Vierhonderd jaar geleden begon de koffie
haar zegetocht over de wereld
£fttóe toe
STIEN EELSINGH
a d'Me^eti
NIEUWE DEELTJES
VAN DE BEUK
BELANGRIJKSTE ROL DAARBIJ DOOR NEDERLANDERS VERVULD
„Mokka" pas in de negentiende eeuw
een populair genotmiddel
ln Haarlem wordt van 28 juli tot
4 augustus een zogenaamde „koffie-
week" gehouden. Wat er allemaal
zal gebeuren is reeds uitvoerig be
kend gemaakt. Ter aanvulling daar
op dient bijgaand artikel over de
geschiedenis van dit genotmiddel.
BIJ FOTOGRAFEREN ddtl fid ótkCWld
en Griekse
gedichten
Indonesische tvrers uit.ge™aakt
de schilderes
van Staphorst
Exposities In
de boerderij
FEESTELIJK STAAN
ALS een gevolg van de grote ontdekkingsreizen in de
vijftiende en zestiende eeuw, uitgevoerd door Portugezen
en Spanjaarden, door Italianen en Engelsen, maar vooral
ook door de Hollanders, werd ons werelddeel over
stroomd met tal van nieuwe artikelen, waarmee men
aanvankelijk zelfs geen raad wist, maar die op den duur
onze leefwijze zeer ingrijpend hebben veranderd. De
aardappel, die in het midden van de zestiende eeuw door
de Spanjaarden uit Chili naar hun land werd meegeno
men, is er het klassieke voorbeeld van. De tulp en de
hyacint kwamen naar ons land uit Turkije en Klein-
Az. in de tweede helft van die eeuw. Ook werd om
streeks die tijd de thee uit China en Japan door de
Hollandse en Portugese koopvaarders naar Europa ge
bracht, waar ze lange tijd alleen werd gebruikt als op
wekkende drank voor zieken Pas langzamerhand drong
in Engeland en Nederland het gebruik als genotmiddel
door en verrezen de tea-rooms en openbare theeschcnke-
rijen en theehuizen.
Ook de koffie kwam in het midden van de zestiende
eeuw als een nieuw produkt van vreemde bodem op de
Europese markt en wel door de Venetianen, die een
drukke handel op de Levant onderhielden. Tal van
legenden zijn er in omloop over de oorsprong van de
koffieboom. Allen wijzen Abessinië aan als het land van
herkomst en Zuid-Arabië als het land, waar de koffie
het eerst als genotmiddel werd gebruikt. Maar ook meer
betrouwbare bronnen melden, dat de Arabische koffie
in het Abessijnse hoogland in het wild groeit en door de
Arabieren naar de "kust van de Rode Zee werd overge
bracht. Arabische handschriften uit de vijftiende eeuw
maken er melding van dat de koffie reeds sedert on
heuglijke tijden in Abessinië voorkomt.
Het oudste cultuurland van de koffie is ongetwijfeld
Arabië en wel de landstreek Jemen met de stad Mokka,
welke plaats echter al in geen jaren meer koffie uitvoert.
Wat als zodanig in de handel gebracht wordt, zijn de
uitgezochte kleinste bonen van Amerikaanse en Brazi
liaanse bodem. Echte mokka wordt alleen nog in zeer
kleine hoeveelheden uitgevoerd door Aden en Dzjedda.
EEN ARABIER bracht de zaden en het gebruik ervan
in het begin van de zestiende eeuw van Mokka naar
Aden over. In Mokka was het gebruik toen reeds vrij
algemeen en spoedig daarna werd koffie ook in Egypte
en Syrië gedronken. Vierhonderd jaar geleden, in 1554,
openden twee kooplieden van Damascus en Aleppo de
eerste koffiehuizen te Constantiopel, thans Instanboel,
waar ondanks het verzet van de overheid de drank zeer
populair werd. De Augsburgse arts Rauwolf leerde de
drank in 1573 in Aleppo kennen en deed er mededelingen
over in zijn in 1582 verschenen reisbeschrijving. De eerste
beschrijving van de plant werd gegeven door de plant
kundige Alpino te Padua, die de koffieboom in Egypte
id zien groeien.
