DE ANDERE WERELD DR OOMSPIEGELING JAAGAPEN ONZE NAMEN Vele vaderlanders stammen uit 't oosten Anagrammen T. V.*TEGEN STELLIN GEN Een bijzonder idee en het Franse voorbeeld Over oude litteratuur Machine vertaalt „Sylvie" en „Aurélia" van Gerard de Nerval V Grote trek Watermolen Onze puzzel KORT VERHAAL DOOR KATHINKA LANNOY GÉRARD DE NERVAL (1808—1855) was in zijn tijd bekend als schrijver van char mante gedichten en verhalen, benevens van een aantal toneelstukken die meestal mislukten, ook als hij ze samen met Alexandre Dumas geschreven had. Zijn reputatie als wel niet een van de grootste, maar om zijn zelfstandigheid en originali teit een van de onmisbare Franse klas sieken heeft hij pas in de loop van de eeuw na zijn dood verworven. Voorlopig berust die op een laatste klein deel van zijn werk, de sonnetten onder de titel „Les Chimères" en de „Sylvie" en „Aurélia" ge naamde verhalen. Op den duur zal mis schien de „Voyage en Orient" als zijn hoofdwerk gaan gelden, zoals sommigen het nu al zien. Dat zou in de eerste plaats het voordeel hebben dat de beoordeling van Nervals kwaliteiten minder beïnvloed wordt door het sensationele element, dat de geschiedenis van zijn krankzinnigheid inbrengt. Na de eerste aanval in 1841 bleef hij er tien jaar vrij van, maar toen het opnieuw begonnen was genas hij niet meer, ondanks de zorgen en het begrip van een dr. Blanche, die een kliniek hield in Passy en soms leek hem in de goede richting te kunnen helpen. In een januarinacht van 1855 hing hij zich op in een straatje op de plaats waar nu het Théatre Sarah Bern hardt staat. Intussen is het onmogelijk Nervals origi naliteit geheel los te maken uit het ver band van zijn ziekte. In zijn laatste ver haal „Aurélia" beschrijft hij de visioenen en dromen die hem in zijn krankzinnigheid kwelden. Zijn reis naar het Midden-Oosten, waar hij het boven vermelde boek over geschreven heeft, had hem nog nader dan hij al was vertroüwd gemaakt met motieven en namen van oos terse godsdiensten. Deze werden geënt op herinneringen van zijn jeugd in de Valois (een streek ten noorden van Parijs) en van zijn liefdeleven in de hoofdstad, in visioe nen waar iedere historische en theolo gische orde aan ontbrak, maar waar hij, toen hij ze opschreef, een eigen boven zinnelijke waarheid in hoopte te ontdek ken. Als hem dat lukte zou hij door zijn harmonie met de waarheid van zijn on draaglijke angsten verlost kunnen worden. In zijn aanvallen van de krankzinnigheid meende hij voor een grote schuld te boe ten, die hij in zijn relaties met Aurélia had opgedaan. Op die manier kon hij zich inderdaad voorstellen dat de kwellingen een zin hadden en dus te bestrijden waren. Wat hij zich voorstelde, dat die schuld was, kan niemand duidelijk vaststellen. En als er werkelijk zoiets bestond, kan het niet meer dan een kleinigheid geweest zijn. Het voorbeeld van Aurélia was Jenny Colon, een actrice van middelmatige kwali teiten en geringe objectieve aantrekkelijk heid, waar Nerval zonder veel succes zeer verliefd op geweest is en die in de tijd, toen hij het verhaal schreef, al gestorven was. Hij kan zich in zijn relaties met haar weinig anders te verwijten hebben gehad dan de vergeefsheid van zijn liefde, maar het was dan ook niet uit zijn verhouding met haar alleen dat zijn gevoelens tegen over Aurélia voortkwamen. Hij was op het stuk van vrouwen even syncretistisch als op dat van religies en psychologisch kan men de enormiteit van zijn schuld besef tegenover Aurélia in verband bren gen met het gebrek aan enige relatie tot zijn moeder, die hij nooit gezien had. Zij vertrok kort na zijn geboorte met zijn vader naar Silezië en stierf daar zonder ooit teruggeweest te zijn. IN „SYLVIE" komt de saamhorigheid van de verschillende vrouwen, die hij in zijn gedachten had, onomwonden uit. Syl vie zelf is