Vierhonderd jaar geleden begon de koffie haar zegetocht over de wereld £fttóe toe STIEN EELSINGH a d'Me^eti NIEUWE DEELTJES VAN DE BEUK BELANGRIJKSTE ROL DAARBIJ DOOR NEDERLANDERS VERVULD „Mokka" pas in de negentiende eeuw een populair genotmiddel ln Haarlem wordt van 28 juli tot 4 augustus een zogenaamde „koffie- week" gehouden. Wat er allemaal zal gebeuren is reeds uitvoerig be kend gemaakt. Ter aanvulling daar op dient bijgaand artikel over de geschiedenis van dit genotmiddel. BIJ FOTOGRAFEREN ddtl fid ótkCWld en Griekse gedichten Indonesische tvrers uit.ge™aakt de schilderes van Staphorst Exposities In de boerderij FEESTELIJK STAAN ALS een gevolg van de grote ontdekkingsreizen in de vijftiende en zestiende eeuw, uitgevoerd door Portugezen en Spanjaarden, door Italianen en Engelsen, maar vooral ook door de Hollanders, werd ons werelddeel over stroomd met tal van nieuwe artikelen, waarmee men aanvankelijk zelfs geen raad wist, maar die op den duur onze leefwijze zeer ingrijpend hebben veranderd. De aardappel, die in het midden van de zestiende eeuw door de Spanjaarden uit Chili naar hun land werd meegeno men, is er het klassieke voorbeeld van. De tulp en de hyacint kwamen naar ons land uit Turkije en Klein- Az. in de tweede helft van die eeuw. Ook werd om streeks die tijd de thee uit China en Japan door de Hollandse en Portugese koopvaarders naar Europa ge bracht, waar ze lange tijd alleen werd gebruikt als op wekkende drank voor zieken Pas langzamerhand drong in Engeland en Nederland het gebruik als genotmiddel door en verrezen de tea-rooms en openbare theeschcnke- rijen en theehuizen. Ook de koffie kwam in het midden van de zestiende eeuw als een nieuw produkt van vreemde bodem op de Europese markt en wel door de Venetianen, die een drukke handel op de Levant onderhielden. Tal van legenden zijn er in omloop over de oorsprong van de koffieboom. Allen wijzen Abessinië aan als het land van herkomst en Zuid-Arabië als het land, waar de koffie het eerst als genotmiddel werd gebruikt. Maar ook meer betrouwbare bronnen melden, dat de Arabische koffie in het Abessijnse hoogland in het wild groeit en door de Arabieren naar de "kust van de Rode Zee werd overge bracht. Arabische handschriften uit de vijftiende eeuw maken er melding van dat de koffie reeds sedert on heuglijke tijden in Abessinië voorkomt. Het oudste cultuurland van de koffie is ongetwijfeld Arabië en wel de landstreek Jemen met de stad Mokka, welke plaats echter al in geen jaren meer koffie uitvoert. Wat als zodanig in de handel gebracht wordt, zijn de uitgezochte kleinste bonen van Amerikaanse en Brazi liaanse bodem. Echte mokka wordt alleen nog in zeer kleine hoeveelheden uitgevoerd door Aden en Dzjedda. EEN ARABIER bracht de zaden en het gebruik ervan in het begin van de zestiende eeuw van Mokka naar Aden over. In Mokka was het gebruik toen reeds vrij algemeen en spoedig daarna werd koffie ook in Egypte en Syrië gedronken. Vierhonderd jaar geleden, in 1554, openden twee kooplieden van Damascus en Aleppo de eerste koffiehuizen te Constantiopel, thans Instanboel, waar ondanks het verzet van de overheid de drank zeer populair werd. De Augsburgse arts Rauwolf leerde de drank in 1573 in Aleppo kennen en deed er mededelingen over in zijn in 1582 verschenen reisbeschrijving. De eerste beschrijving van de plant werd gegeven door de plant kundige Alpino te Padua, die de koffieboom in Egypte id zien groeien. De Turkse naam voor de drank is „kahweh". Daarvan zijn de woorden kaffee, koffie, coffee, café afgeleid. In Venetië kwam de koffie in 1624, doch pas omstreeks 1650 werd het gebruik algemeen. In het