REMBRANDT
Het schelpje
Een leuk randje
Hulpverlening over
de gehele wereld
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Verwisselde hoofden
MIJN KAMERTJE Speel buiten!
KERKELIJK LEVEN
Naar dertig landen
Tekeningen van
Teveel en niet genoeg
ER WAS EENS een prinses, die zo
veel van muziek hield, dat ze nooit iets
anders deed dan luisteren naar violen,
orgels, trompetten en fluiten. Haar
hoofd gonsde van liedjes en melodietjes.
In het paleis van haar vader stond het
vol met instrumenten uit de hele we
reld. Er waren er wel genoeg om een
heel jaar lang muziek op te maken. En
dat liet de prinses dan ook doen. Een
jaar lang lag ze op een divan en luister
deVolgende instrument!" riep ze
als er weer een fluit, een trompet of een
klarinet was uitgespeeld. En dan begon
een muzikant op het volgende instru
ment. Tot op een dag de prinses weer
uitriep: „Volgende instrument". De mu
zikant stond op. „Er is geen volgend in
strument", riep hij. „U heeft ze allemaal
gehoord".
De prinses werd wit en na een jaar
kwam ze eindelijk weer eens overeind
en stampte met haar voet op de grond.
„Breng me een instrument, dat ik nog
nooit gehoord heb", riep ze. De muzi
kant schudde zijn hoofd. „Dat bestaat
er niet, hoogheid", zei hij verlegen.
De koning, die in de zaal daarnaast
merkte dat er geen muziek meer werd
gemaakt, kwam ook toelopen. „Wat is
er aan de hand?" vroeg hij, toen hij de
verlegen muzikant en de boze prinses
zag. „Er zijn geen instrumenten op de
wereld meer", zei de muzikant. „De
prinses heeft alles gehoord wat er te
horen is".
„Ik geloof er niets van", riep de prin
ses. „Vader, geef me een nieuw muziek-
ding".
De koning liet onmiddellijk overal
omroepen dat iedereen, die een nieuw
muziekinstrument maakte, met de prin
ses mocht trouwen. Van alle kanten
kwamen muzikanten en mensen, die
veel ideeën in hun hoofd hadden. De
vreemdste fluitjes, klompen, waarop
snaren waren gespannen, koektrommel
tjes waar rinkelmuziek uitkwam, van
alles brachten ze mee. Maar de prinses
trok telkens haar neus op en zei: „Het
lijkt op dit, het lijkt op daten dan
stuurde ze de muzikant of de man met
de ideeën weer weg.
Toen het avond werd en de laatste
jonge man een fluitje van drie soorten
hout had laten horen, liep de prinses
boos heen en weer in de zalen vol mu
ziekinstrumenten. „Van wie is dat
paard, dat daar nog voor de poort
staat?" vroeg ze, toen ze voorbij het
raam kwam.
„Een paard?" vroeg de koning en hij
kwam naast haar staan.
„Daar!" wees de prinses. Er stond
een mooi paard, heel geduldig met zijn
hoofd naar de grond te wachten. De ko
ning stuurde er zijn lakeien op af:
„Zoek de man die bij dat paard hoort",
zei hij. De prinses kon er raar ogen
niet van afhouden. „Dat paard zal me
de muziek brengen, waarop ik wacht",
zei ze tegen zichzelf. „Waar is de prins
die er bij hoort?"
Dat het een prins was, wist ze wel
zeker. Bij zo'n paard kon alleen maar
een prins horen. Maar de lakeien kwa
men schouderophalend terug. „Er is
niemand", zeiden ze. „En niemand heeft
iemand gezien. Dat paard lijkt wel uit
de lucht gevallen".
De prinses werd nu nog nieuwsgieri
ger. Ze liep naar buiten en streelde het
paard over zijn manen. Het tilde zijn
hoofd op en keek haar aan en het leek
net of het zeggen wilde: „kom met me
mee".
„Ik ga mee", riep de prinses legen de
koning en de lakeien. En voor iemand
haar kon tegenhouden zat ze al op zijn
rug en draafde over de slotbrug weg.
Het paard zei niets, het leek wel of
het langs de wegen vloog en toch kon
je merken, dat het niet moe werd.
„Waar gaan we heen? Waar breng je
me naar toe?" vroeg de prinses aan zijn
oor. Maar het paard zei nog altijd niets.
