EERHERSTEL VOOR ADELA Niet leuk meer Bij de komst van het T«NJP. Ibsenweek in Oslo Notaris Kruisinga neemt zijn alter ego Terpstra er tussen OPMERKEL1JKE POOLSE FILMCRITIEK Het leven van een misdadigeedelvrouw Haar hoge afkomst Eerste beschuldiging Middeleeuwse paniek Vreemde verhalen Laat eerherstel Ivoren souvenirs Ouverture „Electora" van Wouter Paap MEN HOEFT de dichters niet in hun kuiken op te zoeken om te kunnen beoor- (yan onze correspondent in Parijs) scèniques" een rustbed als dat nodig is delen of hetgeen zij vervaardigd hebben en een stoel of twee. Wanneer er meer verteerbaar is: the proof of the pudding is HET „Théatre National Populaire" van „éléments scèniques" nodig zijn, zoals dit in the eating. Christiaan Terpstra neemt parijs, dat dit jaar voor de tweede keer in jaar bij „Le Triomphe de l'Amour" van zijn lezers in zijn bij de Bezige Bij te Am- het „Holland Festival" zal optreden, is in Marivaux, dat nu ook in Nederland ge- sterdam verschenen bundeling van reeds 2920 opgericht, maar eigenlijk pas in 1951 speeld zal worden, krijgt de term een wat verschenen gedichten van zijn hand: „Gea- begonnen te leven, toen Jean Vilar er tot komische beginselvaste inhoud, want wat sa" echter wel mee naar de keuken. Hij directeur werd benoemd. In de laatste vier men dan ziet, is toch niet anders dan een doet dat op grond van een overtuiging; er jaar is het theater van het Palais Chaillot, vereenvoudigd décor. Niettemin is zij wel is volgens hem te weinig belangstelling waar het T.N.P. gevestigd is, een van de degelijk ontleend aan een praktische op- voor gedichten en wijt dat aan „er gebeuit belangrijkste van Parijs geworden, zowel vatting, namelijk dat het toneel tot het van het standpunt van de critiek als van uiterste moet worden teruggebracht op dat van het publiek gezien. Jean Vilar zijn menselijke elementen in tekst en spel, heeft zijn succes niet behaald door een be- dat er niet „kunstmatig" sfeer gemaakt roep op een populair repertoire in de gang- mag worden met huiskamers of heroïsche niets in een vers, men kan er weinig mee beleven en dat weinige nog maar kort en halfbewust." De aanleiding tot het ver vaardigen van verzen moet volgens hem wel interessant zijn. Hij laat dan ook bijna elk vers vergezeld gaan van een verklaring. Zijn voornaamste stelling is, dat toelich ting alleen overbodig is bij hetgeen duide lijk is geformuleerd. Dit klinkt in zijn al gemeenheid wel aanvaardbaar, maar de duidelijkheid van een vers is slechts te meten aan de lezer ervan. Meestal zijn het dan ook niet de onduidelijke verzen, maar de ontoereikende lezers, die een toelich ting nodig hebben. Een vers is minder een formulering dan een uitweg. Een dichter heeft nooit iets met zijn vers willen zeggen, hij heeft er mee gezegd. Het probleem of bare zin van het woord, maar met een uitzichten. Deze opvatting betekent een belangrijke beperking van het repertoire, dat voor het nieuwe opvatting van klassieke stukken zoals men ze in de „Comédie Frangaise' zou verwachten en die men daar voor een T.N.P. bruikbaar is, omdat talloze stukken deel ook vinden kan. zonder de intimiteit van een décor niet tot Ter verklaring van het gemiddelde van hun recht kunnen komen, maar dat is van negentienhonderd toeschouwers per voor- minder zorg omdat het Palais Chaillot toch stelling in het afgelopen seizoen, dat niet ook te groot is voor intieme „bourgeois- eens een van de beste was, zijn verder de codemies". De afmetingen ervan komen lage toegangsprijzen onmisbaar: vierhon- zelfs de gemeenschap van publiek en ac- derd francs voor de duurste plaatsen, tegen teurs ten nadele een gemeenschap, die ongeveer duizend in bijna alle andere men wel eens gemakkelijker