laatst van de zeven tien eeuw werden er pas koffiehuizen in Italië opgericht, die echter, vanwege de hoge prijs, die er betaald moest worden, alleen door de welgestelden werden bezocht. In 1659 werd het eerste koffiehuis te Marseille geopend, in 1652 was er reeds een in Londen te vinden. Omstreeks 1670, onder Lodewijk XIV, werd het koffiedrinken in Parijs enigszins populair. Er werd toen door een Arme niër een „café" naar Oosterse trant ingericht, latei- gevolgd door een inrichting waar men behalve koffie ook andere dranken kon verkrijgen. Zo kreeg de naam „café" z'n tegenwoordige betekenis. In 1676 had Parijs reeds een aantal van zulke gelegenheden. Ook in Londen werden die inrichtingen zeer populair. Maar tevens wer den het de plaatsen, waar revolutionairen bijeen plach ten te komen, zodat Karei II ze alle tijdelijk deed sluiten. In 1680 is eindelijk het eerste koffiehuis in Den Haag in gebruik genomen. In het midden van de achttiende eeuw was het gebruik van koffie ook reeds onder de burgerlijke bevolking van Europa zeer verbreid en werd er levendige handel in gedreven ondanks het feit dat het gebruik herhaaldelijk om gezondheidsredenen en vooral om de produkten van eigen bodem, wijn en bier te beschermen verboden of althans bemoeilijkt werd. In zulke gevallen echter nam men reeds, evenals tijdens de beide wereldoorlogen, zijn toevlucht tot allerlei sur rogaten, die tevens minder schadelijke sloffen heetten te bevatten. In de loop van de negentiende eeuw is de koffie ten slotte tot alle lagen van de bevolking in Europa doorge drongen. Langzamerhand heeft de gewoonte om op ieder tijdstip van de dag wijn of bier te drinken afgedaan. TOT de grote verbreiding van het gebruik heeft ook bijgedragen de sterke verspreiding van de koffiestruik over de aarde, dus de uitbreiding van de aanplant, waarbij de Nederlanders wel de belangrijkste rol hebben gespeeld. Na enige mislukte pogingen de koffiestruik op Java aan te planten, gelukte het op de kust van Malabar in India een aanplant te krijgen van uit Mokka geïmpor teerde zaden. Vandaar werden in 1699 planten naar Java gebracht, die goed groeiden, zodat de bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie in 1706 het eerste proefje Javakoffie te Amsterdam dronken. In datzelfde jaar kreeg Nicolaas Witsen, burgemeester van Amsterdam, een plant uit Java, die in de Amsterdamse Hortus zaad voortbracht en waarvan jonge planten in 1714 in de Jardin de Plantes te Parijs veel bekijks trokken. Na ver menigvuldiging door stekken werd een aantal planten uit Parijs naar Martinique overgebracht, waarvan er slechts één exemplaar levend overkwam. Deze plant werd de stammoeder van de gehele koffiecultuur in de Franse koloniën in Amerika. Intussen bracht men in 1719 een boompje over van Amsterdam naar Suriname en vandaar werd een plantje op listige wijze Cayenne binnengebracht. Martinique leverde zaden aan Centraal en Zuid-Amcrika en na 1770 breidde de cultuur zich over de Braziliaanse staten Sao Paulo, Minas Geraes en Espirito Santo uit. Brazilië werd de grootste koffieproducent der aarde. Ook Java was al vroeg een belangrijk cultuurcentrum, dank zij de politiek van de Oost-Indische Compagnie vooral. Onder de gou verneur-generaal Willem van Outhoom (van 1691—1704) werden de eerste proeven met de koffiecultuur op Java genomen. De eigenlijke cultuur werd echter pas om streeks 1708 door de gouverneur-generaal Joan van Hoorn (van 17041709) ingevoerd. Weldra werd de levering door de Oost-Indische Com- pagnie verplicht gesteld en aan de dwangcultuur, vooral in de Preanger, een grote uitbreiding gegeven, waar tegenover de b