REMBRANDT Het schelpje Een leuk randje Hulpverlening over de gehele wereld Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Verwisselde hoofden MIJN KAMERTJE Speel buiten! KERKELIJK LEVEN Naar dertig landen Tekeningen van Teveel en niet genoeg ER WAS EENS een prinses, die zo veel van muziek hield, dat ze nooit iets anders deed dan luisteren naar violen, orgels, trompetten en fluiten. Haar hoofd gonsde van liedjes en melodietjes. In het paleis van haar vader stond het vol met instrumenten uit de hele we reld. Er waren er wel genoeg om een heel jaar lang muziek op te maken. En dat liet de prinses dan ook doen. Een jaar lang lag ze op een divan en luister deVolgende instrument!" riep ze als er weer een fluit, een trompet of een klarinet was uitgespeeld. En dan begon een muzikant op het volgende instru ment. Tot op een dag de prinses weer uitriep: „Volgende instrument". De mu zikant stond op. „Er is geen volgend in strument", riep hij. „U heeft ze allemaal gehoord". De prinses werd wit en na een jaar kwam ze eindelijk weer eens overeind en stampte met haar voet op de grond. „Breng me een instrument, dat ik nog nooit gehoord heb", riep ze. De muzi kant schudde zijn hoofd. „Dat bestaat er niet, hoogheid", zei hij verlegen. De koning, die in de zaal daarnaast merkte dat er geen muziek meer werd gemaakt, kwam ook toelopen. „Wat is er aan de hand?" vroeg hij, toen hij de verlegen muzikant en de boze prinses zag. „Er zijn geen instrumenten op de wereld meer", zei de muzikant. „De prinses heeft alles gehoord wat er te horen is". „Ik geloof er niets van", riep de prin ses. „Vader, geef me een nieuw muziek- ding". De koning liet onmiddellijk overal omroepen dat iedereen, die een nieuw muziekinstrument maakte, met de prin ses mocht trouwen. Van alle kanten kwamen muzikanten en mensen, die veel ideeën in hun hoofd hadden. De vreemdste fluitjes, klompen, waarop snaren waren gespannen, koektrommel tjes waar rinkelmuziek uitkwam, van alles brachten ze mee. Maar de prinses trok telkens haar neus op en zei: „Het lijkt op dit, het lijkt op daten dan stuurde ze de muzikant of de man met de ideeën weer weg. Toen het avond werd en de laatste jonge man een fluitje van drie soorten hout had laten horen, liep de prinses boos heen en weer in de zalen vol mu ziekinstrumenten. „Van wie is dat paard, dat daar nog voor de poort staat?" vroeg ze, toen ze voorbij het raam kwam. „Een paard?" vroeg de koning en hij kwam naast haar staan. „Daar!" wees de prinses. Er stond een mooi paard, heel geduldig met zijn hoofd naar de grond te wachten. De ko ning stuurde er zijn lakeien op af: „Zoek de man die bij dat paard hoort", zei hij. De prinses kon er raar ogen niet van afhouden. „Dat paard zal me de muziek brengen, waarop ik wacht", zei ze tegen zichzelf. „Waar is de prins die er bij hoort?" Dat het een prins was, wist ze wel zeker. Bij zo'n paard kon alleen maar een prins horen. Maar de lakeien kwa men schouderophalend terug. „Er is niemand", zeiden ze. „En niemand heeft iemand gezien. Dat paard lijkt wel uit de lucht gevallen". De prinses werd nu nog nieuwsgieri ger. Ze liep naar buiten en streelde het paard over zijn manen. Het tilde zijn hoofd op en keek haar aan en het leek net of het zeggen wilde: „kom met me mee". „Ik ga mee", riep de prinses legen de koning en de lakeien. En voor iemand haar kon tegenhouden zat ze al op zijn rug en draafde over de slotbrug weg. Het paard zei niets, het leek wel of het langs de wegen vloog en toch kon je merken, dat het niet moe werd. „Waar gaan we heen? Waar breng je me naar toe?" vroeg de prinses aan zijn oor. Maar het paard zei nog altijd niets. Opeens zag de prinses de zee voor zich. „Wat ga je doen?" riep ze, toen het