De Turkse naam voor de drank is „kahweh". Daarvan
zijn de woorden kaffee, koffie, coffee, café afgeleid. In
Venetië kwam de koffie in 1624, doch pas omstreeks 1650
werd het gebruik algemeen. In het laatst van de zeven
tien eeuw werden er pas koffiehuizen in Italië opgericht,
die echter, vanwege de hoge prijs, die er betaald moest
worden, alleen door de welgestelden werden bezocht. In
1659 werd het eerste koffiehuis te Marseille geopend, in
1652 was er reeds een in Londen te vinden. Omstreeks
1670, onder Lodewijk XIV, werd het koffiedrinken in
Parijs enigszins populair. Er werd toen door een Arme
niër een „café" naar Oosterse trant ingericht, latei-
gevolgd door een inrichting waar men behalve koffie
ook andere dranken kon verkrijgen. Zo kreeg de naam
„café" z'n tegenwoordige betekenis. In 1676 had Parijs
reeds een aantal van zulke gelegenheden. Ook in Londen
werden die inrichtingen zeer populair. Maar tevens wer
den het de plaatsen, waar revolutionairen bijeen plach
ten te komen, zodat Karei II ze alle tijdelijk deed sluiten.
In 1680 is eindelijk het eerste koffiehuis in Den Haag
in gebruik genomen. In het midden van de achttiende
eeuw was het gebruik van koffie ook reeds onder de
burgerlijke bevolking van Europa zeer verbreid en werd
er levendige handel in gedreven ondanks het feit dat het
gebruik herhaaldelijk om gezondheidsredenen en
vooral om de produkten van eigen bodem, wijn en bier
te beschermen verboden of althans bemoeilijkt werd.
In zulke gevallen echter nam men reeds, evenals tijdens
de beide wereldoorlogen, zijn toevlucht tot allerlei sur
rogaten, die tevens minder schadelijke sloffen heetten
te bevatten.
In de loop van de negentiende eeuw is de koffie ten
slotte tot alle lagen van de bevolking in Europa doorge
drongen. Langzamerhand heeft de gewoonte om op ieder
tijdstip van de dag wijn of bier te drinken afgedaan.
TOT de grote verbreiding van het gebruik heeft ook
bijgedragen de sterke verspreiding van de koffiestruik
over de aarde, dus de uitbreiding van de aanplant,
waarbij de Nederlanders wel de belangrijkste rol hebben
gespeeld. Na enige mislukte pogingen de koffiestruik op
Java aan te planten, gelukte het op de kust van Malabar
in India een aanplant te krijgen van uit Mokka geïmpor
teerde zaden. Vandaar werden in 1699 planten naar Java
gebracht, die goed groeiden, zodat de bewindhebbers van
de Oost-Indische Compagnie in 1706 het eerste proefje
Javakoffie te Amsterdam dronken. In datzelfde jaar
kreeg Nicolaas Witsen, burgemeester van Amsterdam,
een plant uit Java, die in de Amsterdamse Hortus zaad
voortbracht en waarvan jonge planten in 1714 in de
Jardin de Plantes te Parijs veel bekijks trokken. Na ver
menigvuldiging door stekken werd een aantal planten
uit Parijs naar Martinique overgebracht, waarvan er
slechts één exemplaar levend overkwam. Deze plant
werd de stammoeder van de gehele koffiecultuur in de
Franse koloniën in Amerika.
Intussen bracht men in 1719 een boompje over van
Amsterdam naar Suriname en vandaar werd een plantje
op listige wijze Cayenne binnengebracht. Martinique
leverde zaden aan Centraal en Zuid-Amcrika en na 1770
breidde de cultuur zich over de Braziliaanse staten Sao
Paulo, Minas Geraes en Espirito Santo uit. Brazilië werd
de grootste koffieproducent der aarde. Ook Java was al
vroeg een belangrijk cultuurcentrum, dank zij de politiek
van de Oost-Indische Compagnie vooral. Onder de gou
verneur-generaal Willem van Outhoom (van 1691—1704)
werden de eerste proeven met de koffiecultuur op Java
genomen. De eigenlijke cultuur werd echter pas om
streeks 1708 door de gouverneur-generaal Joan van
Hoorn (van 17041709) ingevoerd.
