EERHERSTEL VOOR ADELA
Niet leuk meer
Bij de komst van het T«NJP.
Ibsenweek in Oslo
Notaris
Kruisinga
neemt zijn
alter ego
Terpstra
er tussen
OPMERKEL1JKE POOLSE FILMCRITIEK
Het leven van een misdadigeedelvrouw
Haar hoge afkomst
Eerste beschuldiging
Middeleeuwse paniek
Vreemde verhalen
Laat eerherstel
Ivoren souvenirs
Ouverture „Electora"
van Wouter Paap
MEN HOEFT de dichters niet in hun
kuiken op te zoeken om te kunnen beoor- (yan onze correspondent in Parijs) scèniques" een rustbed als dat nodig is
delen of hetgeen zij vervaardigd hebben en een stoel of twee. Wanneer er meer
verteerbaar is: the proof of the pudding is HET „Théatre National Populaire" van „éléments scèniques" nodig zijn, zoals dit
in the eating. Christiaan Terpstra neemt parijs, dat dit jaar voor de tweede keer in jaar bij „Le Triomphe de l'Amour" van
zijn lezers in zijn bij de Bezige Bij te Am- het „Holland Festival" zal optreden, is in Marivaux, dat nu ook in Nederland ge-
sterdam verschenen bundeling van reeds 2920 opgericht, maar eigenlijk pas in 1951 speeld zal worden, krijgt de term een wat
verschenen gedichten van zijn hand: „Gea- begonnen te leven, toen Jean Vilar er tot komische beginselvaste inhoud, want wat
sa" echter wel mee naar de keuken. Hij directeur werd benoemd. In de laatste vier men dan ziet, is toch niet anders dan een
doet dat op grond van een overtuiging; er jaar is het theater van het Palais Chaillot, vereenvoudigd décor. Niettemin is zij wel
is volgens hem te weinig belangstelling waar het T.N.P. gevestigd is, een van de degelijk ontleend aan een praktische op-
voor gedichten en wijt dat aan „er gebeuit belangrijkste van Parijs geworden, zowel vatting, namelijk dat het toneel tot het
van het standpunt van de critiek als van uiterste moet worden teruggebracht op
dat van het publiek gezien. Jean Vilar zijn menselijke elementen in tekst en spel,
heeft zijn succes niet behaald door een be- dat er niet „kunstmatig" sfeer gemaakt
roep op een populair repertoire in de gang- mag worden met huiskamers of heroïsche
niets in een vers, men kan er weinig mee
beleven en dat weinige nog maar kort en
halfbewust." De aanleiding tot het ver
vaardigen van verzen moet volgens hem
wel interessant zijn. Hij laat dan ook bijna
elk vers vergezeld gaan van een verklaring.
Zijn voornaamste stelling is, dat toelich
ting alleen overbodig is bij hetgeen duide
lijk is geformuleerd. Dit klinkt in zijn al
gemeenheid wel aanvaardbaar, maar de
duidelijkheid van een vers is slechts te
meten aan de lezer ervan. Meestal zijn het
dan ook niet de onduidelijke verzen, maar
de ontoereikende lezers, die een toelich
ting nodig hebben. Een vers is minder een
formulering dan een uitweg. Een dichter
heeft nooit iets met zijn vers willen zeggen,
hij heeft er mee gezegd. Het probleem of
bare zin van het woord, maar met een uitzichten.
Deze opvatting betekent een belangrijke
beperking van het repertoire, dat voor het
nieuwe opvatting van klassieke stukken
zoals men ze in de „Comédie Frangaise'
zou verwachten en die men daar voor een T.N.P. bruikbaar is, omdat talloze stukken
deel ook vinden kan. zonder de intimiteit van een décor niet tot
Ter verklaring van het gemiddelde van hun recht kunnen komen, maar dat is van
negentienhonderd toeschouwers per voor- minder zorg omdat het Palais Chaillot toch
stelling in het afgelopen seizoen, dat niet ook te groot is voor intieme „bourgeois-
eens een van de beste was, zijn verder de codemies". De afmetingen ervan komen
lage toegangsprijzen onmisbaar: vierhon- zelfs de gemeenschap van publiek en ac-
derd francs voor de duurste plaatsen, tegen teurs ten nadele een gemeenschap, die
ongeveer duizend in bijna alle andere men wel eens gemakkelijker kan onder
theaters (in de dure bioscopen van Parijs vinden in een kleiner theater met orkest-
eenvers*gep'ara'fraserd ^n_,vaff alle Patsen vier-
mag worden is uiterst honderd francs of meer en in
burgen en buitentheaters kent, waar da
troep in de laatste vier jaar is opgetreden.