paard de duinen afrende naar het strand. Ze werd bang. Het paard liep zó hard op de golven af. Maar nee, vlak voor het water hield het stil en het schudde zich alsof het tegen de prinses wilde zeggen: „Glijd van mijn rug". Ze deed het en keek hem verbaasd aan. Zou hij haar toch niet naar het muziekinstrument brengen, waar ze zo naar verlangde? Hier zou dat zeker niet zijn. Het paard woelde met zijn hoef in het zand, toen tikte hij een paar maal op de grond alsof hij haar iets wilde aanwijzen. De prinses keek. Vlak voor zijn hoef 1ag een schelpje. Een gewoon rose schelpje. Wat moest ze daarmee? „Raap het op en houd het aan je oor. Je zult de mooiste muziek horen die je ooit hebt gehoord!" zei een stem achter haar. De prinses draaide zich om. Op het duin stond een zwart paard en op zijn rug zat een prins. Die had dat ge zegd. De prinses keek naar hem en toen naar het rose schelpje. Maar ze had zo veel muziekinstrumenten in haar leven gehoord, allemaal gemaakt van het mooiste koper en het mooiste hout, dat ze helemaal niet geloven kon dat in zo'n schelpje muziek zat. Ze lachte. .Ze lachte de prins uit. De twee paarden Dit is een leuk randje om het behang mee te versieren, of de doos, waar je speelgoed in weggeborgen wordt en der gelijke dingen meer. Vouw een lange reep papier, die zo breed is als de hoogte van tekening B in zigzagvorm zo op (teke ning A) dat elk stukje zo lang wordt als de breedte van tekening B. Teken dan het haasje op het bovenste stukje over en knip het op elkaar gevou wen papier tegelijk langs de rand van de tekening weg. Denk er om: waar de pijl tjes bij B staan, mag niets weggeknipt worden! schrokken ervan. Het witte paard boog bedroefd zijn hoofd en het zwarte paard verdween met een sprong in de duister nis. Mèt de prins. „Blijf toch, blijf toch" riep ze. „Jij kunt me vast nieuwe muziek laten ho ren". Opeens merkte ze hoe stil het om haar heen was. Het leek of niemand zich meer iets van haar aantrok. En toen ze goed keek zag ze dat ook het witte paard was verdwenen. Alleen het schelpje lag er nog. „Wat heb ik ge daan?" zei de prinses. „Wat heb ik ge daan dat ze me zo maar in de steek la ten?" Ze bukte zich en raapte het schelpje op. Ze bekeek het. Het kon niet, het kon niet waar zijn, dat daar muziek uit kwam. Zou ze het toch proberen? On gelovig legde ze het aan haar oor. Haar gezicht begon te stralen. Daar was de muziek, waar ze haar leven lang op ge wacht had. Muziek die nooit meer kon ophouden en die mooier was dan alle koperen en houten instrumenten. Het leek op de hele wereld er in zong. En terwijl ze zo stond te luisteren kwam langs het water de prins op het zwarte paard terug. Het witte paard hield hij aan de teugel. De volgende morgen luidden in het hele land de klokken. De prins en de prinses reden de stad binnen. Op haar kroon droeg de prinses, inplaats van een parel, het rose schelpje. MIES BOUHUYS Al deze dieren, die je vast wel kent, hebben hun hoofd verloren, dat wil zeg gen geruild of verwisseld of hoe je het noemen wilt. Weet jij nu wat bij wie hoort? Erg moeilijk is het niet. Zit ik in mijn kamertje, dan ben ik nooit alleen. Al mijn goeie vriendjes staan in een -rondje om mij heen. Krik zegt mijn stoeltje en krak zegt mijn bedje, dag zegt de spiegel en tik zegt de wekker. De koning woont in een palcis of in een groot kasteel. De koning kent zijn vriendjes niet, hij heeft er veel te veel. Maar mijn vriendjes Krik zegt mijn stoeltje en krak zegt mijn bedje, dag zegt de spiegel en tik zegt de wekker. De slager heeft een herdershond, die rent soms om de hoek en Mies, het poesje van hiernaast, is alle dagen zoek. Mijn vriendjes nooit hoor Krik zegt mijn stoeltje en krak zegt mijn bedje, dag zegt