evolking slechts een zeer geringe betaling ontving. Gouverneur-generaal Herman Willem Daendels (1808—1811) gaf bevel tot de aanplant van vijfenveertig miljoen nieuwe bomen, maar Sir Thomas Stanford Raffles, de Engelse luitenant-gouverneur, die in de jaren 1811—1816 optrad, schafte de gedwongen cultuur, be halve in de Preanger, af. In 1832 voerde gouverneur- generaal Joh. van den Bosch (van 18281834) het koffie- monopolie in, waardoor de levering van alle koffie aan het Gouvernement verplicht werd. Tijdens de verdere jaren van dit cultuurstelsel onderging de aanplant een grote uitbreiding, zodat het aantal koffiebomen in 1840 geschat werd op driehonderddertig miljoen, terwijl in 1843 de opbrengst meer dan een miljoen pikol bedroeg. Van de grote opbrengsten van het cultuurstelsel, van 1840 tot 1875 op bijna achthonderd miljoen gulden ge rekend, kwam zeven-negende deel uit de koffie. Na 1848 is aan de gouvernements-koffiecultuur geen grote uitbreiding gegeven, maar nog lange tijd zijn de grondslagen, waarop gouverneur-generaal Van den Bosch ze gevestigd heeft, namelijk gedwongen aanplant, onder houd, pluk en levering, behouden gebleven. Door de koffiebladziekte, die in 1869 voor het eerst op Ceylon werd waargenomen, in 1876 op Sumatra optrad en in 1878 zich op West-Java vertoonde en van daaruit, even als tevoren op Ceylon en Sumatra reeds was geschied, binnen enkele jaren de bloeiende koffiecultuur van Java zo goed als geheel vernietigde, verloor Nederland zijn plaats onder de koffieproducerende landen. Door de invoer van koffiesoorten uit warmere delen van Afrika, welke soorten ten dele onvatbaar waren voor de ziekte, heeft men de cultuur weer op de been trachten te bren gen, doch Azië heeft nooit meer kunnen concurreren tegen Amerika, waar de ziekte nooit is opgetreden. MOGELIJK liggen er voor de Nederlandse koffieplan ters in de nabije toekomst goede mogelijkheden in het land van oorsprong der koffie, Abessinië, welk land onze deskundigen uit de koffiecultures ongetwijfeld met open armen zal ontvangen en hen zal steunen bij de pogingen om daar een koffiecultuur tot bloei te brengen tot voordeel zowel van Abessinië als van Nederland. Dit alles is het overpeinzen waard, als u straks in uw vakantiedagen uw kopje koffie-verkeerd bestelt in een der ontelbare „eafé's" in ons land of uw „filterken" in een Antwerpse estaminet dan wel uw café-noir of café- au-lait in Parijs of misschien wel uw glas mazagran ergens aan de Middcllanse Zeekust, dan wel uw „e.v- presso" in Italië. Want ook bij het gebruik van koffie, die door de cafeine een opwekkende invloed heeft op het zenuwstelsel, geldt het bekende gezegd: 's lands wijs, 's lands eer. P. C. H. U zult zich kunnen indenken wat een ongelooflijk aan tal strandopnamen een hele volle week zomerzonneschijn aan onze heerlijke kuststrook kan opleveren. Maar pas op, want het strand is vol fotografische klippen. Om te beginnen: de keuze van films. Aan het strand géén snel rolletje in het toestel, maar een met een gevoelig heid van ten hoogste 17 tot 19/10 Din°. Ook bij betrokken lucht is de lichtintensiteit aan het strand veel groter dan u denkt en daarom is een opname op zo'n film genomen met l/50ste seconde en lensopening 11 beslist niet onderbelicht, eerder wat aan de ruime kant. Maar zonder nu weer te gaan overdrijven door te zeggen: het hindert niet als je een flinke portie méér licht geeft, mag ik u toch niet het algemene advies voor altijd en overal onthouden: In twijfelgevallen liever iets over- dan onder- (d.i. te kórt) belichten. De moderne film heeft wat we noemen een grote „belichtingsspeelruimte" en corrigeert dus