Meer dan de helft daarvan liggen buitens
lands. Het T.N.P. is bewonderenswaardig
mobiel: het seizoen in Parijs van het gezel
schap duurde dit jaar dan ook maar vier
maanden, van begin november tot begin
maart, Daarna zijn de tournees in Frank
rijk, Engeland, Nederland en Zwitserland
begonnen, die zullen eindigen in het pau
selijke paleis in de tweede helft van juli.
WAT DE STUKKEN betreft, die in Ne
derland gespeeld zullen worden: „l'Avare"
van Molière heeft geen inleiding nodig,
maar over „Le Triomphe de l'Amour" mag
wel iets gezegd worden. Marivaux (1688—
1763) heeft aan de Franse beschaving vijf
endertig toneelstukken en een aantal ro
mans nagelaten, alsmede, het woord „mari-
vaudage". Dit is van toepassing op vernuf
tig en onvruchtbaar gebabbel over de lief
de. Het woord heeft een minzaam-ongun-
stige betekenis, maar er is de laatste jaren
een zeker eerherstel van Marivaux tot
stand gekomen, gemarkeerd door een stu
die van zijn oeuvre door de romancier en
en criticus Marcel Arland (in 1950 versche-
actueel. De tegenstan- de goedkoopste zijn er geen
van minder dan honderd
Een andere eigen
uur en een meerderheid
voor negen uur gekregen,
maar dat zou Jean Vilars
kunnen wijzigen. Zijn tegen
werping zou ongeveer zijn
dat in alle andere theaters
ders zeggen, dat prafra-
se overbodig is voor trancs).
ieder, die met „makke- aardigheid van het T.N.P. is
lijke" verzen beginnend dat de voorstellingen er om
opgang maakt in poëzie- acht uur beginnen, in plaa.s
begrip, dat met een ver- van om neSen uur> zoa]s de
standelijke parafrase Parijse gewoonte is. Onlangs
eerder verminkt dan ge- hebben enige theaters een
vormd wordt. Terpstra enquête onder het publiek
geeft geen parafrase gehouden over 't aanvangs-
maar een verklaring van de aanleiding.
Voor het merendeel der verzen wordt het
commentaar of de uitleg gegeven door ene
Van Trespeness, die terstond bezweken is voorkeur op dit punt niet
voor het grootste gevaar: hij geeft zijn
inlichtingen herhaaldelijk van achter de
grenzen der kiesheid. Terpstra schreef
trouwens vrij onverbloemd over zijn be- een meerderheid komt van
doeling: „Er zijn wel meer dan vijfhon- welgedane burgers, die er
derdduizend Nederlanders, die aan psy- geen bezwaar tegen hebben
chologie doen." Zelfs de damesweekbladen om om 12 uur per auto naar
hebben er een rubriek voor. „Geasa" is een huis te gaan, maar dat het
vervelende speculatie op de nieuwsgierig- veel ruimere publiek, dat bij
heid van het publiek voor het privé-dich- hem de smaak aan het toneel
tersgedoe, onder het mom van belangstel- hervonden heeft, voor een
ling kweken voor poëzie. En de poëzie in groot deel nog met de open
kwestie is de vrij dunne van Terpstra zelf. bare vervoermiddelen naar
huis moet en dus liever niet
te laat zal zijn. Hij is zelfs de
Terpstra is ongetwijfeld een man met laatste tijd nog punctueler
eenartistieke blik. Maar dat hij met het dan tevoren met zijn aan-
geziene zich gedwongen voelt te blijven vangsuren en hij heeft, als
rondlopen, tot er een vers ter aarde is ge- enige van de Parijse theater-
komen, maakt geen enkel van zijn verzen directeuren, bepaald dat de
voelbaar. Hij zegt van zijn verzen: het zijn deuren van de zaal gesloten
misschien versjes met krulstaarten, maar worden als de voorstelling
ook van straathondjes kan men soms wat begonnen is, tot aan het eind
leren. Dit is leuk. Terpstra zal het met me van het eerste bedrijf. Vele
eens zijn dat hij ternauwernood een dich- bezoekers kennen de span
ten is. Deze 61-jarige notaris Jan Christiaan ning van een ren door de
Marius Kruisinga (pseudoniem Terpstra) lange hoge gangen van zijn
het zij me veroorloofd achter zijn boek ondergronds theater, terwijl door een bak, gordijn en loges. Maar het gaat er
om persoonlijke dingen te zeggen, omdat luidspreker een donkere stem, telkens in- tenslotte niet omdat dat Vilar ons van de
hij niet als dichter, maar als commentator geleid door een fanfare, de schaarse minu- onomstotelijke waarheid van zijn princi-
en inleider Terpstra er tussen neemt is ten afroept die resteren tot de slqting. Pes overtuigt. Hun voornaamste functie is
ongetwijfeld een burlesk man met een ste- De zaal van het theater van het Palais dat zij hem de vrijheid geven, waarin hij
vig gevoel voor humor en betrekkelijkheid. Chaillot is ingedeeld in gelijkwaardige niet overtuiging zijn regie kan presenteren.
