tr I^Sr De eerste steen voor het tweede Europadorp err* - ;,0K m Jongeren werken samen Elke Zaterdag acht paginal bij alle edities van Haarlems Dagblad [Oprechte Haarlemsche Courant Na twaalf jaar CHAOS DER HAVELOZEN - SJ Tekenen met twee kleurpotloden KERKELIJK LEVEN Persoonlijke ervaring fcHrtT»** W-V' "^yy-r'X A Av> sV QgAV „Tsjiep tsjiep", piepte de kleine Ma- nus Mus, „tsjiep, tsjiep, moeder kom eens kijken. Ik heb een tentje gevonden midden in het weiland". „Tsjiep", riep moeder terug, „het zal wel niet veel zijn". Maar ze kwam toch kijken. „Dat is nog niet eens zo slecht", piepte ze toen ze naast de kleine Manus in het tentje zat. „Goed, de wind blaast er door, maar je veertjes kunnen er ten minste drogen. En dat was wel nodig. Kijk eens even, ik ben kletsnat". „Heb ik dat niet mooi gevonden?" riep Manus trots. Maar tegelijk dat hij het zei, begon het hele tentje te bewe gen. De vier poten, waar het dak op rustte, wandelden zo maar weg en de twee verkleumde musjes voelden de re gen al weer op hun kopjes en veertjes kletteren. „Daar, moeder, vlug", riep Manus en hij wipte een eindje verder, waar het wandelende tentje nu weer stil stond. „Dat is toverij", piepte moeder, „een tentje dat loopt. Dat heb ik nog nooit ge hoord!" „Stil nou maar", zei Manus. „we zit ten nu toch weer goed!" Maar op hetzelfde ogenblik deed het tentje iets veel gekkers. Het maakte ge luid! „Boeh", riep het, „boeh" en nog eens heel langzaam „boeh-boeh". De musjes doken in elkaar van schrik. „Wat is dat?", vroeg Manus, die hele maal onder zijn moeders vleugels was weggekropen, net als toen hij nog klein was. Van al zijn flinkheid was opeens niets meer over. Maar zijn moeder, die al over de eerste schrik heen was, moest er toch om lachen. „Jouw tentje is een koe", zei ze „kijk maar eens goed". En ja, nu zag Manus het ook. Vlak bij hem hing de natte staart van Koos, de koe. En het dak, dat de regen zo mooi tegenhield, was zwart met witte vlek ken. Hij lachte verlegen. Maar Koos de koe had de twee musjes ook gehoord. Ze boog haar kop verwon derd naar de grond en zag ze zitten. „Boeh", zei ze verbaasd en ze keek met haar grote donkere ogen die twee kleine in elkaar gedoken vogeltjes aan. „Boeh, wat moet dat?" vroeg ze. „We dachten dat je een tentje was", tsjilpte moeder mus. „Neem ons niet kwalijk, we gaan wel weer weg, hoor!" „Waarom?" vroeg Koos vriendelijk. „Blijf gerust zitten als je er wat aan hebt. Ik heb geen last van jullie en ik weet hoe erg het is om geen dak boven je kop te hebben". „Och", piepte moeder mus, „heb jij ook al geen dak?" Koos zuchte. „Ik moet er wel één hebben. ergens, maar het lijkt wel of ze me vergeten zijn. Maar jullie? Ik dacht dat mussen altijd wel een huisje vonden". „Dat is een treurige geschiedenis, Koos, de koe", zei moeder mus. „We hadden een huis, een heel mooi, in de iep. Maar de iep is omgehakt. Toen ver huisden we naar de populier. Maar weet je wat er gebeurde? De populier verloor al zijn blaadjes. We werden in ons nest nog natter dan ergens anders. Toen ver huisden we naar het dak van de schuur. Maar daar kwam wel drie keer op een dag een kater naar ons kijken. We ver huisden wéér! Het laatst woonden we onder een dakpan van de boerderij, maar daar kregen we ruzie met de spreeuwen en die gooiden ons er uit. Nu zijn we op zoek naar iets beters. Maar we waren zó nat, dat we eerst even wil den schuilen. Manus vond een tentje en dat was jij". „Jaja", zei Koos de koe treurig. „Wat doe je nou zo de hele dag?'