over de be
stuursrechtelijke positie van deze omroep,
die onder leiding
staat van een zo
veelzijdig man als
Pierre Schaeffer
pionier van de „con
crete" muziek, inge
nieur, schrijver en V
filosoof geschre
ven. Zowel het weekblad „l'Express" als
de „Cahiers d'études de Radio-Télévision"
hebben onlangs het een en ander ge
publiceerd over de experimenten van deze
omroep, die gehele volken bestrijkt, die
aan het begin staan van een snelle en
nieuwe ontwikkeling en dus ook pas met
het medium van de radio kennismaken.
rika gedane proeven over stem en karak
ter, zou hij bovendien aandacht kunnen
hebben besteed aan ritmische gevolgen in
de stem van biologische afwijkingen.
Een belangrijk bezwaar van het boek is,
dat Van Caspel niet duidelijk maakt wat
de klankvorm van een gedicht is. Ev.enimin
als een vers voor anderen dan zijn dichter
autonome werkelijkheidswaarde heeft, kan
men dunkt ons spreken van een
autonome klankwaarde ervan. Ook is de
schrijver er niet in geslaagd een objectief
helder overzicht te geven van de door hom
gedane proeven. Zijn onrechtlijnige con
clusies maken het bijeengegaarde mate
riaal onoverzichtelijk. Het onderscheid tus
sen maa.t als uiterlijke vorm en ritme als
innerlijke vorm ontbreekt in zijn boek.
„Experimenten op experimentelen" is in
deze vorm een onaanvaardbaar boek. Men
kan slechts vermoeden hoe het tot stand
is gekomen. Wij zijn geneigd aan te nemen,
dat het voor een dissertatie verzamelde
materiaal in een populaire vorm publicabel
gemaakt had moeten worden, nadat het
voor de oorspronkelijke opzet niet bleek
te voldoen. Als dat zo zou zijn, is er ge
speeld niet een welwillend publiek en met
vijf welwillende dichters, wier poëzie met
deze publicatie ook niet is gediend.
TON NEELISSEN.
De activiteit van de Franse omroep
voor de overzeese gebiedsdelen is tweeër
lei: in Frankrijk zelf en in de landen die
tot economische en culturele ontplooiing
gebracht worden. Bij Parijs werd dus in
een jachtslot van Lodewijk XV het
bekende Chateau de la Muette de reeds
genoemde „studioschool" gevestigd, die
ook met een zendertje werd uitgerust, dat
zich ironsch genoeg als La Muette (De
Stomme) aankondigde. De bedoeling was,
dat de uit tweehonderdvijftig gegadigden
gekozen leerling-omroepleiders zowel
zwarten als blanken op een klein ter
rein de behoeften leerden kennen van een
inheemse bevolking, daarmee en vooral
met de zegslieden daarvan leerden om
gaan om tot een programma te geraken,
dat die bevolking ook onmiddellijk zou
aanspreken. De daarmee opgedane erva
ringen zouden trouwens niet alleen pro
fijtelijk voor de bewoners van Afrika zijn,
maar ook voor de binnenlandse omroep.
Maar de R.F.O.M. deed meer: zij richt
te gedurende korte tijd ook een zender
met studio te Fort Lamy, het centre,m van
't Tsaad-gebied in Centraal Afrika in. Vier
tente twee technici en de secretaris-gene
raal van het studiecentrum van de Franse
omroep kregen tot taak een zo groot
mogelijk aantal luisteraars te bereiken,
doorbij de voorrang te geven aan program
ma's voor de inheemse bevolking, de op
voedkundige mogelijkheden van de radio
uit te buiten, de eenheid en de samenhang
van het Tsaadgebied te bevorderen, zo
veel mogelijk gebruik te maken van de
plaatselijke culturele bronnen.