de spiegel en tik zegt de wekker. En al die vriendjes op een rij blijven altijd trouw bij mij. MIES BOUHUYS. Weet je eigenlijk wat pinkelen of tie- pelen is? Nee, waarschijnlijk. En toch is het een heel oud spel, dal door twee kinderen zelfs op verschillende manie ren beoefend kan ivorden. Als je er meer van wilt weten, moet je maar eens het boekje „Speel buiten!" van N. G. Vlot vragen, dat door „Cantecleer" in Utrecht werd uitgegeven. Daar zijn allerlei leuke buitenspelen in verza meld, voornamelijk voor jongens en meisjes van twaalf of dertien jaar. Er zijn spelen bij voor twee personen, voor twee partijen en voor kleine groepen, voor allerlei ruimten en plaatsen ge schikt. „Potje met blauwe ogen" is bij voorbeeld leuk voor meisjes en „Veld polo" echt iets voor jongens, die trou wens ook het Zeeuwse „slegeren" eens moeten proberen, een soort honkbal, naar de beschrijving te oordelen. Het is een klein boekje van een bladzijde of zestig, maar er staan heel wat gege vens in om eens iets anders te doen op een vrije middag of in de vakantie met vrienden en vriendinnen. Het vormt een onderdeel van de Vrije-Tijd-reeks, waarin ook boekjes zijn verschenen over het maken van en spelen met een poppenkast, over linoleumsnijden, vormen van papier, het vervaardigen van dieren van draad en het versieren van speelgoed. ^^^^^^OOOOOQOOOOQOOCXOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCXyOOOOOOOOOOOOOOriCO^O^OCyXXXJOOOCXX» DOOOOOO In de stad Genève is gevestigd de af deling voor Interkerkelijke Hulp en Vluch- telingendienst van de Wereldraad van Ker ken en van hieruit wordt herhaaldelijk be wezen hoezeer men tracht de mens in nood te steunen. Hiertoe is een groots opgezette organisa tie opgebouwd. Dr. Leslie Cooke heeft de leiding van het werk. Hij heeft in niet min der dan vijfenveertig landen vijfhonderd medewerkers, die tot taak hebben hem onmiddellijk op de hoogte te stellen wan neer zich in een bepaald land een bepaalde noodtoestand voordoet. Zo werd hem meer dan eens gerapporteerd over aardbevingen en overstromingen, waarna dan onmiddel lijk getracht werd door middel van aan gelegde reserves hulp te verlenen. Hier naast bood deze afdeling van de Wereld raad in vele gevallen in stilte steun. Was deze hulp niet z.o in het oog lopend als de andere, ze was evenwel toch zeker ten minste even belangrijk en omvangrijk. Het lijkt ons goed over het vele werk een en ander mede te delen. Een van de brandpunten van steun is de instandhou ding van het kerkelijk leven achter het IJzeren Gordijn, terwijl verder veel aan dacht wordt besteed aan de dienst van de meer dan zeshonderdduizend Arabische vluchtelingen, die in allerlei kampen in verscheidene staten van het Nabije Oosten wonen. Bestaansmogelijkheden ontbreken meestal, evenals scholen voor de jeugd. Een ander noodgebied, dat de aandacht vraagt, is Honkong, de Britse kroonkolonie. Deze havenstad aan de rand van China is een toevluchtsoord voor honderdduizenden Chinese vluchtelingen, waaraan nog moe ten worden toegevoegd een twintigduizend Europese vluchtelingen. Een ander cijfer? De bevolking van Hon kong is de laatste jaren van zeshonderd duizend tot drie miljoen mensen gestegen. Wat dit zeggen wil kan men in Europa nauwelijks bevroeden. Ook in Griekenland wordt hulp geboden. Dit land heeft zwaar geleden, achtereen volgens door de tweede wereldoorlog, door de burgeroorlog en door enkele aardbevin gen. Zowel op landbouwgebied als op ker kelijk terrein is enorm veel schade aange richt. Naast kerkelijke hulp, gevormd door geld voor kerkbouw, bijbels en gezangen- boeken, gaat het hier om het aantrekken van landbouwleraren en het herstel van de kudden. In India heeft de Wereldraad een open