* vroeg moeder mus nieuwsgierig. „Ik droom maar wat. Altijd hetzelfde. Ik droom van een warm wit huis, waar het heerlijk naar hooi en stro ruikt. Je hoeft je hoofd maar op te tillen om te eten of te drinken". „Wat heerlijk. Wat een heerlijke droom!" riep moeder Mus. „Ja", zei Koos de koe, „en weet je wat het vreemde is? Soms denk ik dat ik het helemaal niet gedroomd heb, maar dat ik het al eens echt heb meege maakt". „Bestaat er dan zo niets?" vroeg moe der mus met glinsterende ogen. „Een warm huis waar het ruikt naar hooi en stro, waar je je kopje maar hoeft op te tillen om zomaar te eten of te drinken?" „Ik weet het niet", zuchtte Koos, „ik heb zo'n slecht geheugen, zie je". „Stel je eens voor dat het géén droom was", zuchtte de kleine Manus ook. Meteen wilde hij wegvliegen uit het tentje, want de grond van het weiland trilde zachtjes: er kwam iemand aan! „Blijf maar", zei Koos de koe, „het is de boer. Die zal je geen kwaad doen. Maar wat komt hij doen? Het is toch geen melktijd?" „Ziezo, Koos", riep de boer, „jij gaat naar de stal". „De stal!" riep Koos en opeens wist ze alles weer. Het was geen droom! De stal was het witte huis waar het zo hoor lijk rook. „Kom mee", riep ze tegen moeder en zoon mus, die bang wegdoken achter een kluit aarde. De stal is mijn droom. Maar het is écht. Kom, er is best plaats voor jullie ook!" Een beetje anstig vlogen ze achter de boer en Koos aan. Ze gingen 't weiland uit, kwamen op het erf en zagen vlakbij een deur openstaan. Daar was het huis met de witte muren. En het róók er. De boer merkte niet eens dat de musjes over zijn hoofd heen met Koos meegin gen. Alles was waar wat Koos had ge droomd. Warmte, hooi, stro, genoeg om wel duizend nesten van te bouwen. Dat deden ze ook; tussen de balken van de stal, vlak boven het plaatsje dat Koos van de boer kreeg. „Slimmerdjes", zei hij. „Tsjiep, stjiep", lachten de musjes terug en Koos de koe schudde van pret. „Boeh", zei ze. MIES BOUHUYS Begin met rood potlood bij de linkse stip en volg de lijn, tot je weer bij de stip uitkomt. Volg dan met blauw potlood de lijn, die begint bij de rechtse stip. 'utfPMWi Was ik wakker, droomde ik? Was er werklijk iemand buiten? Rikkelikke-tik-tik-tik ging het telkens op de ruiten. Laat me binnen, laat me binnen, riep een stemmetje heel zacht, 'k weet niet wat ik moet beginnen in die natte najaarsnacht. Toe, ik ben de graskabouter, 'k woon in 't weiland en ik leer 's zomers alle krekels zingen. Maar er zijn geen krekels meer. 'k Ben zo bang dat ik hierbuiten in een regenplas verdrink, geef me toch een heel klein plekje. 7c Ben niet groter dan je pink. - Kom maar binnen, kom maar binnen, kijk maar of je zelf iets vindt. In ons huis zijn honderd plekjes waar geen regen komt of wind. 'k Heb het raam toen opgeschoven. Rrrtsj, iets kouds vloog langs mijn oor. Ergens binnen, ergens boven, zingt hij nu aan één stuk door. Iedereen zegt: het is een krekel, hoor maar eens dat rik-tik-tik. Ik alleen weet het wel beter. Wie het is weet enkel ik. MIES BOUHUYS. >/"mxxxxxwxx»*mrn K' **AXyMOOOC)OOOCOOOOOCXXXXXXW.y^%C*XYyyXjOOC<XXy5C<XXX>XKXX)Or&OOOOOOOOOQOOO&YyxXXX)OOCOOOOQOOOCOOOOOOOOOOOQOQOOOQOCOOO(XXXKAX]OQOOOC>yyyOOOOQO KWAMEN NA DE eerste wereldoorlog verschillende internationale werkkampen tot stand, na de tweede grote wereldstryd waren het 'ook de kerken, die hieraan aan dacht gingen besteden door het stichten van oecumenische werkkampen voor jon geren. Doel ervan is, behalve het aankwe ken van meer onderling begrip, de jeugd de nodige belangstelling by te brengen voor de praktische beoefening van het samen christen zijn. Dit werk is gedurende de tien jaar, dat men er dus mee bezig is, steeds meer uit gegroeid. Behalve in Europa, werden kam pen georganiseerd in Azië, Afrika en Ame rika, waarbij de aandacht in het