kan onder theaters (in de dure bioscopen van Parijs vinden in een kleiner theater met orkest- eenvers*gep'ara'fraserd ^n_,vaff alle Patsen vier- mag worden is uiterst honderd francs of meer en in burgen en buitentheaters kent, waar da troep in de laatste vier jaar is opgetreden. Meer dan de helft daarvan liggen buitens lands. Het T.N.P. is bewonderenswaardig mobiel: het seizoen in Parijs van het gezel schap duurde dit jaar dan ook maar vier maanden, van begin november tot begin maart, Daarna zijn de tournees in Frank rijk, Engeland, Nederland en Zwitserland begonnen, die zullen eindigen in het pau selijke paleis in de tweede helft van juli. WAT DE STUKKEN betreft, die in Ne derland gespeeld zullen worden: „l'Avare" van Molière heeft geen inleiding nodig, maar over „Le Triomphe de l'Amour" mag wel iets gezegd worden. Marivaux (1688— 1763) heeft aan de Franse beschaving vijf endertig toneelstukken en een aantal ro mans nagelaten, alsmede, het woord „mari- vaudage". Dit is van toepassing op vernuf tig en onvruchtbaar gebabbel over de lief de. Het woord heeft een minzaam-ongun- stige betekenis, maar er is de laatste jaren een zeker eerherstel van Marivaux tot stand gekomen, gemarkeerd door een stu die van zijn oeuvre door de romancier en en criticus Marcel Arland (in 1950 versche- actueel. De tegenstan- de goedkoopste zijn er geen van minder dan honderd Een andere eigen uur en een meerderheid voor negen uur gekregen, maar dat zou Jean Vilars kunnen wijzigen. Zijn tegen werping zou ongeveer zijn dat in alle andere theaters ders zeggen, dat prafra- se overbodig is voor trancs). ieder, die met „makke- aardigheid van het T.N.P. is lijke" verzen beginnend dat de voorstellingen er om opgang maakt in poëzie- acht uur beginnen, in plaa.s begrip, dat met een ver- van om neSen uur> zoa]s de standelijke parafrase Parijse gewoonte is. Onlangs eerder verminkt dan ge- hebben enige theaters een vormd wordt. Terpstra enquête onder het publiek geeft geen parafrase gehouden over 't aanvangs- maar een verklaring van de aanleiding. Voor het merendeel der verzen wordt het commentaar of de uitleg gegeven door ene Van Trespeness, die terstond bezweken is voorkeur op dit punt niet voor het grootste gevaar: hij geeft zijn inlichtingen herhaaldelijk van achter de grenzen der kiesheid. Terpstra schreef trouwens vrij onverbloemd over zijn be- een meerderheid komt van doeling: „Er zijn wel meer dan vijfhon- welgedane burgers, die er derdduizend Nederlanders, die aan psy- geen bezwaar tegen hebben chologie doen." Zelfs de damesweekbladen om om 12 uur per auto naar hebben er een rubriek voor. „Geasa" is een huis te gaan, maar dat het vervelende speculatie op de nieuwsgierig- veel ruimere publiek, dat bij heid van het publiek voor het privé-dich- hem de smaak aan het toneel tersgedoe, onder het mom van belangstel- hervonden heeft, voor een ling kweken voor poëzie. En de poëzie in groot deel nog met de open kwestie is de vrij dunne van Terpstra zelf. bare vervoermiddelen naar huis moet en dus liever niet te laat zal zijn. Hij is zelfs de Terpstra is ongetwijfeld een man met laatste tijd nog punctueler eenartistieke blik. Maar dat hij met het dan tevoren met zijn aan- geziene zich gedwongen voelt te blijven vangsuren en hij heeft, als rondlopen, tot er een vers ter aarde is ge- enige van de Parijse theater- komen, maakt geen enkel van zijn verzen directeuren, bepaald dat de voelbaar. Hij zegt van zijn verzen: het zijn deuren van de zaal gesloten misschien versjes met krulstaarten, maar worden als de voorstelling ook van straathondjes kan men soms wat begonnen is, tot aan het eind leren. Dit is leuk. Terpstra zal het met me van het eerste bedrijf. Vele eens