tr
I^Sr
De eerste steen voor het
tweede Europadorp
err*
- ;,0K
m
Jongeren werken samen
Elke Zaterdag acht paginal bij alle edities van
Haarlems Dagblad [Oprechte Haarlemsche Courant
Na twaalf jaar CHAOS DER HAVELOZEN
- SJ
Tekenen met twee kleurpotloden
KERKELIJK LEVEN
Persoonlijke ervaring
fcHrtT»**
W-V' "^yy-r'X
A Av> sV
QgAV
„Tsjiep tsjiep", piepte de kleine Ma-
nus Mus, „tsjiep, tsjiep, moeder kom
eens kijken. Ik heb een tentje gevonden
midden in het weiland".
„Tsjiep", riep moeder terug, „het zal
wel niet veel zijn". Maar ze kwam toch
kijken. „Dat is nog niet eens zo slecht",
piepte ze toen ze naast de kleine Manus
in het tentje zat. „Goed, de wind blaast
er door, maar je veertjes kunnen er ten
minste drogen. En dat was wel nodig.
Kijk eens even, ik ben kletsnat".
„Heb ik dat niet mooi gevonden?"
riep Manus trots. Maar tegelijk dat hij
het zei, begon het hele tentje te bewe
gen. De vier poten, waar het dak op
rustte, wandelden zo maar weg en de
twee verkleumde musjes voelden de re
gen al weer op hun kopjes en veertjes
kletteren.
„Daar, moeder, vlug", riep Manus en
hij wipte een eindje verder, waar het
wandelende tentje nu weer stil stond.
„Dat is toverij", piepte moeder, „een
tentje dat loopt. Dat heb ik nog nooit ge
hoord!"
„Stil nou maar", zei Manus. „we zit
ten nu toch weer goed!"
Maar op hetzelfde ogenblik deed het
tentje iets veel gekkers. Het maakte ge
luid! „Boeh", riep het, „boeh" en nog
eens heel langzaam „boeh-boeh".
De musjes doken in elkaar van schrik.
„Wat is dat?", vroeg Manus, die hele
maal onder zijn moeders vleugels was
weggekropen, net als toen hij nog klein
was. Van al zijn flinkheid was opeens
niets meer over. Maar zijn moeder, die
al over de eerste schrik heen was, moest
er toch om lachen. „Jouw tentje is een
koe", zei ze „kijk maar eens goed".
En ja, nu zag Manus het ook. Vlak bij
hem hing de natte staart van Koos, de
koe. En het dak, dat de regen zo mooi
tegenhield, was zwart met witte vlek
ken. Hij lachte verlegen.
Maar Koos de koe had de twee musjes
ook gehoord. Ze boog haar kop verwon
derd naar de grond en zag ze zitten.
„Boeh", zei ze verbaasd en ze keek
met haar grote donkere ogen die twee
kleine in elkaar gedoken vogeltjes aan.
„Boeh, wat moet dat?" vroeg ze.
„We dachten dat je een tentje was",
tsjilpte moeder mus. „Neem ons niet
kwalijk, we gaan wel weer weg, hoor!"
„Waarom?" vroeg Koos vriendelijk.
„Blijf gerust zitten als je er wat aan
hebt. Ik heb geen last van jullie en ik
weet hoe erg het is om geen dak boven
je kop te hebben".
„Och", piepte moeder mus, „heb jij
ook al geen dak?"
Koos zuchte. „Ik moet er wel één
hebben. ergens, maar het lijkt wel of
ze me vergeten zijn. Maar jullie? Ik
dacht dat mussen altijd wel een huisje
vonden".
„Dat is een treurige geschiedenis,
Koos, de koe", zei moeder mus. „We
hadden een huis, een heel mooi, in de
iep. Maar de iep is omgehakt. Toen ver
huisden we naar de populier. Maar weet
je wat er gebeurde? De populier verloor
al zijn blaadjes. We werden in ons nest
nog natter dan ergens anders. Toen ver
huisden we naar het dak van de schuur.
Maar daar kwam wel drie keer op een
dag een kater naar ons kijken. We ver
huisden wéér! Het laatst woonden we
onder een dakpan van de boerderij,
maar daar kregen we ruzie met de
spreeuwen en die gooiden ons er uit. Nu
zijn we op zoek naar iets beters. Maar
we waren zó nat, dat we eerst even wil
den schuilen. Manus vond een tentje en
dat was jij".
