Vandaag promoveert Eindhoven tot hogeschoolstad Bouw van tweede T.H.kan over enkele weken beginnen Koninklijke redevoeringen Minister Zijlstra over de economische integratie Agenda voor Haarlem TOCH CRISIS Onderwijs vangt in 1957 aan Koning en Ministers „Langer talmen kan West-Europa voorgoed het einddoel doen missen Jhr. J. W. J. Witsen Elias overleden Achttien jaar voor moord oorn „Gelijkwaardig, niet gelijk aan Delft" Het studieplan Raad voor het THO Inpassingsproblemen Het eerste paviljoen Rondom de Kabinets formatie Ere-voorzitter bloemisten kring overleden Filiaalchef van een reis bureau veroordeeld ZATERDAG 23 JUNI 1956 Ofschoon de vernieuwing der parlemen taire vertegenwoordiging in Nederland een reglementaire was, waarbij dus niet ge sproken kon worden van een politieke crisis, zijn de verkiezingen en de daarop volgende pogingen tot formatie van een nieuwe regering gekomen op een tijdstip, dat op verschillende gebieden van het politiek beleid een heroriëntatie niet alleen wenselijk maar zelfs dwingend noodzake lijk bleek. Dat maakt de formatie uiter mate moeilijk, wat overigens ook wel kon worden verwacht. Want talrijke problemen zijn in de periode vóór de verkiezingen niet op de spits gedreven, juist omdat die verkiezingen in het zicht waren. Thans worstelt de aangewezen formateur, dr. W. Drees, met de complicaties die zich in die pre-demissionnaire periode hebben opge stapeld. Een van die complicaties is een verklaar baar verschil van mening tussen partijen over de kosten der defensie. Men kan dit vraagstuk met „defensiekosten" genoeg zaam aangeduid achten, aangezien het in derdaad uitmondt in de financiële kwestie, doch in feite is het een probleem van defensiepolitiek. Minister Staf heeft reeds voor de verkiezingen zeer duidelijk doen uitkomen, dat de verplichtingen van Ne derland in de NAVO niet meer konden worden nagekomen op basis van een de fensiebegroting van de huidige 1350 mil joen per jaar, doch dat daartoe tenminste een verhoging van 300 miljoen noodzake lijk zou zijn. Deze verhoging is door de bewindsman gemotiveerd met kostenbe- grotingen, welke slechts aanvaardbaar zijn voor degenen, die zich stellen op het een maal vastgelegde defensie-politieke stand punt, zoals ook minister Staf dat doet. De ongerustheid over een volkomen ondoel treffende structuur der NAVO-plannen waarvan de Nederlandse verplichtingen een afgeleid onderdeel vormen staat in onmiddellijk verband met onze gehele bui tenlandse politiek, die een starre volg zaamheid van bepaalde politieke inzichten der grote westelijke mogendheden toont. Een verhoging der defensiekosten be tekent voortzetting van een defensie-poli tiek, waarin men met de beste wil geen vertrouwen kan hebben. In deze politiek zijn in geen enkel opzicht de veranderingen van internationaal politiek klimaat ver disconteerd, noch de wijzigingen van het aspect der toekomstige oorlogsstrategie, noch de mogelijkheden van toekomstige Europese politieke verwikkelingen. Het problematisch wordende karakter van de NAVO en haar veroudere politiek-militaire opvattingen domineren nog steeds de bui tenlandse en de defensie-politiek van de kleine landen en van het onze, dat daar door, strategisch gezien, in een positie van betreurenswaardige kwetsbaarheid is ge raakt, waardoor het praktische nut onzer defensieuitgaven een ontmoedigend voor uitzicht biedt. In het licht hiervan betekent de huidige kabinetsformatie een crisis van heroriën tatie, die niet zal op te lossen zijn door één detail als defensiekosten apart te behan delen en tot onderwerp van overeenstem ming te maken. Veeleer zal het noodzake lijk zijn, de huidige internationale om standigheden en ontwikkelingen nauw keurig te beschouwen en in verband met de positie van Nederland te brengen, waar uit