zijn dat hij ternauwernood een dich- bezoekers kennen de span ten is. Deze 61-jarige notaris Jan Christiaan ning van een ren door de Marius Kruisinga (pseudoniem Terpstra) lange hoge gangen van zijn het zij me veroorloofd achter zijn boek ondergronds theater, terwijl door een bak, gordijn en loges. Maar het gaat er om persoonlijke dingen te zeggen, omdat luidspreker een donkere stem, telkens in- tenslotte niet omdat dat Vilar ons van de hij niet als dichter, maar als commentator geleid door een fanfare, de schaarse minu- onomstotelijke waarheid van zijn princi- en inleider Terpstra er tussen neemt is ten afroept die resteren tot de slqting. Pes overtuigt. Hun voornaamste functie is ongetwijfeld een burlesk man met een ste- De zaal van het theater van het Palais dat zij hem de vrijheid geven, waarin hij vig gevoel voor humor en betrekkelijkheid. Chaillot is ingedeeld in gelijkwaardige niet overtuiging zijn regie kan presenteren. Als ik een gokje achter de bladzijden vakken van stoelen, die alle naar het to- Het is intussen niet zo, dat alle plaatsen waag, zie ik een vaag begin van een opinie nee] gericht staan, zonder loges of zijbal- daar even geschikt voor zijn. Zelfs het Pa- en een bezitter ervan, die de mogelijkheid kons, daarmee juist voldoende aan de eisen lais Chaillot is nog niet zo goed als de bin- groot acht dat die opinie een misvatting is, van vilar, die een gemeenschap van toe- nenhof van het pauselijk paleis in Avignon, maar die hartstochtelijk er in wil geloven, schouwers in zijn zaal wil hebben en geen waar Vilar sinds 1947 het jaarlijkse toneel- omdat hij er zo n verrukkelijk logisch groepen naar draagkracht. Die gemeen- festival ensceneert. Daar heeft hij zijn op- bouwsel op kan plaatsen. De verleidelijke schap wil hij ook tussen de zaal en het to- vattingen voor het eerst uitgewerkt (dat sport van het verschuiven van persoonlijke neej stand brengen, vandaar de afschaf- was dus nog voor hij bij het T.N.P. kwam) opinies tot algemene stelligheden en terug fjng van iedere scheiding tussen die twee, en als rnen er eenmaal een paar van zijn wordt met verve bedreven en kostelijk za. het gordijn niet uitgezonderd. Als het be- voorstellingen in de openlucht heeft ge er worden gelachen als iemand, due het huis drijf afgelopen is, gaat het licht op het to- zien, ondervindt men nog vaak de verlei- mooi vindt, in de kelder tot de onthutsen- neei uit Het zou in die duisternis moei- ding om het Palais Chaillot in gedachten in oe ontdekking komt, dat het fundament uit ijker zijn voor de acteurs om hun weg Avignon te veranderen. Het is overigens kermistoeters blijkt te bestaan. Het heeft naar achtCren terug te vinden, als Vilar mogelijk dat het T.N.P. gespeeld heeft op iets van het vrije-tijds-plezier over het in- niet ook met het d(scor. had afgedaan. tonelen, die even geschikt of nog beter zijn. fwhtl i.,ir eiöe,n.ru' ®n' waarachter toch Tussen de gordijnen, die zijn toneel om- Niemand beter dan Vilar zelf zal kunnen Plezier waarmee de "commentaren'gemaakt lüsten' «ebruikt hiJ alIeen enkele "éléments zeggen, dat hij al de hondertwaalf schouw- zijn in mengelmoesjes van filosofie, biolo- gie, fysica, psychologie, mythologie en zelfs wat heraldiek. Het is een keuken van Jan Steen. Maar al kan men gecharmeerd zijn van het plezier dat aan „Geasa" ter. grondslag moet hebben gelegen en al kan men de no taris zijn ongetwijfeld bevrijdende buite- (Van onze correspondent in Wenen) kopers in de staatswinkels, waarom koop je een motorfiets, die het vertikt en een DE eerste vertoning van een Poolse film, vulpen, waarmee je niet kunt schrijven? getiteld „Piloot Meissner" waartoe al- Waarom ga je naar de dokter van het zie- lingen van