Jubileumgeschenk voor „Meer en Bosch":
huis voor toenemend aantal kinderen
Rembrandt als leermeester
Volgend jaar misschien eerste steen
voor „Cruquiushoeve" van 60 hectaren
ZATERDAG 2 6 MEI 1956
Vijfenzeventig jaar epilepsiebestrijding in Nederland
Meer begrip vereist
voor afwijkend gedrag
Prof Kraus op congres voor
geestelijke volksgezondheid
Zo oud als de wereld
Vijftigduizend patiënten
Ter draagz aam held
Telegram van de PMNS
aan koningin Juliana
Het was opeens over
geen last f%>»
meer van 4
transpiratie-lucht^i
Brand in katoenfabriek
te Helmond; grote schade
Aflossing drie percent
Staatslening 1937
Marine opleidingskamp
Hilversum tien jaar
Autosmokkelarij
3
onderhoudsprodukten
geven DIEPGLANS aan uw
auto, motor, scooter of fiets
„De werkzaamheden op het gebied van
de geestelijke volksgezondheid lijden nog te
zeer onder gebrekkige coördinatie en on
voldoende integratie" aldus prof. dr. G.
Kraus, hoogleraar in de pysychiatrie te
Groningen in een samenvattende beschou
wing op het deze week door de Nationale
Federatie voor de Geestelijke Volksgezond
heid in Amsterdam gehouden congres. De
hulpverlening aan hen, die tengevolge van
afwijkend gedrag spanningen in het maat
schappelijk verkeer veroorzaken of deze
ondergaan, stuit vaak op onbegrip bij in
stellingen, die er eigenlijk bijzonder bij ge
ïnteresseerd moesten zijn. Onderwijzers,
kinderartsen en advocaten aan wie echt
scheidingsprocedures zijn opgedragen, to
nen over het algemeen weinig of geen be
langstelling. Het is wenselijk, aldus prof.
Kraus dat op dit punt de opleiding van deze
functionarissen ingrijpend wordt herzien.
Hij zei verder dat het contact tussen de op
het gebied van de geestelijke volksgezond
heid werkende instellingen en de verschil
lende juridische instanties nog veel te wen
sen overlaat. De hoogleraar uitte voorts kri
tiek op sommige inrichtingen tot verpleging
van psychopaten. „Deze zijn vaak broed
plaatsen voor ontucht en criminaliteit", zo
zei hij. Een herziening op dit punt van het
overheidsbeleid op hoog niveau achtte hij
dringend noodzakelijk.
(iHet is üw taak, freule!" Deze woorden, door de bekende
ds, O. Heldring nu ongeveer 75 jaar geleden geschreven aan
jonkvrouwe Teding van Berkhout, een bestuurslid van het
nog jonge Diaconessenhuis te Haarlem, en de geloofsover
tuiging van de eenvoudige Haarlemse godsdienstonderwij
zer Looman, die in de woorden uit de tweede brief van
Paulus van de Korinthiërs, „En God is machtig alle genade
te doen overvloedig zijn in u opdat gij in alles te allen tijd,
alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloe
dig moogt zijn", zijn opdracht vond, hebben geleid tot de
stichting van het thans alom bekende centrum voor epilep
siebestrijding „Meer en Bosch" te Heemstede. Omstreeks
1880 wist men nog niet goed wat men met de epilepsie-
patiënten moest beginnen: vandaar de brief om raad van
jkvr. Teding van Berkhout aan ds. Heldring. Thans een
modern toegeruste kliniek, een verpleeginrichting met zes
honderd bedden, een school van veertien klassen, een com
plex van gebouwen en terreinen van zes hectaren en plannen
voor een nieuw complex voor de behandeling en verpleging
van langdurige patiënten: de Cruquiushoeve aan cle rand
van de Haarlemmermeerpolder, een complex dat veertien
miljoen gulden aan investeringen zal vergen en waarvoor
men desondanks in 1957 de eerste steen hoopt te kunnen
leggen. Als „Meer en Bosch" op 26 januari van het volgende
jaar zijn 75-jarig bestaan viert hoopt men in elk geval te kun
nen beginnen met de bouw van een nieuw kinderpaviljoen.