oog gehad voor de gevolgen van over stromingen en droogte. Men is er hier door het zenden van een aantal Zweedse pomp- installaties, in geslaagd vele dorpen van water te voorzien, een feit, dat van de grootste betekenis voor het land is. In Afrika, met name in Kenya, roepen de jonge kerken om medewerkers, die er voor kunnen zorgen, dat de kerken een plaats krijgen bij het opleven der nationale gevoelens. Ook hieraan wordt aandacht besteed. In Korea, waar het kerkelijk leven zich langzaamaan weer gaat herstellen, wil men theologische scholen en seminaria stichten en in Istanboel moet hulp aan de orthodoxe christelijke gemeenten worden geboden om deze te bewaren voor te grote gevaren van de zijde van het Turks fana tisme. En om wat dichter bij huis te blijven: de Wereldraad beseft terdege, dat ook in de Duitse Bondsrepubliek naast het zogenaam de „economische wonder" nog veel nood is. Een verblijdend verschijnsel is het, dat men waar men er door Amerikaanse hulp weer bovenop gekomen is op zijn beurt weer hulp wil gaan bieden. Zo wordt door middel van het Evangelisch Hilfswerk via Genève door de Duitse kerken gehol pen bij de zorg voor de ontheemden en wordt ook hulp aan christenen in andere landen, waar men het moeilijk heeft, ge boden. Bijzonder veel wordt gedaan door de Amerikaanse kerkelijke gemeenten en het regeringsdepot, waaruit duizenden tonnen levensmiddelen naar bijna dertig landen, brandpunten van nood, stromen. Voorts is het van belang te wijzen op de hulp, die aan immigranten wordt geboden. Deze opsomming is allerminst volledig. Men kan er echter wel uit afleiden, dat de hulp zich praktisch waar nodig over de gehele wereld uitstrekt. Dat dit van het grootste belang is behoeft geen betoog. We kunnen echter niet nalaten er op te wijzen, dat het wellicht van evenveel waarde is op te merken, dat er over de gehele wereld kerken zijn te vinden, die begrijpen, dat de belangrijkste taken der Kerk in de wereld zijn om te helpen bij het brengen van het Evangelie en daarnaast steun te verlenen in allerlei nood van materiële aard. Want: „waar één lid lijdt, lijden alle Q leden". 2 M li I 1 9 5 6 m DE TENTOONSTELLING van tekeningen van Rembrandt wordt tot 5 augustus in het Museum Boymans te Rotterdam gehouden en is van S augustus tot 21 oktober in het Rijks museum te Amsterdam te zien. Het ligt enigszins voor de hand dat onze lezers eerst in Amsterdam de schilderijen en etsen gaan zien. Wie echter zijn verlangen niet kan bedwin gen en ook ten spoedigste de tekeningen wil zien, zou ik haast aanraden dit inderdaad te doen. Want misschien juist in de tekeningen staat Rembrandt ons het meest nabij. Juist in de tekeningen zien we hoezeer Rembrandt over zijn tijd heenreikte. Moge hij in de tijd van zijn maatschappelijke successen aan de mode van zijn dagen hebben meegedaan in zijn tekenen bleef hij het meest zich zelf. BEHOUDENS enkele uitzonderingen, op deze expositie te zien, waren de tekeningen nooit bedoeld als voltooide werkstuk ken, waarmee hij naar buiten wenste op te treden. Eén dier uit zonderingen in het Portret van een man in een leunstoel, gezien door een raam. dat (naar verondersteld kan worden) diende om te voldoen aan een opdracht of om als geschenk aan te bieden. De andere is Christus en de Apostelen, uit het Museum Teyler, welke tekening is doorgewerkt als geen ander. Er kwamen ver schillende kleuren en materialen aan te pas. Men kan er geen voorstudie in zien voor schilderij of ets. Toch is deze studie typisch een ding, dat Rembrandt voor zichzelf maakte. Rem- brandts tekeningen hadden verder wél de betekenis van voor studies. Of ze v/aren bedoeld om iets te onthouden, ook werk van collega's, dat hij zag. We ontmoeten