bijzonder uitging naar Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en het Midden-Uosten. De kampen gaan uit van de wereldraad van Kerken. Vooral omdat het hier om de jeugd gaat, verdient dit werk zéker belangstelling. Aanvankelijk bepaalde men zich tot her stel van oorlogsschade en tot verlening van hulp waar de oorlog wonden had geslagen. Later werd het werk zowel in materiële als in geestelijke zin verbreed. Zo verleen den de kampwerkers hulp in Korea, in ons land bij de februariramp en in 1954 bij aardbevingen in Griekenland. Ze waren op deze wijze actief op sociaal gebied, ter wijl ze verder hulp boden aan kleinere ker ken en gemeenten, die slechts met grote moeite konden bestaan, ze verleenden steun aan het zendingswerk, bouwden scholen, conferentie-oorden voor de jeugd en om een voorbeeld van het werk in Zweden te noemen kerken. In dit zelfde land werd zelfs een kinderspeelplaats aangelegd. Zo ontstond in de oecumenische werk kampen een nieuwe verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij. Bovendien was het verblijdend, dat steeds meer buiten staanders hierdoor gingen inzien, dat het christen-zijn maar niet alleen is het gaan naar de kerjj:, maar dat de ware christen gewoonweg niet kin voorbijgaan aan de huidige sociale problemen en noden. Grote aandacht wordt in de kampen besteed aan een verantwoorde vorm van jeugdtraining in oecumenische zin. In deze kleine gemeenschappen van de grote oecumenische beweging, waarin iets duidelijk wordt van de eenheid en ver scheidenheid van de wereldwijd verspreide christenheid, komt verder tot uiting dat de oecumene heel wat meer is dan een ze kere vage geestelijke eenheid. In kamp leven en discussie worden de jonge wer kers geconfronteerd met zoveel mogelijk oecumenische aangelegenheden, met da vreugden en de moeilijkheden van het leven, met arbeid en bezinning, geloof en opdracht, kerk en maatschappij en met de samenwerking tussen man en vrouw. In de hechte kampgemeenschap leren jonge ren van verschillende natie, ras en kerk elkaar kennen en begrijpen. Eigenlijk leven en werken ze samen zoals de kerken in. oecumenisch verband dit ook trachten te doen. Het is niet te verwonderen, dat een en ander bij wie er kennis van neemt in druk maakt. Het is wel vanzelfsprekend, dat het werk van een klein groepje jonge christenen uit verschillende landen dat op een eenzaam Fins eilandje een kerk bouw de voor de daar wonende vissers, een mach tiger demonstratie is van wat de oecumene wil zeggen, dan een groot aantal confe renties en publicaties. Waarmee we nu ook weer niet willen betogen, dat bijeenkomsten en rapporten gemist zouden kunnen worden. Naast de geestelijke materiële hulp, die door middel van de kampen wordt geboden, werken zij mee aan de vorming van de jeugd. Het verlangen wordt gewekt om iets te doen als daadwerkelijke uitdrukking van het geloof. Bij de organisatoren bestaat bijzondere belangstelling voor de ervaringen, dia de deelnemers persoonlijk opdoen. Steeds weer blijkt, dat velen, voor wie het kamp de eerste werkelijke oecume nische ontmoeting is, bij het weer naar huis gaan er van getuigen, dat zij eerst nu eigenlijk de waarde van de oecumene heb ben leren kennen. Zou het te optimistisch geredeneerd zijn, hiervan te verwachten dat een generatie opgroeit, die over een voor treffelijke kern van oecumenisch geschool de leiders beschikt? Uit ander verzameld studiemateriaal blijkt, dat voor anderen, die eigenlijk ge heel of slechts in hoofdzaak christen-in- naam waren die beslist behoefte hadden aan een duidelijker begrip van hun geloof, het kamp met z'n eredienst, studie en broe derschap en met z'n „gewone" werk een geestelijk bad kan worden genoemd. Arbeid, waaraan niet alléén christenen meedoen. De kampen staan namelijk ook open voor nlet-christenen. Men hoopt hun hierdoor een juist begrip van wat het christendom eigenlijk is bij te brengen. o 2 2 SEPTEMBER 19 56 Een barak in Amersfoort. VANDAAG ben ik in Leonberg in Wur- temberg en morgen in Lochau-Hörbrani bij Bregenz. Vandaag ben ik in Leonberg, om in mijn herinnering de tijd te hervin» den, dat ik ontheemde was, want morgen als met veel officieel gedoe de eerste steen gelegd wordt in het tweede Europa dorp, zal er met het uitzicht op het Boden- meer, te veel balsem zijn voor weinigen om het leed van de duizenden ontheemden, die geen uitzicht hebben, te verzachten. Oantheemd-zijn is een vloek die iemand even afdoende buiten de gemeenschap plaatst als de misdaad de veroordeelde dader. De misdadiger heeft het aan zich zelf te wijten als hij in de gevangenis be landt, maar de ontheemde heeft geen an dere misstap begaan dan van huis te zijn op het ogenblik dat Europa opnieuw werd ingedeeld. Velen zijn door een Arisch wan begrip omtrent de aanduiding Slavische volken als dwangarbeiders verstrooid over het Duitse rijk en in de maalstroom van de volksverhuizing, die de eb-en-vloed- stroom van het militair geweld in ons werelddeed ontketende, aan deze zijde van het „ijzeren gordijn" in een ongastvrij en ontredderd West-Europa uitgeworpen. Sommigen hadden een cursus in het ont heemd-zijn moeten volgen, die de Duitsers kosteloos verstrekten aan de ongelovigen- in-de-nieuwe-orde in velerlei soorten kam pen. Zo'n vergaarbak was er bijvoorbeeld bij Amersfoort, waar ik gedrild werd door SS-ers en hun trawanten. Vandaag wil ik mij wreken voor die kosteloze behandeling door een pleidooi te houden voor het goed recht van de ont heemde, die niet zo gelukkig was het eind van de-weg-terug te bereiken, op ons me deleven, omgezet in daadwerkelijke hulp: een steen en nog liever een muur in het Europadorp in Lochau-Hörbach. De Duitsers kweekten de eerste ont heemden door hele volksgroepen los te scheuren uit hun vaderland, over te plan ten naar willekeurige delen van het Duit se rijk en hen de vrees in hun wezen te branden voor de onoverwinnelijke Über menschen, zodat zij zich in het van man kracht beroofde rijk blindelings zouden on derwerpen aan de bevelen van Duitsers die, óf te jong, óf te aftands waren voor het slagveld. Het grondigst gebeurde dat in de kampen, waar de eigenwaarde van de „Auslander" werd vernietigd door hen on herkenbaar te maken voor zichzelf en hun medemensen door hun hoofden kaal te knippen, hun voeten in klompen te steken en hen te bedélen met afgedankte, knoop- loze tunieken van de posterijen, en panta lons van voormalige nationale legeronder delen. De bekroning van deze onttakeling was de kwartiermuts, die afgerukt be hoorde te worden bij het in de houding staan als een S.S.-er in de buurt kwam. Wie op deze wijze is ontdaan van de uiter lijke kentekenen der beschaving is alleen veilig binnen prikkeldraad. De buitenwe reld herkent hem niet meer. „HaFTLINGE, STILLSTAND!" Weer hoor ik de stem van Lange Jan als een bronzen klok over de appèlplaats schal len. Eén klap van de klompen der duizen den behoorde het antwoord te zijn. „Müt- ze ab!" Als bij toverslag kaatsten de mil de stralen van de ochtendzon tussen de toppen der dennen door over de kale hoofden in drie keurige rechthoeken. „Augen links!" Met één ruk vormden de hoofden diagonalen in de richting van de kamppoort, waardoor een SS-officier op de fiets binnengelaten werd. „Augen recht!" De hoofden rukten om in rechte rijen. „Abzahlen!" Het eerste hoofd op