Vandaag promoveert Eindhoven
tot hogeschoolstad
Bouw van tweede T.H.kan
over enkele weken beginnen
Koninklijke redevoeringen
Minister Zijlstra over de
economische integratie
Agenda voor
Haarlem
TOCH CRISIS
Onderwijs vangt in 1957 aan
Koning en Ministers
„Langer talmen kan West-Europa
voorgoed het einddoel doen missen
Jhr. J. W. J. Witsen Elias
overleden
Achttien jaar voor moord
oorn
„Gelijkwaardig, niet
gelijk aan Delft"
Het studieplan
Raad voor het THO
Inpassingsproblemen
Het eerste paviljoen
Rondom de Kabinets
formatie
Ere-voorzitter bloemisten
kring overleden
Filiaalchef van een reis
bureau veroordeeld
ZATERDAG 23 JUNI 1956
Ofschoon de vernieuwing der parlemen
taire vertegenwoordiging in Nederland een
reglementaire was, waarbij dus niet ge
sproken kon worden van een politieke
crisis, zijn de verkiezingen en de daarop
volgende pogingen tot formatie van een
nieuwe regering gekomen op een tijdstip,
dat op verschillende gebieden van het
politiek beleid een heroriëntatie niet alleen
wenselijk maar zelfs dwingend noodzake
lijk bleek. Dat maakt de formatie uiter
mate moeilijk, wat overigens ook wel kon
worden verwacht. Want talrijke problemen
zijn in de periode vóór de verkiezingen
niet op de spits gedreven, juist omdat die
verkiezingen in het zicht waren. Thans
worstelt de aangewezen formateur, dr. W.
Drees, met de complicaties die zich in die
pre-demissionnaire periode hebben opge
stapeld.
Een van die complicaties is een verklaar
baar verschil van mening tussen partijen
over de kosten der defensie. Men kan dit
vraagstuk met „defensiekosten" genoeg
zaam aangeduid achten, aangezien het in
derdaad uitmondt in de financiële kwestie,
doch in feite is het een probleem van
defensiepolitiek. Minister Staf heeft reeds
voor de verkiezingen zeer duidelijk doen
uitkomen, dat de verplichtingen van Ne
derland in de NAVO niet meer konden
worden nagekomen op basis van een de
fensiebegroting van de huidige 1350 mil
joen per jaar, doch dat daartoe tenminste
een verhoging van 300 miljoen noodzake
lijk zou zijn. Deze verhoging is door de
bewindsman gemotiveerd met kostenbe-
grotingen, welke slechts aanvaardbaar zijn
voor degenen, die zich stellen op het een
maal vastgelegde defensie-politieke stand
punt, zoals ook minister Staf dat doet. De
ongerustheid over een volkomen ondoel
treffende structuur der NAVO-plannen
waarvan de Nederlandse verplichtingen
een afgeleid onderdeel vormen staat in
onmiddellijk verband met onze gehele bui
tenlandse politiek, die een starre volg
zaamheid van bepaalde politieke inzichten
der grote westelijke mogendheden toont.
Een verhoging der defensiekosten be
tekent voortzetting van een defensie-poli
tiek, waarin men met de beste wil geen
vertrouwen kan hebben. In deze politiek
zijn in geen enkel opzicht de veranderingen
van internationaal politiek klimaat ver
disconteerd, noch de wijzigingen van het
aspect der toekomstige oorlogsstrategie,
noch de mogelijkheden van toekomstige
Europese politieke verwikkelingen. Het
problematisch wordende karakter van de
NAVO en haar veroudere politiek-militaire
opvattingen domineren nog steeds de bui
tenlandse en de defensie-politiek van de
kleine landen en van het onze, dat daar
door, strategisch gezien, in een positie van
betreurenswaardige kwetsbaarheid is ge
raakt, waardoor het praktische nut onzer
defensieuitgaven een ontmoedigend voor
uitzicht biedt.
In het licht hiervan betekent de huidige
kabinetsformatie een crisis van heroriën
tatie, die niet zal op te lossen zijn door één
detail als defensiekosten apart te behan
delen en tot onderwerp van overeenstem
ming te maken. Veeleer zal het noodzake
lijk zijn, de huidige internationale om
standigheden en ontwikkelingen nauw
keurig te beschouwen en in verband met
de positie van Nederland te brengen, waar
uit dan een geheel nieuw beeld van be
leid zou moeten ontstaan.