Dat alles is binnen de gegeven omstan
digheden gebeurd door de toewijding van
vier mensen, die slechts een magnetofoon,
een platenspeler voor drie snelheden en
een „mengtafel" bij zich hadden. De zen
der had een vermogen van drie kilowatt
en werkte in de vijftig meterband. Er
waren in het Tsaadgebied nog geen zes
honderd geregistreerde toestelbezitters en
al was dit getal veel lager dan de wer
kelijkheid, het is duidelijk dat men ook
het gezamelijk luisteren moest bevorderen
door de installatie van luidsprekers op
marktpleinen en dergelijke. De zenduren
waren trouwens op dat collectieve luis
teren markten, maaltijden enzovoort
afgestemd. Bijna de helft van de pro
gramma's was speciaal voor de inheemse
bevolking samengesteld. Daarbij dient
nog ongeveer vijftien percent gevoegd te
worden, die zowel door de Afrikaanse als
door de Franse luisteraars gevolgd wor-
den: in hoofdzaak muzikale uitzendingen.
Uiteraard moest men er bij de instruc
tieve uitzendingen van uitgaan, dat zeer
eenvoudige formules gebruikt moesten
worden. Tijdens deze experimentele peri
ode heeft men zich er in hoofdzaak toe
beperkt voorlichting op medisch terrein
te geven, vooral in de vorm van slag
zinnen In Afrikaanse muziekuitvoeringen.
welke zij verlangen, dan is het
stembiljet ongeldig. Misschien is
dat de reden waarom de meeste
mensen, zoals in een door een
Staatsdrukkerij uitgegeven kie
zersenquête blijkt, slechts de ver
kiezingsvergaderingen van één
partij, bijwonen, namelijk die
waartoe zij behoren. Wonen zij de
vergaderingen van meer dan een
partij bij, dan heeft dat tot ge
volg dat hun verkiezingsbiljet on
middellijk ongeldig wordt.
Waarom de Kamerverkiezingen
nu alweer in de lente komen weet ik niet,
maar ik vraag mij af of het er de geschikte
tijd voor is. Wij genieten te veel van de
poezelige nevels aan de zichtbare horizon
om onze blik te richten op wat er aan de
politieke horizon allemaal opdoemt. Wij
koesteren ons te zeer onder de wolkenloze
hemel om ons af te vragen of de politieke
hemel ook wel zo wolkenloos is. Want dat
is het merkwaardige: aan de hemel boven
ons kunnen we gerust eens een wolkje
velen, maar wanneer er wolken aan de
politieke hemel komen dan kunnen wij dat
onmogelijk toestaan.
WIJ WAREN nog niet zo lang geleden
op een verkiezingsbijeenkomst, waarop de
spreker ons met een bewogen stem toeriep:
„Gij hebt het lot van ons land in handen.
Over enkele dagen zult gij beslissen welke
koers er verder in ons land gevaren zal
worden!" Een paar mannetjes op een der
eerste rijen bloosden reeds van weelde. En
toen de spreker daar nog aan toevoegde.
„Gij zijt het óók die erover gaat beslissen
welke rol ons vaderland zal gaan spelen in
het leven der volken" toen verbaasden
wij ons alle twintig even over onze grote
zeggenschap in het staatkundig leven. Maar
toen wij even later buiten stonden, zagen
wij juist een lange rij mensen voor een
bioscoop staan. Wij werden ons er weer
van bewust, dat wij deze zeggenschap nog
altijd met een heleboel anderen delen.
Onwillekeurig vergeleek ik toen even.da
actieve secretaris van de plaatselijke par
tij-afdeling met een slungelachtige figuur
die bij de bioscoop tegen een pilaar ge
leund stond. Beiden kunnen zij maar één
stem uitbrengen en daar zit waarschijnlijk
voor het gevoel van die secretaris wel iets
onredelijks in.
Weldra gaan wij dus allemaal ons actieve
stemrecht uitoefenen en slechts een heel
klein gedeelte van ons volk heeft het ge
noegen om daarbij óók nog het passieve
sjemrecht te vervullen. Heerlijk moet dat
zijn om op een terrasje ergens in de buurt
van het Binnenhof het passieve stemrecht
te zitten uitoefenen. Vooral nu het lente is.