Opeens zag de prinses de zee voor
zich. „Wat ga je doen?" riep ze, toen
het paard de duinen afrende naar het
strand. Ze werd bang. Het paard liep
zó hard op de golven af. Maar nee, vlak
voor het water hield het stil en het
schudde zich alsof het tegen de prinses
wilde zeggen: „Glijd van mijn rug".
Ze deed het en keek hem verbaasd
aan. Zou hij haar toch niet naar het
muziekinstrument brengen, waar ze zo
naar verlangde? Hier zou dat zeker niet
zijn. Het paard woelde met zijn hoef in
het zand, toen tikte hij een paar maal
op de grond alsof hij haar iets wilde
aanwijzen. De prinses keek. Vlak voor
zijn hoef 1ag een schelpje. Een gewoon
rose schelpje. Wat moest ze daarmee?
„Raap het op en houd het aan je oor.
Je zult de mooiste muziek horen die je
ooit hebt gehoord!" zei een stem achter
haar. De prinses draaide zich om. Op
het duin stond een zwart paard en op
zijn rug zat een prins. Die had dat ge
zegd. De prinses keek naar hem en toen
naar het rose schelpje. Maar ze had zo
veel muziekinstrumenten in haar leven
gehoord, allemaal gemaakt van het
mooiste koper en het mooiste hout, dat
ze helemaal niet geloven kon dat in
zo'n schelpje muziek zat. Ze lachte. .Ze
lachte de prins uit. De twee paarden
Dit is een leuk randje om het behang
mee te versieren, of de doos, waar je
speelgoed in weggeborgen wordt en der
gelijke dingen meer. Vouw een lange reep
papier, die zo breed is als de hoogte van
tekening B in zigzagvorm zo op (teke
ning A) dat elk stukje zo lang wordt als
de breedte van tekening B.
Teken dan het haasje op het bovenste
stukje over en knip het op elkaar gevou
wen papier tegelijk langs de rand van de
tekening weg. Denk er om: waar de pijl
tjes bij B staan, mag niets weggeknipt
worden!
schrokken ervan. Het witte paard boog
bedroefd zijn hoofd en het zwarte paard
verdween met een sprong in de duister
nis. Mèt de prins.
„Blijf toch, blijf toch" riep ze. „Jij
kunt me vast nieuwe muziek laten ho
ren".
Opeens merkte ze hoe stil het om
haar heen was. Het leek of niemand
zich meer iets van haar aantrok. En
toen ze goed keek zag ze dat ook het
witte paard was verdwenen. Alleen het
schelpje lag er nog. „Wat heb ik ge
daan?" zei de prinses. „Wat heb ik ge
daan dat ze me zo maar in de steek la
ten?"
Ze bukte zich en raapte het schelpje
op. Ze bekeek het. Het kon niet, het
kon niet waar zijn, dat daar muziek uit
kwam. Zou ze het toch proberen? On
gelovig legde ze het aan haar oor. Haar
gezicht begon te stralen. Daar was de
muziek, waar ze haar leven lang op ge
wacht had. Muziek die nooit meer kon
ophouden en die mooier was dan alle
koperen en houten instrumenten. Het
leek op de hele wereld er in zong. En
terwijl ze zo stond te luisteren kwam
langs het water de prins op het zwarte
paard terug. Het witte paard hield hij
aan de teugel.
De volgende morgen luidden in het
hele land de klokken. De prins en de
prinses reden de stad binnen. Op haar
kroon droeg de prinses, inplaats van
een parel, het rose schelpje.
MIES BOUHUYS
Al deze dieren, die je vast wel kent,
hebben hun hoofd verloren, dat wil zeg
gen geruild of verwisseld of hoe je het
noemen wilt. Weet jij nu wat bij wie
hoort? Erg moeilijk is het niet.
Zit ik in mijn kamertje,
dan ben ik nooit alleen.
Al mijn goeie vriendjes staan
in een -rondje om mij heen.
Krik zegt mijn stoeltje
en krak zegt mijn bedje,
dag zegt de spiegel
en tik zegt de wekker.
De koning woont in een palcis
of in een groot kasteel.
De koning kent zijn vriendjes niet,
hij heeft er veel te veel.
Maar mijn vriendjes
Krik zegt mijn stoeltje
en krak zegt mijn bedje,
dag zegt de spiegel
en tik zegt de wekker.
De slager heeft een herdershond,
die rent soms om de hoek
en Mies, het poesje van hiernaast,
is alle dagen zoek.