„Jaja", zei Koos de koe treurig.
„Wat doe je nou zo de hele dag?'*
vroeg moeder mus nieuwsgierig.
„Ik droom maar wat. Altijd hetzelfde.
Ik droom van een warm wit huis, waar
het heerlijk naar hooi en stro ruikt. Je
hoeft je hoofd maar op te tillen om te
eten of te drinken".
„Wat heerlijk. Wat een heerlijke
droom!" riep moeder Mus.
„Ja", zei Koos de koe, „en weet je wat
het vreemde is? Soms denk ik dat ik
het helemaal niet gedroomd heb, maar
dat ik het al eens echt heb meege
maakt".
„Bestaat er dan zo niets?" vroeg moe
der mus met glinsterende ogen. „Een
warm huis waar het ruikt naar hooi en
stro, waar je je kopje maar hoeft op te
tillen om zomaar te eten of te drinken?"
„Ik weet het niet", zuchtte Koos, „ik
heb zo'n slecht geheugen, zie je".
„Stel je eens voor dat het géén droom
was", zuchtte de kleine Manus ook.
Meteen wilde hij wegvliegen uit het
tentje, want de grond van het weiland
trilde zachtjes: er kwam iemand aan!
„Blijf maar", zei Koos de koe, „het is
de boer. Die zal je geen kwaad doen.
Maar wat komt hij doen? Het is toch
geen melktijd?"
„Ziezo, Koos", riep de boer, „jij gaat
naar de stal".
„De stal!" riep Koos en opeens wist ze
alles weer. Het was geen droom! De stal
was het witte huis waar het zo hoor lijk
rook. „Kom mee", riep ze tegen moeder
en zoon mus, die bang wegdoken achter
een kluit aarde. De stal is mijn droom.
Maar het is écht. Kom, er is best plaats
voor jullie ook!"
Een beetje anstig vlogen ze achter de
boer en Koos aan. Ze gingen 't weiland
uit, kwamen op het erf en zagen vlakbij
een deur openstaan. Daar was het huis
met de witte muren. En het róók er.
De boer merkte niet eens dat de musjes
over zijn hoofd heen met Koos meegin
gen. Alles was waar wat Koos had ge
droomd. Warmte, hooi, stro, genoeg om
wel duizend nesten van te bouwen. Dat
deden ze ook; tussen de balken van de
stal, vlak boven het plaatsje dat Koos
van de boer kreeg. „Slimmerdjes", zei
hij. „Tsjiep, stjiep", lachten de musjes
terug en Koos de koe schudde van pret.
„Boeh", zei ze. MIES BOUHUYS
Begin met rood potlood bij de linkse stip en volg de lijn, tot je weer bij de stip
uitkomt. Volg dan met blauw potlood de lijn, die begint bij de rechtse stip.
'utfPMWi
Was ik wakker, droomde ik?
Was er werklijk iemand buiten?
Rikkelikke-tik-tik-tik
ging het telkens op de ruiten.
Laat me binnen, laat me binnen,
riep een stemmetje heel zacht,
'k weet niet wat ik moet beginnen
in die natte najaarsnacht.
Toe, ik ben de graskabouter,
'k woon in 't weiland en ik leer
's zomers alle krekels zingen.
Maar er zijn geen krekels meer.
'k Ben zo bang dat ik hierbuiten
in een regenplas verdrink,
geef me toch een heel klein plekje.
7c Ben niet groter dan je pink. -
Kom maar binnen, kom maar binnen,
kijk maar of je zelf iets vindt.
In ons huis zijn honderd plekjes
waar geen regen komt of wind.
'k Heb het raam toen opgeschoven.
Rrrtsj, iets kouds vloog langs mijn oor.
Ergens binnen, ergens boven,
zingt hij nu aan één stuk door.
Iedereen zegt: het is een krekel,
hoor maar eens dat rik-tik-tik.
Ik alleen weet het wel beter.
Wie het is weet enkel ik.
MIES BOUHUYS.
