De vreemde mu teen m ode BOEDDHISME KEERT TERUG NAAR BAKERMAT INDIA „Kirchetitag" 1956 Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant CANDHI EN NEHROE KERKELIJK LEVEN DIRKJE DUIKEL Een deftige meneer Samenwerking tussen Europa en Azië is van het grootste belang voor het behoud van de wereldvrede. Om tot j die samenwerking te komen is in de eerste plaats begrip nodig voor eikaars levensbeschouwing en de daaruit voortvloeiende levenshou- ding. De Indiase schrijver R. Satakopan vertelt in bijgaand artikel over de „tweede verovering" van India door het boeddhisme, erop wijzend hoe- I zeer de leer van Boeddha van invloed is op de internationale politiek van India, een belangrijke factor in het 1 spel van wereldmachten. r,io®.OOOOOOC Dit duikelaartje maak je van d'un karton. Aan de tekeningen kun je zien, wat je doen moet. De maten staan er in. Maak met behulp van de stukjes A en B een doosje. Voor je het dichtplakt doe je er eerst een knikker in. Als je het doosje erg stevig wilt maken, kun je het nog beplakken met dun gekleurd papier. Lijm er dan de armen en benen aan, zoals op het voorbeeld en teken er een gezicht op. Zet Dirkje Duikel eens op een schuin vlak. Je zult zien, dat hij zijn naam eer aandoet. Het woord „Kirchentaig" is sinds de laatste ooi-log in Duitsland een begrip ge worden. De opzet is: op bepaalde dagen vele Protestantse kerkleden in een be paalde stad samenbrengen om zowel in massale bijeenkomsten als in kleine groe peringen over de praktijk van het geloofs leven te spreken en te horen spreken. Zo zijn er op de laatstgehouden Kirchen- k tag in 1954 te Leipzig maar liefst zeshon derdduizend mensen bijeen geweest, toen uit Oost-Duitsland voornamelijk. Het moet een onvergetelijke indruk hebben gemaakt, j toen na afloop van de slotsamenkomst de hele massa op de grote grasplantsoenen bleef staan wuiven en wuiven. Sprekers en organisatoren stonden op het podium en wuifden eveneens. Men kon haast geen afscheid nemen van deze Kirchentag, d'ie een eiland is geweest te midden van de grauwe werkelijkheid van het leven in Oost-Duitsland; Dit jaar is het Frankfort aan de Main waar de honderdduizenden samen zullen zijn van 8-12 augustus. Evenals bij de vorige gelegenheden heeft ook deze Kir chentag een motto en gaat men in zes werkgroepen telkens uiteen. In Frankfort is het motto: Laat u met God verzoenen. De zes onderwerpen zijn: Kerk en ge- x rneente, Gezin en opvoeding, Volk en poli- tiek, Arbeid en industrie, Dorp en platte- g land, Grote stad en nieuwe wijk. De deelnemers gaan zo maar niet on voorbereid op reis. Vele groepen in Duits land hebben reeds maandenlang aan de hand van de uitstekende „Vorbereidungs- heft" de werkstukken doorgewerkt. In kort bestek willen wij enkele grepen uit dit boekje doen en enkele vragen citeren, op dat u daaruit kunt opmaken waar men zich straks in Frankfort mee bezig zal houden. „God accepteert de wereld" is het onder werp van de eerste werkgroep op de eerste dag. Wat betekent het wanneer er in de Bijbel over de wereld wordt gesproken? Is het juist om de wereld te beschouwen als het zendingaveid der kerk? Waarom zegt God „ja" tegen deze wereld, terwijl gelovige mensen zo vaak „nee" menen te moeten zeggen tegen deze zelfde wereld? Het onderwerp voor de tweede dag is de biecht. Is het gesprek van twee mensen tegenover elkaar reeds een biecht of is de biecht iets, dat in de protestantse kerk helemaal verwaarloosd is en is het gesprek in plaats van de biecht maar een mager surrogaat? Werkgroep twee spreekt op de eerste dag over de moeilijkheden van het huwelijk en over die van het niet gehuwd zijn. De tweede dag komt de vraag van de opvoe ding, in het bijzonder de vraag welke in stanties buiten de ouders zeggenschap mogen en moeten hebben bij de opvoeding. Hierbij komt natuurlijk de autoriteit van de staat ter sprake. Een belangrijk pro bleem vooral in Oost-Duitsland. In de derde werkgroep, die „de georga niseerde mens" behandelt, zal men zich voornamelijk bezig houden met vragen die betrekking hebben op de betekenis van de kerk temidden van het politieke leven en de systemen