Als ik een gokje achter de bladzijden vakken van stoelen, die alle naar het to- Het is intussen niet zo, dat alle plaatsen
waag, zie ik een vaag begin van een opinie nee] gericht staan, zonder loges of zijbal- daar even geschikt voor zijn. Zelfs het Pa-
en een bezitter ervan, die de mogelijkheid kons, daarmee juist voldoende aan de eisen lais Chaillot is nog niet zo goed als de bin-
groot acht dat die opinie een misvatting is, van vilar, die een gemeenschap van toe- nenhof van het pauselijk paleis in Avignon,
maar die hartstochtelijk er in wil geloven, schouwers in zijn zaal wil hebben en geen waar Vilar sinds 1947 het jaarlijkse toneel-
omdat hij er zo n verrukkelijk logisch groepen naar draagkracht. Die gemeen- festival ensceneert. Daar heeft hij zijn op-
bouwsel op kan plaatsen. De verleidelijke schap wil hij ook tussen de zaal en het to- vattingen voor het eerst uitgewerkt (dat
sport van het verschuiven van persoonlijke neej stand brengen, vandaar de afschaf- was dus nog voor hij bij het T.N.P. kwam)
opinies tot algemene stelligheden en terug fjng van iedere scheiding tussen die twee, en als rnen er eenmaal een paar van zijn
wordt met verve bedreven en kostelijk za. het gordijn niet uitgezonderd. Als het be- voorstellingen in de openlucht heeft ge
er worden gelachen als iemand, due het huis drijf afgelopen is, gaat het licht op het to- zien, ondervindt men nog vaak de verlei-
mooi vindt, in de kelder tot de onthutsen- neei uit Het zou in die duisternis moei- ding om het Palais Chaillot in gedachten in
oe ontdekking komt, dat het fundament uit ijker zijn voor de acteurs om hun weg Avignon te veranderen. Het is overigens
kermistoeters blijkt te bestaan. Het heeft naar achtCren terug te vinden, als Vilar mogelijk dat het T.N.P. gespeeld heeft op
iets van het vrije-tijds-plezier over het in- niet ook met het d(scor. had afgedaan. tonelen, die even geschikt of nog beter zijn.
fwhtl i.,ir eiöe,n.ru' ®n' waarachter toch Tussen de gordijnen, die zijn toneel om- Niemand beter dan Vilar zelf zal kunnen
Plezier waarmee de "commentaren'gemaakt lüsten' «ebruikt hiJ alIeen enkele "éléments zeggen, dat hij al de hondertwaalf schouw-
zijn in mengelmoesjes van filosofie, biolo-
gie, fysica, psychologie, mythologie en zelfs
wat heraldiek. Het is een keuken van Jan
Steen.