>/"mxxxxxwxx»*mrn
K' **AXyMOOOC)OOOCOOOOOCXXXXXXW.y^%C*XYyyXjOOC<XXy5C<XXX>XKXX)Or&OOOOOOOOOQOOO&YyxXXX)OOCOOOOQOOOCOOOOOOOOOOOQOQOOOQOCOOO(XXXKAX]OQOOOC>yyyOOOOQO
KWAMEN NA DE eerste wereldoorlog
verschillende internationale werkkampen
tot stand, na de tweede grote wereldstryd
waren het 'ook de kerken, die hieraan aan
dacht gingen besteden door het stichten
van oecumenische werkkampen voor jon
geren. Doel ervan is, behalve het aankwe
ken van meer onderling begrip, de jeugd de
nodige belangstelling by te brengen voor
de praktische beoefening van het samen
christen zijn.
Dit werk is gedurende de tien jaar, dat
men er dus mee bezig is, steeds meer uit
gegroeid. Behalve in Europa, werden kam
pen georganiseerd in Azië, Afrika en Ame
rika, waarbij de aandacht in het bijzonder
uitging naar Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika
en het Midden-Uosten. De kampen gaan uit
van de wereldraad van Kerken.
Vooral omdat het hier om de jeugd gaat,
verdient dit werk zéker belangstelling.
Aanvankelijk bepaalde men zich tot her
stel van oorlogsschade en tot verlening van
hulp waar de oorlog wonden had geslagen.
Later werd het werk zowel in materiële
als in geestelijke zin verbreed. Zo verleen
den de kampwerkers hulp in Korea, in ons
land bij de februariramp en in 1954 bij
aardbevingen in Griekenland. Ze waren
op deze wijze actief op sociaal gebied, ter
wijl ze verder hulp boden aan kleinere ker
ken en gemeenten, die slechts met grote
moeite konden bestaan, ze verleenden steun
aan het zendingswerk, bouwden scholen,
conferentie-oorden voor de jeugd en om
een voorbeeld van het werk in Zweden te
noemen kerken. In dit zelfde land werd
zelfs een kinderspeelplaats aangelegd.
Zo ontstond in de oecumenische werk
kampen een nieuwe verantwoordelijkheid
tegenover de maatschappij. Bovendien was
het verblijdend, dat steeds meer buiten
staanders hierdoor gingen inzien, dat het
christen-zijn maar niet alleen is het gaan
naar de kerjj:, maar dat de ware christen
gewoonweg niet kin voorbijgaan aan de
huidige sociale problemen en noden.
Grote aandacht wordt in de kampen
besteed aan een verantwoorde vorm van
jeugdtraining in oecumenische zin.
In deze kleine gemeenschappen van de
grote oecumenische beweging, waarin iets
duidelijk wordt van de eenheid en ver
scheidenheid van de wereldwijd verspreide
christenheid, komt verder tot uiting dat
de oecumene heel wat meer is dan een ze
kere vage geestelijke eenheid. In kamp
leven en discussie worden de jonge wer
kers geconfronteerd met zoveel mogelijk
oecumenische aangelegenheden, met da
vreugden en de moeilijkheden van het
leven, met arbeid en bezinning, geloof en
opdracht, kerk en maatschappij en met de
samenwerking tussen man en vrouw. In
de hechte kampgemeenschap leren jonge
ren van verschillende natie, ras en kerk
elkaar kennen en begrijpen. Eigenlijk leven
en werken ze samen zoals de kerken in.
oecumenisch verband dit ook trachten te
doen.
Het is niet te verwonderen, dat een en
ander bij wie er kennis van neemt in
druk maakt. Het is wel vanzelfsprekend,
dat het werk van een klein groepje jonge
christenen uit verschillende landen dat op
een eenzaam Fins eilandje een kerk bouw
de voor de daar wonende vissers, een mach
tiger demonstratie is van wat de oecumene
wil zeggen, dan een groot aantal confe
renties en publicaties. Waarmee we nu ook
weer niet willen betogen, dat bijeenkomsten
en rapporten gemist zouden kunnen worden.
Naast de geestelijke materiële hulp, die
door middel van de kampen wordt geboden,
werken zij mee aan de vorming van de
jeugd.
Het verlangen wordt gewekt om iets te
doen als daadwerkelijke uitdrukking van
het geloof.
Bij de organisatoren bestaat bijzondere
belangstelling voor de ervaringen, dia
de deelnemers persoonlijk opdoen.
Steeds weer blijkt, dat velen, voor wie
het kamp de eerste werkelijke oecume
nische ontmoeting is, bij het weer naar huis
gaan er van getuigen, dat zij eerst nu
eigenlijk de waarde van de oecumene heb
ben leren kennen. Zou het te optimistisch
geredeneerd zijn, hiervan te verwachten dat
een generatie opgroeit, die over een voor
treffelijke kern van oecumenisch geschool
de leiders beschikt?