Het kost driekwart miljoen, maar de 242.000 vrienden van
„Meer en Bosch" verenigd in de bekende organisatie „De
macht van het kleine" hebben na de oorlog niet alleen de
door de Duitsers weggesleepte en verwoeste outillage weel
bij elkaar gebracht, maar zij zorgen er door hun wekelijkse
gift van twee-en-een-halve cent ook voor dat diegenen die
de verpleeggelden niet kunnen opbrengen toch geholpen
kunnen worden. Per jaar wordt op deze wijze dertigduizend
gulden aan suppletiegelden gefourneerd.
In deze summiere opsomming is reeds
het drieledige karakter van het werk op
„Meer en Bosch" herkenbaar: het is me
disch, het is sociaal, het is ook pedago
gisch. Vooral het laatste is belangrijk en
de pedagogie houdt waarlijk niet bij de
epilepsiepatiënt lijder aan „vallende
ziekte", zoals de term vroeger luidde
op. Niet alleen wordt de jongere of oudere
patiënt de weg gewezen naar een met deze
ziekte te verenigen leefwijze, ook zijn om
geving wordt er zo goed mogelijk van door
drongen, dat epilepsie een ziekte is als zo
vele andere kwalen: zij kan bestreden en
genezen worden, mits men rekening houdt
met die omstandigheden die een welslagen
van de therapie in de weg zouden kunnen
staan.
Epilepsie is, bij wijze van spreken, zo
oud als de wereld, en zij is aan geen enkele
groep van de mensheid in het bijzonder
verbonden. Julius Caesar leed er aan, zo
goed als Dostoievsky. Haar verschijnings
vormen zijn ook aanzienlijk menigvuldiger
dan men in het algemeen aanneemt. Ieder
een weet van aanvallen die gepaard gaan
met hevige schokken in benen en armen en
met verlies van het bewustzijn. Minder
bekend is, dat ook plotseling, onverklaar
baar optreden van buikpijn of koorts een
gevolg van epilepsie kan zijn. Ook kan de
lijder gedurende enige weken, zelfs maan
den schijnbaar normaal leven en toch in
een uitzonderingstoestand verkeren: hij
verricht alle mogelijke handelingen, zelfs
criminele, maar hij houdt er geen enkele
herinnering aan over.
Men weet nu de epilepsiebestrijding is
pas goed een tachtig, negentig jaar geleden
door de Engelsman Jackson aangepakt
dat een bepaalde dispositie van de herse
nen, soms, maar niet dikwijls het voorko
men van een litteken of gezwel daarin,
epilepsie veroorzaken.
De aard van de ziekte wordt in „Meer
en Bosch" sinds 1948 vastgesteld met be
hulp van de elektro-encefalograaf, die door
middel van spanningswisselingen bepaalde
schommelingen in de hersenen in een gra
fiek rëgistrfeert. Per jaar worden bijna
tweeduizend lijders op deze wijze onder
zocht. Het apparaat, dat ongeveer 25.000
gulden kost, is zo dikwijls in gebruik, dat
de aanschaffing van een tweede binnenkort
zal plaats vinden.
Op grond van deze diagrammen kan
een behandelingswijze worden voorge
schreven, dikwijls met behulp van medica
menten zoals luminal, vaak ook door mid
del van een dieet.
Intussen is het dxis niet zo, dat de lijder
aan epilepsie - en er zijn in Nederland
ongeveer vijftigduizend mensen die daar
toe gerekend moeten worden - in de mees
te gevallen uit de samenleving wordt
teruggetrokken. Het overgrote, deel der
patiënten bezit een normale of meer dan
normale intelligentie en zal zijn taak in
de maatschappij kunnen vervullen. Voor
hen heeft „Meer en Bosch" zijn kliniek,
genoemd, naar Koningin Emma en 25 jaar
geleden bij het gouden jubileum van de
Christelijke vereniging van lijders aan
vallende ziekte aangeboden door het Ne
derlandse volk. Bovendien wordt contact
met hen gehouden door een van het zestal
consultatie-bureaus in den lande.