Maar al kan men gecharmeerd zijn van
het plezier dat aan „Geasa" ter. grondslag
moet hebben gelegen en al kan men de no
taris zijn ongetwijfeld bevrijdende buite-
(Van onze correspondent in Wenen)
kopers in de staatswinkels, waarom koop
je een motorfiets, die het vertikt en een
DE eerste vertoning van een Poolse film, vulpen, waarmee je niet kunt schrijven?
getiteld „Piloot Meissner" waartoe al- Waarom ga je naar de dokter van het zie-
lingen van harte gunnen, dan toch nog leen de elite van Warschau was uitge- kenfonds en klaag je er later over dat hij
dient men voorop te stellen, dat de Neder- nodigd heeft het letterkundig tijdschrift je nauwelijks heeft aangekeken en je een
landse boekenmarkt niet gediend is met „Nova Kultura" aanleiding gegeven dit recept heeft gegeven voor een drankje, dat
persoonlijk blijvende genoegens „Geasa" zogenaamde „sprookje in het land van het in geen enkele apotheek te krijgen is?
had niet gedrukt moeten worden. Men socialisme" volkomen in de grond te boren Waarom neem je van thuis je eigen watten
dient in zijn vrije tijd op vakantie te gaan. en belachelijk te maken. De toon van de en linnen mee naar het ziekenhuis?"
Het is een raadsel, waarom het mogelijk critiek is zo sarcastisch en wrang en boven- Deze wrange ontboezeming vult twee
schijnt te zijn boeken te publiceren, die dien zo openhartig, dat zij ook onze aan- volle bladzijden en eindigt dan als volgt'
alleen mogelijk zijn door speculatie op een dacht verdient. „Wanneer je de film „Piloot Meissner" te
welwillend maar niet scherp onderschei- „Wanneer Polen" zo schrijft het blad zien krijgt, zeg je tegen je zelf, dat het niet
dend publiek. Elk publiek kiest zijn eigen „een dorado is van vrede, van vreugde waar is. Doch dat is maar schijn. Ook ik
boeken, maar voor „Geasa" zou er een en van lachende mensenwaarom dan, heb in het begin zo gedacht, maar toen
bastaardpubliek van poëzie-belangstellen- o stommeling, sta je nog altijd in de rij, de eerste opvoering ten einde liep, keek ik
den en lezers van amusante weekbladen waarom zoek je dan nog naar een plaatsje de zaal rond: zag ik daar goedgevoede ge-
gekweekt moeten worden. Notaris Krui- in de overvolle tram en waarom is er zichten vrolijk lachen, handen die men
singa zou zich vast niet graag aan die taak 's nachts geen autobus? Naieveling, waarom drukte, gelukwensen, elegante personen en
zetten. Die taak is namelijk niet leuk meer. koop je een verknoeid pak, waarom Iaat je limousines voor de bioscoop. De werlcelijk-
TON NEELISSEN je beledigen door de grofheden van de ver- heid overtrof zelfs de kunst".
Van links naar rechts: Monique Chau-
mette, Maria Casarès en Daniel Sorano.
nen). Intussen heeft ook het Théatre
Royal du Pare uit Brussel in Nederland
een stuk van Marivaux gespeeld.
Het is niet waarschijnlijk, dat veel bui
tenlandse toeschouwers tot de erkenning
van de persoonlijkheid van Marivaux, die
Arland verlangt, zullen komen op grond
van alleen de „Triomphe de TAinour". Dit
stuk is inderdaad een kleine liefdeskomedie
zonder enige portée, hoewel overigens niet
te gecompliceerd. Het gaat alleen over een
prinses, die als man verkleed het hart komt
winnen van een prins, die ten huize van de
filosoof Hermocrate is grootgebracht en
daar nog altijd woont. De moeilijkheden
ontstaan door de onwilligheid van Hermo
crate en zijn zuster om Phocion, zoals de
verklede prinses zich noemt, te logeren te
vragen. Om toch een uitnodiging te krij
gen, moet Phocion ook „als man" de liefde
van de zuster opwekken en die van Hermo
crate zelf, aan wie zij bekent dat zij een
vrouw Is. Zij wint in de loop van het stuk
zonder veel moeite deze drie harten en
laat tenslotte Hermocrate en zijn zuster te
leurgesteld achter. In het slotwoord van
Phocion maakt Marivaux zich daar gemak
kelijk af. De toeschouwer leeft mee met de
broer en zuster, wier zuivere harten nog
niet gehard waren door enige ervaring, die
zijn plezier in de triomf van Phocions
ware liefde aantast.
Men doet echter goed zich bij voorbaat
over dit medeleven heen te zetten en zich
le concentreren op de charme van de on
schuldige liefdesbetuigingen, die de toon
van het stuk bepalen. Zo kan men ook be
ter de complicaties van de eerste scène
negeren. De bedoeling wordt later wel dui
delijk. Léon Gischia verzorgde de elegante
aankleding.