Uit ander verzameld studiemateriaal
blijkt, dat voor anderen, die eigenlijk ge
heel of slechts in hoofdzaak christen-in-
naam waren die beslist behoefte hadden
aan een duidelijker begrip van hun geloof,
het kamp met z'n eredienst, studie en broe
derschap en met z'n „gewone" werk een
geestelijk bad kan worden genoemd.
Arbeid, waaraan niet alléén christenen
meedoen. De kampen staan namelijk ook
open voor nlet-christenen. Men hoopt hun
hierdoor een juist begrip van wat het
christendom eigenlijk is bij te brengen. o
2 2 SEPTEMBER 19 56
Een barak in Amersfoort.
VANDAAG ben ik in Leonberg in Wur-
temberg en morgen in Lochau-Hörbrani
bij Bregenz. Vandaag ben ik in Leonberg,
om in mijn herinnering de tijd te hervin»
den, dat ik ontheemde was, want morgen
als met veel officieel gedoe de eerste
steen gelegd wordt in het tweede Europa
dorp, zal er met het uitzicht op het Boden-
meer, te veel balsem zijn voor weinigen
om het leed van de duizenden ontheemden,
die geen uitzicht hebben, te verzachten.
Oantheemd-zijn is een vloek die iemand
even afdoende buiten de gemeenschap
plaatst als de misdaad de veroordeelde
dader. De misdadiger heeft het aan zich
zelf te wijten als hij in de gevangenis be
landt, maar de ontheemde heeft geen an
dere misstap begaan dan van huis te zijn
op het ogenblik dat Europa opnieuw werd
ingedeeld. Velen zijn door een Arisch wan
begrip omtrent de aanduiding Slavische
volken als dwangarbeiders verstrooid over
het Duitse rijk en in de maalstroom van
de volksverhuizing, die de eb-en-vloed-
stroom van het militair geweld in ons
werelddeed ontketende, aan deze zijde van
het „ijzeren gordijn" in een ongastvrij en
ontredderd West-Europa uitgeworpen.
Sommigen hadden een cursus in het ont
heemd-zijn moeten volgen, die de Duitsers
kosteloos verstrekten aan de ongelovigen-
in-de-nieuwe-orde in velerlei soorten kam
pen. Zo'n vergaarbak was er bijvoorbeeld
bij Amersfoort, waar ik gedrild werd door
SS-ers en hun trawanten.
Vandaag wil ik mij wreken voor die
kosteloze behandeling door een pleidooi te
houden voor het goed recht van de ont
heemde, die niet zo gelukkig was het eind
van de-weg-terug te bereiken, op ons me
deleven, omgezet in daadwerkelijke hulp:
een steen en nog liever een muur in het
Europadorp in Lochau-Hörbach.
De Duitsers kweekten de eerste ont
heemden door hele volksgroepen los te
scheuren uit hun vaderland, over te plan
ten naar willekeurige delen van het Duit
se rijk en hen de vrees in hun wezen te
branden voor de onoverwinnelijke Über
menschen, zodat zij zich in het van man
kracht beroofde rijk blindelings zouden on
derwerpen aan de bevelen van Duitsers
die, óf te jong, óf te aftands waren voor
het slagveld. Het grondigst gebeurde dat in
de kampen, waar de eigenwaarde van de
„Auslander" werd vernietigd door hen on
herkenbaar te maken voor zichzelf en hun
medemensen door hun hoofden kaal te
knippen, hun voeten in klompen te steken
en hen te bedélen met afgedankte, knoop-
loze tunieken van de posterijen, en panta
lons van voormalige nationale legeronder
delen. De bekroning van deze onttakeling
was de kwartiermuts, die afgerukt be
hoorde te worden bij het in de houding
staan als een S.S.-er in de buurt kwam.
Wie op deze wijze is ontdaan van de uiter
lijke kentekenen der beschaving is alleen
veilig binnen prikkeldraad. De buitenwe
reld herkent hem niet meer.
„HaFTLINGE, STILLSTAND!" Weer
hoor ik de stem van Lange Jan als een
bronzen klok over de appèlplaats schal
len. Eén klap van de klompen der duizen
den behoorde het antwoord te zijn. „Müt-
ze ab!" Als bij toverslag kaatsten de mil
de stralen van de ochtendzon tussen de
toppen der dennen door over de kale
hoofden in drie keurige rechthoeken.