Weldra werd de levering door de Oost-Indische Com-
pagnie verplicht gesteld en aan de dwangcultuur, vooral
in de Preanger, een grote uitbreiding gegeven, waar
tegenover de b evolking slechts een zeer geringe betaling
ontving. Gouverneur-generaal Herman Willem Daendels
(1808—1811) gaf bevel tot de aanplant van vijfenveertig
miljoen nieuwe bomen, maar Sir Thomas Stanford
Raffles, de Engelse luitenant-gouverneur, die in de jaren
1811—1816 optrad, schafte de gedwongen cultuur, be
halve in de Preanger, af. In 1832 voerde gouverneur-
generaal Joh. van den Bosch (van 18281834) het koffie-
monopolie in, waardoor de levering van alle koffie aan
het Gouvernement verplicht werd. Tijdens de verdere
jaren van dit cultuurstelsel onderging de aanplant een
grote uitbreiding, zodat het aantal koffiebomen in 1840
geschat werd op driehonderddertig miljoen, terwijl in
1843 de opbrengst meer dan een miljoen pikol bedroeg.
Van de grote opbrengsten van het cultuurstelsel, van
1840 tot 1875 op bijna achthonderd miljoen gulden ge
rekend, kwam zeven-negende deel uit de koffie.
Na 1848 is aan de gouvernements-koffiecultuur geen
grote uitbreiding gegeven, maar nog lange tijd zijn de
grondslagen, waarop gouverneur-generaal Van den Bosch
ze gevestigd heeft, namelijk gedwongen aanplant, onder
houd, pluk en levering, behouden gebleven. Door de
koffiebladziekte, die in 1869 voor het eerst op Ceylon
werd waargenomen, in 1876 op Sumatra optrad en in
1878 zich op West-Java vertoonde en van daaruit, even
als tevoren op Ceylon en Sumatra reeds was geschied,
binnen enkele jaren de bloeiende koffiecultuur van Java
zo goed als geheel vernietigde, verloor Nederland zijn
plaats onder de koffieproducerende landen. Door de
invoer van koffiesoorten uit warmere delen van Afrika,
welke soorten ten dele onvatbaar waren voor de ziekte,
heeft men de cultuur weer op de been trachten te bren
gen, doch Azië heeft nooit meer kunnen concurreren
tegen Amerika, waar de ziekte nooit is opgetreden.
MOGELIJK liggen er voor de Nederlandse koffieplan
ters in de nabije toekomst goede mogelijkheden in het
land van oorsprong der koffie, Abessinië, welk land
onze deskundigen uit de koffiecultures ongetwijfeld met
open armen zal ontvangen en hen zal steunen bij de
pogingen om daar een koffiecultuur tot bloei te brengen
tot voordeel zowel van Abessinië als van Nederland.
Dit alles is het overpeinzen waard, als u straks in uw
vakantiedagen uw kopje koffie-verkeerd bestelt in een
der ontelbare „eafé's" in ons land of uw „filterken" in
een Antwerpse estaminet dan wel uw café-noir of café-
au-lait in Parijs of misschien wel uw glas mazagran
ergens aan de Middcllanse Zeekust, dan wel uw „e.v-
presso" in Italië. Want ook bij het gebruik van koffie,
die door de cafeine een opwekkende invloed heeft op het
zenuwstelsel, geldt het bekende gezegd: 's lands wijs,
's lands eer. P. C. H.
U zult zich kunnen indenken wat een ongelooflijk aan
tal strandopnamen een hele volle week zomerzonneschijn
aan onze heerlijke kuststrook kan opleveren. Maar pas
op, want het strand is vol fotografische klippen. Om te
beginnen: de keuze van films. Aan het strand géén
snel rolletje in het toestel, maar een met een gevoelig
heid van ten hoogste 17 tot 19/10 Din°. Ook bij betrokken
lucht is de lichtintensiteit aan het strand veel groter
dan u denkt en daarom is een opname op zo'n film
genomen met l/50ste seconde en lensopening 11 beslist
niet onderbelicht, eerder wat aan de ruime kant. Maar
zonder nu weer te gaan overdrijven door te zeggen: het
hindert niet als je een flinke portie méér licht geeft, mag
ik u toch niet het algemene advies voor altijd en overal
onthouden: In twijfelgevallen liever iets over- dan
onder- (d.i. te kórt) belichten. De moderne film heeft
wat we noemen een grote „belichtingsspeelruimte" en
corrigeert dus inderdaad een tevéél. Maar bij te weinig
licht wordt er helemaal geen zwarting op het negatiefje
gemaakt, ook al wordt de film langer in de ontwikkei-
baden gestopt. Waar niets is, kan de ontwikkelaar ook
niets maken.