inderdaad een tevéél. Maar bij te weinig licht wordt er helemaal geen zwarting op het negatiefje gemaakt, ook al wordt de film langer in de ontwikkei- baden gestopt. Waar niets is, kan de ontwikkelaar ook niets maken. Op het strand zult u dus stellig geen gebrek aan licht hebben. Fotografeer daar echter het liefst in de ochtend tot ongeveer 11 uur. Daarna, wanneer de zon zo hoog aan de hemel staat, wo' dt het licht wat „hard", zoals we dot noemen. Dan treedt dus even een kleine fotopauze in. Behalve als er in die tijd natuurlijk iets echt leuks, iets bijzonders te fotograferen valt. Zo na 2 uur valt er weer beter te kieken, omdat de zon dan al weer een beetje lager zakt. Zorg ervoor, dat uw s«rnndkiekjes ook een passend „karakter" hebben. Daar bedoelen wij mee, dat men niet speciaal met een fototoestel naar de zee trekt om als wij het eens sterk mogen uitdrukken alleen maar „ont- roerend-schone" foto's te maken. Nee, het strandleven met al zijn levendige facetten is een bron van prettige vrolijke snapshots. Vooral het standpunt van de fotograaf is hier zee! belangrijk. De zee te gaan kieken, omdat zij zo groot is, och, voor wie de zee nog nooit heeft gezien en daar een herinnering van wil meenemen, valt dat te begrijpen. Fn er zijn heel wat Zwitserse foto-enthousiasten, die on middellijk hun toestel pakken en zonder ergens op te letten een zee-opname maken, waar dan ook werkelijk niets anders dan water en lucht op slaat. Doe vooral niet slim, door te denken, dat ergens een boot aan de horizon wel een prachtige breking van het eentonige vlak zal opleveren. Nee, wanneer u dat grote en ruime van de zee wilt kieken, is zo'n verre boot alleen maar goed, als er een vergelijkingsmaatstaf op de voor grond is, een kano wat dichterbij of een pier bijvoorbeeld die in zee en ook in de foto steekt. Kijk echter vóór u afdrukt even of de lucht niet erg „trillerig" van de hitte is, want veel „verre" opnamen worden daardoor onscherp en dus bedorven. En dat gevaar is dat be grijpt u óók het sterkst juist omtrent het middaguur. BLONDE strandfoto's dat zijn kieken, waar de golf- koppen prachtig wit, de zee en lucht donker, de witte wolken püür wit en het strand zo echt licht van tint is zulke blonde strandfoto's maakt u met eennee geen geelfilter. Dat werkt ook voortreffelijk, maar een licht oranje filter is het aangewezen middel. Denk erom, dat de belichtingstijd bijna driemaal zo lang genomen moet worden, omdat zo'n filter een deel van de stralen „opslokt". Enkele losse adviezen: Hurk bij het maken van golf- opnamen, sluitersnelheid minstens 1/100 seconde als u het „instortingsmoment" afwacht, uitrollers ten minste met 1 200 seconde opnemen. Kustlijnopnamen altijd met veel strand en weinig lucht. Vooral op de grilligheid letten. Een aangespoeld stuk wrakhout, een strandpaal of badstoel in een hoek van de voorgrond. Overzichten van een hoog standpunt af, maar iets in de nabijheid mee op de kiek nemen. Het kleurige effect bij zwart-wit opnamen natuurlijk even wegdenken. Vorm, lijn en lichtwerking zijn hier belangrijker. Is de dag niet zonnig en lijkt er niet zoveel te beleven, dan even iets speciaals zoeken. Zo'n paar rustig wach tende hengelaars op de pier of de uitgooi van zo'n hen gel, de start voor een ezelritje. Tenslotte: hebt u een film volgeschoten, wissel dan niet in het laaiende licht van het zonnestrand, maar doe het ergens in de schaduw. En leg de camera dan niet maar „heel eventjes" op het zand neer. Geen fototoestel zonder tas naar het strand. En dan nog oppassen, vooral als er wat wind staat, omdat de sluiter van practisch alle toestellen gedeeltelijk open