harte gunnen, dan toch nog leen de elite van Warschau was uitge- kenfonds en klaag je er later over dat hij dient men voorop te stellen, dat de Neder- nodigd heeft het letterkundig tijdschrift je nauwelijks heeft aangekeken en je een landse boekenmarkt niet gediend is met „Nova Kultura" aanleiding gegeven dit recept heeft gegeven voor een drankje, dat persoonlijk blijvende genoegens „Geasa" zogenaamde „sprookje in het land van het in geen enkele apotheek te krijgen is? had niet gedrukt moeten worden. Men socialisme" volkomen in de grond te boren Waarom neem je van thuis je eigen watten dient in zijn vrije tijd op vakantie te gaan. en belachelijk te maken. De toon van de en linnen mee naar het ziekenhuis?" Het is een raadsel, waarom het mogelijk critiek is zo sarcastisch en wrang en boven- Deze wrange ontboezeming vult twee schijnt te zijn boeken te publiceren, die dien zo openhartig, dat zij ook onze aan- volle bladzijden en eindigt dan als volgt' alleen mogelijk zijn door speculatie op een dacht verdient. „Wanneer je de film „Piloot Meissner" te welwillend maar niet scherp onderschei- „Wanneer Polen" zo schrijft het blad zien krijgt, zeg je tegen je zelf, dat het niet dend publiek. Elk publiek kiest zijn eigen „een dorado is van vrede, van vreugde waar is. Doch dat is maar schijn. Ook ik boeken, maar voor „Geasa" zou er een en van lachende mensenwaarom dan, heb in het begin zo gedacht, maar toen bastaardpubliek van poëzie-belangstellen- o stommeling, sta je nog altijd in de rij, de eerste opvoering ten einde liep, keek ik den en lezers van amusante weekbladen waarom zoek je dan nog naar een plaatsje de zaal rond: zag ik daar goedgevoede ge- gekweekt moeten worden. Notaris Krui- in de overvolle tram en waarom is er zichten vrolijk lachen, handen die men singa zou zich vast niet graag aan die taak 's nachts geen autobus? Naieveling, waarom drukte, gelukwensen, elegante personen en zetten. Die taak is namelijk niet leuk meer. koop je een verknoeid pak, waarom Iaat je limousines voor de bioscoop. De werlcelijk- TON NEELISSEN je beledigen door de grofheden van de ver- heid overtrof zelfs de kunst". Van links naar rechts: Monique Chau- mette, Maria Casarès en Daniel Sorano. nen). Intussen heeft ook het Théatre Royal du Pare uit Brussel in Nederland een stuk van Marivaux gespeeld. Het is niet waarschijnlijk, dat veel bui tenlandse toeschouwers tot de erkenning van de persoonlijkheid van Marivaux, die Arland verlangt, zullen komen op grond van alleen de „Triomphe de TAinour". Dit stuk is inderdaad een kleine liefdeskomedie zonder enige portée, hoewel overigens niet te gecompliceerd. Het gaat alleen over een prinses, die als man verkleed het hart komt winnen van een prins, die ten huize van de filosoof Hermocrate is grootgebracht en daar nog altijd woont. De moeilijkheden ontstaan door de onwilligheid van Hermo crate en zijn zuster om Phocion, zoals de verklede prinses zich noemt, te logeren te vragen. Om toch een uitnodiging te krij gen, moet Phocion ook „als man" de liefde van de zuster opwekken en die van Hermo crate zelf, aan wie zij bekent dat zij een vrouw Is. Zij wint in de loop van het stuk zonder veel moeite deze drie harten en laat tenslotte Hermocrate en zijn zuster te leurgesteld achter. In het slotwoord van Phocion maakt Marivaux zich daar gemak kelijk af. De toeschouwer leeft mee met de broer en zuster, wier zuivere harten nog niet gehard waren door enige ervaring, die zijn plezier in de triomf van Phocions ware liefde aantast. Men doet echter goed zich bij voorbaat over dit medeleven heen te zetten en zich le concentreren op de charme van de on schuldige liefdesbetuigingen, die de toon van het stuk bepalen. Zo kan men