Mijn vriendjes nooit hoor
Krik zegt mijn stoeltje
en krak zegt mijn bedje,
dag zegt de spiegel
en tik zegt de wekker.
En al die vriendjes op een rij
blijven altijd trouw bij mij.
MIES BOUHUYS.
Weet je eigenlijk wat pinkelen of tie-
pelen is? Nee, waarschijnlijk. En toch
is het een heel oud spel, dal door twee
kinderen zelfs op verschillende manie
ren beoefend kan ivorden. Als je er
meer van wilt weten, moet je maar eens
het boekje „Speel buiten!" van N. G.
Vlot vragen, dat door „Cantecleer" in
Utrecht werd uitgegeven. Daar zijn
allerlei leuke buitenspelen in verza
meld, voornamelijk voor jongens en
meisjes van twaalf of dertien jaar. Er
zijn spelen bij voor twee personen, voor
twee partijen en voor kleine groepen,
voor allerlei ruimten en plaatsen ge
schikt. „Potje met blauwe ogen" is bij
voorbeeld leuk voor meisjes en „Veld
polo" echt iets voor jongens, die trou
wens ook het Zeeuwse „slegeren" eens
moeten proberen, een soort honkbal,
naar de beschrijving te oordelen. Het
is een klein boekje van een bladzijde
of zestig, maar er staan heel wat gege
vens in om eens iets anders te doen op
een vrije middag of in de vakantie met
vrienden en vriendinnen. Het vormt een
onderdeel van de Vrije-Tijd-reeks,
waarin ook boekjes zijn verschenen
over het maken van en spelen met
een poppenkast, over linoleumsnijden,
vormen van papier, het vervaardigen
van dieren van draad en het versieren
van speelgoed.
^^^^^^OOOOOQOOOOQOOCXOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCXyOOOOOOOOOOOOOOriCO^O^OCyXXXJOOOCXX» DOOOOOO
In de stad Genève is gevestigd de af
deling voor Interkerkelijke Hulp en Vluch-
telingendienst van de Wereldraad van Ker
ken en van hieruit wordt herhaaldelijk be
wezen hoezeer men tracht de mens in nood
te steunen.
Hiertoe is een groots opgezette organisa
tie opgebouwd. Dr. Leslie Cooke heeft de
leiding van het werk. Hij heeft in niet min
der dan vijfenveertig landen vijfhonderd
medewerkers, die tot taak hebben hem
onmiddellijk op de hoogte te stellen wan
neer zich in een bepaald land een bepaalde
noodtoestand voordoet. Zo werd hem meer
dan eens gerapporteerd over aardbevingen
en overstromingen, waarna dan onmiddel
lijk getracht werd door middel van aan
gelegde reserves hulp te verlenen. Hier
naast bood deze afdeling van de Wereld
raad in vele gevallen in stilte steun. Was
deze hulp niet z.o in het oog lopend als de
andere, ze was evenwel toch zeker ten
minste even belangrijk en omvangrijk.
Het lijkt ons goed over het vele werk
een en ander mede te delen. Een van de
brandpunten van steun is de instandhou
ding van het kerkelijk leven achter het
IJzeren Gordijn, terwijl verder veel aan
dacht wordt besteed aan de dienst van de
meer dan zeshonderdduizend Arabische
vluchtelingen, die in allerlei kampen in
verscheidene staten van het Nabije Oosten
wonen. Bestaansmogelijkheden ontbreken
meestal, evenals scholen voor de jeugd. Een
ander noodgebied, dat de aandacht vraagt,
is Honkong, de Britse kroonkolonie. Deze
havenstad aan de rand van China is een
toevluchtsoord voor honderdduizenden
Chinese vluchtelingen, waaraan nog moe
ten worden toegevoegd een twintigduizend
Europese vluchtelingen.
Een ander cijfer? De bevolking van Hon
kong is de laatste jaren van zeshonderd
duizend tot drie miljoen mensen gestegen.
Wat dit zeggen wil kan men in Europa
nauwelijks bevroeden.
Ook in Griekenland wordt hulp geboden.