is. Bij een fikse strandwandeling met tegenwind: camera op de rug, eventueel tussen de kleding. Want één zand korreltje kan ook een gevaarlijke klip op het strand zijn. EEN aantal poëziebundeltjes van De Beuk, stichting voor litteraire publikaties te Amsterdam, is een klein vertrouwd be zit voor de hand. Zij zijn alle bijna folder tjes, met kaftjes niet veel dikker dan schrijfpapier, maar stuk voor stuk typo grafisch zo kies en sober verzorgd, dat er men er een genegenheid voor krijgt als voor vertrouwde kleine dingen, die hun aanspraken stellen onevenredig aan hun geringheid. Meer nog dan bij vorige reek sen kan men die aanspraken honoreren nu het een achttal publikaties geldt, waar van het merendeel geslaagd is. De Beuk- reeksen bevatten als het ware zondags boekjes. Als de boekwinkels op zondag open zouden zijn waren zij te koop. Zij vullen 'de gaatjes van de grote litteraire markt. Dat de redactie zich daartoe be paalt en met grote zorg te werk gaat, ken schetst de bedoeling der stichting en haar waarde. De groeimogelijkheden der stich ting zijn er des te duidelijker door. Van Jacob Westerbaen (1599-1670) ver zorgde S. F. Witstein met liefde wat min neliederen, die niet belangrijk zijn uil ar tistiek oogpunt maar uiterst boeien „om de lezer kennis te laten nemen van de manier waarop een zeventiende-eeuwer van aan zien en erudutie, een in zijn tijd en nog lang daarna geëerd poëet, die de dicht kunst, gelijk velen van zijn tijdgenoten als culturele tijdpassering beschouwde, liefdes poëzie, geschreven heeft". Witstein leverde er een prettige leesbare, onderhoudende inleiding bij. Het boekje is een genoeglijk bezit voor wie de zo ontspannende bezig heid graag beoefent van oude litteratuur genieten vanuit haar eigen tijd. „Langs het blauwe glas bewegende" van Lydia Dalmijn bevat poëzie met grote ont roeringskracht, die echter niet in gave ver zen verwoord is. Het bundeltje bevat prachtig poëtisch materiaal, dat veelal in „ruwe toestand" al Onk hiinHok mooi is, maar er werd wUiv UUIlU.Liï> geen bevredigend Haar poezie is een zuiver meegaan met een onbelemmerde gevoelsrijkdom, ter wijl de noodzaak om uit dat gevoel in een vers over te stappen ontweken wordt of niet aan bod komt. De notities zijn daardoor te onoverdrachtelijk. De intimiteit is soms pijnlijk, want onvoldoende in een vers ge bonden. Een vers als „La petite Maria" mislukte aldus. Een vertaling van „Tristes- se" van Alfred de Musset mislukte alleen al door het feit, dat het een vertaling moest zijn met alle eisen vandien. Lydia Dalmijn schrijft „verzen zijn uiterlijk" en „wezenlijk is enkel ziel". Hopelijk zal deze dichteres nog eens „wezenlijk als haar ziel" verzen maken in plaats van poëtisch materiaal. Jaap Harten, die in „De Windroos debu teerde. schreef in „Een landhuis voor Dante" een langoureuze, zachte liefdes poëzie in vrije verzen met fraaie beelden. Innerlijke noodzaak voor het „vers libre" is niet voelbaar, men wil soms zelfs de re gels anders lezen dan op de door de cesu ren verplichte manier. De verzen zijn wel zuiver maar niet verplichtend, niet onaan doenlijk, zij het praterig. Regels als: „In dianen leven wilder/ Maar ook aardiger wel, zonder/ Overgevoeligheid voor kleu ren, meen ik" zijn misschien toch wel, dacht ik, af en toe iets te argeloos, meen ik, voel ik zo. Te zacht misschien Van Martin Veltinan verscheen in 1953 bij De Beuk al een bundeltje verzen, dat betere bevat dan het beste van zijn nu ver schenen „Amen is amen". Namelijk „De Zee" een mooi vers, een zeer mooi vers. De meeste verzen in deze bundel zijn ech ter te vertild, bijna retorisch en van de kansel. Het is