Op het strand zult u dus stellig geen gebrek aan licht
hebben. Fotografeer daar echter het liefst in de ochtend
tot ongeveer 11 uur. Daarna, wanneer de zon zo hoog
aan de hemel staat, wo' dt het licht wat „hard", zoals we
dot noemen. Dan treedt dus even een kleine fotopauze
in. Behalve als er in die tijd natuurlijk iets echt leuks,
iets bijzonders te fotograferen valt. Zo na 2 uur valt er
weer beter te kieken, omdat de zon dan al weer een
beetje lager zakt.
Zorg ervoor, dat uw s«rnndkiekjes ook een passend
„karakter" hebben. Daar bedoelen wij mee, dat men niet
speciaal met een fototoestel naar de zee trekt om als
wij het eens sterk mogen uitdrukken alleen maar „ont-
roerend-schone" foto's te maken. Nee, het strandleven
met al zijn levendige facetten is een bron van prettige
vrolijke snapshots.
Vooral het standpunt van de fotograaf is hier zee!
belangrijk. De zee te gaan kieken, omdat zij zo groot is,
och, voor wie de zee nog nooit heeft gezien en daar een
herinnering van wil meenemen, valt dat te begrijpen.
Fn er zijn heel wat Zwitserse foto-enthousiasten, die on
middellijk hun toestel pakken en zonder ergens op te
letten een zee-opname maken, waar dan ook werkelijk
niets anders dan water en lucht op slaat.
Doe vooral niet slim, door te denken, dat ergens een
boot aan de horizon wel een prachtige breking van het
eentonige vlak zal opleveren. Nee, wanneer u dat grote
en ruime van de zee wilt kieken, is zo'n verre boot alleen
maar goed, als er een vergelijkingsmaatstaf op de voor
grond is, een kano wat dichterbij of een pier bijvoorbeeld
die in zee en ook in de foto steekt. Kijk echter vóór
u afdrukt even of de lucht niet erg „trillerig" van
de hitte is, want veel „verre" opnamen worden daardoor
onscherp en dus bedorven. En dat gevaar is dat be
grijpt u óók het sterkst juist omtrent het middaguur.
BLONDE strandfoto's dat zijn kieken, waar de golf-
koppen prachtig wit, de zee en lucht donker, de witte
wolken püür wit en het strand zo echt licht van tint is
zulke blonde strandfoto's maakt u met eennee
geen geelfilter. Dat werkt ook voortreffelijk, maar een
licht oranje filter is het aangewezen middel.
Denk erom, dat de belichtingstijd bijna driemaal zo
lang genomen moet worden, omdat zo'n filter een deel
van de stralen „opslokt".
Enkele losse adviezen: Hurk bij het maken van golf-
opnamen, sluitersnelheid minstens 1/100 seconde als u
het „instortingsmoment" afwacht, uitrollers ten minste
met 1 200 seconde opnemen. Kustlijnopnamen altijd met
veel strand en weinig lucht. Vooral op de grilligheid
letten. Een aangespoeld stuk wrakhout, een strandpaal
of badstoel in een hoek van de voorgrond. Overzichten
van een hoog standpunt af, maar iets in de nabijheid
mee op de kiek nemen. Het kleurige effect bij zwart-wit
opnamen natuurlijk even wegdenken. Vorm, lijn en
lichtwerking zijn hier belangrijker.
Is de dag niet zonnig en lijkt er niet zoveel te beleven,
dan even iets speciaals zoeken. Zo'n paar rustig wach
tende hengelaars op de pier of de uitgooi van zo'n hen
gel, de start voor een ezelritje. Tenslotte: hebt u een film
volgeschoten, wissel dan niet in het laaiende licht van
het zonnestrand, maar doe het ergens in de schaduw. En
leg de camera dan niet maar „heel eventjes" op het zand
neer. Geen fototoestel zonder tas naar het strand. En
dan nog oppassen, vooral als er wat wind staat, omdat
de sluiter van practisch alle toestellen gedeeltelijk
open is.