waarin de moderne mens be trokken wordt. Waardoor wordt de samcn- leving der volken het meest verstoord? Bestaat er in de kerk, „de gemeenschap der heiligen", ook wanneer men in politiek opzicht verschillend denkt? In de vierde werkgroep wordt gesproken over de verkoopster, de vrouw aan de lopende band, het meisje aan de dictafoon, over de beroepskeuze en de zorgen van de huisvrouw, over de aandacht van kerk en gemeente voor de vrouw in haar beroep. Daarna gaat het over de jeugd in het beroep en over de vrijetijds besteding. Hoe moeten wij de zondag doorbrengen? Uitrusten, er op uit trekken, film en ver strooiing, of kan men met de zondag nog een andere kant uit? Wat betekent de kerk gang, het avondmaal, wat doen we met een vervelende preek en hoe zien we de vrije middag en avond? Verder gaat het hier over de samenleving in een dorp en de onderlinge verhoudingen op het platteland. Muur aan muur staan de huizen in die nieuwe woonwijken. Wij horen alles van de buren: radio, badwater, kiimlerlawaai. En binnen het bedrijf: waar viind' ik dis tantie, waar eenzaamheid, of zoek ik de eenzaamheid helemaal niet? Moet ik mijn waarde zien als zendingsvoorwerp en hoe leef ik met mijn naaste in het woonblok en in het bedrijf? Hierover „Hindert de naaste ons?' spreekt men iin de zesde groep. Wij konden slechts een greep doen uit de reeks van onderwerpen en vragen. Mocht u tussen 8 en 12 augustus tijdens uw va kantie in Frankfort komen en daar vele, vele mensen zien, dan weet u wat er aan q de hand is! herkenden de stem van hun baasje niet, want door het mutsje heen klonk die heel anders. En ja, rennen en hollen en ravotten kon je ook niet goed met zo'n deftig mutsje op. De slager merkte het meteen. Er kwam niemand bedelen. Dat stond niet als je iets op je hoofd had. Ze werden met de dag deftiger en lang zamer. Totdat het takshondje met zijn kromme pootjes op een goeie dag ziin mutsje verloor. Hij wist zelf niet waar en hoe, maar hij merkte opeens dat aile geluiden weer net als vroeger klonken en dat de wind om zijn oren blies en dat was een heel prettig gevoel. Hij ging er kwieker van lopen en bedacht opeens dat hij wel in een week niet bij de slager was geweest. „Mmmm...." zei hij, „bloedworst, ik ruik bloedworstvelletjes!" Hij zette de pas er in en huppelde bij de slager binnen, tussen de poten van de Sint Bernhard met zijn bontmutsje op, door. „Kijk, kijk", zei de slager, „daar heb ben we warempel weer eens een echte hond". Taks ging er met een mondvol bloedworstvelletjes vandoor en begon ze op de stoep lekker op te peuzelen. De honden en poezen met mutsen deden eerst of ze het niet zagen, maar die Taks smulde zó en het begon zo ver- Alles was natuurlijk weer de schuld van de mensen. Dié waren er mee be gonnen. Toen deze winter de kou inzet te hadden zij het eerst iets op hun hoofd gedaan. De vrouwen hadden een hoofddoekje om, de mannen haalden hun hoeden uit de kast en de kinderen droegen een muts over hun oren. Toen het echt koud werd en het water in de sloten en rivieren ging bevriezen, kwa men de ijsmutsen en bontmutsen voor de dag. Mensen met een bloot hoofd zag je niet meer. En toen, op een goede morgen, toen het heel, héél erg koud was, kwam het eerste paard met een hoed op door de straat. Het was Rupert van de schillenman en zijn baas had hem een vuurrode hoed opgezet met op zijn twee oren een geel kwastje. Rupert schudde met zijn hoofd, want hij schaamde zich een beetje voor zijn hoed, ook al zat die lekker warm.-De men sen keken er wel naar, maar ze vonden het eigenlijk doodgewoon. „Daar doet u goed aan", zeiden ze als de schillenman voor een huis stilstond en ze zeiden het zó vriendelijk, dat Rupert aan het eind van de dag zelfs trots werd op zijn hoed. „Heb je dat gehoord?" mauwde Mimi tegen haar vriendinnen. „Heb je ge hoord wat ze zeiden over de hoed van Rupert? Ze vinden het mooi!" „Ik vind het bespottelijk", zei Mika do, maar aan haar stem kon je horen dat ze eigenlijk jaloers was. „Waarom moet zo'n schillenpaard een hoed?" vroeg Minet, het zwarte poesje van de bakker. „Wij moeten toch ook de straat op?" „Het zou me wel