poëzie, die veel te bieden heeft, poëzie met van opzet een grote allure. Als die dan niet wordt waar ge maakt is het mislukken opvallender dan bij verben van een zuivere geringheid. Veltman is ongetwijfeld een goed dichter Zijn verzen zijn echter zo, dat zij alle zéér goede hadden moeten zijn. Nu zakken de meeste onder hun allure. Vermoedelijk is „Amen is amen" te beschouwen als de polsstok, waarmee de goede aanloop in hoogte kan worden omgezet. „Galoeth" van Leo Bronkhorst bevat on der gelijksoortige de volgende vier regels: „Wij zijn de verslagenen van toen en he den/ en vielen door de grauwe haken klau wen/ van Nazi-imbecielen, die gaskamers bouwden/ en ijz'rcn kruisen kregen voor wat ze deden/. Aldus is overal in deze bun del een oprechte verontwaardiging en ook een geloof in het nieuwe Jodendom in slechte poëzie uitgebroken. „Bamboe doeri en orchideeën" bevat door W. A. Braasem die terecht bekend heid verwierf door zijn voortreffelijk ver taalde pantuns vertaalde Indonesische volkspoëzie. De simpele zeggingskracht van deze uit groepen geboren poëzie, de magische kracht ervan, is eigenlijk niet te 3 vernederlandsen. In de ..Koppcnsnellers- zang" is de bezwerende kracht het duidc- IN HET zo streng aan tradities gebonden men Russische volksliederen, gezongen door Staphorst staat één witte boerderij. Alle Tatiana Bufall, die door Roelof Been werd andere hebben hun verweerde baksteen- begeleid. Muziek voor oude strijkinstru- kleur. In die witte boerderij woont nu al menlen werd gespeeld door Jack Hueting, sinds jaren Stien Eelsingh; de schilderes Paul op de Coul senior en junior. Bij vo- van dit merkwaardige en zo wonderlijk rige gelegenheden trad Cruys Voorbergh mooie dorp, waar Jan Sluijters tot een onder anderen op. Carmiggelt las er uit reeks van zijn beste werken kwam. Er be- eigen werk voor. De pianisten Geza Frid en staat een fotografeerverbod in dit dorp. De Gerard Hengeveld speelden bij Stien Eel- voorbijtrekkende schilder doet goed Stien singh en Maria Petrelli Ruiz danste met Eelsingh te kennen, want de bevolking is enkele leerlingen daar bulerias, sevillanas, geneigd haar tegen concurrentie te be- jotas en farruccas, die de roodgeschilderde schennen. Kent men Stien Eelsingh, dan is men ook niet meer zo'n vreemde hier. Haar hebben zo leren accepteren, omdat ze een hardwerkende vrouw is, die harerzijds vloer van de deel deden gol ven, zodat de begeleider ang stig zijn wankelende piano behamerde. Toen stond het hele erf vol met auto's van van heinde en ver gekomen lijkst voelbaar. Het is in vertaling geen poëzie die het gevoelsleven, maar een die zekere consequenties van het wonen daar vrienden van Stien Eelsinghs werk en re- als bijvoorbeeld „burenplicht" heeft gelden twee politieagenten het verkeer en aanvaard. het parkeren. Deze keer waren het er vier. Wat betreft die door haarzelf opgeknap- Het loont de moeite blijkbaar dus wel te, driehonderd jaar oude boerderij, die ze om met de vakantie, mocht men in de wit kalkte, diende zij zich er indertijd nog buurt zijn, Staphorst en deze tentoonstel- „uit te smoezen". Nu echter houdt zij al ling te bezoeken. Het interieur is er, naar voor de zevende keer op haar deel een zo- mijn smaak, al zo plezierig. De laatste aan- mertentoonstelling van werk van haar zelf winst is een vloer van scherven van tegels, en van enige collega's. Die tentoonstelling gevat tot een schoon mozaïek. Altijd staan werd door de burgemeester, de heer H. van er heerlijke boeketten van bloemen uit de der Wal, geopend. De opening werd, gelijk tuin, met smaak door Stien Eelsingh ge- de jaren daarvoor, opgeluisterd door het schikt in