Voor zover het zich laat aanzien, houdt
de formateur zich nog niet met de moge
lijkheid van een heroriëntatie bezig. Hij
schijnt er naar te streven, de reeds vast
gelegde politieke koers te blijven volgen en
in die koers de andere partijen tot een zo
groot mogelijke instemming te bewegen.
De mogelijkheid is er echter, dat in die
andere partijen een progressiever beleid
tot gestalte zal komen en met name op het
gebied van de analyse der Nederlandse
taken en mogelijkheden op internationaal-
politiek terrein beter aangepaste denkbeel
den tot gelding kunnen komen. Daarom
moge de vraag, wie de sleutelposten Bui
tenlandse Zaken en Defensie zullen gaan
bezetten, niet louter uit het oogpunt van
zetelverdeling worden opgelost.
Vooral de departementen Buitenland
se Zaken, Oorlog(l) en Economische
Zaken zullen de heroriëntatie als een dras
tische koerswijziging moeten kunnen ver
werken, die ook deze formatie tot een
echte crisis maakt.
In het Diaconessenhuis te Leeuwarden
is in de leeftijd van 59 jaar overleden jhr.
J. W. J. Witsen Elias, oud-hoofdredacteur
van de Leeuwarder Courant en directeur
van de N.V. Erven Koumans Smeding te
Leeuwarden.
Na de bevrijding maakte hij deel uit van
de redactieraad van de Leeuwarder Kou-
rier en vervolgens van de Leeuwarder
Courant. In 1949 werd hij directeur van
het bedrijf, waar de Leeuwarder Courant
wordt gedrukt. Hij had zitting in tal van
culturele verenigingen. Jarenlang was hij
voorzitter van de Friese IJsbond. Ook is
hij lid geweest van het algemeen bestuur
van de A.N.W.B. en ere-voorzitter van de
Nederlandse Journalistenkring.
m
Vandaag wordt, in een plechtige bijeenkomst van liet Academisch Genootschap
te Eindhoven, Nederlands tweede Technische Hogeschool officieel geconsti
tueerd. Weliswaar bestaat zij nog slechts op papier, maar de bouwvoorberei-
dingen zijn thans zover gevorderd, dat reeds binnen enkele weken de eerste spade
in de grond kan gaan. Voorlopig zal op het terrein dat de gemeente Eindhoven
voor de nieuwe T.H. gereserveerd heeft, slechts een complex prefab-paviljoens
verrijzen, waar men in september 1957 het onderwijs met honderdvijftig tot twee
honderd studenten hoopt te kunnen aanvangen. Later zal men dan ten zuiden
daarvan de definitieve hogeschoolgebouwen waarvoor de plannen nog niet
geheel vastliggen gaan oprichten, die voor een deel reeds in de herfst van 1959
voltooid moet zijn om de derdejaars studenten te kunnen opvangen. Met de
voltooiing van het gehele project zullen, naar de huidige schatting, een termijn
van ongeveer tien jaar en een bedrag van circa zestig millioen gemoeid zijn, maar
dan zal de Lichtstad ook een instituut herbergen dat voor tientallen jaren in de
behoeften aan hoger technisch onderwijs zal kunnen voldoen.
ZO MOEIZAAM en langdurig' als de
voorbereiding van de plannen in de diverse
commissies geweest is, zo vlot verliep daar
na de parlementaire behandeling van het
desbetreffende wetsontwerp. In september
1955 ingediend, haalde dit ontwerp reeds
op 7 juni van dit jaar de eindstreep, waar
na de Koningin het op 12 juni bekrachtig
de. Reeds twee dagen later publiceerde de
Staatscourant de eerste Koninklijke Be
sluiten met uitvoeringsbepalingen en thans,
op zaterdag 23 juni, is de formele proce
dure rond: Eindhoven is hogeschoolstad
geworden!
Nog een lange weg scheidt de plannen
van hun verwezenlijking, maar in grote
trekken is nu dan toch bekend geworden,
wat de doelstellingen en de opzet van de
tweede T.H. zullen zijn. Voorop staat daar
bij, dat men alleen volwaardige ingenieurs
wi^afleveren en niet een soort tussenvorm
tussen afgestudeerde mts-ers en Delftse
ingenieurs. De kwaliteit van de vorming
in Delft blijft dan ook standaard en lich
tend voorbeeld voor Eindhoven en het
onderwijs aan beide T.H.'s zal, zo niet
overal gelijk, in elk geval volstrekt gelijk
waardig zijn.