dan een geheel nieuw beeld van be leid zou moeten ontstaan. Voor zover het zich laat aanzien, houdt de formateur zich nog niet met de moge lijkheid van een heroriëntatie bezig. Hij schijnt er naar te streven, de reeds vast gelegde politieke koers te blijven volgen en in die koers de andere partijen tot een zo groot mogelijke instemming te bewegen. De mogelijkheid is er echter, dat in die andere partijen een progressiever beleid tot gestalte zal komen en met name op het gebied van de analyse der Nederlandse taken en mogelijkheden op internationaal- politiek terrein beter aangepaste denkbeel den tot gelding kunnen komen. Daarom moge de vraag, wie de sleutelposten Bui tenlandse Zaken en Defensie zullen gaan bezetten, niet louter uit het oogpunt van zetelverdeling worden opgelost. Vooral de departementen Buitenland se Zaken, Oorlog(l) en Economische Zaken zullen de heroriëntatie als een dras tische koerswijziging moeten kunnen ver werken, die ook deze formatie tot een echte crisis maakt. In het Diaconessenhuis te Leeuwarden is in de leeftijd van 59 jaar overleden jhr. J. W. J. Witsen Elias, oud-hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant en directeur van de N.V. Erven Koumans Smeding te Leeuwarden. Na de bevrijding maakte hij deel uit van de redactieraad van de Leeuwarder Kou- rier en vervolgens van de Leeuwarder Courant. In 1949 werd hij directeur van het bedrijf, waar de Leeuwarder Courant wordt gedrukt. Hij had zitting in tal van culturele verenigingen. Jarenlang was hij voorzitter van de Friese IJsbond. Ook is hij lid geweest van het algemeen bestuur van de A.N.W.B. en ere-voorzitter van de Nederlandse Journalistenkring. m Vandaag wordt, in een plechtige bijeenkomst van liet Academisch Genootschap te Eindhoven, Nederlands tweede Technische Hogeschool officieel geconsti tueerd. Weliswaar bestaat zij nog slechts op papier, maar de bouwvoorberei- dingen zijn thans zover gevorderd, dat reeds binnen enkele weken de eerste spade in de grond kan gaan. Voorlopig zal op het terrein dat de gemeente Eindhoven voor de nieuwe T.H. gereserveerd heeft, slechts een complex prefab-paviljoens verrijzen, waar men in september 1957 het onderwijs met honderdvijftig tot twee honderd studenten hoopt te kunnen aanvangen. Later zal men dan ten zuiden daarvan de definitieve hogeschoolgebouwen waarvoor de plannen nog niet geheel vastliggen gaan oprichten, die voor een deel reeds in de herfst van 1959 voltooid moet zijn om de derdejaars studenten te kunnen opvangen. Met de voltooiing van het gehele project zullen, naar de huidige schatting, een termijn van ongeveer tien jaar en een bedrag van circa zestig millioen gemoeid zijn, maar dan zal de Lichtstad ook een instituut herbergen dat voor tientallen jaren in de behoeften aan hoger technisch onderwijs zal kunnen voldoen. ZO MOEIZAAM en langdurig' als de voorbereiding van de plannen in de diverse commissies geweest is, zo vlot verliep daar na de parlementaire behandeling van het desbetreffende wetsontwerp. In september 1955 ingediend, haalde dit ontwerp reeds op 7 juni van dit jaar de eindstreep, waar na de Koningin het op 12 juni bekrachtig de. Reeds twee dagen later publiceerde de Staatscourant de eerste Koninklijke Be sluiten met uitvoeringsbepalingen en thans, op zaterdag 23 juni, is de formele proce dure rond: Eindhoven is hogeschoolstad geworden! Nog een lange weg scheidt de plannen van hun verwezenlijking, maar in grote trekken is nu dan toch bekend geworden, wat de doelstellingen en de opzet van de tweede T.H. zullen zijn. Voorop staat daar bij, dat men alleen volwaardige ingenieurs wi^afleveren en niet een soort tussenvorm tussen afgestudeerde mts-ers en Delftse ingenieurs. De kwaliteit van de vorming in Delft blijft dan ook standaard en lich tend