„Augen links!" Met één ruk vormden de
hoofden diagonalen in de richting van de
kamppoort, waardoor een SS-officier op
de fiets binnengelaten werd. „Augen
recht!" De hoofden rukten om in rechte
rijen. „Abzahlen!" Het eerste hoofd op de
voorste rij van het rechtse carré sloeg om
en de mond schreeuwde in het oor van het
tweede hoofd: „Eins!" Het tweede hoofd
sloeg om en schreeuwde: „Zwei!" enzo-
voorts als een rij omvallende dominoste
nen. Na deze kettingschreeuwactie on
verstaanbare onderhandelingen over de
lijsten met de aantallen zieken en ge
zonden, voor het front.
„Augen links!" De diagonaal gewende
hoofden keken in de richting van de weg
fietsende SS-er. „Mütze auf!" Als een
zwerm zwarte vogels kwamen de petjes
omhoog en streken neer op de kale hoof
den. „Korrigieren!" De hoofden verdwenen
tussen de beide handen, die de petjes
rechtschikten. „Hande weg!" Met één slag
vielen de handen langs de kleren. „Rührt
euch!" Met het geluid van onweer in de
verte schoven de klompen uiteen over de
sintels. „Wegmachen!": Chaos der have
lozen, die zich wanordelijk indeelden vol
gens de werkzaamheden van de dag.
Tenminste tweemaal daags werd dit
openluchtspel opgevoerd met de dodelijke
ernst die alleen Duitsers kunnen volhou
den. Na aftrek van de werkwilligen werd
het werkloze overschot door knuppelaars
bijeengeveegd op de appèlplaats voor de
dagelijkse exercitie op klompen, met als
hoogtepunt kikkeren of, als het geregend
had, vallen en opstaan in de plassen.
De SS huisde buiten het prikkeldraad.
De dagelijkse leiding was opgedragen aan
een hiërarchie van land-en-lotgenoten,
waarvan de laagste trap de bezem voerde
als teken van waardigheid. Een bezem was
een vrijbrief voor luieren, zoals de knup
pel het privilege gaf om te slaan en een
armband het recht om op hoger of lager
niveau bevelen en straffen kwistig uit te
delen. Het voorrecht om zich een grotere
portie van het karig toebedeelde eten toe
te eigenen was deze lieden aan te zien.
Het geringste vergrijp tegen de orde, die
zij moesten handhaven, bracht de over
treders in de rozentuin, een met prikkel
draad omgeven ruimte langs de rozen voor
de SS-barakken bij de kamppoort, waar
een SS-bewaker er op toezag dat de ge
strafte met de regelmaat van een klok de
hem opgelegde gymnastische oefening
volvoerde. Het slachtoffer vergat moe te
worden. Als hij eindelijk in onmacht viel
werd hij met emmers water bijgebracht
tot hij niet meer bijkwam. De volgende dag
stond hij bij het ochtendappèl op de zie
kenlijst. Met de ongelukkige die stokslagen
had gekregen voor een lichte overtreding.
Een zwaarder vergrijp werd gestraft met
eenzame opsluiting in de bunker.
Ontvluchten leek onmogelijk, maar het
gebeurde, soms 's nachts. De kampbevol
king werd dan uit de bedden naar de ap
pèlplaats geranseld, waar net zo lang ge
commandeerd en geteld werd tot de SS
er beu van was. De straf volgde zondags:
geen eten en de hele dag op de appèl
plaats staan. Na het avondappèl in de ba
rakken hield een SS-officier-met-gevolg
voeteninspectie. Wee degene wiens voeten
niet brandschoon waren. Het zweepje van
de officier liet rode striemen na en de ro
zentuin stond op een kier.