een jeugdvriendin in de Valois, het land waar Nerval bij een oom zijn vroege jeugd had doorgebracht en dat hij als zijn ware vaderland beminde. In een opwelling van nostalgie keert hij later uit Parijs naar het dorp terug, hopende haar zijn vrouw te maken, maar hij hoort dat zij al bijna verloofd is met een ander. De voorstelling, die hij van haar heeft, is dan al onafscheidelijk van die van een ander meisje, dat hij in zijn jeugd gekend heeft en dat in het klooster zou gaan. Sylvie vertelt hem dat zij intussen gestorven is. Jaren later komt hij weer in de Valois, op tournée met Aurélia: hij vraagt haar daar ten huwelijk, maar vermijdt niet te laten merken dat hij in haar ook Sylvie en het meisje van het klooster ziet. Aurélia wijst die liefde af. Dat is de inhoud van „Sylvie": een kort SHEFFIELD (U.P.) Tijdens een bij eenkomst van de Britse associatie ter be vordering van de wetenschappen heeft dr. A. D. Booth van de universiteit van Birk- beck verklaard dat de dag niet ver meer is waarop vertalingen van een taal in een andere taal machinaal kunnen geschieden. verhaal waarin de gewaarwordingen van het verlies van de jeugd en het gemis van Sylvie-Aurélia gecompenseerd wordt door de vreugden van de verbeelding. „Sylvie" is minder een ongelukkige liefdesgeschie denis met vrouwen dan een gelukkige met een land. Het verhaal is vervuld van het groen van de bladeren in een helder zacht licht op de hellingen in de Valois en van het zingen van de kinderen in een ronde dans. Het is een genot om te lezen, met komende manier waarop intieme onder vinding in eenvoudige beelden worden uitgedrukt. Het enige dat er de ontwikke ling van de ziekte in aankondigt, is de visie op de vrouwen, die inplaats van verschil lende persoonlijkheden een gezamenlijke mytische persoon zijn. Maar de lezer zal in het algemeen die visie op de andere sekse kunnen waarderen. IN DEZELFDE ZIN kan hij ook de visioenen van „Aurélia" waarderen, maar daar is een grotere inspanning voor nodig. Nerval daalt eerst in de hel af, zoals hij het zelf noemt. Hij wordt daar gerust gesteld inzake de eeuwigheid, want hij vindt er gestorven familieleden terug en hij ziet er anderen die hij niet kent, maar die zo innemend van voorkomen zijn dat hem alle behoefte vergaat om naar de bovenwereld terug te keren. Hij zal nog lang boven moeten leven, wordt hem ver zekerd en veel ongeluk ondervinden. Maar de wetenschap dat allen tenslotte in de andere wereld zullen worden onderge bracht is hem voldoende en hij vertelt, dat hij een weldadige tijd van genezing door maakte, terwijl hij zijn ondervindingen noteerde en er de betekenis van verdiepte met enige onsamenhangende noties, die hij in oosterse religies had opgedaan. Wan neer hij later weer door de stad loopt, komen er nieuwe visioenen. En dit keer vervult hun strekking hem met wanhoop. Hij ontmoet zijn dubbelganger, althans een figuur die hij niet goed onderscheiden kan, maar die zijn tweede gedaante wel moet zijn. Een van zijn twee gedaanten kan de goede zijn, de ander de kwade. Als hij zelf de kwade is? Aanstonds ziet hij zich tot in de eeuwigheid vervolgd door zijn tweede gedaante en gedoemd om altijd on gelukkig te blijven. Misschien is hij ook gestraft, omdat hij op zijn tocht in de onderwereld is doorgedrongen tot te dicht bij de eeuwige geheimen. Nu kan alleen de goddelijke vergeving hem nog redden, maar hij ziet in zijn verleden niet anders dan zonden en fouten en gelooft niet dat hij de vergeving nog zou kunnen ont vangen. Hij lost dat probleem niet bepaald op, maar het gaat na enige tijd weer beter met hem. De hoop keert terug en hij heeft een heerlijk visioen, van een godin die zich aan hem vertoont en hem zegt dat zij niet alleen Maria is, maar ook zijn moeder en ook al andere vormen waaronder hij ooit de vrouw bemind heeft. De