ook be ter de complicaties van de eerste scène negeren. De bedoeling wordt later wel dui delijk. Léon Gischia verzorgde de elegante aankleding. Vilars regie maakt ook zulke stukken altijd compact en vrijmoedig en hij heeft er zijn beste acteurs voor: zichzelf in de rol van Hermocrate. Maria Casarès als de prinses en Daniel Sorano in de rol van een Harlekijn. Gedeelte van een oorkonde - zoals toen gebruikelijk in het Latijn - uit het jaar 1015, waarbij graaf Balderik (Baldricus) met toestemming van zijn vrouw Adela (Athalea) twaalf horigen aan een kloos ter schenkt. Het origineel berust in het Rijksarchief te 's-Gravenhage. ADELA! Zij werd in oude kronieken een tweede Herodias genoemd, de vef- dorven vrouw, die haar even verdorven dochter Salome aanspoorde Johannes de Doper te laten onthoofden. Maar welk een tegenstelling! deskundigen van deze tijd verwerpen deze vergelijking geheel en dj heten Adela een Kriem- nilde, die voor haar recht om de schat der Nibelungen streed. Haar daden wek ken in de ogen van vroegere schrijvers herinneringen aan een periode, waarin Italiaanse geslachten van hoge afkomst elkaar bestreden met gif en doodslag. Een oude Duitse kroniek beschuldigde haar van wandaden, die bewezen, tot welk uiterste men de wet waagde te honen en de keizer durfde te bespot en en die aldus de middeleeuwse bron een zó diepe blik werpen op het zeden bederf van toenmalige hoge standen, dat de feiten uitvoerig vermeld moeten wor den. Evenwel, in de laatste jaren aan de dag gekomen documentering werpen een geheel ander licht op gravin Adela's leven. ADELA WAS een dochter van Wich- man, één van de belangrijkste edellieden uit die tijd. Met deze graaf bereikte een sinds de negende eeuw van" beneden-Rijn tot Zuiderzee heersend geslacht een hoog tepunt in macht en aanzien. Hij was rijk bedeeld met goederen ook in Westfalen en Friesland. Graaf Wichman, in het vooruitzicht, dat zijn huis in de mannelijke linie zou uit sterven, stichtte in het midden van de tiende eeuw een abdij in Elten en hij stel de zijn dochter Luitgardis aan als abdis van het nieuwe, met aanzienlijke goederen begiftigde klooster. Volgens oude berich ten was de vrome en deugdzame Luitgar dis het tegendeel van haar zuster. Adela immers werd beschreven als „een duivels gedrocht in menselijke gedaante". Volgens dezelfde kroniekschrijver bezat zij een on gemene vaardigheid om zich bevallig te kleden. Zij was een meesteres in het weven en borduren van kostelijke kleding, waar mede zij zowel de Mariabeelden en de hei ligenbeelden als zichzelf en haar gezin uit doste. Imed. een Veluwse graaf, klaarblijkelijk bekoord ook door Adela's verschijning, trouwde haar. Deze Imed was graaf van Redichem (Renkum) en bezat daarenbo ven veel goederen. Vermoedelijk heeft hij op een slot te Dooienweerd (Doorwerth) gewoond, dat als plaats kan hebben ge diend voor het tegenwoordige kasteel. MAAR Adela was het niet eens met het besluit van haar vader om Elten en an dere bezittingen te vergeven aan de abdij. Zij meende, dat daarvoor volgens het Sak sisch recht haar toestemming nodig was. Doch pas jaren later besloot zij, volgens het oude verhaal, daadwerkelijk op te tre den, te meer. omdat de herkomst van ver scheidene goederen aan betwisting onder hevig was. Inmiddels was haar vader ge storven, waardoor een uiterst belangrijk? nalatenschap beschikbaar kwam. Voor de aanvaarding daarvan stond haar zuster in de weg. Zij bracht een bezoek aan Luit gardis en de misleide abdis werd met do delijk gevolg de gifbeker aangereikt. Al dus de ..men" van eeuwen her. Maar deze moord blijkt allerminst bewezen te zijn. Trouwens, de eerste berichtgeving daar over is onzeker. Adela was intussen weduwe