staan", mauwde Mi kado en ze bekeek zichzelf in een win kelruit. „En waarom niet?" vroeg Mimi en tripte sierlijk weg. Mimi was slim. Ze ging naar zolder en had dit keer geen oogje voor de mui zen, maar liep rechtstreeks op de lap- penkist af, trok daar een stukje groen fluweel uit, legde dat op haar kop, ging de trap weer af en met het lapje op haar hoofd ging ze in de vensterbank zitten, zó dat iedereen haar kon zien. Ook de mensen. Die waren eerst erg verbaasd. Het vrouwtje van Mimi trok haar wenkbrauwen op en zei: „Kijk die malle kat nou eens". Ze trok het lapje van Mimi's kopje, maar die begon met een te blazen en een dikke staart te ma ken, zodat het vrouwtje haar het lapje teruggaf. Mimi sprong weer in de ven sterbank en net op dat ogenblik kwam Rupert met zijn rode hoed voorbij. „O", riep het vrouwtje, „wat is dat paard mooi. En warm is het ook nog! Wacht eens, Mimi, wou je dat soms?" Ze pakte het lapje weer van Mimi af, maar ze nam ook haar draad en naald en een kwartier later zat Mimi met net zo'n mooie hoed als Rupert voor het huis. Op haar oren zaten oranje kwast jes en alle vriendinnen bliezen van ja loersheid. Maar dat hoefden ze niet lang te doen, want Mimi had nog maar één keer de straat op en neer gewan deld, toen de andere mevrouwen al in hun lappenkist zochten en kwastjes voor net zo'n mooi mutsje als van Mimi maakten. En toen Rupert de volgende dag met zijn schillenkar door de straat reed, had ieder dier daar zo'n mutsje. Het was een erg vrolijk gezicht al die groene, gele, blauwe en rode mutsjes met kwastjes op de oren. Iedereen vergat er de kou een beetje door, maar ze vergaten ook een beetje dat ze hond of poes waren. De poezen konden hun oren niet meer spitsen als er een muisje in de buurt was. Daar zat het mutsje overheen. De honden rukkelijk te ruiken in de straat dat de één na de ander dichterbij kwam. „Hoe kom je daaraan?" vroeg Mikado, de „Haha", lachte Taks, „die heb ik eer lijk gekregen hoor, omdat ik een echte hond ben. Een snuffelaar zonder muts. Alle honden die zich veel meer hond voelden dan de taks kregen er een kleur van. Hoe durfde die kleine met zijn kromme pootjes zó iets te zeggen? Ze probeerden ongemerkt aan hun mutsjes te frommelen en nog geen vijf minuten later zag je overal rode, witte, blauwe, witte, groene en gele lapjes met kwast jes op het trottoir liggen. „Wat is hier aan de hand?" vroeg Rupert het paard die voorbijkwam met zijn schillenwagen. De taks schudde zijn blote kopje en wees op de slagers winkel waar de honden en poezen el kaar verdrongen. „Wij zijn weer hond", zei de taks. „En wij weer kat", mauwde Mimi. „Och", zei Rupert goedig en hij schudde zijn hoofd met de vuurrode hoed heen en weer, „och een hoed is mooi, maar je moet hem weten te dra gen, niet waar?" MIES BOUHUYS Deze deftige meneer kun je zelf ook tekenen. Eerst maak je tekening 1, dan maak je wat in tekening 2 staat erbij en dan maak je het af zoals in tekening 3. Weet jij, welke twee clowns hetzelfde zijn? Let goed op hoor, er is maar erg weinig verschil. 14 JULI 19 56 VIJFENTWINTIGHONDERD jaren geleden ontstond in India een godsdienstig-ivijsgerïg stelsel, het boeddhisme, dat een stem pel drukte op de Indiase beschaving. In de eeuwen, volgende op zijn ontstaan, verbreidde het zich over grote delen van Azië, het vond de weg naar Ceylon, Burma en Siam, het „veroverde" Tibet, delen van Mongolië, Indonesië en Indochina, liet verkreeg vaste voet in China, op Korea en in Japan, kortom, het werd tot een invloed van grote betekenis op het denken en de levensbeschou wing van de mensen in grote delen van Azië en het is zulks door de eeuwen heen gebleven, tot op de huidige dag. In India hand haafde het boeddhisme zich, doch het kwam er niet tot zo grote ontplooiing als op Ceylon en in Siam en Burma bijvoorbeeld. In India bloeide het onder de oppervlakte." De laatste jaren echter doet zich het merkwaardige verschijnsel van een boeddhistische renaissance in India voor. Het is, alsof de Boeddha zich heeft aangegord om India te veroveren. Hij is teruggekeerd naar zijn bakermat. Hij biedt het volk van India het boeddhisme