KO BRUGBIER
K.N.A.C.-handboek 1956
Het nieuwe Handboek der K.N.A.C., dat
dezer dagen is verschenen en aan de leden
van genoemde club gratis wordt toegezon
den, bevat als gewoonlijk tal van voor de
automobilist belangrijke en wetenswaar
dige gegevens. Het is in vergelijking met
dat van het vorig jaar weer aanzienlijk
uitgebreid, zulks met de gestadig toene
mende belangstelling voor autoreizen naar
het buitenland. In verband daarmede zijn
vooral de rubrieken die daarop betrekking
hebben voorzien van tal van nieuwe gege
vens, zowel op verkeers- als toeristisch
gebied. Maar ook voor reizen in eigen land
is dit nieuwe handboek een nuttig bezit.
De folkloristische gegevenheden van het
Tsaadgebied werden al evenzeer intensief
gebruikt, waarbij nog opgemerkt dient te
worden, dat men ter plaatse twee om
roepers, voor elk van de twee domine
rende spreektalen, het Tsadiaanse dialect
van het Arabisch en het Sara, aanstelde.
Een krachtproef werd verricht toen de
staf van vier van Radio Tchad erin
slaagde een reportage te geven uit Mous-
soro ter gelegenheid van de Rally van
Bahr el Ghazal, waartoe zeshonderd kilo
meter moest worden afgelegd, terwijl de
uitzendingen zeven tot acht uur per
dag gewoon moest doorgaan. Het
heeft overigens de moeite geloond, want
het werk leverde een aanwinst voor de
discotheek van folkloristische muziek en
dans op. Hóe kort Radio-Tchad in dit
stadium ook in de ether is geweest, men
is bij de Franse omroep voor overzeese
gebiedsdelen een kostbare ervaring rijker
geworden welke ongetwijfeld van grote
waarde zal blijken te zijn bij het in be
drijf komen van een aantal regionale zen
ders in Afrika. Voor 1960 zullen er ten
minste tien van deze stations worden op
gericht. Meer dan de centrale kracht
zenders van Brazzaville en Dakar zullen
deze plaatselijke omroepstations kunnen
bijdragen tot het materiële en geestelijke
welzijn van de aan Frankrijks hoede toe-
vertrouwde volken. J. H. BARTMAN
DE LAATSTE TIJD doet in westerse
kringen weer de theorie opgeld, dat
het tussen Rood China en de Sovjet-
Unie niet erg botert. Men wijst daar-
bij op incidentenzoals het mee-
j dragen van Stalin-portretten in de
recente 1 mei-optocliten in Peking
en knoopt daaraan de hoopvolle hypo- i
these vast, dat Mao Tse Toeng bezig
is, zich los te maken van de Moskouse
leiband om een soort van tweede Tito
te worden. De Oostenrijkse chirurg
Ernst M. Lippa, die gedurende de
laatste twaalf jaar in het Nieuwe j
China gewoond en gewerkt heeft, is
helaas een andere 'mening toegedaan.
Van Joodse afkomst, moest hij na de j
annexatie van Oostenrijk door Ilitler
uit zijn geboortestad vluchten. Alles
wat hij uil de klauwen der nazi's had f
kunnen redden waren acht Ameri-
kaanse dollars en een armbandhor-
loge. Berooid, verbannen en nergens
ter wereld gewenst, besloot hij zijn
5 geluk te gaan beproeven in China dat i
zijn tweede vaderland werd. „En was
het niet om de communisten geweest" i
zo schrijft hij in zijn mémoires: 1 i
was a surgeon for the Chinese reds"
„ik zou er thans nog zijn".
IN DIT BOEK. waarvan thans onder de
titel „Chirurg achter bamboe" een Neder
landse vertaling verschenen is bij „De
Boekerij" te Baarn, geeft dr. Lippa in
boeiende verteltrant een beeld van het
nieuwe Hemelse Rijk, zoals hij dat leerde
kennen.