Vilars regie maakt ook zulke stukken
altijd compact en vrijmoedig en hij heeft
er zijn beste acteurs voor: zichzelf in de
rol van Hermocrate. Maria Casarès als de
prinses en Daniel Sorano in de rol van een
Harlekijn.
Gedeelte van een oorkonde - zoals toen
gebruikelijk in het Latijn - uit het jaar
1015, waarbij graaf Balderik (Baldricus)
met toestemming van zijn vrouw Adela
(Athalea) twaalf horigen aan een kloos
ter schenkt. Het origineel berust in het
Rijksarchief te 's-Gravenhage.
ADELA! Zij werd in oude kronieken
een tweede Herodias genoemd, de vef-
dorven vrouw, die haar even verdorven
dochter Salome aanspoorde Johannes de
Doper te laten onthoofden. Maar welk
een tegenstelling! deskundigen van
deze tijd verwerpen deze vergelijking
geheel en dj heten Adela een Kriem-
nilde, die voor haar recht om de schat
der Nibelungen streed. Haar daden wek
ken in de ogen van vroegere schrijvers
herinneringen aan een periode, waarin
Italiaanse geslachten van hoge afkomst
elkaar bestreden met gif en doodslag.
Een oude Duitse kroniek beschuldigde
haar van wandaden, die bewezen, tot
welk uiterste men de wet waagde te
honen en de keizer durfde te bespot en
en die aldus de middeleeuwse bron
een zó diepe blik werpen op het zeden
bederf van toenmalige hoge standen, dat
de feiten uitvoerig vermeld moeten wor
den. Evenwel, in de laatste jaren aan de
dag gekomen documentering werpen een
geheel ander licht op gravin Adela's
leven.
ADELA WAS een dochter van Wich-
man, één van de belangrijkste edellieden
uit die tijd. Met deze graaf bereikte een
sinds de negende eeuw van" beneden-Rijn
tot Zuiderzee heersend geslacht een hoog
tepunt in macht en aanzien. Hij was rijk
bedeeld met goederen ook in Westfalen en
Friesland.
Graaf Wichman, in het vooruitzicht, dat
zijn huis in de mannelijke linie zou uit
sterven, stichtte in het midden van de
tiende eeuw een abdij in Elten en hij stel
de zijn dochter Luitgardis aan als abdis
van het nieuwe, met aanzienlijke goederen
begiftigde klooster. Volgens oude berich
ten was de vrome en deugdzame Luitgar
dis het tegendeel van haar zuster. Adela
immers werd beschreven als „een duivels
gedrocht in menselijke gedaante". Volgens
dezelfde kroniekschrijver bezat zij een on
gemene vaardigheid om zich bevallig te
kleden. Zij was een meesteres in het weven
en borduren van kostelijke kleding, waar
mede zij zowel de Mariabeelden en de hei
ligenbeelden als zichzelf en haar gezin uit
doste.
Imed. een Veluwse graaf, klaarblijkelijk
bekoord ook door Adela's verschijning,
trouwde haar. Deze Imed was graaf van
Redichem (Renkum) en bezat daarenbo
ven veel goederen. Vermoedelijk heeft hij
op een slot te Dooienweerd (Doorwerth)
gewoond, dat als plaats kan hebben ge
diend voor het tegenwoordige kasteel.
MAAR Adela was het niet eens met het
besluit van haar vader om Elten en an
dere bezittingen te vergeven aan de abdij.
Zij meende, dat daarvoor volgens het Sak
sisch recht haar toestemming nodig was.
Doch pas jaren later besloot zij, volgens
het oude verhaal, daadwerkelijk op te tre
den, te meer. omdat de herkomst van ver
scheidene goederen aan betwisting onder
hevig was. Inmiddels was haar vader ge
storven, waardoor een uiterst belangrijk?
nalatenschap beschikbaar kwam. Voor de
aanvaarding daarvan stond haar zuster in
de weg. Zij bracht een bezoek aan Luit
gardis en de misleide abdis werd met do
delijk gevolg de gifbeker aangereikt. Al
dus de ..men" van eeuwen her. Maar deze
moord blijkt allerminst bewezen te zijn.
Trouwens, de eerste berichtgeving daar
over is onzeker.
Adela was intussen weduwe geworden.