wederom aan, in nieuwe haast schreef ik moderne vormen, bezield met nieuwe kracht. Hij houdt het volk van India ten tweede male zijn leer en wijsheid voor. En het is niet overdreven om te schrijven, dat het volk van India, van hoog tot laag, Boeddha opnieuw welkom heet. Hoe is dit gekomen? en gingen als goede vrienden. Sedert hun vertrek in 1947 verkondigt New Delhi, India's hoofdstad, opnieuw de vredes boodschap, die de Boeddha vijf entwintig eeuwen geleden pre dikte. De vredesstem van India hoort men in alle ministeries van Buitenlandse Zaken en nu eens luistert men er met genoegen naar, dan weer wantrouwend, soms met instemming, een andere keer met afkeuring. Het lied van de vrede, in India door de eeu- schap. In onze wereld volgt men het pad van geweld en macht. Veel mensen zijn ontsteld over de loop der dingen en bang voor de moderne vernietigingsmidde len. Misschien is het mogelijk om de vernietiging tijdelijk te neu traliseren. Misschien. De werke lijke oplossing is de weg van het geweld te verlaten en een ander pad, dat van de vrede en begrip, te betreden. De leer en de wijs heid van Boeddha gelden ook, ja, in heel sterke mate voor onze wereld. En we staan voor de keuze tussen twee paden." INDIA, onafhankelijk gewor den, maakte Boeddhistische em blemen tot de zijne. De Asoka Chakra (Wiel der Ontwikkeling) siert de nationale vlag. Het pa leis der vroegere onderkoningen van Brits-Indië in New Delhi is nu de ambtswoning van India's president. In de grote zaal van dit paleis, waar tal van onder koningen werden geïnstalleerd, neemt thans een groot Boeddha beeld de centrale plaats in. Ook in enige andere Zuidoost- Aziatische landen, die hun onaf hankelijkheid herkregen, stimu leerde de herwonnen vrijheid de herleving van het boeddhisme. Alleen, zowel als in overleg met India, zoeken zij in de leer van de Boeddha inspiratie voor hun ge dragslijn. Deze boeddhistische gezegd, met India willen zij streven naar een doeltreffende toepassing van de leer van de Boeddha op internationaal-poli- tiek terrein. Wie in het Westen wil pogen te begrijpen, welke politiek die landen voeren en welke grond slagen hun politiek schragen, kan slechts succes hebben, als hij zich op de hoogte stelt van de geest, die het boeddhisme bezielt. ALS GODSDIENST stond het boeddhisme in India in betekenis ten achter bij het Hindoeïsme, dat nu eenmaal over een onge- Boeddha, zittend in gepeins ver zonken - beeldhouwwerk in een nis van de tempel te Bodh Gaya. TOEN INDIA op 15 augustus 1947 zijn onafhankelijkheid her kreeg, luidden niet slechts de vrijheidsklokken, doch tevens de geboorteklokken. Want die on afhankelijkheidsverklaring leid de de wedergeboorte van het boeddhisme in. Toen India nog een koloniaal of semi-koloniaal land was, dacht het volk vrijwel alleen aan de verwerving der staatkundige vrijheid. Eerst moe ten wij baas zijn in eigen huis, aldus redeneerde men: daarna zullen we ons eigen huis in onze eigen stijl inrichten. „Baas in eigen huis" werd India op 15 augustus 1947. Aan de „inrich ting van zijn huis" is men toen meteen begonnen. Men mene echter niet, dat India tijdens zijn onafhankelijk heidsstrijd de leer van de Boed dha veronachtzaamde. Het tegen deel is namelijk waar. India vocht met de wapenen, die de Boeddha vijfentwintighonderd jaar geleden had gesmeed, name lijk liefde, waarheid en geweld loosheid. Mahatma Gandhi, In- dia's geestelijke voorganger en aanvoerder in de dagen van strijd, hanteerde die wapenen. Steeds wees hij er op, dat de middelen belangrijker zijn dan het doel, dat op het gebruik van ondeugdzame middelen nooit zegen kan rusten. Hij, de Mahat ma, nam de proef met de door de Boeddha gewezen middelen. Het resultaat was uitstekend. De Engelsen hebben India verlaten wen heen steeds ten gehore ge bracht, is zo krachtig, dat het niet meer tot stilte gebracht kan worden. Mahatma Gandhi's stem is tot zwijgen gebracht door de kogels van een moordenaar, doch thans klinkt het vredeslied van de lippen van Jawaharlal Nehroe, de man die door Gandhi is aan gewezen als zijn politieke erfge naam en die sedert 1947 eerste minister