voorbeeld voor Eindhoven en het onderwijs aan beide T.H.'s zal, zo niet overal gelijk, in elk geval volstrekt gelijk waardig zijn. Daarmee is ook bij de layout van de ho geschool en de opstelling der studiepro gramma's de nadruk gelegd, waarbij men zich evenwel niet bij voorbaat heeft willen vastleggen in een te strak schema. Anders dan Delft, is men in de nieuwe T.H. im mers niet gebonden aan allerlei historisch- gegroeide tradities, zodat hier alle gelegen heid bestaat om nieuwe mogelijkheden te vinden en nieuwe wegen te gaan. Er zijn vier afdelingen geprojecteerd: algemene wetenschappen, werktuigbouw kunde, electrotechniek en scheikundige technologie. De leerstof, met uitzondering van het afstudeer-onderwerp, wordt in een programma van vier jaar onderge bracht: een korter studieduur wordt voor de vorming van bekwame ingenieurs, in staat om technisch-wetenschappelijk front werk te doen en uit te groeien tot leiders der industrie, niet mogelijk geacht. Om de effectieve studieduur zo min mo gelijk te doen afwijken van de nominale (die met inbegrip van het afstudeerwerk 4,5 tot 5 jaar vergen zal) wil men een acht- semestersysteem invoeren. Elk semester beslaat 15 a 16 collegeweken en wordt be sloten door een examen. Ook aan de niet-technische vakken zal veel aandacht besteed worden, omdat de jonge ingenieur straks op zijn verantwoor delijke post in de maatschappij van meet af aan veel meer nodig heeft dan vakken nis alleen. Zo zullen er onder meer wijsge rige sociologische college's gegeven worden om de studenten zowel inzicht omtrent de plaats der techniek in het gehele cul tuurgebeuren, alsook begrip voor hun eigen plaats in de samenleving en voor het probleem der menselijke verhoudingen bij te brengen. Voor de hogere semesters worden deze college's, al naar gelang van de studierichting der betrokkenen, dan nog aangevuld met industriële sociologie, ar beidsrecht en psychologie, bedrijfsecono mie en -organisatieleer, en filosofie van de techniek. Bovendien wordt voor de algeme ne ontwikkeling der studenten de inrich ting van een „studium generale" overwo gen. Als rector-magnificus treedt in het eer ste studiejaar prof. dr. H. B. Dorgelo op. De afdeling Algemene Wetenschappen staat onder leiding van prof. dr. C. Zwikker, de Werktuigbouwkunde onder ir. L. J. P. Smulders, de Elektrotechniek onder prof. dr. ir. J. L. H. Jonker en de Scheikunde onder dr. ir. W. van Loon. In totaal omvat de lijst van hoogleraren en docenten thans negentien namen, een staf die binnenkort nog met enkele andere aangevuld zal wor den. De definitieve indeling van de senaat staat nog niet geheel vast. Volgens de nieuwe wet zal er voorts een „Raad voor het technisch hoger onderwijs" Maquette van het complex waarin het onderwijs aan de studenten der twee de T.H. in september 1957 zal beginnen. Links het hoofdgebouw dat verbonden is met acht laagbouw-paviljoens, waarin de collegezalen, practicum ruimten en kabinetten der hoogleraren onderdak zullen runden. komen die als schakel zal fungeren zowel tussen de Delft en Eindhoven onderling, als tussen de beide T.H.'s en de maatschap pij. Via deze raad kan dus regelmatig over leg gepleegd worden over de eisen en be hoeften van de wetenschap en die van het bedrijfsleven, zover deze de opleiding der ingenieurs betreffen. Het ter beschikking staande terrein, veer tig hectaren groot, biedt architect ir. S. J. van Embden een unieke kans om hier een harmonische eenheid van hogeschool-ge bouwen te creëren. In andere universiteits steden en ook in Delft liggen de di verse collegezalen, laboratoria, instituten en bijgebouwen her en der verspreid, het geen het onderlinge contact in deze hoge school-wereldjes bemoeilijkt. In Eindhoven kan men daarentegen tot een volkomen concentratie van alle gebouwen