Na een mislukte poging om een eigen
praktijk op te bouwen, werkte hij in
Sjanghai in een nationalistisch ziekenhuis,
tot'hij in 1943 door de Japanners geïnter
neerd werd. Voor deze laatsten heeft hij
uiteraard geen goed woord, maar ook de
toestanden onder het corrupte regiem van
de Kwo Min Tang schildert hij als ten
hemel schreiend. Geen wonder (jus dat zijn
sympathie, mét die van miljoenen uitge
zogen en leeggeroofde Chinezen, aanvan
kelijk uitging naar de communistische
leerstellingen van Mao Tse Tung het
enige systeem dat misschien orde zou kun
nen scheppen in de Chinese Augiasstal. Hij
solliciteerde zelfs naar een betrekking in
het Internationale Vr edeshos pi taal te Luan
Fu, in de communistische zone, waar hij
Inderdaad tijdelijk wordt aangesteld.
De reis van Kaifeng naar Luan Fu
een afstand van nauwelijks driehonderd
kilometer vergt meer dan een maand.
Reeds bij het begin van de tocht leert dr.
Lippa de zegeningen van het rode paradijs
aan den lijve kennen: zijn radio wordt ge-
ONZE PUZZEL
teur vertelt hem doodkalm dat de partij
secretaris geen gratis tweede operatie kan
verantwoorden. Dan biedt Lippa aan, alle
kosten van ingreep, ziekenhuis en medica
menten zelf te betalen, maar ook dit aan
bod kan niet geaccepteerd worden, omdat
het „een precedent zou scheppen."
Nu was dit patiëntje een boerenzoon,
Horizontaal: 2. trein; 6. tijdrekening; 8.
telwoord; 10 kruipend diertje; 12. kleur;
13. overblijfsel bij verbranding; 14. fami
lielid; 16. muzieknoot; 17. doornachtige
plant; 18. welaan; 20. boomloot 21. familie
lid; 23. bloedhuis; 25. rivier in Duitsland,
zijtak Fulda 27. vogel; 29. telwoord (Eng.);
30. vreemde taal.
Verticaal: 1. rivier in N.W. Rusland; 2.
iemand die treitert; 3. jongensnaam; 4.
koor va"n zangers; 5. tegen; 7. roodachtig;
9. zijtak Donau; 11. smidshamer; 12. fami
lielid; 15. kookvat; 18. koning van Israël,
gesneuveld tegen de Philistijnen; 19. vaar
wel; 21. puntig voorwerp; 22. oorlogsgod;
24. telwoord 26. opschik; 28. voorzetsel.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5. en
f 2.50 diént men uiterlijk dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit-
3 sluitend per briefkaart in to zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
confisqueerd, zijn revolver gaat dezelfde
v/eg, een deel van zijn voorraden wordt
gestolen. Onderweg wordt hij dikwijls als
een misdadiger behandeld, met vier of vijf
zwaar bewapende rode soldaten als bewa
kers. Hij kent het dialect van de streek
uitnemend, maar simuleert dat hij er geen
woord van verstaat. Daardoor kan hij
vaststellen, dat de tolk. die men hem mee
gaf, al zijn woorden verdraait en ook af
luisteren wat de plaatselijke potentaatjer
door wie hij telkens weer ondervraagd
wordt, onder elkaar te bekonkelen hebben.
In de stad Sze-shien bijvoorbeeld wordt
hij verhoord door het rode gemeentebe
stuur. De eerste vraag stelde de burge
meester: „Waar is uw radio? U moet hen
inleveren!" De tolk vertaalde dit en ik
vroeg waarom. „Omdat het voorschrift is
van de regering, dat niemand een radi<
mag hebben."
„Dat is interessant," zei ik. „Mijn vorige
tolk heeft mij namelijk verteld dat alle
mensen in de Bevrijde Zone gelukkig zijn.
Dan schuilt er toch geen gevaar in, te
horen wat anderen zeggen?"
De tolk was overbluft en hield een haas
tige beraadslaging met de burgemeester en
de secretaris. Doch ook deze schenen niet
op iets dergelijks voorbereid te zijn.
„Jij bent ervoor opgeleid, zulke zaakjes
op te knappen," siste de secretaris tegen d<
tolk. „Geef jij hem dus maar een plausibel
antwoord."