van India is. Op 16 mei 1954 hield Nehroe een rede ter gelegenheid van de herdenking van de vijfentwintig honderdste verjaardag van de Boeddha: „De enige hoop voor de hedendaagse wereld," aldus Nehroe, „ligt in de praktische toepassing van Boeddha's bood- .Stoepas" der tempel te Bodh Gaya. basis versterkt de banden tussen die landen. Als Nehroe willen zij het „Gebied van de Vrede" op aarde zo groot en zo hecht ma ken als maar mogelijk is. Anders De nieuwgebouwde Chetiya Girri Vihara in Sanchi, waar de herinneringen aan de voornaamste discipelen, Sariputta en Maha Mogallana, levend worden gehouden. evenaard absorptievermogen be schikt en veel van Boeddha's leer in zich opnam. Toch is de invloed van de Boeddha in India steeds groot gebleven. Zij, die aan India's universiteiten en hogescholen wijsbegeerte en godsdienstwetenschap studeer den en doceerden, hebben zich steeds weer beziggehouden met de boeddhistische filosofie en godsdienstige opvattingen. Zo was het vroeger, zo is het thans. De bekende filosoof en staatsman, dr. Sarvapalli Radakrishnan, nu vice-president van India, droeg door zijn onderzoekingen en be schouwingen betreffende de leer van de Boeddha veel tot een her leving van de beoefening der boeddhistische wijsbegeerte in het hedendaagse India bij. En in de brede massa van de bevolking leefden het voorbeeld van de Boeddha en diens leer voort, soms bewust, veelal ook krach tens traditie. Boeddha's idealis me is geen vaag idealisme, het is een praktisch idealisme, gericht op verbetering van het leven op aarde. Met de herleving van het boed dhisme sedert 1947 ging in India een streven gepaard om alle plaatsen, die voor de Boeddhis ten gewijd zijn, zoveel doenlijk in oude glorie te herstellen. Veertig jaren trok de Boeddha te voet door India. Al predikende deed hij veel plaatsen aan. De drie bekendste zijn wel Bodh-Gaya, waar de Boeddha het Licht zag, Saranath, waar hij voor het eerst predikte en dan Sanchi, waar de herinnering aan zijn twee be langrijkste discipelen voortleeft. Bodh-Gaya ligt ruim elf kilo meter van Gaya in de Straat Bihar, een punt van samenkomst voor vele pelgrims, die van daar uit verder trekken naar andere gewijde plaatsen. Archeologen zowel als gelovigen richten hun belangstelling op Bodh-Gaya; de Bodhi-boom, waaronder de Boed dha „nirvana" (toestand van hemelse zaligheid) bereikte, is verkommerd, doch nieuwe bo men ontsproten aan zijn wortels en nog heden ten dage is er zo'n Bodhi-boom te zien. Bodh-Gaya is voorts bekend om een grote door keizer Asoka gebouwde tempel en omdat er de „Zeven Zetels" te zien zijn, waar Boed dha een week op elke plek in gepeins verzonken is geweest. Saranath ligt niet ver van Be nares. Daar hield Boeddha zijn eerste preek en maakte hij zijn eerste bekeerlingen. Twee be roemde Chinese reizigers, Fa- Hien en Hioe-en Tsang bezoch ten Saranath respectievelijk in de vijfde en zevende eeuw. Hun relaas van hun bezoeken getuigt nog steeds van de glorie, die eens Saranath's deel was. Een prach tig monument in Saranath is de Mul Gandha Vihara, een bouw werk, dat met vereende krachten werd opgericht. Sanchi ligt ongeveer achthon derd kilometer ten zuiden van Delhi en is een waar museum van boeddhistische architectuur. San- chi's „stolpas" zijn beroemd om hun schoonheid in de gehele boeddhistische samenleving. Vroe ger was de plaats een brandpunt van boeddhistisch geestelijk leven. Van recente datum is een nieuwe „vihara." IIET moderne India houdt deze en andere gewijde boeddhistische plaatsen in ere, omdat zij een stoffelijke en geestelijke herin nering zijn aan alles wat de Boeddha deed en leerde. Boed dha's leer doorbrak de scherp begrensde domeinen van het dogmatisme en richtte zich tot alle mensen. Ook thans nog. In India beseft men dit en poogt men om dit besef te verwerken in de praktische gedragslijn, ook van de buitenlandse politiek. Voor India is er geen twijfel mogelijk: De mensheid moet kie zen tussen twee paden, tussen h t „Pad van het Geweld" en het „Pad van de Vrede." Dit laatste pad wees dc Boeddha ons.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15