Wat de ernstiger patiënten betreft: zij
worden gedurende lange tijd op „Meer en
Bosch" verpleegd, maar in die periode
worden zij toch ook voorbereid op een ge
hele of gedeeltelijke taak in de maatschap
pij. In samenwerking met het Gewestelijk
Arbeidsbureau en het ministerie van So
ciale Zaken wordt gewerkt aan de inrich
ting van een beschuttende werkplaats.
Uit het feit. dat er een school is met
veertien klassen en evenveel leerkrachten
kan men reeds afleiden, dat aan het kind
niet. alleen medisch maar ook pedagogisch
grote zorg wordt besteed. De jeugdige be
volking is trouwens relatief groot op ,;Meer
en Bosch": ongeveer 250 van de 600 ver-
pleeeden.
Zij is ook vlottend: van de tweehonderd
Het hoofdgebouw van het vroegere buiten „Meer en Bosch" is thans de werkruimte
voor dagelijks bestuur en administratie van het centrum van de epilepsiebestrijding.
Het vormt het middelpunt van een uitgebreid complex van gebouwen voor onder
zoek en verpleging, onderwijs en ontspanning, huisvesting van het personeel en
van speel- en sportvelden.
kinderen die er op school, uiteraard indi
vidueel onderwijs genieten wisselen er per
jaar ongeveer 130. Die kinderen zijn ook
voor het grootste deel normaal begaafden.
Ongeveer dertig percent is afkomstig van
een of andere vorm van buitengewoon
onderwijs, of behoorde dat althans te vol
gen.
Het percentage jonge kinderen neemt de
laatste jaren toe: een gelukkig verschijn
sel, omdat bij deze ziekte de bestrijding
in een vroeg stadium het beste effect voor
de toekomst oplevert. Ook in dat opzicht
moest men tegenzin bij de oiLders over
winnen: de tegenzin om. een kind tijdelijk
af te staan en de tegenzin om de aard van
de ziekte te erkennen.
Een der opvallendste kenmerken van het
leven op „Meer en Bosch", is altijd de chris
telijke verdraagzaamheid geweest. Hoewel
de inrichting een duidelijke Hervormde
signatuur draagt voelen ook anderen zich
er volkomen thuis; van de zeshonderd
verpleegden behoort ongeveer de helft tot
de Nederlands Hervormde kerk. ongeveer
tachtig tot negentig zijn rooms-katholiek.
ongeveer zeventig gereformeerd. Het aantal
buitenkerkelijken ligt. in dezelfde orde van
grootte. De geestelijke verzorging van al
deze groepen is gewaarborgd.
De medische staf bestaat behalve uit ge
neesheer-directeur dr. A. M. Lorentz de
Haas, uit zeven artsen en een aantal con
sulent-artsen. Het personeel bestaat uit
driehonderd personen, waarvan 160 broe
ders en zusters. Uiteraard heeft ook „Meer
en Bosch" met personeelstekort te kampen,
evenals met ruimtegebrek.
Verlichting in het laatste is te wachten
wanneer het paviljoen „Bethesda" aan de
„Wij worden uitgehondgerd"
Het hoofdbestuur van de PMNS te Vlis-
singen heeft aan Koningin Juliana een tele
gram gezonden van de volgende inhoud:
„Twaalf dagen lang heeft de Nederlandse
regering noch voeding, noch zakgeld aan
het Zuid-Molukse volk dat tot de PMNS
behoort, verstrekt. Wij hebben de Neder
landse regering en de betrokken instanties
verzocht om de uitkeringsregeling niet toe
te passen, omdat het geen zaak is van
maatschappelijk werk, maar van het vol
doen aan verplichtingen voortvloeiende uit
artikel 44 betreffende de Landstrijdkrach
ten, vermeld in het staatsblad J 570. Maar
het verzoek wordt beantwoord door ons uit
te hongeren". In het telegram wordt de
Koningin verzocht deze handelingen te
doen stoppen, omdat het een onwettige
daad is.