een oude varkenstrog, optreden van een aantal artiesten, die hun werk belangeloos deden. Dit keer zag men en DAN is er toch in de eerste plaats Hindoedansen van Padmini Devi, hoorde hct werk van stien Eelsingh, dat vooral betrekking heeft op de mensen en dieren in Staphorst, want hierdoor is zij nog meer bezeten dan door het prachtige landschap. Stien Eelsingh moge zich in de eerste het inzicht verrijkt. Wie gegrepen is door plaats op mens en dier richten, ze is ook Braasems „Pantuns"-uitgave, moet „Bam- een beetje bang voor de folklore als onder boe Doeri en orchideeën" zeker aanschaf- werp. Een Volendam of Marken wil zij niet fen. Haar werk is sterk van kleur en dat zelfde De uitgave van vijftig door G. H. Blan- harde blauw had wel haar voorkeur. Maar ken vertaalde gedichten van de Griek K. veel meer is haar kleurgeving gebaseerd' op P. Kavafis (1863'1933) is een moeilijk een innerlijk beleven dan copie van het „geval". Uit de inleiding en bibliografi- uiterlijk der dingen daar. Haar wijze van sche aantekeningen blijkt overduidelijk dat uitdrukken is vaak expressionistisch te noe men voor de blijkbaar alom erkende groot- men. Zij vereenvoudigt de vormen en ver heid van deze dichter moet zwichten. Dat tekent deze bewust om tot grotere uitdruk- doen wij gaarne, maar die grootheid is kingskracht te komen. Haar composities zijn niet zoals G. Blanken hoopt voelbaar soms vast binnen de lijst geklemd, gelijk gebleven in zelfs een minder geslaagde het volk hierbinnen de traditionele vor- vertaling. Men dient De Beuk dankbaar te men. Maar soms ls er ook weer die ruimte zijn, dat Kavafis in een zo voortreffelijk in haar werk, die we hier aan de grenzen ingeleid en uitgevoerd boekje als het on- van de bebouwde kom ondergaan. Om de derhavige in Nederland is geïntroduceerd, zoveel tijd moet zij zich bevrijden en schil- Het opent echter meer een deur, dan dat het dert zij in meer impressionistische trant het ons in de kamer verplaatst. In ieder geval Zuid-Franse landschap. Of wel laat ze zich blijft nu het verlangen die kamer binnen te gaan in de intimiteit van haar weldadig komen. Deze verzekering moge beant- lichte, van kleuren soms flonkerende inte- woorden aan de bedoelingen, die inleider rieur. Dan kan blijken hoe zij in haar kleur AMSTERDAM, juli. We kunnen u de verheugende tijding doen, dat mijn doch ter, die binnenkort haar eerste verjaardag viert, staande afscheid zal kunnen nemen van haar eerste levensjaar. Het is dus zo ver. Op dit moment gaat het kruipen nog wel simpeler, maar zij vindt toch in het staan een dergelijke bevredigende imita tie van het grotemensenbestaan (zegt dit laatste woord het al niet?) dat zij het graag en met intense concentratie doet. Van nu af aan is het dus staan geblazen. Nu ik er over na denk, trouwens, zal zij verder een belangrijk deel van haar leven nog moeten staan. Vooral op de belangrijk ste momenten staat de mens. Zij zal staan de en verlegen kennis maken met de juf van de kleuterschool. Dit proces zal daar na een aantal keren op de „grote school" herhaald worden. Dan komt zij staands voor de directeur van de middelbare school, als zij de klas uit is gestuurd of worden meisjes dat niet? Dat herinner ik me niet meer. Staande tenslotte zal zij ook haar einddiploma in ontvangst moeten nemen. Daar tussen liggen dan nog ongetwijfeld de eerste bekeuringen, die ze staande met haar fiets in de hand van een agent (die nu waarschijnlijk in de tweede klas van de lagere school zit) in ontvangst zal moeten nemen. Een troostrijke gedachte is, dat die agent nu ook bijna aan zijn eerste bekeu ring toe is. Daarna moet ze gaan studeren óf