Bij een fikse strandwandeling met tegenwind: camera
op de rug, eventueel tussen de kleding. Want één zand
korreltje kan ook een gevaarlijke klip op het strand zijn.
EEN aantal poëziebundeltjes van De
Beuk, stichting voor litteraire publikaties
te Amsterdam, is een klein vertrouwd be
zit voor de hand. Zij zijn alle bijna folder
tjes, met kaftjes niet veel dikker dan
schrijfpapier, maar stuk voor stuk typo
grafisch zo kies en sober verzorgd, dat er
men er een genegenheid voor krijgt als
voor vertrouwde kleine dingen, die hun
aanspraken stellen onevenredig aan hun
geringheid. Meer nog dan bij vorige reek
sen kan men die aanspraken honoreren
nu het een achttal publikaties geldt, waar
van het merendeel geslaagd is. De Beuk-
reeksen bevatten als het ware zondags
boekjes. Als de boekwinkels op zondag
open zouden zijn waren zij te koop. Zij
vullen 'de gaatjes van de grote litteraire
markt. Dat de redactie zich daartoe be
paalt en met grote zorg te werk gaat, ken
schetst de bedoeling der stichting en haar
waarde. De groeimogelijkheden der stich
ting zijn er des te duidelijker door.
Van Jacob Westerbaen (1599-1670) ver
zorgde S. F. Witstein met liefde wat min
neliederen, die niet belangrijk zijn uil ar
tistiek oogpunt maar uiterst boeien „om de
lezer kennis te laten nemen van de manier
waarop een zeventiende-eeuwer van aan
zien en erudutie, een in zijn tijd en nog
lang daarna geëerd poëet, die de dicht
kunst, gelijk velen van zijn tijdgenoten als
culturele tijdpassering beschouwde, liefdes
poëzie, geschreven heeft". Witstein leverde
er een prettige leesbare, onderhoudende
inleiding bij. Het boekje is een genoeglijk
bezit voor wie de zo ontspannende bezig
heid graag beoefent van oude litteratuur
genieten vanuit haar eigen tijd.
„Langs het blauwe glas bewegende" van
Lydia Dalmijn bevat poëzie met grote ont
roeringskracht, die echter niet in gave ver
zen verwoord is. Het bundeltje bevat
prachtig poëtisch materiaal, dat veelal in
„ruwe toestand" al
Onk hiinHok mooi is, maar er werd
wUiv UUIlU.Liï> geen bevredigend
Haar poezie is een
zuiver meegaan met
een onbelemmerde
gevoelsrijkdom, ter
wijl de noodzaak om
uit dat gevoel in een vers over te
stappen ontweken wordt of niet aan
bod komt. De notities zijn daardoor te
onoverdrachtelijk. De intimiteit is soms
pijnlijk, want onvoldoende in een vers ge
bonden. Een vers als „La petite Maria"
mislukte aldus. Een vertaling van „Tristes-
se" van Alfred de Musset mislukte alleen
al door het feit, dat het een vertaling
moest zijn met alle eisen vandien. Lydia
Dalmijn schrijft „verzen zijn uiterlijk" en
„wezenlijk is enkel ziel". Hopelijk zal deze
dichteres nog eens „wezenlijk als haar
ziel" verzen maken in plaats van poëtisch
materiaal.
Jaap Harten, die in „De Windroos debu
teerde. schreef in „Een landhuis voor
Dante" een langoureuze, zachte liefdes
poëzie in vrije verzen met fraaie beelden.
Innerlijke noodzaak voor het „vers libre"
is niet voelbaar, men wil soms zelfs de re
gels anders lezen dan op de door de cesu
ren verplichte manier. De verzen zijn wel
zuiver maar niet verplichtend, niet onaan
doenlijk, zij het praterig. Regels als: „In
dianen leven wilder/ Maar ook aardiger
wel, zonder/ Overgevoeligheid voor kleu
ren, meen ik" zijn misschien toch wel,
dacht ik, af en toe iets te argeloos, meen
ik, voel ik zo. Te zacht misschien
Van Martin Veltinan verscheen in 1953
bij De Beuk al een bundeltje verzen, dat
betere bevat dan het beste van zijn nu ver
schenen „Amen is amen". Namelijk „De
Zee" een mooi vers, een zeer mooi vers.