hiervan een voorbeeld in de schets, die hij maakte naar Rafaëls portret van Baldassare Castiglione, toen het in Amsterdam geveild werd. Het interes seerde hem om de houding, die hij kort na het zien daarvan gebruikte in een geëtst zelfportret. En dan tekende Rembrandt om het simpele plezier om alles wat hij om zich heen zag zonder zich er bij te bedenken vermoedelijk of hij het wel ergens voor nodig had. Of wel om zijn verbeelding de vrije loop te laten. Het aan de tijd gebonder.e, dat mode in zich houdt, is dus in de tekeningen minder aanwezig dan in de schilderijen van Rem- brandts middenperiode, toen hij zijn opdrachtgevers of mogelijke kopers meer tegemoet kwam. Het zo zeer menselijke karakter van zijn werk, Rembrandts gevoel voor eeuwige waarden, voor het essentiële, maakt zijn kunst direct verstaanbaar voor in alle tijden levende mensen, geeft ons het gevoel dat het ook vandaag gemaakt had kunnen zijn. NAAR AANLEIDING van de landschappen onder de repro- dukties die in het Frans Halsmuseum waren geëxposeerd, mocht ik er al op wijzen hoezeer we het gevoel hebben dat die land schappen nog precies zo bestaan. In nog ruimere mate zijn Rem brandts landschappen hier vertegenwoordigd. Kunnen we een gezicht als dat op de Singel te Amersfoort niet nog zo ontmoeten in deze stad! Voor de Amstelgezichten geldt nagenoeg hetzelfde. Men heeft slechts enige kilometers verder stroomopwaarts te gaan. Is er iets Hollandser dan Boerderijen onder stormachtige lucht, een gewassen tekening, waarin ik een naderend onweer kan zien? Dit werk staat zo dichtbij ons door de manier van doen, een manier van doen zonder de maniertjes van een mode, die werk een eigentijds karakter zouden geven. Argeloos, maar ondertussen razend knap, werd naar de natuur gewerkt. Die knapheid is wel zeer duidelijk in Twee boerenwoningen met rie- Twee studies (uit het Louvre) van een bedelares met twee kinderen. de schilderijen en de etsen. In de tekenin gen is deze evolutie minder opvallend. Rembrandts wezen komt ons hierin het meest openlijk voor. Een kunstenaar, die, tenslotte toch genoeg had aan zichzelf en zijn naaste omgeving, al toonde hij open oog voor anderer voorbeelden wanneer die hem onder ogen kwamen. Hij profiteerde van prenten van Callot in zijn beginjaren. Maar zijn latere vrije copieën naar minia turen van zeventiende eeuwse Hindoe- staanse kunstenaars geven niet de indruk dat zij dienden ter verrijking van eigen wijze van uitdrukken en enkele van de hier geëxposeerde tekeningen zijn niet altijd even aantrekkelijk. Rembrandt tegende overigens alles wat hem als Hollander verwonderen kon. We ontmoeten Oosterse figuren, leeuwen, een olifant. Hij had echter blijkbaar genoeg aan Amsterdam en omgeving en behoefde geen reis naar Italië te maken, want hoe hij tekenen of schilderen zou wist hij blijk baar zelf wel. Hoe knap dit tekenen is, ziet men bij nadere beschouwing gemakkelijk. Ik verwijs hiex-toe naar kopjes van klein formaat, die zo uiterst eenvoudig gedaan zijn en toch zo'n enorm eigen, raak ge troffen uitdrukking hebben in dat for maat waarbij anderen in peuteren ver vallen. Rembrandts gevoel voor ruimte is blijk baar in zijn tijd en ook later nog niet ge zien. Denk maar aan wat men met De Nacht wacht deed. Het is juist één van de dingen waarin Rembrandt zo excelleert. Gemak kelijk is dit voor een ieder te zien in de landschappen. Maar ook de interieurs en de exterieurs van architecturen .decors voor zijn Bijbelse voorstellingen geven ons het gevoel in deze, Rembrandts wereld zo vrij te kunnen ademen. Zie daartoe De samenzwering van Claudius Civilis, De drie Maria's bij het Graf, een interieur met doorkijk op de wereld daarbuiten, een landschap dat weer die