ADVERTENTIE
Mevrouw E. Bckltum, Bischopweg, -
Amersfoort, schrijft:
„Niemand nam meer notitie van me... Opeens bedacht
ik me dat het wol eens door mijn transpiratie kon komen.
Ik nam de proef op de som met Arrld-crème en was
stomverbaasd zo snel als het transpireren ophield. En
meteen veranderde ook de houding van mijn kennlsson."
Een beetje Arriti inde okselholten - eenvoudig en
vlug. Meteen stopt de transpiratie, geen spoortje
geur meer te bekennen. Arrid werkt volgens een
geheel nieuw principe: het bevat Transtop, waar
door de crème direct bij het aanbrengen tot diep
in de onderhuid doordringt. Daarom is het zo
afdoende - al is het nog zo warm, Uw oksels
blijven fris en droog en bederf van kleren komt
niet meer voor. Arrid-crème werkt bovendien
verzachtend en ontsmettend. Begin vandaag nog
met Arrid. de crème waarvan specialisten hebben
vastgesteld dat het anderhalf maal langer, ze
kerder en veiliger werkt. Delicaat geparfumeerd,
prijs f. 1.65.
Vrijdag is brand uitgebroken in de dro
gerij van N.V. P. F. van Vlissingen en Co.'.s
katoenfabriek te Helmond. Het vuur vond
gretig voedsel in het zeer brandbare ma
teriaal en de Helmondse brandweer moest
met drie motorspuiten en een ladderwagen
uitrukken om het vuur te bestrijden. De
eigen blusinstallatie veroorzaakte veel wa
terschade. Na ruim een uur werken was
men het vuur meester. Vorig jaar op 5 juli
woedde in dezelfde afdeling eveneens een
uitslaande brand. De schade loopt ook nu
weer in de tienduizenden guldens.
Plet ministerie van Financiën deelt mede,
dat van de drie percent Nederlandse Staats
lening 1937 op 1 juli 1956 aflosbaar zal
worden gesteld een bedrag van 6,500,000
of zoveel meer of minder als uit het
systeem van uitloting op eindcijfers van de
nummers der schuldbewijzen en afronding
van de aflossing op de inschrijvingen in
het schuldregister zal voortvloeien.
Genoemd bedrag wordt in evenredigheid.1
verdeeld over het totaal der uitstaande
schuldbewijzen en het totaal der ingeschre
ven schuld op de datum van uitloting. De
uitloting van schuldbewijzen zal in het
openbaar geschieden op maandag 11 juni
1956 (te 10 uur) in het gebouw van het mi
nisterie van Financiën, te 's-Gravenhage.
Het Marine-opleid'ingskamp te Hilver
sum bestaat tien jaar. De herdenking van
dit tweede lustrum is donderdagavond be
gonnen met een show voor de manschap
pen en het kader in de grote exercitieloods.
Aan dit programma werkten mee De Ram
blers en het Metropole-orkest; vocale
medewerking verleenden Jany Bron, Sonja
Oosterman, Rijk de Gooyer en Johnny
Kraaykamp.
Vanmorgen om tien over acht hield de
waarnemende commandant, kapitein-lui
tenant-ter zee H. C. v. d. Stadt, een toe
spraak tot de troep, waarin hij mededeelde,
dat in de loop van de afgelopen tien jaren
veertigduizend man het kamp hadden be
zocht voor de eerste opleiding.
Na het ochtendappel maakten vijfhon
derd man een mars door Hilversum met
muziek van de marinierskapel der Ko
ninklijke Marine. Vanmiddag werd het
feest voortgezet met wedstrijden in het
kamp. Vanavond is er een receptie in het
raadhuis te Hilversum.
De rechtbank te Amsterdam heeft een
uitgebreide smokkelarijzaak behandeld van
personenauto's, die in België gestolen wer
den en met valse nationaliteitsbewijzen
verkocht op verschillende automarkten in
ons land. De officier van Justitie, mr. W.