„Het zou zeer veel tijd vergen hiervan
een verklaring te geven. Het spijt ons
zeer," zei de tolk. „De kameraad burge
meester heeft het zeer druk en wij moeter
snel eindigen."
Dr. Ernst Lippa, de schrijver van het hier-
ZO WORDT Lippa steeds om de tuin ge- bij besproken en samengevatte boek
leid, bedrogen en bestolen en lang voor
dat hij in Luan Fu aankomt, is zijn sym- wiens ouders geen lid van de partij waren,
pathie voor het nieuwe regiem al tot be- Ingeschreven communisten voor wie
neden het nulpunt gedaald. Maar wat hij vijfennegentig percent van de bedden ge
reserveerd was hadden recht op alle
....J zegenin.gen der moderne heel- en genees-
"\rs[7 i i I kunst, penicilline en sulfaderivaten daarbij
W HUtOCStSlinOCfl lO inbegrepen. Niet-partijleden moesten alles
zelf peperduur betalen of konden zich
„verzekeren" tegen premies, die het groot
ste deel van hun jaarloon of oogstover-
schot uitmaakten.
TOCH WAREN ook de bevoorrechte
partijgangers in dit hospitaal bitter te be
klagen, zo schrijft Lippa over zijn bezoek
aan de operatiekamer. „In de waskamer
meende ik reeds, ergens gesteun en gekerm
te horen, maar bij het binnentreden van
de operatiezaal klonk mij een oorverdovend
gekrijs tegemoet. Een man van omstreeks
twintig jaar werd door vier kerels op een
tafel vastgehouden. Ondanks het feit, dat
zijn armen en benen aan stangen waren
vastgebonden, hadden zij de grootste
moeite hem in bedwang te houden. Zijn
gelaat was doodsbleek en van zijn stukge
beten lippen sijpelde een dun straaltje
bloed. Zijn borst was ontbloot en leek wel
een slagveld van verband en bloed. De
„chirurg" had een instrument in de hand,
waarmee hij de borst aan het uitkrabben
was.
De man had duidelijk een tuberculose
van de ribben. De een of andere snuggere
chirurg had het abces geïncideerd door
een permanente holte te doen ontstaan en
nu werd getracht, het tuberculeuze weef
sel en bot weg te krabben. Dit was een
compleet tijdverspillen, daar hier alleep
een radicaal wegsnijden van de ziektehaard
geholpen zou hebben.
De chirurg verrichtte de ingreep onder
plaatselijke verdoving, welke blijkbaar zijn
doel miste. Dit leek hem evenwel in het
minst niet te interesseren. Zelfs nu hij door
mij op de vingers gekeken werd, boog hij
zich weer over zijn slachtoffer en begon
opnieuw te schrappen. De ongelukkige
patiënt brulde het uit en wrong zich in
zijn boeien. Herhaaldelijk moesten de hel
pers hem terugduwen op de tafel, terwijl
zijn tanden telkens weer de bloedige lippen
stukbeten. Met afgrijzen sloeg ik dit
tafreel gade. Slechts jarenlange training
weerhield mij ervan, deze „chirurg" de in
strumenten uit de hand te grissen. Ik was
niet steriel, dus mocht ik dit niet doen.
„Waarom wacht men in 's hemelsnaam
niet tot de procaine begint te werken,"
vroeg ik.
„Een half uur geleden heeft hij de ver
doving gehad, langer hoeft niet gewacht
te worden," zei de chirurg.
„Maar hij heeft pijn."
„Ja," gaf de chirurg toe, „maar ik heb
meer dan 200 cc van een 1-percents op
lossing ingespoten. Meer mag ik niet ge
bruiken."
„Dat begrijp ik niet," zei ik, want deze
hoeveelheid is voldoende om het hele
operatiegebied pijnloos te maken.
Toen nam de Amerikaanse verpleegster
naast mij het woord. „Was het een oude
oplossing van procaine?" vroeg zij.