Dit land heeft zwaar geleden, achtereen
volgens door de tweede wereldoorlog, door
de burgeroorlog en door enkele aardbevin
gen. Zowel op landbouwgebied als op ker
kelijk terrein is enorm veel schade aange
richt. Naast kerkelijke hulp, gevormd door
geld voor kerkbouw, bijbels en gezangen-
boeken, gaat het hier om het aantrekken
van landbouwleraren en het herstel van de
kudden. In India heeft de Wereldraad een
open oog gehad voor de gevolgen van over
stromingen en droogte. Men is er hier door
het zenden van een aantal Zweedse pomp-
installaties, in geslaagd vele dorpen van
water te voorzien, een feit, dat van de
grootste betekenis voor het land is.
In Afrika, met name in Kenya, roepen
de jonge kerken om medewerkers, die er
voor kunnen zorgen, dat de kerken een
plaats krijgen bij het opleven der nationale
gevoelens. Ook hieraan wordt aandacht
besteed. In Korea, waar het kerkelijk leven
zich langzaamaan weer gaat herstellen, wil
men theologische scholen en seminaria
stichten en in Istanboel moet hulp aan de
orthodoxe christelijke gemeenten worden
geboden om deze te bewaren voor te grote
gevaren van de zijde van het Turks fana
tisme.
En om wat dichter bij huis te blijven: de
Wereldraad beseft terdege, dat ook in de
Duitse Bondsrepubliek naast het zogenaam
de „economische wonder" nog veel nood is.
Een verblijdend verschijnsel is het, dat
men waar men er door Amerikaanse
hulp weer bovenop gekomen is op zijn
beurt weer hulp wil gaan bieden. Zo wordt
door middel van het Evangelisch Hilfswerk
via Genève door de Duitse kerken gehol
pen bij de zorg voor de ontheemden en
wordt ook hulp aan christenen in andere
landen, waar men het moeilijk heeft, ge
boden.
Bijzonder veel wordt gedaan door de
Amerikaanse kerkelijke gemeenten en het
regeringsdepot, waaruit duizenden tonnen
levensmiddelen naar bijna dertig landen,
brandpunten van nood, stromen. Voorts is
het van belang te wijzen op de hulp, die
aan immigranten wordt geboden.
Deze opsomming is allerminst volledig.
Men kan er echter wel uit afleiden, dat de
hulp zich praktisch waar nodig over
de gehele wereld uitstrekt. Dat dit van het
grootste belang is behoeft geen betoog. We
kunnen echter niet nalaten er op te wijzen,
dat het wellicht van evenveel waarde is op
te merken, dat er over de gehele wereld
kerken zijn te vinden, die begrijpen, dat
de belangrijkste taken der Kerk in de
wereld zijn om te helpen bij het brengen
van het Evangelie en daarnaast steun te
verlenen in allerlei nood van materiële
aard. Want: „waar één lid lijdt, lijden alle Q
leden".
2 M li I 1 9 5 6
m
DE TENTOONSTELLING van tekeningen van Rembrandt
wordt tot 5 augustus in het Museum Boymans te Rotterdam
gehouden en is van S augustus tot 21 oktober in het Rijks
museum te Amsterdam te zien. Het ligt enigszins voor de
hand dat onze lezers eerst in Amsterdam de schilderijen en
etsen gaan zien. Wie echter zijn verlangen niet kan bedwin
gen en ook ten spoedigste de tekeningen wil zien, zou ik
haast aanraden dit inderdaad te doen. Want misschien juist
in de tekeningen staat Rembrandt ons het meest nabij. Juist
in de tekeningen zien we hoezeer Rembrandt over zijn tijd
heenreikte. Moge hij in de tijd van zijn maatschappelijke
successen aan de mode van zijn dagen hebben meegedaan
in zijn tekenen bleef hij het meest zich zelf.
BEHOUDENS enkele uitzonderingen, op deze expositie te
zien, waren de tekeningen nooit bedoeld als voltooide werkstuk
ken, waarmee hij naar buiten wenste op te treden. Eén dier uit
zonderingen in het Portret van een man in een leunstoel, gezien
door een raam. dat (naar verondersteld kan worden) diende om
te voldoen aan een opdracht of om als geschenk aan te bieden.