Haar rijkdom bood een schitterende kans
aan een nieuwe echtgenoot. Balderik, van
wie zij niet ten onrechte steun verwachtte,
kwam daarvoor in aanmerking, bij keuze
van de keizer een gegoed en machtig
graaf, maar van veel lager afkomst dan
zijn vrouw. Hij was of kwam in het bezit
van goederen ook op de Veluwe, zoals in
Tongeren, Dieren en Voorst gelegen. De
graaf was een dapper man, getuige onder
meer zijn geslaagd optreden tegen de
tot in de Betuwe doorgedrongen Noorman
nen.
Adele, bevroedend, dat geen familielid
de nieuwe abdis van het klooster zou wor
den en verontrust, omdat keizer Otto II
het klooster niet meer als bezit van het ge
slacht Wichman erkende, liet Balderik het
klooster bezetten, maar de keizer verjoeg
haar. Otto wenste nu een einde te maken
aan het geschil. Door hem werden aan het
klooster toegewezen op de Veluwe delen
van Arnhem, Renkum en Brummen en
verder nog negentien andere goederen.
Adela kwam er slecht af: zij moest de kei
zer de abdij overgeven tegen ontvangst
van vier bezittingen. Ondanks dit voor
haar zo ongunstige besluit werd zij geen
arme edelvrouw, want zij bleef in het bezit
van haar vaderlijk erfdeel buiten de Eltense
nalatenschap. Gezien haar verdere levens
loop bleef zij evenwel wrokken, ondanks
dat haar echtgenoten belangrijk gebied uit
eigen bron hadden ingebracht
Graaf Balderik in het kasteel bij Renkum
(naar een oude voorstelling).
ITET BEFAAMDE jaar 1000 brak aan.
Daarin zou het duizendjarig rijk eindigen,
het tijdvak dus sinds de terugkeer van
Christus op aarde. Het volksgeloof, gericht
op de Openbaring van Johannes, nam aan
dat het einde van de wereld aanstaande
was en dat dan het boze zou vernietigd
worden. De aanvankelijke onrust ontaard
de in een paniek, die in het gevreesde jaar
tot het uiterste kwam.
Angst bracht ook Adela tot het voor
nemen de Gerichtsdag te midden van ver
wanten en dienstmannen op een gewijde
plaats onder geestelijke bescherming le
doorstaan. Uiteraard koos zij als wijdings
oord het Eltense klooster, de laatste rust
plaats van haar ouders en andere betrek
kingen. Geen wondei-, dat zij haar man
weer aanzette tot verovering van de door
haar zo begeerde stichting. Zijn pogingen
brachten slechts voorlopig succes. En toen
het schrikaanjagende jaar 1000 voorbij
was, ging Adela zich met het verlies ver
zoenen.
IN DIE TIJD maakten de edelen zich
meester van datgene, waarop zij recht
meenden te hebben en zelfs dikwijls.van
datgene, wat hun van dienst zou kunnen
zijn. De keizers bleken toen dikwijls zwak
in hun optreden en de regeringen krach
teloos. Door een en ander was er telkens
ongerechte strijd tussen de groten. Ook
Adela en Balderik ontkwamen daaraan
niet. Hun weg werd gekruist door een
zekere graaf Wichman, een naamgenoot
dus van Adela's vader, maar vermoedelijk
uit een ander geslacht.
Deze Wichman nu wenste een verbinding
tussen zijn eigen bezittingen en die, welke
hij van zijn vrouw had geërfd. In dit op
zicht stonden hem evenwel Balderiks
neder-Rijnse bezittingen in de weg. Het
gevolg was een telkens oplaaiende strijd
tussen beiden. Verscheidene edelen meng
den zich in de vete. te meer, omdat Hame
land toen een sterk omstreden bezit was.
Aanzienlijke verwoestingen werden langs
de beneden-Rijn aangericht, totdat op last
van koning Hendrik II een voorlopige ver
zoening tot stand kwam.
Voorlopig, want een nieuw twistpunt lag
in het verschiet. Beide rivalen gingen
namelijk aanspraak maken op de hoge
functie van prefect (legerbevelhebber). De
twee graven moesten voor Hendrik ver
schijnen en de beslissing werd verdaagd.