Het schuldbewuste gezicht van de arts
daar in het Internationale Vredeshospitaal,
gebouwd met grote giften uit de gehele
wereld, meemaakt, slaat alles. „De mooie,
solide gebouwen, met plaats voor vierhon
derd bedden, bleken in enkele jaren tijds
totaal verwaarloosd te zijn. Vele ramen
waren gebarsten, het houtwerk goeddeels
verrot. Dat was allemaal echter nog niets,
vergeleken bij de onvoorstelbare medische
en hygiënische toestand binnen. De
operatiezaal was een grote smeerboel. Hon
derden vliegen zoemden er rond, deden
zich tegoed aan het vuil op de vloer en
aan de gebruikte verbandmiddelen, stre
ken dan weer neer op de „steriele" instru
menten. Vele chirurgische instrumenten
waren roestig en vuil, andere ontbraken.
Uit bezuiniging werd, in één vertrek, op
vier tafels tegelijk geopereerd: een tuber
culeuze long, een strottenhoofd, een geval
van ganggreen en een keizersnede. Eén zie
kenzuster instrumenteerde alle vier de
tafels, die omstuwd werden door zeker wel
tachtig, grotendeels niet-steriele studenten.
Dr. Lippa constateert ook, dat vrijwel
alle artsen in dit model-ziekenhuis „het
beste van geheel China" zoals de roden het
betitelden volstrekt imcompetent zijn.
„In Rood China kan een student dan ook
na een stoomcursus van achttien maanden,
die hoofdzakelijk uit politieke scholing be
staat, arts worden," onthult men hem.
VEELVULDIG zijn de botsingen tussen
de Oostenrijkse dokter en de ziekenhuis
leiding. Eenmaal verricht hij een voorlopige
operatie van een neus-keelholtegezwel bij
eer. tienjarig kind. Kort na deze ingreep
wordt de jongen als genezen ontslagen,
hoewel dr. Lippa bij hoog en bij laag be
zweert, dat het kind zal stikken als er geen
tweede operatie volgt. De genèesheer-direc-
Oplossing van de vorige puzzel;
Horizontaal: 1. merel; 3. krent; 7. me
lasse; 9. toon; 10. test; 11. met; 13. giro,
14. Euwe; 16. por; 19. neus; 21. mand; 22.
stakker; 23. lorre; 24. akker.
Verticaal: 1. motto; 2. eden; 4. rust; 5.
tante; 6. lade; 7. modieus; 8. eetwaar; 11.
mop; 12. ter; 15. enkel; 17. orka; 18. adder,
20. ster; 21. melk.
De prijzen van onze vorige puzzel wer
den na loting als volgt toegekend: C. Schip
pers, Platanenstraat 47, IJmuiden-Oosf
(f 7,50); mevrouw M. H. Portegies, Rijks
straatweg 193, Haarlem (f 5) en mevrouw
D. Boon-van den Berg, Blinkertlaan 6,
Haarlem (f 2,50).
gaf voldoende antwoord. Inplaats van de
ongebruikte oplossingen weg te gooien, ge
bruikte men deze in het ziekenhuis telkens
opnieuw. Bovendien ontdekte ik, dat dr.
Ho de pasbereide oplossingen gedurende
twee uur liet steriliseren, waardoor deze
derivaten hun werkzaamheid verliezen.
Dat betekende, dat een zo toebereid „ver
dovingsmiddel" de patiënt niet méér ver
lichting bracht dan een injectie met
water!"
WEKEN gaan voorbij, voor dr. Lippa
van de rode regering vergunning krijgt om
zijn taak als chirurg en leermeester in het
Vredeshospitaal te beginnen, maar ook
daarna wordt hij dusdanig tegengewerkt,
dat het hem onmogelijk blijkt, verbetering
te brengen in de afschuwelijke misstanden
die hier heersen. De plaatselijke partij
bonzen vergallen zijn leven met geniepige
plagerijen, de Chinese artsen, bang om
jegens de vreemdeling hun gezicht te ver
liezen, weigeren zijn adviezen op te volgen
en saboteren zijn werk.