Daarmee is ook bij de layout van de ho
geschool en de opstelling der studiepro
gramma's de nadruk gelegd, waarbij men
zich evenwel niet bij voorbaat heeft willen
vastleggen in een te strak schema. Anders
dan Delft, is men in de nieuwe T.H. im
mers niet gebonden aan allerlei historisch-
gegroeide tradities, zodat hier alle gelegen
heid bestaat om nieuwe mogelijkheden te
vinden en nieuwe wegen te gaan.
Er zijn vier afdelingen geprojecteerd:
algemene wetenschappen, werktuigbouw
kunde, electrotechniek en scheikundige
technologie. De leerstof, met uitzondering
van het afstudeer-onderwerp, wordt in
een programma van vier jaar onderge
bracht: een korter studieduur wordt voor
de vorming van bekwame ingenieurs, in
staat om technisch-wetenschappelijk front
werk te doen en uit te groeien tot leiders
der industrie, niet mogelijk geacht.
Om de effectieve studieduur zo min mo
gelijk te doen afwijken van de nominale
(die met inbegrip van het afstudeerwerk
4,5 tot 5 jaar vergen zal) wil men een acht-
semestersysteem invoeren. Elk semester
beslaat 15 a 16 collegeweken en wordt be
sloten door een examen.
Ook aan de niet-technische vakken zal
veel aandacht besteed worden, omdat de
jonge ingenieur straks op zijn verantwoor
delijke post in de maatschappij van meet
af aan veel meer nodig heeft dan vakken
nis alleen. Zo zullen er onder meer wijsge
rige sociologische college's gegeven worden
om de studenten zowel inzicht omtrent
de plaats der techniek in het gehele cul
tuurgebeuren, alsook begrip voor hun eigen
plaats in de samenleving en voor het
probleem der menselijke verhoudingen
bij te brengen. Voor de hogere semesters
worden deze college's, al naar gelang van
de studierichting der betrokkenen, dan nog
aangevuld met industriële sociologie, ar
beidsrecht en psychologie, bedrijfsecono
mie en -organisatieleer, en filosofie van de
techniek. Bovendien wordt voor de algeme
ne ontwikkeling der studenten de inrich
ting van een „studium generale" overwo
gen.
Als rector-magnificus treedt in het eer
ste studiejaar prof. dr. H. B. Dorgelo op.
De afdeling Algemene Wetenschappen staat
onder leiding van prof. dr. C. Zwikker, de
Werktuigbouwkunde onder ir. L. J. P.
Smulders, de Elektrotechniek onder prof.
dr. ir. J. L. H. Jonker en de Scheikunde
onder dr. ir. W. van Loon. In totaal omvat
de lijst van hoogleraren en docenten thans
negentien namen, een staf die binnenkort
nog met enkele andere aangevuld zal wor
den. De definitieve indeling van de senaat
staat nog niet geheel vast.
Volgens de nieuwe wet zal er voorts een
„Raad voor het technisch hoger onderwijs"
Maquette van het complex waarin het
onderwijs aan de studenten der twee
de T.H. in september 1957 zal beginnen.
Links het hoofdgebouw dat verbonden
is met acht laagbouw-paviljoens,
waarin de collegezalen, practicum
ruimten en kabinetten der hoogleraren
onderdak zullen runden.
komen die als schakel zal fungeren zowel
tussen de Delft en Eindhoven onderling,
als tussen de beide T.H.'s en de maatschap
pij. Via deze raad kan dus regelmatig over
leg gepleegd worden over de eisen en be
hoeften van de wetenschap en die van het
bedrijfsleven, zover deze de opleiding der
ingenieurs betreffen.