komen, zon der er nochtans studenten-pakhuizen van te maken. Het terrein ligt in de brede groenstrook van de Dommelvallei, maar sluit tevens direct aan op de Eindhovense binnenstad, zodat zich tussen burgerij en studenten een levendig contact ontwikke len kan. De bevordering van dit contact wordt van zeer groot belang geacht, opdat de hogeschool zo spoedig mogelijk in de Einhovense samenleving zal „ingroeien". Vandaar ook dat alle geprojecteerde wegen door het toekomstige hogeschoolcomplex openbare wegen zullen worden. De inpassing van het studenten-element schept voor Eindhoven vele moeilijke pro blemen. Na de aanloopjaren zullen er stel lig vele studenten als kamerhuurders bij de burgerij ondergebracht moeten worden en kamers is nu juist niet een artikel dat in de werkstad Eindhoven in groten getale voorhanden is. Maar reeds is er een comité van prominente ingezetenen ge vormd. dat de problemen van huisvesting, medische zorg e.d. tot een oplossing wil brengen, eventueel door de instelling van studenten-hospitia (verzorgingshuizen) en -mensae (cantine's), met financiële steun van de bevolking. Het voorlopige complex waar men in 1957 het onderwijs wil beginnen, bestaat uit een hoofdgebouw, dat behalve de ver trekken voor senaat, curatoren en admi nistratie, de bibliotheek, de voornaamste collegezalen en twee cantines. Door een lange gang wordt dit hoofdgebouw verbon den met een achttal laagbouw-paviljoens, waarin de kabinetten der hoogleraren en hun privé-laboratoria, alsmede de practi cumruimten voor de studenten komen. Het totale vloeroppervlak van dit complex zal bijna tienduizend vierkante meter bedra gen, de kosten zijn geraamd op f 5.5 mil joen (waarvan twee miljoen voor inrich ting en outillage). Na het gereedkomen der definitieve ge bouwen zal dit paviljoen een andere be stemming krijgen. Omtrent de eigenlijke T.H.-gebouwen staat nog weinig vast, maar wel weet men, hoe de indeling van het complex zal worden. Aan de zuidwest zijde van het terrein komen de representa tieve gebouwen met gehoorzalen, biblio theek, ontvangruimten, administratie en studenten-verzorgingsdiensten. Aan de oostkant verrijzen de eigenlijke onderwijs ruimten en tussen beide complexen in zal een park met recreatie- en sportterreinen worden aangelegd. Er blijft dan nog ruimte genoeg voor eventuele uitbreidingen, zodat men de ca paciteit naar behoefte kan opvoeren, wan neer er zich in de toekomst meer studenten zouden aanmelden dan de twee duizend, waarmee bij de opzet van deze tweede T.H. rekening is gehouden. ADVERTENTIE De rechtbank te Zutphen heeft de 29-ja- nge boekhandelaar N. J. de J. uit Apel doorn, die in de nacht van 26 op 27 juni 1955 zijn tante uit Culemborg in zijn wo ning te Apeldoorn met bijlslagen van het leven heeft beroofd, wegens moord ver oordeeld tot een gevangenisstraf van acht tien jaar met aftrek. De eis was levens lange gevangenisstraf. COOOOCXXXX 5COCOOOCOOOOOOC ICOOOCOUOOOOOCX In een kleine reeks beschouwingen wierp onze parlementaire redacteur licht op enkele staatsrechtelijke proce dures die met de kabinetsformatie samenhangen en waarover nogal wat misverstand blijkt te bestaan. In dit laatste artikel behandelt deze deskun dige het onderwerp van de verantwoor delijkheid der ministers voor konink lijke redevoeringen. JOOOCOCCOOCO(XXXXXXX)OOCOO(r>X)OOOOOOCOOCOOOCOOOOOCCOOOOOOC Op 71-jarige leeftijd is in Amsterdam overleden de heer C. Thim, jarenlang voorzitter van de kring bloemistwinkeliers van de vereniging „De Nederlandse Bloe misterij". In 1921 werd hij voorzitter van deze kring, in 1950 ere-voorzitter. Hij was in 1927 een der oprichters van de Europese „Fleurop" en tot 1955 bestuurslid van deze organisatie. Toen deze organisatie in 1946 een breder internationaal karakter kreeg, de „Interflora", was hij enkele jaren voor zitter. De heer Thim verzorgde tal van bloem- versieringen tijdens bezoeken van de Ko ningin aan het buitenland bracht (Ameri ka, Noorwegen, Engeland, Luxemburg). In de na-oorlogse periode was hij ook voorzitter van de vakgroep detailhandel bloemen en planten. Hij was ridder in de orde van Oranje Nassau, Chevalier du Mérite Agricole en officier in de orde van Leopold II. De ministeriële verantwoordelijkheid moet voor alle daden van de Koning als staatshoofd aanwezig zijn. Aldus, gelijk ik in vorige bijdragen al uiteenzette, een on verbiddelijke eis van de Nederlandse Grondwet alsook van ons ongeschreven staatsrecht. Vandaar onder meer ook, dat wanneer de Koning zich tot de Staten- Generaal richt, voor de inhoud van het door hem gesprokene de ministers verant woordelijk zijn. Dit is buiten kijf. En zo ligt het dus voor de hand, dat bijvoorbeeld de jaarlijks door het staatshoofd uitgespro ken Troonrede helemaal niet te beschou wen valt als een redevoering, waarin men een louter persoonlijke opvatting van het staatshoofd verneemt, doch de door de Kroon, door Koning plus ministers gekoes terde zienswijze. Maar ook bij andere gelegenheden komt het wel voor, dat de Kroondrager of Kroondraagster in het openbaar een toe spraak houdt. Dan pleegt dezelfde consti tutionele regel zich te doen gelden. Er be staat weliswaar eventueel de wenselijk heid, dat de Koningin in door haar gehou den - redevoeringen de gelegenheid heeft werkelijke menselijke gevoelens te vertol ken en ook haar eigen persoonlijke roerse len tot uiting te brengen. Maar. zij is en blijft, zodra zij in het openbaar het woord voert toch altijd het Koninklijk staatshoofd, voor welks uitingen in het openbaar in laatste aanleg steeds de mi nisters verantwoordelijk zijn. Houdt men ingeval een Koninklijke redevoering niet onverbiddelijk vast aan het hoog houden van de ministeriële ver antwoordelijkheid, dan ontstaat er terstond een ernstig gevaar. Te weten, dat er ook schending plaats vindt van de grondwette lijke regel inzake de onschendbaarheid van de Koning, dat er eventueel critiek komt op, dus gepolemiseerd wordt tegen de persoon van het staatshoofd. Men mag echter nooit over het hoofd zien, dat met stipte handhaving van de regels inzake ministeriële verantwoordelijkheid en Ko ninklijke onschendbaarheid zeer wel ver enigbaar is, dat het staatshoofd spreekt in de taal door het eigen hart ingegeven. Twee voorbeelden uit de jongste praktijk. Daar was de in juni van het vorige jaar te Leiden in de Pieterskerk door de Koningin uitgesproken rede, vooral gewijd aan de kwestie van onze plicht tot bijstand aan onderontwikkelde volken. Daar was voorts het door de Koningin tot Prinses Beatrix gesprokene aan het in februari j.l. ter ge legenheid van de achttiende verjaardag van onze kroonprinses in het Paleis te Amster dam gehouden staatsbanket. In beide ge vallen zijn de redevoeringen uitgesproken met in achtneming van de onontbeerlijke eerbiediging van de ministeriële verant woordelijkheid. Duidelijk viel in de door het staatshoofd tot haar oudste dochter gerichte woorden een voor een ieder in drukwekkende weerklank te beluisteren uit de mond van de Vorstin-Moeder. De vrij heid om aldus de persoonlijke gevoelens tot uiting te brengen, was dus zonder enigerlei bedenkelijke belemmering tot haar recht gekomen. Tegelijkertijd was echter, zoals het hoort, de ministeriële verantwoorde lijkheid ongerept gebleven, want tenslotte sprak hier niet alleen de Koninklijke Moe der maar tevens het staatshoofd. Op de derde internationale conferentie van de Europese Liga voor Economische Samenwerking in Brussel is vandaag door de heer dr. J. Linthorst Homan, directeur van de buitenlandse economische betrek kingen, namens minister