zon van de Mid dellandse Zee doet voelen. En zie ook hoe Rembrandt De ark van Noach verbeeldt. Een moeilijk geval, zo'n schip waarin alle dieren moeten. In Rembrandts tekening, gevende slechts het gedeelte van de schuit met de loopplank, vermoeden we de ruimte die die veelheid wel kan bevatten. TENTOONSTELLINGEN van Rembrandts werk behoeven uiteraard geen aanbevelin gen. Men kan slechts wijzen op hoedanig heden van het werk in de hoop meer ge nieten te verwekken. De gezien de uitvoe ring niet dui-e catalogi bevatten korte com mentaren van instruerende aard, die ook hier en daar een intenser genieten kunnen bevorderen. De inleiding tot de tentoon stelling van de tekeningen door I. Q. van Regteren Altena moet ik warm aanbeve len. De beknopte biografie lijkt me vol doende. Van de ongeveer vijftienhonderd tekeningen, van Rembrandt bekend, wer den er een tweehonderdzestig bijeen ge bracht. Zij komen uit een vijftigtal col lecties uit dertien landen. Vele deelnemers aan de persrondleiding vonden dit aantal aanvankelijk eigenlijk teveel voor dat deel van het publiek dat niet komt om te stu deren. Aan het eind van de tentoonstelling gekomen verzuchtte menigeen dat het er ook wel meer konden zijn. Men kreeg er niet genoeg van. BOB BUYS Door de Kunstholle te Hamburg werd in bruikleen afgestaan deze tekening van Hieronymus, lezende, in-een landschap. ten daken, een tekening van een zuiverheid in de middelen, van een properheid, dat we heden ten dage zo'n tekening clichéklaar zouden noemen. Twee hier geëxposeerde tekeningen, een gezicht op Windsor en De Kathedraal van St. Albans, Engelse onderwerpen, stelden kunsthistorici voor een vraagstuk. Is Rembrandt in Engeland geweest? Want hoewel het geen natuurgetrouwe weergevingen zijn, zien deze tekeningen er toch uit alsof ze naar de natuur gemaakt zijn, alsof Rembrandt op deze plekken was. Gewettigd echter is het ook te verondei-stellen, dat Rembrandt deze teke ningen naar prenten of tekeningen gemaakt zou hebben. Want ook in Rembrandts in tekening verbeelde onderwerpen geeft hij ons de indruk of hij „erbij" was. Zie bijvoorbeeld De Heilige Hieronymus lezend, in een landschap, waartoe hij profijt van zijn studies naar leeuwen, waarvan we hier enige ontmoeten, heeft getrokken. Er is een zon in deze tekening, die zuidelijk aandoet, een licht dat hij toch nooit ontmoet heeft. Hoe ver bluffend de verbeeldingskracht van deze realist, die Christus' lijden schetst alsof hij er naast had staan tekenen. Zelfs in Rembrandts barokke tijd onderscheidde hij zich nog van zijn tijdgenoten door een treffend realisme in sommige details. Een tekening als De Kruisoprichting, voorstudie van een door Fre- derik Hendrik opgedragen schilderij, moge in de beweging de opvattingen van de barok hebben, de het kruis rechtop du wende kerels hebben een realisme dat typisch Rembrandt is, Moge Rembrandt natuurlijk profijt hebben kunnen trekken van zijn vele stukken naar de natuur, het blijft een wonder hoezeer die uit het hoofd gemaakte zaken een zelfde karakter hebben als die bij directe aanschouwing gemaakte krabbels. IN heel Rembrandts oeuvre zien wij een evolutie, een betrek kelijk eenvoudige evolutie. In den beginne is er de enthousiaste jongere, vol ervan iets te vertellen, te getuigen van het schone, vooral toch ook direct al van het menselijke. Dan komt de be zinning op de wijze waarmee iets verteld kan worden, een zich passen aan in zijn tijd geldende opvattingen. En tenslotte een zich bevrijden van wat niet als „eigen" geacht wordt', een terugkeer tot het begin, maar gerijpt nu. We zien dit vooral aan Gezicht op de singel te Amersfoort, tekening in het Louvre

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17