In goed vertrouwen trok Wichman nu ter
bedevaart naar Rome, zijn tegenstander
zag een kans en bewoog de koning onder
aanbieding van geschenken hem met de
prefectuur te belasten. Wichman, aldus de
overlevering, in Italië deze beslissing ver
nemend, keerde met spoed terug. De bis
schop van Utrecht, die aanvankelijk Bal
derik steunde, maar tenslotte diens pre
fectuur vreesde, wilde bemiddelen, doch
zijn pogingen stuitten op Balderik af. Op
nieuw ontbrandde de strijd, waarin aan
beide zijden vooraanstaande edelen wer
den meegesleept. Ook Adela's zonen, graaf
Diederick en bisschop Meinwerk, stelden
zich partij.... tegen hun moeder. Althans
volgens middeleeuwse onderzoekers, die
zelfs staande hielden, dat Adela haar zoon
Diederick liet doden, beweringen, die zich
zelfs tot voor kort konden handhaven.
Bisschop Meinwerk (bekend onder meer
door leniging van een hongersnood op de
Veluwe) zou zijn „ontaarde" moeder zelfs
in felle bewoordingen hebben aangeklaagd
en zij zou - volgens een oude oorkonde -
ter dood veroordeeld zijn, maar van de
keizer (en hier klinkt weer een onwaar
schijnlijkheid) genade hebben verkregen.
Ook deze geschiedenis is aan twijfel onder
hevig, niet minder dan het verhaal, dat
van Adela's dienstmannen zeven lam en
drie blind werden tengevolge van een door
haar opgelegde valse eed, gezworen in de
omstreken van Rhenen.
BALDERIK, aangeklaagd, werd bij de
keizer geroepen, die hem vrijsprak. De
woede van zijn verbitterde tegenstanders
was evenwel zó groot, dat de keizer hem
tegen gewelddaden moest laten bescher
men. Graaf Balderik, na de strijd berooid,
stelde zich daarom in Keulen onder de
hoede van de aartsbisschop. Daarheen
reisde ook zijn nu ongeveer tachtigjarige,
verarmde vrouw. Ingevolge een belofte,
haar door de aartsbisschop gedaan bij een
schenking door Adela, werd zij in een
bejaardenhuis opgenomen. Ook had zij be
dongen. dat zij in het gebied van het aarts
bisdom zou worden begraven.
Een verhaal wil, dat zij bij de St. Pie
terskerk ter aarde werd besteld, dat men
daar het lijk van een zuster-en-kinder-
moordenares niet wenste en dat het uit
de kist werd genomen en in de Rijn werd
geworpen, welke rivier toen verscheidene
dagen wild heeft gebruist, alsof zij zich
ontwijd voelde. Anderen vertelden, dat
door een overstroming, gepaard met hevig
onweer, het lijk werd gelicht en in de Rijn
terecht kwam, waar het nooit werd terug
gevonden. Dergelijke mededelingen (hier
vermeld ter illustratie van de vijandschap
jegens Adela) moeten volkomen onjuist
zijn. In elk geval bewijzen zij, dat in de
middeleeuwse tijd van sterk geloof en dik
wijls even sterk bijgeloof het „geval Adela"
de fantasie overmatig heeft geprikkeld.
Maar om op de waarheid terug te komen:
volgens gegevens, die vertrouwen mogen
genieten, stierven Balderik en Adela on
geveer in het jaar 1020. Het tragische
echtDaar in dit middeleeuwse treurspel
vond zijn laatste rustplaats in Zyfflich
(Duitsland) dicht bij Nemegen. vrijwel in
het gezicht van het Adela zo dierbare El
ten.
In de schenkingsoorkonde van de Mar-
tinuskerk te Zyfflich weerklinken wrok en
berusting aangaande de langdurige strijd:
„Na mijn dood zullen zij (de met toezicht
belasten van die kerk) geen ander gezag
erkennen dan dat van de aartsbisschop".
TOT in onze dagen - zelfs in Neder
landse standaardwerken van na de oorlog
- heeft de „misdadigheid" van Adela op
geld gedaan. Het valt niet te ontkennen,
dat de oude geschriften dit oordeel naar
voren brachten en dat latere schrijvers
zich daarop beriepen. Men heeft nu in de
laatste tijd aan het licht gekomen docu
menten vergeleken met de reeds eerder
gepubliceerde. Het resultaat was, dat -
althans voorzover de geschiedenis op dit
ogenblik kan bepalen - met vrijwel abso
lute zekerheid vaststaat, dat van een
„misdadige" edelvrouw geen sprake is. Uit
nieuwe beoordelingen treedt de gedachte
aan vrijspraak onweerstaanbaar naar vo
ren. Vooral Studienrat Jacob Düffel uit
Emmerik komt de eer toe, die duidelijk te
hebben gemaakt.