Zijlstra een rede uitgesproken over het vraagstuk van de economische integratie. Daarin wordt gezegd dat de Europese Liga voor Economische Samenwerking in de afgelopen jaren zeer belangrijk en baanbrekend werk in het belang van de integratie van West-Europa heeft verricht. Zij heeft zich daarbij niet beperkt tot theoretische bespiegelingen, doch prakti sche voorstellen gedaan, die in een aantal gevallen de ontwikkeling in de richting van een grotere Europese eenheid duide lijk hebben beïnvloed. Zo is bijvoorbeeld de Europese Betalingsunie mede resultaat van het voorbereidende werk. dat de ELES op dit gebied heeft verricht. Het onderwerp van deze conferentie raakt wederom een der kernpunten van het integratievraagstuk. Het vraagstuk van de economische integratie spitst zich in be langrijke mate toe op de consequenties voor de binnenlandse werkgelegenheid en het binnenlandse welvaartspeil. Hierin ligt in zekere zin de kern van de moeilijk heden. Onder de gunstige conjuncturele situatie en de economische expansie van West- Europa zou het mogelijk zijn geweest, een definitieve aanval te doen op de afschaf fing van de handelsbelemmeringen. Dat is verzuimd. Het reële gevaar doemt daarbij op, dat West-Europa de rekening van dit uitstel gepresenteerd zou krijgen bij een eventuele afzwakking van de conjunctuur. ..Beslissende fase" Volgens spreker staan de Westeuropese landen thans voor een beslissende keuze. De commissie-Spaak heeft kortgeleden een rapport uitgebracht, dat realistische oplos singen voorstelt. Wanneer het de West europese landen ernst is met de integratie gedachte ligt hier naar de stellige overtui ging van minister Zijlstra een reële moge lijkheid om tot een praktische oplossing te geraken. Hij is van mening, dat indien het han delen van de Westeuropese landen blijft gekenmerkt door besluiteloosheid, het de vraag is, of wij ooit het einddoel zullen bereiken. Niet alleen zou het getuigen van een hopeloos gebrek aan fantasie en durf, doch wat ernstiger is, het risico, dat wij dan lopen, zal onvergelijkbaar veel groter zijn dan dat, voortvloeiende uit het aan vaarden van de consequenties van een Europese integratie. In dit besef heeft Nederland de integra tiegedachte aanvaard, initiatieven ont plooid en ook offers gebracht. Het heeft voorts de moed opgebracht, zijn grenzen voor het buitenlandse produkt open te stel len, zonder dat het op een barrière van hoge invoerrechten kon terugvallen. Ne derland, en dit geldt dus in het algemeen voor de Benelux als geheel, is hierdoor in een nadelige positie komen te verkeren door de bestaande tariefdispariteiten. Ter wijl Nederland het buitenlandse produkt een betrekkelijk vrije toegang op de bin nenlandse markt toestaat, heeft het Neder landse produkt op de buitenlandse mark ten vaak hoge tariefbarrières te overwin nen. De rechtbank in Utrecht heeft de 40- jarige Amersfoorter G. J. H. conform de eis veroordeeld tot twee jaar gevangenis straf met aftrek wegens verduistering van ongeveer f 21.000. In de jaren 1954/'56 had de verdachte, die chef was van een kantoor van een reisbureau in Amersfoort, meermalen de van cliënten ontvangen gelden niet afge dragen, terwijl hij bovendien kredieten verleende, welke buiten zijn competentie vielen. Toen hij zag aankomen dat zijn fraude zou worden ontdekt, eigende hij zich gelden toe, waarvan hij in Amsterdam goede sier maakte. 