De meeste verzen in deze bundel zijn ech
ter te vertild, bijna retorisch en van de
kansel. Het is poëzie, die veel te bieden
heeft, poëzie met van opzet een grote
allure. Als die dan niet wordt waar ge
maakt is het mislukken opvallender dan
bij verben van een zuivere geringheid.
Veltman is ongetwijfeld een goed dichter
Zijn verzen zijn echter zo, dat zij alle zéér
goede hadden moeten zijn. Nu zakken de
meeste onder hun allure. Vermoedelijk is
„Amen is amen" te beschouwen als de
polsstok, waarmee de goede aanloop in
hoogte kan worden omgezet.
„Galoeth" van Leo Bronkhorst bevat on
der gelijksoortige de volgende vier regels:
„Wij zijn de verslagenen van toen en he
den/ en vielen door de grauwe haken klau
wen/ van Nazi-imbecielen, die gaskamers
bouwden/ en ijz'rcn kruisen kregen voor
wat ze deden/. Aldus is overal in deze bun
del een oprechte verontwaardiging en ook
een geloof in het nieuwe Jodendom in
slechte poëzie uitgebroken.
„Bamboe doeri en orchideeën" bevat
door W. A. Braasem die terecht bekend
heid verwierf door zijn voortreffelijk ver
taalde pantuns vertaalde Indonesische
volkspoëzie. De simpele zeggingskracht
van deze uit groepen geboren poëzie, de
magische kracht ervan, is eigenlijk niet te
3 vernederlandsen. In de ..Koppcnsnellers-
zang" is de bezwerende kracht het duidc-
IN HET zo streng aan tradities gebonden men Russische volksliederen, gezongen door
Staphorst staat één witte boerderij. Alle Tatiana Bufall, die door Roelof Been werd
andere hebben hun verweerde baksteen- begeleid. Muziek voor oude strijkinstru-
kleur. In die witte boerderij woont nu al menlen werd gespeeld door Jack Hueting,
sinds jaren Stien Eelsingh; de schilderes Paul op de Coul senior en junior. Bij vo-
van dit merkwaardige en zo wonderlijk rige gelegenheden trad Cruys Voorbergh
mooie dorp, waar Jan Sluijters tot een onder anderen op. Carmiggelt las er uit
reeks van zijn beste werken kwam. Er be- eigen werk voor. De pianisten Geza Frid en
staat een fotografeerverbod in dit dorp. De Gerard Hengeveld speelden bij Stien Eel-
voorbijtrekkende schilder doet goed Stien singh en Maria Petrelli Ruiz danste met
Eelsingh te kennen, want de bevolking is enkele leerlingen daar bulerias, sevillanas,
geneigd haar tegen concurrentie te be- jotas en farruccas, die de roodgeschilderde
schennen. Kent men Stien
Eelsingh, dan is men ook niet
meer zo'n vreemde hier. Haar
hebben zo leren accepteren,
omdat ze een hardwerkende
vrouw is, die harerzijds
vloer van de deel deden gol
ven, zodat de begeleider ang
stig zijn wankelende piano
behamerde. Toen stond het
hele erf vol met auto's van
van heinde en ver gekomen
lijkst voelbaar. Het is in vertaling geen
poëzie die het gevoelsleven, maar een die
zekere consequenties van het wonen daar vrienden van Stien Eelsinghs werk en re-
als bijvoorbeeld „burenplicht" heeft gelden twee politieagenten het verkeer en
aanvaard. het parkeren. Deze keer waren het er vier.
Wat betreft die door haarzelf opgeknap- Het loont de moeite blijkbaar dus wel
te, driehonderd jaar oude boerderij, die ze om met de vakantie, mocht men in de
wit kalkte, diende zij zich er indertijd nog buurt zijn, Staphorst en deze tentoonstel-
„uit te smoezen". Nu echter houdt zij al ling te bezoeken. Het interieur is er, naar
voor de zevende keer op haar deel een zo- mijn smaak, al zo plezierig. De laatste aan-
mertentoonstelling van werk van haar zelf winst is een vloer van scherven van tegels,
en van enige collega's. Die tentoonstelling gevat tot een schoon mozaïek. Altijd staan
werd door de burgemeester, de heer H. van er heerlijke boeketten van bloemen uit de
der Wal, geopend. De opening werd, gelijk tuin, met smaak door Stien Eelsingh ge-
de jaren daarvoor, opgeluisterd door het schikt in een oude varkenstrog,
optreden van een aantal artiesten, die hun
werk belangeloos deden. Dit keer zag men en DAN is er toch in de eerste plaats
Hindoedansen van Padmini Devi, hoorde hct werk van stien Eelsingh, dat vooral
betrekking heeft op de mensen en dieren
in Staphorst, want hierdoor is zij nog meer
bezeten dan door het prachtige landschap.