Maar hoe Is het mogelijk, dat Adela van
gruweldaden werd beticht? Uit welke ver
borgen bronnen en langs welke wonder
lijke wegen werd het echtpaar met verre
gaande ruchtbaarheid en in zo grote om
vang beschuldigd van de vreselijkste mis
daden? Allerlei toevalligheden kunnen
daartoe hebben geleid en bovendien werd
de laster geboren uit vijandschap, een las
ter, die na hun dood steeds sterker aan
groeide. Deze simpele verklaringen lijken
niet voldoende, maar misschien (evenwel
niet waarschijnlijk) wordt ook dit raadsel
eens opgelost.
DE kenschetsing zal juist zijn, dat de
besproken gravin „een schrander en moe
dige, maar hebzuchtige en machtswellus
tige vrouw" was. Dit laatste door haar
roeping de aanzienlijke erfenis van Hame-
lands graven te behoeden en aan haar af
stammelingen door te geven. Zij zal voor
de tweede keer getrouwd zijn uit hoop op
nakomelingschap. Daarin werd zij teleur
gesteld en bovendien konden ook haar
naaste verwanten niet voor erfopvolging
in aanmerking komen. Andere edelen, zich
beroepend op het Frankisch-Salisch recht,
dat erving van grondbezit door een vrouw
riitsloot, kwamen zich in het gevat mengen.
De Eltense kwestie was daarbij aanleiding
en in de twist werden later ook andere
bezittingen omstreden. De laatste strijd,
tegen Adela en Balderik moet met hun
maatschappelijke ondergang in Montfer-
land hebben plaats gevonden. Adela voor
zag de ramp en ondervond deze. De lang
zame verdivijning van het familiebezit,
tvaarvoor zij lange jaren bitter heeft ge
streden, zal haar ongetwijfeld sterk heb
ben aangegrepen. Toen zij tot het besef
kwam, dat de omstandigheden onvermij
delijk tot verlies en verbrokkeling van
haar erfgoed zou leiden, bleef voor haar
één oplossing over: schenking van het
overgeblevene aan kerkelijke instellingen.
Zij bracht met haar echtgenoot die wens
tot uitvoering.
NOG ALTIJD is de naam Adela ook bui
ten het bovenvermelde bekend. In een
museum te New York bevinden zich name
lijk aan haar oorspronkelijk bezit toege
schreven kerkelijke gebruiksvoorwerpen
van ivoor. Autenthiek zijn nog steeds be
waarde munten, met haar naam in om
schrift. op haar last waarschijnlijk in De
venter geslagen. A. POLDRO.
OSLO (United Press) Woensdag heeft
in het stadhuis van Oslo de plechtige ope
ningsplechtigheden plaats gehad van de
week ter herdenking van Henrik Ibsen, de
wereldberoemde Noorse toneelschrijver.
Meer dan zestig buitenlandse gasten,
onder wie enige van de meest vooraan
staande letterkundigen en toneelcritici, zo
wel als een groot aantal geleerden en the
aterdirecteuren, zijn uit alle delen van de
wereld, ook van achter het ijzeren gordijn,
in Oslo aanwezig. Ibsen-kenners, Noorse
zowel als buitenlandse zullen lezingen
houden aan de universiteit van deze stad
over werken en denken van de schrijver,
die leefde van 1828-1906.
In de universiteitsbibliotheek van Oslo is
een tentoonstelling geopend van manu
scripten van Ibsen en van de eerste edities,
in het Schouwburgmuseum is een speciaal
aan Ibsen gewijde tentoonstelling inge
richt.
Op dinsdag 29 mei wordt het nieuwe
hoofdkantoor van de N.V. Provinciale
Noordbrabantse Electriciteitsmaatschappij
te Den Bosch officieel in gebruik genomen.
Des avonds wordt in het Casino een fecst-
concert door het Brabants Orkest onder lei
ding van Hein Jordans gegeven. Op het
programma staat onder meer een nieuw
Nederlands orkestwerk, dat in opdracht
van de directie van de P.N.E.M. voor deze
gelegenheid werd gecomponeerd: de ouver
ture „Electora" van Wouter Paap.