J. A. M. Smit, eiste tegen beide hoofdver
dachten, de 30-jarige Belg F. C. de H. en
de 28-jarige lampekappenfabrikant C. G.
van M., een totale gevangenisstraf van
twee jaar en zes maanden met aftrek.
Tegen hen zal tevens, zo deelde mr. Smit
mede, door de Belgische justitie een ver
volging worden ingesteld wegens diefstal,
respectievelijk medeplichtigheid aan dief
stal, feiten die door hem niet ten laste wa
ren gelegd. Vier andere verdachten, die
eveneens in het complot waren betrokken,
hoorden eisen tegen zich uitspreken vari
ërend van een geldboete van 400 gulden
tot gevangenisstraffen van een jaar en zes
maanden met aftrek, waarvan zes maanden
voorwaardelijk.
Gedurende ruim 21/2 jaar in de
periode van 1953 tot november 1955
heeft de bende ongeveer twintig wagens
verhandeld.
De grootste „overgangsfiguur" in de schilderkunst
is ongetwijfeld Rembrandt, die zijn hele leven slechts
één stem heeft gevolgd: zijn eigen. Hij is de weg ge
gaan, die hij meende te moeten volgen tot het einde
toe. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet gevoelig
was voor invloeden van buiten af, of dat hij lessen van
anderen niet ter harte nam: wij weten immers dat hij
een grote verzameling kunstwerken bezat en zijn teke
ningen getuigen zijn leven lang van zijn diepgaand be
grip voor de scheppingen van anderen. Italiaanse
meesters kende hij goecl. Zelfs had hij een voorliefde
voor Indische miniaturen. Zijn belangstellingssfeer
was enorm. Het bruisende Amsterdam, de wereldha
ven, van de eerste helft van de zeventiende eeuw heeft
zijn kosmopolitische instelling stellig bevorderd. Hoe
wel hij nooit men zou kunnen zeggen principieel
niet reisde, kende hij de hele wereld, omdat hij een
grote mensenkennis bezat.
De toenemende belangstelling in Rembrandts vroegste
ontwikkeling kan men aflezen uit het feit, dat in de grote
tentoonstelling te Amsterdam in 1935 slechts drie schil
derijen uit de Leidse tijd waren opgenomen, waartegen
over staat dat de catalogus van de Rembrandttentoonstel-
ling dit jaar vijftien in deze periode ontstane nummers
vermeldt. Bij de tekeningen is deze verandering in de be
langstelling nog merkwaardiger: achttien nu, tegen één
in 1935. Daarnaast bevat de Leidse herdenkingstentoon
stelling dit jaar nog een tiental werken van Rembrandt
uit deze periode.
Het minst bekende schilderij, dat in Leiden voor het
eerst aan het Nederlandse publiek getoond zal worden is
het schilderij „De vlucht naar Egypte" uit Tours, zeer
fraai, beheerst van techniek, het probleem van het clair-
obscur met opvallende pregnantie stellend. Vroeger nog,
uit de allereerste scheppingsperiode, zijn twee schetsen uit
de verzameling van Aalst: studies in licht en donker, aan
zetten van de kleurharmonie, maar vooral pogingen tot
het weergeven van expressies en tot het aanwenden van
kunstlicht om de uitdrukkingskracht te verhogen.
De „Clementie van Titus" onlangs met veel succes
schoongemaakt vertoont de invloeden van Lastman en
P.vnas duidelijker dan voorheen in het kleurengamma, de
theatrale pose en de compositie op twee plans. Het zelf
portret, dat op dit stuk voorkomt met de merkwaardig en
vigoreus in de natte verf ingekraste haarlokken, is een
der belangrijkste documenten, die wij van de ongeveer
twintigjarige bezitten. Nu de Leidse tentoonstelling de
unieke gelegenheid biedt voor het eerst dit schilderij met
het tezelfder tijd ontstane paneel „Bileam met de ezelin"
te vergelijken, dat zich in Parijs bevindt, waar het reeds in
1641 door Claude Vignon getaxeerd werd, kan men zich
van Rembrandts vroegste ontwikkeling een duidelijker
beeld vormen dan voorheen mogelijk was. Vooral de in
vloeden van de leermeesters Pynas en Lastman doen zich
in deze werken gelden.