Stien Eelsingh moge zich in de eerste
het inzicht verrijkt. Wie gegrepen is door plaats op mens en dier richten, ze is ook
Braasems „Pantuns"-uitgave, moet „Bam- een beetje bang voor de folklore als onder
boe Doeri en orchideeën" zeker aanschaf- werp. Een Volendam of Marken wil zij niet
fen. Haar werk is sterk van kleur en dat zelfde
De uitgave van vijftig door G. H. Blan- harde blauw had wel haar voorkeur. Maar
ken vertaalde gedichten van de Griek K. veel meer is haar kleurgeving gebaseerd' op
P. Kavafis (1863'1933) is een moeilijk een innerlijk beleven dan copie van het
„geval". Uit de inleiding en bibliografi- uiterlijk der dingen daar. Haar wijze van
sche aantekeningen blijkt overduidelijk dat uitdrukken is vaak expressionistisch te noe
men voor de blijkbaar alom erkende groot- men. Zij vereenvoudigt de vormen en ver
heid van deze dichter moet zwichten. Dat tekent deze bewust om tot grotere uitdruk-
doen wij gaarne, maar die grootheid is kingskracht te komen. Haar composities zijn
niet zoals G. Blanken hoopt voelbaar soms vast binnen de lijst geklemd, gelijk
gebleven in zelfs een minder geslaagde het volk hierbinnen de traditionele vor-
vertaling. Men dient De Beuk dankbaar te men. Maar soms ls er ook weer die ruimte
zijn, dat Kavafis in een zo voortreffelijk in haar werk, die we hier aan de grenzen
ingeleid en uitgevoerd boekje als het on- van de bebouwde kom ondergaan. Om de
derhavige in Nederland is geïntroduceerd, zoveel tijd moet zij zich bevrijden en schil-
Het opent echter meer een deur, dan dat het dert zij in meer impressionistische trant het
ons in de kamer verplaatst. In ieder geval Zuid-Franse landschap. Of wel laat ze zich
blijft nu het verlangen die kamer binnen te gaan in de intimiteit van haar weldadig
komen. Deze verzekering moge beant- lichte, van kleuren soms flonkerende inte-
woorden aan de bedoelingen, die inleider rieur. Dan kan blijken hoe zij in haar kleur
AMSTERDAM, juli. We kunnen u de
verheugende tijding doen, dat mijn doch
ter, die binnenkort haar eerste verjaardag
viert, staande afscheid zal kunnen nemen
van haar eerste levensjaar. Het is dus zo
ver. Op dit moment gaat het kruipen nog
wel simpeler, maar zij vindt toch in het
staan een dergelijke bevredigende imita
tie van het grotemensenbestaan (zegt dit
laatste woord het al niet?) dat zij het graag
en met intense concentratie doet.
Van nu af aan is het dus staan geblazen.
Nu ik er over na denk, trouwens, zal zij
verder een belangrijk deel van haar leven
nog moeten staan. Vooral op de belangrijk
ste momenten staat de mens. Zij zal staan
de en verlegen kennis maken met de juf
van de kleuterschool. Dit proces zal daar
na een aantal keren op de „grote school"
herhaald worden. Dan komt zij staands
voor de directeur van de middelbare school,
als zij de klas uit is gestuurd of worden
meisjes dat niet? Dat herinner ik me niet
meer. Staande tenslotte zal zij ook haar
einddiploma in ontvangst moeten nemen.
Daar tussen liggen dan nog ongetwijfeld de
eerste bekeuringen, die ze staande met haar
fiets in de hand van een agent (die nu
waarschijnlijk in de tweede klas van de
lagere school zit) in ontvangst zal moeten
nemen. Een troostrijke gedachte is, dat die
agent nu ook bijna aan zijn eerste bekeu
ring toe is.