Het ter beschikking staande terrein, veer
tig hectaren groot, biedt architect ir. S. J.
van Embden een unieke kans om hier een
harmonische eenheid van hogeschool-ge
bouwen te creëren. In andere universiteits
steden en ook in Delft liggen de di
verse collegezalen, laboratoria, instituten
en bijgebouwen her en der verspreid, het
geen het onderlinge contact in deze hoge
school-wereldjes bemoeilijkt. In Eindhoven
kan men daarentegen tot een volkomen
concentratie van alle gebouwen komen, zon
der er nochtans studenten-pakhuizen van
te maken. Het terrein ligt in de brede
groenstrook van de Dommelvallei, maar
sluit tevens direct aan op de Eindhovense
binnenstad, zodat zich tussen burgerij en
studenten een levendig contact ontwikke
len kan. De bevordering van dit contact
wordt van zeer groot belang geacht, opdat
de hogeschool zo spoedig mogelijk in de
Einhovense samenleving zal „ingroeien".
Vandaar ook dat alle geprojecteerde wegen
door het toekomstige hogeschoolcomplex
openbare wegen zullen worden.
De inpassing van het studenten-element
schept voor Eindhoven vele moeilijke pro
blemen. Na de aanloopjaren zullen er stel
lig vele studenten als kamerhuurders bij
de burgerij ondergebracht moeten worden
en kamers is nu juist niet een artikel
dat in de werkstad Eindhoven in groten
getale voorhanden is. Maar reeds is er een
comité van prominente ingezetenen ge
vormd. dat de problemen van huisvesting,
medische zorg e.d. tot een oplossing wil
brengen, eventueel door de instelling van
studenten-hospitia (verzorgingshuizen) en
-mensae (cantine's), met financiële steun
van de bevolking.
Het voorlopige complex waar men in
1957 het onderwijs wil beginnen, bestaat
uit een hoofdgebouw, dat behalve de ver
trekken voor senaat, curatoren en admi
nistratie, de bibliotheek, de voornaamste
collegezalen en twee cantines. Door een
lange gang wordt dit hoofdgebouw verbon
den met een achttal laagbouw-paviljoens,
waarin de kabinetten der hoogleraren en
hun privé-laboratoria, alsmede de practi
cumruimten voor de studenten komen. Het
totale vloeroppervlak van dit complex zal
bijna tienduizend vierkante meter bedra
gen, de kosten zijn geraamd op f 5.5 mil
joen (waarvan twee miljoen voor inrich
ting en outillage).
Na het gereedkomen der definitieve ge
bouwen zal dit paviljoen een andere be
stemming krijgen. Omtrent de eigenlijke
T.H.-gebouwen staat nog weinig vast, maar
wel weet men, hoe de indeling van het
complex zal worden. Aan de zuidwest
zijde van het terrein komen de representa
tieve gebouwen met gehoorzalen, biblio
theek, ontvangruimten, administratie en
studenten-verzorgingsdiensten. Aan de
oostkant verrijzen de eigenlijke onderwijs
ruimten en tussen beide complexen in zal
een park met recreatie- en sportterreinen
worden aangelegd.
Er blijft dan nog ruimte genoeg voor
eventuele uitbreidingen, zodat men de ca
paciteit naar behoefte kan opvoeren, wan
neer er zich in de toekomst meer
studenten zouden aanmelden dan de twee
duizend, waarmee bij de opzet van deze
tweede T.H. rekening is gehouden.
ADVERTENTIE
De rechtbank te Zutphen heeft de 29-ja-
nge boekhandelaar N. J. de J. uit Apel
doorn, die in de nacht van 26 op 27 juni
1955 zijn tante uit Culemborg in zijn wo
ning te Apeldoorn met bijlslagen van het
leven heeft beroofd, wegens moord ver
oordeeld tot een gevangenisstraf van acht
tien jaar met aftrek. De eis was levens
lange gevangenisstraf.
COOOOCXXXX 5COCOOOCOOOOOOC
ICOOOCOUOOOOOCX
In een kleine reeks beschouwingen
wierp onze parlementaire redacteur
licht op enkele staatsrechtelijke proce
dures die met de kabinetsformatie
samenhangen en waarover nogal wat
misverstand blijkt te bestaan. In dit
laatste artikel behandelt deze deskun
dige het onderwerp van de verantwoor
delijkheid der ministers voor konink
lijke redevoeringen.
JOOOCOCCOOCO(XXXXXXX)OOCOO(r>X)OOOOOOCOOCOOOCOOOOOCCOOOOOOC
Op 71-jarige leeftijd is in Amsterdam
overleden de heer C. Thim, jarenlang
voorzitter van de kring bloemistwinkeliers
van de vereniging „De Nederlandse Bloe
misterij".