De schaduwpartijen, de nog overdreven uitdrukkings
kracht, de vrolijke kleur en de weelde der details, ver
binden beide schilderijen, die voor de kennis van Rem
brandts ontwikkeling van niet te onderschatten waarde
zijn. Ook een der vroegste zelfportretten zal men in de
Lakenhal kunnen zien: het maakt deel uit van een Ne
derlandse particuliere verzameling en toont ons de jonge
kunstenaar vol optimisme, met lachend gelaat, de mond
een weinig geopend, die de bezoeker frank aankijkt en
tegemoet treedt. De schilderwijze, minder bont, heeft aan
concentratie gewonnen. De uitdrukking, nog uitdagend,
heeft een meer geconsolideerde vertolking gevonden, de
penseelbehandeling is petillanter dan tevoren. De achter
grond, geheel in de toon van het portret gebracht, helpt
de weergeving ondersteunen. Op de aandachtige beschou
wer maakt het portret een verfrissende indruk, die ver
sterkt wordt, wanneer men bedenkt hoe voor Rembrandt
in deze jaren de wereld openging, hoe hij zijn „naetureei-
ste beweechgelickheit" vrij kon volgen en hoe hij wist,
dat zijn levensterrein bij uitstek het visuele beelden zou
zijn. Na ruim driehonderd jaren blijft dit portret fris en
inspirerend, de uitdrukking boeiend en de charme onweer
staanbaar.
Reeds tijdens zijn jeugd werd Rembrandt bewonderd
door Constantijn Huygens, door de Utrechtse historicus
Buchelius en trots vermeld in de tweede druk van de Ge
schiedenis van Leiden, die burgemeester Orlers in 1641
liet verschijnen. Het is ook deze plaatselijke geschiedenis,
die voor het eerst vermeldt, dat Gerard Dou op 14 febru
ari 1628. vijftien jaren oud, door zijn vader naar het
atelier van den „konstrijken en wijtvermaerden Rem
brandt" gebracht werd om zich te bekwamen in de schil
derkunst. Deze bron is belangrijk om twee redenen. Ten
eerste omdat wij er uit leren, dat Rembrandts superieure
geest reeds zo jong erkend werd door kenners, die hun
zoon aan zijn leiding toevertrouwden. Vervolgens dat er
buiten deze misschien nog enge kring velen waren, die
Rembrandts werken bewonderden, want
Orlers noemt hem „wijtvermaerdt".
Uit deze leertijd van de eerste leerling,
die door zovelen en zo bekwamen gevolgd
zou worden, bezitten wij een zeer fraai
document, dat ook in de Lakenhal ge
toond zal worden. Het is een schilderij uit
een Engelse particuliere verzameling, door
Dou geschilderd, Rembrandt voorstellende,
zelf nog nauwelijks volgroeid, gekleed in
de schildersjas, het palet in de hand.
staande achter de ezel. waarop een schil
derij met drie betogende geleerden, terwijl
een (wellicht ongewenste) bezoeker het
atelier binnentreedt. Om de beeltenis van
Rembrandt, maar ook wegens de blik die
het gunt in zijn atelier, is dit schilderij ons
bijzonder dierbaar.
Dou was dus Rembrandts eerste leerling
in de eigenlijke zin van het woord. Met
Jan Lievens ontstond een vriendschap, die
na 1631 moest verflauwen, maar die veel
later weer opgenomen werd. Een tijdlang
werkten zij tezamen op één atelier, niet in
Afbeelding hierboven: „Lachend zelfportret" door Rembrandt, een
zijner vroegste werken. Afbeelding hieronder: door Rembrandt -ver
anderd jongenskopje, geschilderd door zijn vriend Jan Lievens.