De andere is Christus en de Apostelen, uit het Museum Teyler,
welke tekening is doorgewerkt als geen ander. Er kwamen ver
schillende kleuren en materialen aan te pas. Men kan er geen
voorstudie in zien voor schilderij of ets. Toch is deze studie
typisch een ding, dat Rembrandt voor zichzelf maakte. Rem-
brandts tekeningen hadden verder wél de betekenis van voor
studies. Of ze v/aren bedoeld om iets te onthouden, ook werk
van collega's, dat hij zag. We ontmoeten hiervan een voorbeeld
in de schets, die hij maakte naar Rafaëls portret van Baldassare
Castiglione, toen het in Amsterdam geveild werd. Het interes
seerde hem om de houding, die hij kort na het zien daarvan
gebruikte in een geëtst zelfportret. En dan tekende Rembrandt
om het simpele plezier om alles wat hij om zich heen zag zonder
zich er bij te bedenken vermoedelijk of hij het wel ergens voor
nodig had. Of wel om zijn verbeelding de vrije loop te laten.
Het aan de tijd gebonder.e, dat mode in zich houdt, is dus in
de tekeningen minder aanwezig dan in de schilderijen van Rem-
brandts middenperiode, toen hij zijn opdrachtgevers of mogelijke
kopers meer tegemoet kwam. Het zo zeer menselijke karakter
van zijn werk, Rembrandts gevoel voor eeuwige waarden, voor
het essentiële, maakt zijn kunst direct verstaanbaar voor in alle
tijden levende mensen, geeft ons het gevoel dat het ook vandaag
gemaakt had kunnen zijn.
NAAR AANLEIDING van de landschappen onder de repro-
dukties die in het Frans Halsmuseum waren geëxposeerd, mocht
ik er al op wijzen hoezeer we het gevoel hebben dat die land
schappen nog precies zo bestaan. In nog ruimere mate zijn Rem
brandts landschappen hier vertegenwoordigd. Kunnen we een
gezicht als dat op de Singel te Amersfoort niet nog zo ontmoeten
in deze stad! Voor de Amstelgezichten geldt nagenoeg hetzelfde.
Men heeft slechts enige kilometers verder stroomopwaarts te
gaan. Is er iets Hollandser dan Boerderijen onder stormachtige
lucht, een gewassen tekening, waarin ik een naderend onweer
kan zien? Dit werk staat zo dichtbij ons door de manier van
doen, een manier van doen zonder de maniertjes van een mode,
die werk een eigentijds karakter zouden geven. Argeloos, maar
ondertussen razend knap, werd naar de natuur gewerkt. Die
knapheid is wel zeer duidelijk in Twee boerenwoningen met rie-
Twee studies (uit het Louvre) van een bedelares met
twee kinderen.
de schilderijen en de etsen. In de tekenin
gen is deze evolutie minder opvallend.
Rembrandts wezen komt ons hierin het
meest openlijk voor. Een kunstenaar, die,
tenslotte toch genoeg had aan zichzelf en
zijn naaste omgeving, al toonde hij open
oog voor anderer voorbeelden wanneer die
hem onder ogen kwamen. Hij profiteerde
van prenten van Callot in zijn beginjaren.
Maar zijn latere vrije copieën naar minia
turen van zeventiende eeuwse Hindoe-
staanse kunstenaars geven niet de indruk
dat zij dienden ter verrijking van eigen
wijze van uitdrukken en enkele van de hier
geëxposeerde tekeningen zijn niet altijd
even aantrekkelijk.
Rembrandt tegende overigens alles wat
hem als Hollander verwonderen kon. We
ontmoeten Oosterse figuren, leeuwen, een
olifant. Hij had echter blijkbaar genoeg
aan Amsterdam en omgeving en behoefde
geen reis naar Italië te maken, want hoe
hij tekenen of schilderen zou wist hij blijk
baar zelf wel. Hoe knap dit tekenen is, ziet
men bij nadere beschouwing gemakkelijk.
Ik verwijs hiex-toe naar kopjes van klein
formaat, die zo uiterst eenvoudig gedaan
zijn en toch zo'n enorm eigen, raak ge
troffen uitdrukking hebben in dat for
maat waarbij anderen in peuteren ver
vallen.
Rembrandts gevoel voor ruimte is blijk
baar in zijn tijd en ook later nog niet ge
zien.
Denk maar aan wat men met De Nacht
wacht deed. Het is juist één van de dingen
waarin Rembrandt zo excelleert. Gemak
kelijk is dit voor een ieder te zien in de
landschappen. Maar ook de interieurs en
de exterieurs van architecturen .decors
voor zijn Bijbelse voorstellingen geven ons
het gevoel in deze, Rembrandts wereld zo
vrij te kunnen ademen. Zie daartoe De
samenzwering van Claudius Civilis, De drie
Maria's bij het Graf, een interieur met
doorkijk op de wereld daarbuiten, een
landschap dat weer die zon van de Mid
dellandse Zee doet voelen. En zie ook hoe
Rembrandt De ark van Noach verbeeldt.