geworden. Haar rijkdom bood een schitterende kans aan een nieuwe echtgenoot. Balderik, van wie zij niet ten onrechte steun verwachtte, kwam daarvoor in aanmerking, bij keuze van de keizer een gegoed en machtig graaf, maar van veel lager afkomst dan zijn vrouw. Hij was of kwam in het bezit van goederen ook op de Veluwe, zoals in Tongeren, Dieren en Voorst gelegen. De graaf was een dapper man, getuige onder meer zijn geslaagd optreden tegen de tot in de Betuwe doorgedrongen Noorman nen. Adele, bevroedend, dat geen familielid de nieuwe abdis van het klooster zou wor den en verontrust, omdat keizer Otto II het klooster niet meer als bezit van het ge slacht Wichman erkende, liet Balderik het klooster bezetten, maar de keizer verjoeg haar. Otto wenste nu een einde te maken aan het geschil. Door hem werden aan het klooster toegewezen op de Veluwe delen van Arnhem, Renkum en Brummen en verder nog negentien andere goederen. Adela kwam er slecht af: zij moest de kei zer de abdij overgeven tegen ontvangst van vier bezittingen. Ondanks dit voor haar zo ongunstige besluit werd zij geen arme edelvrouw, want zij bleef in het bezit van haar vaderlijk erfdeel buiten de Eltense nalatenschap. Gezien haar verdere levens loop bleef zij evenwel wrokken, ondanks dat haar echtgenoten belangrijk gebied uit eigen bron hadden ingebracht Graaf Balderik in het kasteel bij Renkum (naar een oude voorstelling). ITET BEFAAMDE jaar 1000 brak aan. Daarin zou het duizendjarig rijk eindigen, het tijdvak dus sinds de terugkeer van Christus op aarde. Het volksgeloof, gericht op de Openbaring van Johannes, nam aan dat het einde van de wereld aanstaande was en dat dan het boze zou vernietigd worden. De aanvankelijke onrust ontaard de in een paniek, die in het gevreesde jaar tot het uiterste kwam. Angst bracht ook Adela tot het voor nemen de Gerichtsdag te midden van ver wanten en dienstmannen op een gewijde plaats onder geestelijke bescherming le doorstaan. Uiteraard koos zij als wijdings oord het Eltense klooster, de laatste rust plaats van haar ouders en andere betrek kingen. Geen wondei-, dat zij haar man weer aanzette tot verovering van de door haar zo begeerde stichting. Zijn pogingen brachten slechts voorlopig succes. En toen het schrikaanjagende jaar 1000 voorbij was, ging Adela zich met het verlies ver zoenen. IN DIE TIJD maakten de edelen zich meester van datgene, waarop zij recht meenden te hebben en zelfs dikwijls.van datgene, wat hun van dienst zou kunnen zijn. De keizers bleken toen dikwijls zwak in hun optreden en de regeringen krach teloos. Door een en ander was er telkens ongerechte strijd tussen de groten. Ook Adela en Balderik ontkwamen daaraan niet. Hun weg werd gekruist door een zekere graaf Wichman, een naamgenoot dus van Adela's vader, maar vermoedelijk uit een ander geslacht. Deze Wichman nu wenste een verbinding tussen zijn eigen bezittingen en die, welke hij van zijn vrouw had geërfd. In dit op zicht stonden hem evenwel Balderiks neder-Rijnse bezittingen in de weg. Het gevolg was een telkens oplaaiende strijd tussen beiden. Verscheidene edelen meng den zich in de vete. te meer, omdat Hame land toen een sterk omstreden bezit was. Aanzienlijke verwoestingen werden langs de beneden-Rijn aangericht, totdat op last van koning Hendrik II een voorlopige ver zoening tot stand kwam. Voorlopig, want een nieuw twistpunt lag in het verschiet. Beide rivalen gingen namelijk aanspraak maken op de hoge functie van prefect (legerbevelhebber). De twee graven moesten voor Hendrik ver schijnen en de beslissing werd verdaagd. In goed vertrouwen trok Wichman nu ter bedevaart naar Rome, zijn tegenstander zag een kans en bewoog de koning onder aanbieding van geschenken