Zo werd men in het voorportaal van het
rijk der ontheemden binnengeleid en rijp
gemaakt voor slavernij. In het holst van
een midzomernacht sjokten we gevijven
naast en achter elkaar in marsformatie de
kamppoort uit, langs de opstaande witte
slagboom, de donkere boslaan op met zijn
gapende sleuven ter weerszijden voor het
regenwater, langs de tweede opgerichte
slagboom, de asfaltweg door de bossen op,
omheind door SS-ers, die elke zijstap met
IK ZAL U volgende week vertellen
hoe heerlijk het zal zijn voor uw en
mijn naaste te wonen in een huis met
uitzicht over het Bodemeer en later wat
het „Auf Wiedersehen!" uit de gids voor
Leonberg, die ik in 1944 kocht, voor mij
betekende. Mocht u al besloten hebben
mee te bouwen aan het tweede Europese
dorp, het internationale secretariaat
voor de hulp aan ontheemden (Aide
aux personnes déplacées, 35, rue du
Marché, Huy, Belgique) heeft rekening
8510 bij Pierson Co. te Amsterdam.
een kolfslag afstraften, over de straatste
nen van het uitgestorven Amersfoort met
zijn flauwbrandende lantaarns, naar het
station. Het zoveelste transport Nederlan
ders was op weg naar de vesting Duits
land, die in het oosten en in het westen
reeds begon te bezwijken onder de moker
slagen van de bondgenoten.
Bij het vertrek waren uit een berghok
koffers of pakketten van thuis uitgedeeld,
aangevuld met een brood en een pakje
boter uit de kampkeuken. De ingewijden
hadden het hele brood overlangs doorge
sneden en de boter er tussen geplaveid,
maar de meesten begonnen de reis met een
half pond boter op de nuchtere maak en
het brood bij de werkkleding in de bagage.
Daar kwam dorst van en watergebrek.
NA TWAALF JAAR heb ik die reis op
nieuw gemaakt zonder naar perfectie te
streven door met een wandeling in Amers
foort te beginnen, mij van een gewapend
geleide te voorzien, op ongemakkelijke
houten banken te zitten of te proberen in
het bagagenet te slapen. Wel gaat het mij
aan het hart dat de nacht mij heeft belet
opnieuw te genieten van die reis langs
de Rijn, die mij tot Mannheim deed ver
geten dat ik gevangene was. De uitlopers
van het Zwarte Woud deden mij de blik
naar binnen wenden, waar een Landwach-
ter met een geweer zat te dommelen.
Het is een prestigekwestie deze reis te
maken en het einddoel is my sympathiek:
er zal een blijvende woonplaats verrijzen
voor een aantal mensen wier lotgenoot ik
eens was en over wie Europa zich nog
steeds niet voldoende heeft ontfermd, om
dat er zo eindeloos veel zün. WU hebben
het zó goed dat hun leed ons geweten niet
raakt als wij in weldoortimmerde woningen
het volle genot van eten, drinken en vro
lijk zijn achteloos genieten. Wij zün inge
kapseld in het goede doen van gezin, fa
milie, kennissen en werkkring en vinden
dat zo gewoontjes, dat niemand ons kan
schokken in de gezapige overtuiging dat
het zo behoort voor braaf-levende en hard
werkende mensen.
Niettemin zijn er duizenden die nog in
kampen wonen. De onbarmhartige regie
van de slavenhandelaars is weggevallen,
maar de sfeer is gebleven: de chaos der
havelozen. De oud-verzetsman mr. Van
Heuven Goedhart had er de oorlog aan
verklaard. Als Hoge Commissaris voor het
Vluchtelingenwezen van de UNO heeft hU
de wereld afgebedeld om geld en nimmer
genoeg ontvangen. Als hij moe was van de
teleurstellingen in het buitenland, kwam
hij een beroep doen op zijn vaderland, dat
hem nimmer in de steek liet. De uurloon
actie in 1954, die samenviel met een Ioon-
ronde, bracht vier. en een kwart miljoen
gulden op. De sleutelactie in 1955, die min
der algemeen was, verraste hem toch nog
met bijna driehonderdveertigduizend gul
den. Hü kan ons niet meer aansporen, want
hy is kortgeleden overleden. Zijn weduwe
heeft deze zomer in Genève de Nansen-
medaille, ingesteld ter nagedachtenis van
de eerste Hoge Commissaris voor de Vluch
telingen van de Volkenbond, in zün plaats
in ontvangst genomen. A. B.
Wederom is er een jaarboek verschenen (bij André Deutsch in Londen) van het
thans zijn eerste eeuwfeest vierende Engelse humoristische tijdschrift „Punch" met
een keuze uit de beste bijdragen van 1955. Nicolas Bentley maakte de selectie. Dat
er ook buitenlanders meewerken tegenwoordig, zal door velen met voldoening zijn
vastgesteld. Als voorbeeld daarvan reproduceren wij hier uit „The Pick of Punch"
een tekening van de Franse „cartoonist" Chaval.