de voorste rij van het rechtse carré sloeg om en de mond schreeuwde in het oor van het tweede hoofd: „Eins!" Het tweede hoofd sloeg om en schreeuwde: „Zwei!" enzo- voorts als een rij omvallende dominoste nen. Na deze kettingschreeuwactie on verstaanbare onderhandelingen over de lijsten met de aantallen zieken en ge zonden, voor het front. „Augen links!" De diagonaal gewende hoofden keken in de richting van de weg fietsende SS-er. „Mütze auf!" Als een zwerm zwarte vogels kwamen de petjes omhoog en streken neer op de kale hoof den. „Korrigieren!" De hoofden verdwenen tussen de beide handen, die de petjes rechtschikten. „Hande weg!" Met één slag vielen de handen langs de kleren. „Rührt euch!" Met het geluid van onweer in de verte schoven de klompen uiteen over de sintels. „Wegmachen!": Chaos der have lozen, die zich wanordelijk indeelden vol gens de werkzaamheden van de dag. Tenminste tweemaal daags werd dit openluchtspel opgevoerd met de dodelijke ernst die alleen Duitsers kunnen volhou den. Na aftrek van de werkwilligen werd het werkloze overschot door knuppelaars bijeengeveegd op de appèlplaats voor de dagelijkse exercitie op klompen, met als hoogtepunt kikkeren of, als het geregend had, vallen en opstaan in de plassen. De SS huisde buiten het prikkeldraad. De dagelijkse leiding was opgedragen aan een hiërarchie van land-en-lotgenoten, waarvan de laagste trap de bezem voerde als teken van waardigheid. Een bezem was een vrijbrief voor luieren, zoals de knup pel het privilege gaf om te slaan en een armband het recht om op hoger of lager niveau bevelen en straffen kwistig uit te delen. Het voorrecht om zich een grotere portie van het karig toebedeelde eten toe te eigenen was deze lieden aan te zien. Het geringste vergrijp tegen de orde, die zij moesten handhaven, bracht de over treders in de rozentuin, een met prikkel draad omgeven ruimte langs de rozen voor de SS-barakken bij de kamppoort, waar een SS-bewaker er op toezag dat de ge strafte met de regelmaat van een klok de hem opgelegde gymnastische oefening volvoerde. Het slachtoffer vergat moe te worden. Als hij eindelijk in onmacht viel werd hij met emmers water bijgebracht tot hij niet meer bijkwam. De volgende dag stond hij bij het ochtendappèl op de zie kenlijst. Met de ongelukkige die stokslagen had gekregen voor een lichte overtreding. Een zwaarder vergrijp werd gestraft met eenzame opsluiting in de bunker. Ontvluchten leek onmogelijk, maar het gebeurde, soms 's nachts. De kampbevol king werd dan uit de bedden naar de ap pèlplaats geranseld, waar net zo lang ge commandeerd en geteld werd tot de SS er beu van was. De straf volgde zondags: geen eten en de hele dag op de appèl plaats staan. Na het avondappèl in de ba rakken hield een SS-officier-met-gevolg voeteninspectie. Wee degene wiens voeten niet brandschoon waren. Het zweepje van de officier liet rode striemen na en de ro zentuin stond op een kier. Zo werd men in het voorportaal van het rijk der ontheemden binnengeleid en rijp gemaakt voor slavernij. In het holst van een midzomernacht sjokten we gevijven naast en achter elkaar in marsformatie de kamppoort uit, langs de opstaande witte slagboom, de donkere boslaan op met zijn gapende sleuven ter weerszijden voor het regenwater, langs de tweede opgerichte slagboom, de asfaltweg door de bossen op, omheind door SS-ers, die elke zijstap met IK ZAL U volgende week vertellen hoe heerlijk het zal zijn voor uw en mijn naaste te wonen in een huis met uitzicht over het Bodemeer en later wat het „Auf Wiedersehen!" uit de gids voor Leonberg, die ik in 1944 kocht, voor mij betekende. Mocht u al besloten hebben mee te