In 1921 werd hij voorzitter van deze
kring, in 1950 ere-voorzitter. Hij was in
1927 een der oprichters van de Europese
„Fleurop" en tot 1955 bestuurslid van deze
organisatie. Toen deze organisatie in 1946
een breder internationaal karakter kreeg,
de „Interflora", was hij enkele jaren voor
zitter.
De heer Thim verzorgde tal van bloem-
versieringen tijdens bezoeken van de Ko
ningin aan het buitenland bracht (Ameri
ka, Noorwegen, Engeland, Luxemburg).
In de na-oorlogse periode was hij ook
voorzitter van de vakgroep detailhandel
bloemen en planten.
Hij was ridder in de orde van Oranje
Nassau, Chevalier du Mérite Agricole en
officier in de orde van Leopold II.
De ministeriële verantwoordelijkheid
moet voor alle daden van de Koning als
staatshoofd aanwezig zijn. Aldus, gelijk ik
in vorige bijdragen al uiteenzette, een on
verbiddelijke eis van de Nederlandse
Grondwet alsook van ons ongeschreven
staatsrecht. Vandaar onder meer ook, dat
wanneer de Koning zich tot de Staten-
Generaal richt, voor de inhoud van het
door hem gesprokene de ministers verant
woordelijk zijn. Dit is buiten kijf. En zo
ligt het dus voor de hand, dat bijvoorbeeld
de jaarlijks door het staatshoofd uitgespro
ken Troonrede helemaal niet te beschou
wen valt als een redevoering, waarin men
een louter persoonlijke opvatting van het
staatshoofd verneemt, doch de door de
Kroon, door Koning plus ministers gekoes
terde zienswijze.
Maar ook bij andere gelegenheden komt
het wel voor, dat de Kroondrager of
Kroondraagster in het openbaar een toe
spraak houdt. Dan pleegt dezelfde consti
tutionele regel zich te doen gelden. Er be
staat weliswaar eventueel de wenselijk
heid, dat de Koningin in door haar gehou
den - redevoeringen de gelegenheid heeft
werkelijke menselijke gevoelens te vertol
ken en ook haar eigen persoonlijke roerse
len tot uiting te brengen. Maar. zij is
en blijft, zodra zij in het openbaar het
woord voert toch altijd het Koninklijk
staatshoofd, voor welks uitingen in het
openbaar in laatste aanleg steeds de mi
nisters verantwoordelijk zijn.
Houdt men ingeval een Koninklijke
redevoering niet onverbiddelijk vast aan
het hoog houden van de ministeriële ver
antwoordelijkheid, dan ontstaat er terstond
een ernstig gevaar. Te weten, dat er ook
schending plaats vindt van de grondwette
lijke regel inzake de onschendbaarheid
van de Koning, dat er eventueel critiek
komt op, dus gepolemiseerd wordt tegen
de persoon van het staatshoofd. Men mag
echter nooit over het hoofd zien, dat met
stipte handhaving van de regels inzake
ministeriële verantwoordelijkheid en Ko
ninklijke onschendbaarheid zeer wel ver
enigbaar is, dat het staatshoofd spreekt in
de taal door het eigen hart ingegeven.
Twee voorbeelden uit de jongste praktijk.
Daar was de in juni van het vorige jaar te
Leiden in de Pieterskerk door de Koningin
uitgesproken rede, vooral gewijd aan de
kwestie van onze plicht tot bijstand aan
onderontwikkelde volken. Daar was voorts
het door de Koningin tot Prinses Beatrix
gesprokene aan het in februari j.l. ter ge
legenheid van de achttiende verjaardag van
onze kroonprinses in het Paleis te Amster
dam gehouden staatsbanket. In beide ge
vallen zijn de redevoeringen uitgesproken
met in achtneming van de onontbeerlijke
eerbiediging van de ministeriële verant
woordelijkheid. Duidelijk viel in de door
het staatshoofd tot haar oudste dochter
gerichte woorden een voor een ieder in
drukwekkende weerklank te beluisteren uit
de mond van de Vorstin-Moeder. De vrij
heid om aldus de persoonlijke gevoelens tot
uiting te brengen, was dus zonder enigerlei
bedenkelijke belemmering tot haar recht
gekomen. Tegelijkertijd was echter, zoals
het hoort, de ministeriële verantwoorde
lijkheid ongerept gebleven, want tenslotte
sprak hier niet alleen de Koninklijke Moe
der maar tevens het staatshoofd.