Tenslotte stelt hij de geneesheer-direc
teur een ultimatum met een aantal ei9en
.om aan de mensonterende praktijken in dit
..slachthuis" een einde te maken, maar ook
dit wordt afgewezen. Dan geeft dr. Lippa
de strijd op en vraagt verlof, van zijn con
tract ontheven te worden.
Het wordt hem graag toegestaan, maar
in zijn bezit is nog een kostbare zending
medicamenten, geschenk van een interna-
nationaal liefdadigheidsfonds en deze
voorraad willen de communisten wel
„overnemen." -Lippa, overtuigd dat de
medicamenten in dat geval ogenblikkelijk
versjacherd zullen worden, weigert ze af te
staan -t- en dan begint de laatste geraffi
neerde plagerij. Men deelt hem mee, dat
hij in dat geval zelf voor het transport
van deze voorraad moet zorgen, maar als
hij erop uitgaat om in Luan Fu een voer
man of een auto te vinden, stuit hij overal
op een weigering. De communistische
bankdirecteur bang gemaakt door de
partijfunctionarissen weigert zelfs, zijn
zilveren Amerikaanse dollars om te wis
selen.
Ziedend van machteloze woede aan
vaardt Lippa tenslotte de terugreis, zónder
zijn dure medicamenten. Als hij dit besluit
genomen heeft, ontmoet hij plotseling weer
de grootste bereidwilligheid bij zijn rode
gastheren. Glimlachend zorgen zij voor
alle papieren, passen, vergunningen en
wisseltransacties. Buigend als knipmessen
doen zij hem uitgeleide uit de glorierijke
volksrepubliek.
Onderweg spreekt hij, nu zonder tolk,
met allerlei boeren, eenvoudige, hartelijke
mensen, die hem, de vreemdeling, eerlijk
vertellen wat zij denken van het rode
regiem. „Wij zijn er beter aan toe, dan wij
ooit geweest zijin," zeggen zij, „want wij
hebben meer te eten. Dat is de hoofdzaak.
Wanneer wij thans ons zaad uitzaaien,
weten we dat wij, als het weer gunstig is,
de oogst zelf zullen binnenhalen en niet
zullen moeten toezien, hoe zij door soldaten
verbrand of gestolen wordt. De communis
ten hebben ons, voor het eerst sinds meer
dan een generatie, vrede gebracht."
Alles is betrekkelijk en de man, die altijd
honger gekend heeft, gaat het al beter,
wanneer hij een beschimmelde korst brood
zijn eigen kan noemen. Daarom berust de
Chinese boer en daarom betaalt hij zon
der morren de helft of méér van zijn oog
sten aan belasting en „vrijwillige bijdra
gen" om van zijn langdurige herendien
sten voor „de gemeenschap" nog maar te
zwijgen.
„Ik ben geen politicus en geen diplo
maat." zo besluit Lippa zijn boek, „maar
vel heb ik als arts een diagnose over de
patiënt China: Binnen vijf of tien jaar zal
de ziekte van liet communisme dit land zo
vast in zijn greep hebben, dat genezing
vrijwel uitgesloten zal zijn."
H. C.
„SIL DE STRANDJUTTER"
Tot produktieleider van de film „Sil de
strandjutter" naar het gelijknamige boek
van Cor Bruyn is aangewezen Co ter Lin
den te Amsterdam, die ook in dezelfde func
tie voor de film „Ciské de rat" werkzaam Is
geweest. Deze aanwijzing is geschied door
de voorlopige leiding van een nieuw op te
richten aparte onderneming: de N.V.
Standaardfilmproduktie, die zich zal toe
leggen op de vervaardiging van films.
Standaardfilms N.V. te Leiden, die de pro-
duktierechten van „Sil de strandjutter"
heeft verkregen, is een maatschappij, die
films alleen in omloop brengt.
Co ter Linden is 42 jaar oud en reeus
een kwart eeuw in het filmvak. Hij is di
rectielid van het City-concern geweest tol
1948, werkte voor Filmtrust en vertoefde
met CircDs Mikkenie ongeveer een jaar ir
Spanje.