gaan werken. In beide gevallen zal nog al veel staan van haar worden geëist. Maar het Grote Staan komt toch pas weer in een iets later stadium: het staan voor de amb tenaar van de Burgerlijke Stand namelijk. Misschien is de man, waar zij dan naast zal staan, nu ook al op school, maar het kan best dat hij op dit ogenblik snikkend door zijn moeder naar bed wordt gedragen. Ik neem aan, dat de betrokken ambtenaar nu ook al ambtenaar is en zich over het ko mende huwelijk van mijn dochter warm noch koud maakt. Dan komt er even een pauze in het staan op grote momenten. Maar één of twee jaar later zal zij waarschijnlijk beginnen aan het langdurig staan aan de aankleedtafel, het bad en het bed van haar eigen spruit. Misschien zal zij dat kind ik kan me nog niet goed wennen aan het idee van klein kinderen laten dopen en ook dat is een gebeurtenis, waarbij de hoofdpersonen (behalve het kleinkind, natuurlijk) voor namelijk moeten staan. Overigens gaat het staan van moeders vrijwel eindeloos door, aldus begrijp ik van mijn echtgenote. Er wordt gestaan aan de afwas, aan de strijk plank, bij het bedden opmaken, het afstof fen van allerlei geheel smetteloze voorwer pen en bij de kruidenier. En nog later zal het staan moeilijker worden, vermoeiend en vervelend. Zij zal thuis komen en tegen haar man zeggen: „Ik heb weer een kwartier op de tram moeten staan wachten en in de tram stond er niemand voor me op. Ik ben doodmoe." Die avond zal ze kregelig zijn en zich slecht voelen. Dat alles heeft mijn dochter voor de boeg. Maar nu vindt ze het staan nog een bést feest. Ze weet niet wat er allemaal voor haar in het vat zit. Enfin, ze weet nog zoveel niet. We zullen er ons maar niet druk over maken. Het enige vervelende is dit: ik weet nu al, dat als ik haar later eens op een moment, dat ze moe is en ge ïrriteerd van het staan, herinner aan deze eerste dagen van het Feestelijk Staan, dan zal ik haar alleen nog maar verder kunnen ergeren. Want dit soort herinneringen vin den alleen ouders leuk. A. S. H. en uitgever met dit uitmuntend verzorgde boekje hadden. TON NEELISSEN kon winnen door de problemen, die zij zich, deze kleur betreffende, in Staphorst stelde. Stien Eelsingh doet meer dan tekenen en schilderen alleen. Ze geeft ook lessen. En gezien enkele resultaten, die ik eens mocht zien bij een leerlinge, lijkt me dit werk van haar nogal animerend. Dat dit les geven alleen voor de boterham of iets er op zou geschieden, kan ik moeilijk aan nemen, gehoord haar met van humor ont blote verhalen betreffende haar tekenlessen aan een inrichting voor lastige jongeman nen daar in de omgeving. Zij is zo verstandig niet alléén te expo seren. Het is moeilijk ieder jaar zoveel winst te boeken dat een tentoonstelling van eigen werk steeds voldoende verras send is. Zij zoekt bovendien ook contact met haar collega's om niet in de eenzaam heid daar te verkrampen. Deze zomer ex poseert zij werk van de Groninger Jan Al- tink, de Amsterdammer Ad. Pieters en beeldjes van do knappe Titus Leeser, die in Ommen woont. Pieters' werk steunt naar mijn smaak te zeer op maniertjes en effec ten van niet zuiver schilderkunstige aard. Het ziet er overigens niet onaangenaam uit. Levend is het werk van Altink, die pretentieloze landschappen in waterverf inzond, landschappen van een goede kleur en vaak originele visie. Men ontmoet 's zomers in de provincie wel meer tentoonstellingen t:an hen die hopen de toerist te strikken voor enige positieve belangstelling. Maar al te vaak hebben deze toch niet de kwaliteit vav wat ik dan pas in Staphorst mocht zien BOB BUYS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15