Op de derde internationale conferentie
van de Europese Liga voor Economische
Samenwerking in Brussel is vandaag door
de heer dr. J. Linthorst Homan, directeur
van de buitenlandse economische betrek
kingen, namens minister Zijlstra een rede
uitgesproken over het vraagstuk van de
economische integratie.
Daarin wordt gezegd dat de Europese
Liga voor Economische Samenwerking in
de afgelopen jaren zeer belangrijk en
baanbrekend werk in het belang van de
integratie van West-Europa heeft verricht.
Zij heeft zich daarbij niet beperkt tot
theoretische bespiegelingen, doch prakti
sche voorstellen gedaan, die in een aantal
gevallen de ontwikkeling in de richting
van een grotere Europese eenheid duide
lijk hebben beïnvloed. Zo is bijvoorbeeld
de Europese Betalingsunie mede resultaat
van het voorbereidende werk. dat de
ELES op dit gebied heeft verricht.
Het onderwerp van deze conferentie
raakt wederom een der kernpunten van
het integratievraagstuk. Het vraagstuk van
de economische integratie spitst zich in be
langrijke mate toe op de consequenties
voor de binnenlandse werkgelegenheid en
het binnenlandse welvaartspeil. Hierin
ligt in zekere zin de kern van de moeilijk
heden.
Onder de gunstige conjuncturele situatie
en de economische expansie van West-
Europa zou het mogelijk zijn geweest, een
definitieve aanval te doen op de afschaf
fing van de handelsbelemmeringen. Dat is
verzuimd. Het reële gevaar doemt daarbij
op, dat West-Europa de rekening van dit
uitstel gepresenteerd zou krijgen bij een
eventuele afzwakking van de conjunctuur.
..Beslissende fase"
Volgens spreker staan de Westeuropese
landen thans voor een beslissende keuze.
De commissie-Spaak heeft kortgeleden een
rapport uitgebracht, dat realistische oplos
singen voorstelt. Wanneer het de West
europese landen ernst is met de integratie
gedachte ligt hier naar de stellige overtui
ging van minister Zijlstra een reële moge
lijkheid om tot een praktische oplossing
te geraken.
Hij is van mening, dat indien het han
delen van de Westeuropese landen blijft
gekenmerkt door besluiteloosheid, het de
vraag is, of wij ooit het einddoel zullen
bereiken. Niet alleen zou het getuigen van
een hopeloos gebrek aan fantasie en durf,
doch wat ernstiger is, het risico, dat wij
dan lopen, zal onvergelijkbaar veel groter
zijn dan dat, voortvloeiende uit het aan
vaarden van de consequenties van een
Europese integratie.
In dit besef heeft Nederland de integra
tiegedachte aanvaard, initiatieven ont
plooid en ook offers gebracht. Het heeft
voorts de moed opgebracht, zijn grenzen
voor het buitenlandse produkt open te stel
len, zonder dat het op een barrière van
hoge invoerrechten kon terugvallen. Ne
derland, en dit geldt dus in het algemeen
voor de Benelux als geheel, is hierdoor in
een nadelige positie komen te verkeren
door de bestaande tariefdispariteiten. Ter
wijl Nederland het buitenlandse produkt
een betrekkelijk vrije toegang op de bin
nenlandse markt toestaat, heeft het Neder
landse produkt op de buitenlandse mark
ten vaak hoge tariefbarrières te overwin
nen.
De rechtbank in Utrecht heeft de 40-
jarige Amersfoorter G. J. H. conform de
eis veroordeeld tot twee jaar gevangenis
straf met aftrek wegens verduistering van
ongeveer f 21.000.
In de jaren 1954/'56 had de verdachte,
die chef was van een kantoor van een
reisbureau in Amersfoort, meermalen de
van cliënten ontvangen gelden niet afge
dragen, terwijl hij bovendien kredieten
verleende, welke buiten zijn competentie
vielen. Toen hij zag aankomen dat zijn
fraude zou worden ontdekt, eigende hij
zich gelden toe, waarvan hij in Amsterdam
goede sier maakte.
99
Uiteraard is het niet zo, dat Nederland
voorstander is van de Europese integratie
op grond van zuiver altruïsme. Het heeft
hier zelf onmiddellijk belang bij.