bouwen aan het tweede Europese dorp, het internationale secretariaat voor de hulp aan ontheemden (Aide aux personnes déplacées, 35, rue du Marché, Huy, Belgique) heeft rekening 8510 bij Pierson Co. te Amsterdam. een kolfslag afstraften, over de straatste nen van het uitgestorven Amersfoort met zijn flauwbrandende lantaarns, naar het station. Het zoveelste transport Nederlan ders was op weg naar de vesting Duits land, die in het oosten en in het westen reeds begon te bezwijken onder de moker slagen van de bondgenoten. Bij het vertrek waren uit een berghok koffers of pakketten van thuis uitgedeeld, aangevuld met een brood en een pakje boter uit de kampkeuken. De ingewijden hadden het hele brood overlangs doorge sneden en de boter er tussen geplaveid, maar de meesten begonnen de reis met een half pond boter op de nuchtere maak en het brood bij de werkkleding in de bagage. Daar kwam dorst van en watergebrek. NA TWAALF JAAR heb ik die reis op nieuw gemaakt zonder naar perfectie te streven door met een wandeling in Amers foort te beginnen, mij van een gewapend geleide te voorzien, op ongemakkelijke houten banken te zitten of te proberen in het bagagenet te slapen. Wel gaat het mij aan het hart dat de nacht mij heeft belet opnieuw te genieten van die reis langs de Rijn, die mij tot Mannheim deed ver geten dat ik gevangene was. De uitlopers van het Zwarte Woud deden mij de blik naar binnen wenden, waar een Landwach- ter met een geweer zat te dommelen. Het is een prestigekwestie deze reis te maken en het einddoel is my sympathiek: er zal een blijvende woonplaats verrijzen voor een aantal mensen wier lotgenoot ik eens was en over wie Europa zich nog steeds niet voldoende heeft ontfermd, om dat er zo eindeloos veel zün. WU hebben het zó goed dat hun leed ons geweten niet raakt als wij in weldoortimmerde woningen het volle genot van eten, drinken en vro lijk zijn achteloos genieten. Wij zün inge kapseld in het goede doen van gezin, fa milie, kennissen en werkkring en vinden dat zo gewoontjes, dat niemand ons kan schokken in de gezapige overtuiging dat het zo behoort voor braaf-levende en hard werkende mensen. Niettemin zijn er duizenden die nog in kampen wonen. De onbarmhartige regie van de slavenhandelaars is weggevallen, maar de sfeer is gebleven: de chaos der havelozen. De oud-verzetsman mr. Van Heuven Goedhart had er de oorlog aan verklaard. Als Hoge Commissaris voor het Vluchtelingenwezen van de UNO heeft hU de wereld afgebedeld om geld en nimmer genoeg ontvangen. Als hij moe was van de teleurstellingen in het buitenland, kwam hij een beroep doen op zijn vaderland, dat hem nimmer in de steek liet. De uurloon actie in 1954, die samenviel met een Ioon- ronde, bracht vier. en een kwart miljoen gulden op. De sleutelactie in 1955, die min der algemeen was, verraste hem toch nog met bijna driehonderdveertigduizend gul den. Hü kan ons niet meer aansporen, want hy is kortgeleden overleden. Zijn weduwe heeft deze zomer in Genève de Nansen- medaille, ingesteld ter nagedachtenis van de eerste Hoge Commissaris voor de Vluch telingen van de Volkenbond, in zün plaats in ontvangst genomen. A. B. Wederom is er een jaarboek verschenen (bij André Deutsch in Londen) van het thans zijn eerste eeuwfeest vierende Engelse humoristische tijdschrift „Punch" met een keuze uit de beste bijdragen van 1955. Nicolas Bentley maakte de selectie. Dat er ook buitenlanders meewerken tegenwoordig, zal door velen met voldoening zijn vastgesteld. Als voorbeeld daarvan reproduceren wij hier uit „The Pick of Punch" een tekening van de Franse „cartoonist" Chaval.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15