Een moeilijk geval, zo'n schip waarin alle
dieren moeten. In Rembrandts tekening,
gevende slechts het gedeelte van de schuit
met de loopplank, vermoeden we de ruimte
die die veelheid wel kan bevatten.
TENTOONSTELLINGEN van Rembrandts
werk behoeven uiteraard geen aanbevelin
gen. Men kan slechts wijzen op hoedanig
heden van het werk in de hoop meer ge
nieten te verwekken. De gezien de uitvoe
ring niet dui-e catalogi bevatten korte com
mentaren van instruerende aard, die ook
hier en daar een intenser genieten kunnen
bevorderen. De inleiding tot de tentoon
stelling van de tekeningen door I. Q. van
Regteren Altena moet ik warm aanbeve
len. De beknopte biografie lijkt me vol
doende. Van de ongeveer vijftienhonderd
tekeningen, van Rembrandt bekend, wer
den er een tweehonderdzestig bijeen ge
bracht. Zij komen uit een vijftigtal col
lecties uit dertien landen. Vele deelnemers
aan de persrondleiding vonden dit aantal
aanvankelijk eigenlijk teveel voor dat deel
van het publiek dat niet komt om te stu
deren. Aan het eind van de tentoonstelling
gekomen verzuchtte menigeen dat het er
ook wel meer konden zijn. Men kreeg
er niet genoeg van. BOB BUYS
Door de Kunstholle te Hamburg werd in bruikleen afgestaan
deze tekening van Hieronymus, lezende, in-een landschap.
ten daken, een tekening van een zuiverheid in de middelen, van
een properheid, dat we heden ten dage zo'n tekening clichéklaar
zouden noemen.
Twee hier geëxposeerde tekeningen, een gezicht op Windsor
en De Kathedraal van St. Albans, Engelse onderwerpen, stelden
kunsthistorici voor een vraagstuk. Is Rembrandt in Engeland
geweest? Want hoewel het geen natuurgetrouwe weergevingen
zijn, zien deze tekeningen er toch uit alsof ze naar de natuur
gemaakt zijn, alsof Rembrandt op deze plekken was. Gewettigd
echter is het ook te verondei-stellen, dat Rembrandt deze teke
ningen naar prenten of tekeningen gemaakt zou hebben. Want
ook in Rembrandts in tekening verbeelde onderwerpen geeft hij
ons de indruk of hij „erbij" was. Zie bijvoorbeeld De Heilige
Hieronymus lezend, in een landschap, waartoe hij profijt van
zijn studies naar leeuwen, waarvan we hier enige ontmoeten,
heeft getrokken. Er is een zon in deze tekening, die zuidelijk
aandoet, een licht dat hij toch nooit ontmoet heeft. Hoe ver
bluffend de verbeeldingskracht van deze realist, die Christus'
lijden schetst alsof hij er naast had staan tekenen. Zelfs in
Rembrandts barokke tijd onderscheidde hij zich nog van zijn
tijdgenoten door een treffend realisme in sommige details. Een
tekening als De Kruisoprichting, voorstudie van een door Fre-
derik Hendrik opgedragen schilderij, moge in de beweging de
opvattingen van de barok hebben, de het kruis rechtop du
wende kerels hebben een realisme dat typisch Rembrandt is,
Moge Rembrandt natuurlijk profijt hebben kunnen trekken
van zijn vele stukken naar de natuur, het blijft een wonder
hoezeer die uit het hoofd gemaakte zaken een zelfde karakter
hebben als die bij directe aanschouwing gemaakte krabbels.
IN heel Rembrandts oeuvre zien wij een evolutie, een betrek
kelijk eenvoudige evolutie. In den beginne is er de enthousiaste
jongere, vol ervan iets te vertellen, te getuigen van het schone,
vooral toch ook direct al van het menselijke. Dan komt de be
zinning op de wijze waarmee iets verteld kan worden, een
zich passen aan in zijn tijd geldende opvattingen. En tenslotte
een zich bevrijden van wat niet als „eigen" geacht wordt', een
terugkeer tot het begin, maar gerijpt nu. We zien dit vooral aan
Gezicht op de singel te Amersfoort, tekening in het Louvre