hem met de prefectuur te belasten. Wichman, aldus de overlevering, in Italië deze beslissing ver nemend, keerde met spoed terug. De bis schop van Utrecht, die aanvankelijk Bal derik steunde, maar tenslotte diens pre fectuur vreesde, wilde bemiddelen, doch zijn pogingen stuitten op Balderik af. Op nieuw ontbrandde de strijd, waarin aan beide zijden vooraanstaande edelen wer den meegesleept. Ook Adela's zonen, graaf Diederick en bisschop Meinwerk, stelden zich partij.... tegen hun moeder. Althans volgens middeleeuwse onderzoekers, die zelfs staande hielden, dat Adela haar zoon Diederick liet doden, beweringen, die zich zelfs tot voor kort konden handhaven. Bisschop Meinwerk (bekend onder meer door leniging van een hongersnood op de Veluwe) zou zijn „ontaarde" moeder zelfs in felle bewoordingen hebben aangeklaagd en zij zou - volgens een oude oorkonde - ter dood veroordeeld zijn, maar van de keizer (en hier klinkt weer een onwaar schijnlijkheid) genade hebben verkregen. Ook deze geschiedenis is aan twijfel onder hevig, niet minder dan het verhaal, dat van Adela's dienstmannen zeven lam en drie blind werden tengevolge van een door haar opgelegde valse eed, gezworen in de omstreken van Rhenen. BALDERIK, aangeklaagd, werd bij de keizer geroepen, die hem vrijsprak. De woede van zijn verbitterde tegenstanders was evenwel zó groot, dat de keizer hem tegen gewelddaden moest laten bescher men. Graaf Balderik, na de strijd berooid, stelde zich daarom in Keulen onder de hoede van de aartsbisschop. Daarheen reisde ook zijn nu ongeveer tachtigjarige, verarmde vrouw. Ingevolge een belofte, haar door de aartsbisschop gedaan bij een schenking door Adela, werd zij in een bejaardenhuis opgenomen. Ook had zij be dongen. dat zij in het gebied van het aarts bisdom zou worden begraven. Een verhaal wil, dat zij bij de St. Pie terskerk ter aarde werd besteld, dat men daar het lijk van een zuster-en-kinder- moordenares niet wenste en dat het uit de kist werd genomen en in de Rijn werd geworpen, welke rivier toen verscheidene dagen wild heeft gebruist, alsof zij zich ontwijd voelde. Anderen vertelden, dat door een overstroming, gepaard met hevig onweer, het lijk werd gelicht en in de Rijn terecht kwam, waar het nooit werd terug gevonden. Dergelijke mededelingen (hier vermeld ter illustratie van de vijandschap jegens Adela) moeten volkomen onjuist zijn. In elk geval bewijzen zij, dat in de middeleeuwse tijd van sterk geloof en dik wijls even sterk bijgeloof het „geval Adela" de fantasie overmatig heeft geprikkeld. Maar om op de waarheid terug te komen: volgens gegevens, die vertrouwen mogen genieten, stierven Balderik en Adela on geveer in het jaar 1020. Het tragische echtDaar in dit middeleeuwse treurspel vond zijn laatste rustplaats in Zyfflich (Duitsland) dicht bij Nemegen. vrijwel in het gezicht van het Adela zo dierbare El ten. In de schenkingsoorkonde van de Mar- tinuskerk te Zyfflich weerklinken wrok en berusting aangaande de langdurige strijd: „Na mijn dood zullen zij (de met toezicht belasten van die kerk) geen ander gezag erkennen dan dat van de aartsbisschop". TOT in onze dagen - zelfs in Neder landse standaardwerken van na de oorlog - heeft de „misdadigheid" van Adela op geld gedaan. Het valt niet te ontkennen, dat de oude geschriften dit oordeel naar voren brachten en dat latere schrijvers zich daarop beriepen. Men heeft nu in de laatste tijd aan het licht gekomen docu menten vergeleken met de reeds eerder gepubliceerde. Het resultaat was, dat - althans voorzover de geschiedenis op dit ogenblik kan bepalen - met vrijwel abso lute zekerheid vaststaat, dat van een „misdadige" edelvrouw geen sprake is. Uit nieuwe beoordelingen treedt de