Voor Nederland is derhalve een integra
tie van grote betekenis. Het is echter niet
zo, dat economische integratie een essen
tiële voorwaarde is voor het behoud van
volledige werkgelegenheid in Nederland,
omdat men door de samenwerking met de
Benelux-partners economisch minder af
hankelijk vanh et buitenland is geworden.
Door de vrije toegang tot de wederzijdse
markten, die voor het merendeel van de
produkten geldt, is ook de kwetsbaarheid
van de drie landen verminderd. Wanneer
de integratie op ernstige tegenkanting zou
blijven stuiten, zou dat bijzonder betreu
renswaardig zijn, doch naar de stellige
overtuiging van de minister zou dat voor
de Beneluxlanden op zichzelf geen ernsti
ger nadelen betekenen dan voor de andere
Westeuropese landen. Het is dan ook stel
lig geen relatief grotere zwakte, die Ne
derland zo lang mogelijk zal doen strijden
voor een geïntegreerd Europa, doch een
vaste overtuiging van de juistheid van
deze weg.
ZATERDAG 23 JUNI
Minerva: „Slaven van de Nijl", 14 jaar 7
en 9.15 uur. Palace: „Het mes op de keel",
18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ik was de
vriendin van een ganagster", 18 jaar, 7 en
9.15 uur. Studio: „Phffft", 18 jaar, 7 en 9.15
uur, Lido: „Ontsnapt uit Chiku Shan", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Vuurgevecht in
de bergpas", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „The Swan", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Het zwaard en het kruis", 14
jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Verdorven jeugd",
18 jaar, 22.30 uur. Openluchttheater, Bloe-
mendaal: 8.30 uur. Baskisch ballet „Oldarra".
ZONDAG 24 JUNI
Studio: „De Rode Speer", 14 jaar, 11 uur.
Palace: „lm weissen Röss'l", alle leeft., 10.30
uur. Rembrandt: „Het grote avontuur", alle
leeft., 11 uur. Lido: „Rose Marie", alle leeft.,
11 uur. Minerva: „Slaven van de Nijl", 14
jaar. 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Het mes
op de keel", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „Ik was de vriendin van een gang
ster". 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio:
„Phffft", 18 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido:
„Ontsnapt uit Chiku Shan", 14 jaar, 2, 4.15
7 en 9.15 uur. Roxy: „Vuurgevecht in de
bergpas", 14 ajar, 2, 4.15, 7 en 9.17 uur. Rem
brandt: „The Swan", alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: „Het zwaard en het
kruis". 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Open
luchttheater. Bloemendaal: 8.30 uur, Baskisch
ballet „Oldarra". Gemeente van Christus,
Spruitenbosstraat 9: 8 uur, Gai-g B. Adams
over „David, bent u iets vergeten?". Gebouw
„Cultura": 10.30 uur. Wijdingsmorgen van de
Ned. Vereniging van Spiritisten „Harmonia",
Spreker Th. H. Kockx.
MAANDAG 25 JUNI
Minerva: „Het verloren continent", alle
leeft, 8.15 uur. Palace: „Het mes op de keel",
18 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ik was
de vriendin van een gangster", 18 jaar, 2, 7
en 9.15 uur. Studio: „Phfft", 18 jaar,, 2.15, 7
en 9.15 uur. Lido; „Ontsnapt uit Chiku Shan",
14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy: „De man
man het dodenmasekr, 18 jaar, 2.34, 7 en 9.15
uur. Rembrandt: „The Swan", alle leeft., 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het zwaard
en het kruis", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Openluchttheater, Bloemendaal: 8.30 uur,
Baskisch ballet „Oldarra". Begijnhofkapel: 8
uur: Interkerkelijke samenkomst. Zangdienst
van 7.30 uur af.
In de agenda staat onder Luxor ver
meldt de film: „Ik was de vriendin van
een gangster". Deze film was ingezet, om
dat de aangekondigde film zoek bleek. Bij
het ter perse gaan onzer edities berichtte
men ons echter dat de film „Paris Ca
naille", inmiddels terecht was. Men leze dus
in de „Agenda voor Haarlem" bij LUXOR
voor zaterdag, zondag en maandag dat er
zal draaien de film: Paris Canaille",
18 jaar. De aanvangstijden blijven onge
wijzigd.