Daarna moet ze gaan studeren óf gaan
werken. In beide gevallen zal nog al veel
staan van haar worden geëist. Maar het
Grote Staan komt toch pas weer in een
iets later stadium: het staan voor de amb
tenaar van de Burgerlijke Stand namelijk.
Misschien is de man, waar zij dan naast
zal staan, nu ook al op school, maar het kan
best dat hij op dit ogenblik snikkend door
zijn moeder naar bed wordt gedragen. Ik
neem aan, dat de betrokken ambtenaar nu
ook al ambtenaar is en zich over het ko
mende huwelijk van mijn dochter warm
noch koud maakt.
Dan komt er even een pauze in het staan
op grote momenten. Maar één of twee jaar
later zal zij waarschijnlijk beginnen aan
het langdurig staan aan de aankleedtafel,
het bad en het bed van haar eigen spruit.
Misschien zal zij dat kind ik kan me nog
niet goed wennen aan het idee van klein
kinderen laten dopen en ook dat is een
gebeurtenis, waarbij de hoofdpersonen
(behalve het kleinkind, natuurlijk) voor
namelijk moeten staan. Overigens gaat het
staan van moeders vrijwel eindeloos door,
aldus begrijp ik van mijn echtgenote. Er
wordt gestaan aan de afwas, aan de strijk
plank, bij het bedden opmaken, het afstof
fen van allerlei geheel smetteloze voorwer
pen en bij de kruidenier.
En nog later zal het staan moeilijker
worden, vermoeiend en vervelend. Zij zal
thuis komen en tegen haar man zeggen:
„Ik heb weer een kwartier op de tram
moeten staan wachten en in de tram stond
er niemand voor me op. Ik ben doodmoe."
Die avond zal ze kregelig zijn en zich
slecht voelen.
Dat alles heeft mijn dochter voor de
boeg. Maar nu vindt ze het staan nog een
bést feest. Ze weet niet wat er allemaal
voor haar in het vat zit. Enfin, ze weet nog
zoveel niet. We zullen er ons maar niet
druk over maken. Het enige vervelende is
dit: ik weet nu al, dat als ik haar later
eens op een moment, dat ze moe is en ge
ïrriteerd van het staan, herinner aan deze
eerste dagen van het Feestelijk Staan, dan
zal ik haar alleen nog maar verder kunnen
ergeren. Want dit soort herinneringen vin
den alleen ouders leuk. A. S. H.
en uitgever met dit uitmuntend verzorgde
boekje hadden. TON NEELISSEN
kon winnen door de problemen, die zij zich,
deze kleur betreffende, in Staphorst stelde.
Stien Eelsingh doet meer dan tekenen en
schilderen alleen. Ze geeft ook lessen. En
gezien enkele resultaten, die ik eens mocht
zien bij een leerlinge, lijkt me dit werk
van haar nogal animerend. Dat dit les
geven alleen voor de boterham of iets er
op zou geschieden, kan ik moeilijk aan
nemen, gehoord haar met van humor ont
blote verhalen betreffende haar tekenlessen
aan een inrichting voor lastige jongeman
nen daar in de omgeving.
Zij is zo verstandig niet alléén te expo
seren. Het is moeilijk ieder jaar zoveel
winst te boeken dat een tentoonstelling
van eigen werk steeds voldoende verras
send is. Zij zoekt bovendien ook contact
met haar collega's om niet in de eenzaam
heid daar te verkrampen. Deze zomer ex
poseert zij werk van de Groninger Jan Al-
tink, de Amsterdammer Ad. Pieters en
beeldjes van do knappe Titus Leeser, die in
Ommen woont. Pieters' werk steunt naar
mijn smaak te zeer op maniertjes en effec
ten van niet zuiver schilderkunstige aard.
Het ziet er overigens niet onaangenaam
uit. Levend is het werk van Altink, die
pretentieloze landschappen in waterverf
inzond, landschappen van een goede kleur
en vaak originele visie.
Men ontmoet 's zomers in de provincie
wel meer tentoonstellingen t:an hen die
hopen de toerist te strikken voor enige
positieve belangstelling. Maar al te vaak
hebben deze toch niet de kwaliteit vav
wat ik dan pas in Staphorst mocht zien
BOB BUYS.