gedachte aan vrijspraak onweerstaanbaar naar vo ren. Vooral Studienrat Jacob Düffel uit Emmerik komt de eer toe, die duidelijk te hebben gemaakt. Maar hoe Is het mogelijk, dat Adela van gruweldaden werd beticht? Uit welke ver borgen bronnen en langs welke wonder lijke wegen werd het echtpaar met verre gaande ruchtbaarheid en in zo grote om vang beschuldigd van de vreselijkste mis daden? Allerlei toevalligheden kunnen daartoe hebben geleid en bovendien werd de laster geboren uit vijandschap, een las ter, die na hun dood steeds sterker aan groeide. Deze simpele verklaringen lijken niet voldoende, maar misschien (evenwel niet waarschijnlijk) wordt ook dit raadsel eens opgelost. DE kenschetsing zal juist zijn, dat de besproken gravin „een schrander en moe dige, maar hebzuchtige en machtswellus tige vrouw" was. Dit laatste door haar roeping de aanzienlijke erfenis van Hame- lands graven te behoeden en aan haar af stammelingen door te geven. Zij zal voor de tweede keer getrouwd zijn uit hoop op nakomelingschap. Daarin werd zij teleur gesteld en bovendien konden ook haar naaste verwanten niet voor erfopvolging in aanmerking komen. Andere edelen, zich beroepend op het Frankisch-Salisch recht, dat erving van grondbezit door een vrouw riitsloot, kwamen zich in het gevat mengen. De Eltense kwestie was daarbij aanleiding en in de twist werden later ook andere bezittingen omstreden. De laatste strijd, tegen Adela en Balderik moet met hun maatschappelijke ondergang in Montfer- land hebben plaats gevonden. Adela voor zag de ramp en ondervond deze. De lang zame verdivijning van het familiebezit, tvaarvoor zij lange jaren bitter heeft ge streden, zal haar ongetwijfeld sterk heb ben aangegrepen. Toen zij tot het besef kwam, dat de omstandigheden onvermij delijk tot verlies en verbrokkeling van haar erfgoed zou leiden, bleef voor haar één oplossing over: schenking van het overgeblevene aan kerkelijke instellingen. Zij bracht met haar echtgenoot die wens tot uitvoering. NOG ALTIJD is de naam Adela ook bui ten het bovenvermelde bekend. In een museum te New York bevinden zich name lijk aan haar oorspronkelijk bezit toege schreven kerkelijke gebruiksvoorwerpen van ivoor. Autenthiek zijn nog steeds be waarde munten, met haar naam in om schrift. op haar last waarschijnlijk in De venter geslagen. A. POLDRO. OSLO (United Press) Woensdag heeft in het stadhuis van Oslo de plechtige ope ningsplechtigheden plaats gehad van de week ter herdenking van Henrik Ibsen, de wereldberoemde Noorse toneelschrijver. Meer dan zestig buitenlandse gasten, onder wie enige van de meest vooraan staande letterkundigen en toneelcritici, zo wel als een groot aantal geleerden en the aterdirecteuren, zijn uit alle delen van de wereld, ook van achter het ijzeren gordijn, in Oslo aanwezig. Ibsen-kenners, Noorse zowel als buitenlandse zullen lezingen houden aan de universiteit van deze stad over werken en denken van de schrijver, die leefde van 1828-1906. In de universiteitsbibliotheek van Oslo is een tentoonstelling geopend van manu scripten van Ibsen en van de eerste edities, in het Schouwburgmuseum is een speciaal aan Ibsen gewijde tentoonstelling inge richt. Op dinsdag 29 mei wordt het nieuwe hoofdkantoor van de N.V. Provinciale Noordbrabantse Electriciteitsmaatschappij te Den Bosch officieel in gebruik genomen. Des avonds wordt in het Casino een fecst- concert door het Brabants Orkest onder lei ding van Hein Jordans gegeven. Op het programma staat onder meer een nieuw Nederlands orkestwerk, dat in opdracht van de directie van de P.N.E.M. voor deze gelegenheid werd gecomponeerd: de ouver ture „Electora" van Wouter Paap.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 19