Ter gelegenheid van de herdenking
van Rembrandt, die driehonderdvijftig
jaar geleden werd geboren, worden in
het Rijksmuseum te Amsterdam en het
Museum Boymans te Rotterdam grote
tentoonstellingen van diens schilderijen,
etsen en tekeningen gehouden. Onze
medewerker Bob Buys heeft daarover
critische beschouwingen geschreven,
waarvan de eerste deze week in „Erbij"
te vinden is. Ter inleiding van de expo
sitie „Rembrandt als leermeester" in de
Leidse Lakenhal publiceren wij op deze
pagina het eerste van enkele artikelen
door de dire'cteur van dat museum, de
heer J. N. van Wesser-, die speciaal de
invloed van de schilder op zijn leer
lingen zal aantonen.
xccpcoococo30cxcocoococ»kx>x>oooooo
ooocccoccocooco
de verhouding van leermeester tot leerling,
maar in de intieme verhouding van vriend
tot vriend.
Het jongenskopje uit het Rijksmuseum,
dat deze zomer te Leiden te zien is, door
Lievens geschilderd en (zoals het op
schrift vermeldt) „geretukeerd" door Rem
brandt, getuigt van deze vriendschap, even
als de magistrale verbeelding door eerst
genoemde van de Opwekking van Lazarus,
uit Brighton, zo nauw verwant aan de ge
niale vriend en leeftijdgenoot, dat men zich
er nauwelijks over kan verwonderen dat
beider werken reeds in 1641 verwisseld
werden.
Dou en Lievens, zij zijn de eersten in
de indrukwekkende rij, die wij de leerlin
gen van Rembrandt noemen. Leerlingen
hebben was voor Rembrandt een tijdpas
sering noch een lucratieve nevenbezigheid,
het was een innerlijke noodzaak. De leer
lingen weerspiegelen de gehele ontwikke
ling van de meester. Het bestuderen van
hun werken is voor het leren kennen van
zijn ontwikkeling van het allergrootste be
lang.
J. N. VAN WESSEM
Hazepaterslaan te Haarlem, dat na de oor
log als noodziekenhuis in gebruik is ge
weest, weer ter beschikking van de ver
eniging komt. In Haarlem, geboorteplaats
van de vereniging, zijn nog in gebruik de
paviljoens „Sarcpta" voor ernstig manne
lijke zieken en „Bethesda" voor zwaar ge
stoorde jongens.
Bovendien is het aantal beschikbare bed
den eigenlijk te klein voor het aantal lij
ders aan epilepsie in Nederland en van
daar dus de plannen voor de bouw van de
zestig hectare omvattende Cruquiushoeve,
waar zeshonderd min of meer chronische
patiënten een plaats kunnen vinden.
De Koningin Emmakliniek op het terrein van „Meer en Bosch" vormt een blijvend
leken van de waardering welke het werk van de Christelijke vereniging voor ver
pleging van lijders aan vallende ziekte in ons volk geniet. De kliniek werd
aangeboden bij het vijftigjarig bestaan van de vereniging.
Gesteund door de ervaringen uit een
rijk verleden gaat „Meer en Bosch" dus
zijn 75-jarig bestaan tegemoet. Het zal
daarbij geholpen blijven worden door die
grote vriendenschaar in het gehele land,
door de toewijding ook van de reizende
broeders die het contact met de kerkelijke
gemeenten onderhouden. Natuurlijk gaat
het jubileum gepaard met een financiële
actie. Daartoe is niet de niet bij de inrich
ting passende goedkope vorm van een lote
rij gekozen. De medewerkers van „De
macht van het kleine" zullen de boer op
gaan met een mapje met fleurige brief
kaarten, vervaardigd door de bekende te
kenaars Reyn Dirksen en A. A. Tadema.
En wie liever eens „het kleine" in het groot
wil doen kan daartoe altijd het gironum
mer van het jubileumfonds „Meer en
Bosch" Heemstede gebruiken: 1 8 0 7 5.
ADVERTENTIE