99 Uiteraard is het niet zo, dat Nederland voorstander is van de Europese integratie op grond van zuiver altruïsme. Het heeft hier zelf onmiddellijk belang bij. Voor Nederland is derhalve een integra tie van grote betekenis. Het is echter niet zo, dat economische integratie een essen tiële voorwaarde is voor het behoud van volledige werkgelegenheid in Nederland, omdat men door de samenwerking met de Benelux-partners economisch minder af hankelijk vanh et buitenland is geworden. Door de vrije toegang tot de wederzijdse markten, die voor het merendeel van de produkten geldt, is ook de kwetsbaarheid van de drie landen verminderd. Wanneer de integratie op ernstige tegenkanting zou blijven stuiten, zou dat bijzonder betreu renswaardig zijn, doch naar de stellige overtuiging van de minister zou dat voor de Beneluxlanden op zichzelf geen ernsti ger nadelen betekenen dan voor de andere Westeuropese landen. Het is dan ook stel lig geen relatief grotere zwakte, die Ne derland zo lang mogelijk zal doen strijden voor een geïntegreerd Europa, doch een vaste overtuiging van de juistheid van deze weg. ZATERDAG 23 JUNI Minerva: „Slaven van de Nijl", 14 jaar 7 en 9.15 uur. Palace: „Het mes op de keel", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ik was de vriendin van een ganagster", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Studio: „Phffft", 18 jaar, 7 en 9.15 uur, Lido: „Ontsnapt uit Chiku Shan", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Vuurgevecht in de bergpas", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rem brandt: „The Swan", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het zwaard en het kruis", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Verdorven jeugd", 18 jaar, 22.30 uur. Openluchttheater, Bloe- mendaal: 8.30 uur. Baskisch ballet „Oldarra". ZONDAG 24 JUNI Studio: „De Rode Speer", 14 jaar, 11 uur. Palace: „lm weissen Röss'l", alle leeft., 10.30 uur. Rembrandt: „Het grote avontuur", alle leeft., 11 uur. Lido: „Rose Marie", alle leeft., 11 uur. Minerva: „Slaven van de Nijl", 14 jaar. 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Het mes op de keel", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ik was de vriendin van een gang ster". 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio: „Phffft", 18 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Ontsnapt uit Chiku Shan", 14 jaar, 2, 4.15 7 en 9.15 uur. Roxy: „Vuurgevecht in de bergpas", 14 ajar, 2, 4.15, 7 en 9.17 uur. Rem brandt: „The Swan", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het zwaard en het kruis". 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Open luchttheater. Bloemendaal: 8.30 uur, Baskisch ballet „Oldarra". Gemeente van Christus, Spruitenbosstraat 9: 8 uur, Gai-g B. Adams over „David, bent u iets vergeten?". Gebouw „Cultura": 10.30 uur. Wijdingsmorgen van de Ned. Vereniging van Spiritisten „Harmonia", Spreker Th. H. Kockx. MAANDAG 25 JUNI Minerva: „Het verloren continent", alle leeft, 8.15 uur. Palace: „Het mes op de keel", 18 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ik was de vriendin van een gangster", 18 jaar, 2, 7 en 9.15 uur. Studio: „Phfft", 18 jaar,, 2.15, 7 en 9.15 uur. Lido; „Ontsnapt uit Chiku Shan", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy: „De man man het dodenmasekr, 18 jaar, 2.34, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „The Swan", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het zwaard en het kruis", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Openluchttheater, Bloemendaal: 8.30 uur, Baskisch ballet „Oldarra". Begijnhofkapel: 8 uur: Interkerkelijke samenkomst. Zangdienst van 7.30 uur af. In de agenda staat onder Luxor ver meldt de film: „Ik was de vriendin van een gangster". Deze film was ingezet, om dat de aangekondigde film zoek bleek. Bij het ter perse gaan onzer edities berichtte men ons echter dat de film „Paris Ca naille", inmiddels terecht was. Men leze dus in de „Agenda voor Haarlem" bij LUXOR voor zaterdag, zondag en maandag dat er zal draaien de film: Paris Canaille", 18 jaar. De aanvangstijden blijven onge wijzigd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 5