volgende och tend meent hij te begrijpen dat het zijn opgave is het met berusting de beproevin gen te doorstaan die hem opgelegd worden en dat hij zo zijn kans zal krijgen om ver lost te worden. Terug in de kliniek onder scheidt hij overal nieuwe betekenissen, aan woorden die hij niet verstaat en aan de dode objecten in de natuur. Hoe heb ik zo lang buiten de natuur kunnen leven, vraagt hij zich af, zonder mij met haar te vereenzelvigen? Dan keert toch ook weer de gedachte van de onherstelbare indeling in de goeden en de kwaden, de verlosten en de veroordeelden terug. Nerval geeft geen oplossing tot besluit van deze dichterlijke ziektegeschiedenis, behalve tenslotte de hoop dat hij toch nog van zijn krankzinnigheid bevrijd zal wor den. De oplossing moet dus uit zijn con crete biografie: met zijn dood in de rue de la Vieille-Lanterne, aangevuld worden. Niettemin was hij geenszins van zins om de ontdekkingen, die hij in zijn visioenen gedaan had, als fantasieën af te doen. Ik ben ervan overtuigd dat de verbeelding nooit iets zou kunnen zien dat niet werke lijk bestaat, zegt hij in een van zijn be schrijvingen. De moeilijkheid was alleen het onderscheiden van de ware orde in wat zich als gedesorganiseerd voordeed. Hij had alles duidelijk gezien en de lezer kan hem die overtuiging niet betwisten, want hij beschrijft ook alles met een vol maakte helderheid en zonder enige ophef. Hier wordt mijn herinnering onduidelijk, zegt hij in één van zijn droomscènes, maar verder weet hij alles nog precies. DAARDOOR is „Aurélia" de meest be angstigende ware geschiedenis geworden, die de litteratuur kan voortbrengen. Het is moeilijk te vergen dat men Haar voor zijn plezier zou lezen, daar is zij te direct aan grijpend voor. Of men wil instemmen of niet met Nervals mening dat hij de waar heid van dichtbij zag, men kan zich in ieder geval niet ontveinzen dat de wereld van zijn visioenen bij iedereen te ontdek ken is. Men zou „Aurélia" dan ook niet kunnen afdoen als de waarnemingen van een krankzinnige en is daar trouwens te minder toe geneigd, omdat Nerval onder zijn delicate waarnemingen en de voor- het schrijven een uiterste helderheid en zelfbeheersing toont. Men ziet hem voor zich als een kleine man van onmetelijke dapperheid, die door betoverde en ver schrikkelijke wouden loopt, die alles wat hij ziet en ondervindt als een nuchtere onderzoeker noteert. Dat hij daarmee een voorloper is geworden van de latere onder zoekers van het onderbewustzijn, kan de gewone lezer tamelijk onverschillig blij ven. Maar zijn originaliteit en zijn per soonlijkheid zijn in zijn werk levend be houden, zodat men de ondervinding heeft dat men Nervals ontdekkingen aan de hand van de meester voor zichzelf doet. S. M. PHILADEPHIA (UP) Dr. Raymond A. Dart uit Witwatersrand in Zuid-Afrika gelooft dat in het stenen tijdperk een sa menleving heeft bestaan, die botten en stenen als wapens gebruikte en er gereed schappen van maakte. Op het internatio naal congres van anthropologic en ethno- logie, dat in Philadelphia gehouden wordt, heeft hij deze theorie als bewezen ver klaard. Voor het bewijs beschreef dr. Dart een primitieve aap, die gelijkenis vertoont met de mens, welk dier ongeveer een mil joen jaar geleden in de Afrikaanse wilder nis geleefd heeft. De dieren hadden een klein hersenvolume, maar wandelden recht op, op de achterpoten. Klaarblijkelijk wa ren deze apen goede jagers. Zij verschilden daarin van de tegenwoordige apen. De door dr. Dart beschreven wezens gebruikten uit bot vervaardigde wapens om hun prooi te doden. Zij slachtten zelfs antilopen, hyena's en ander wild. Volgens hem werden hoorns en gebeente van antilopen als dolken ge bruikt, gebruikte het wezen de heupbeen deren als knuppel en de kaakbeenderen als een primitieve zaag. "li De ontwikkeling van het Engelse wegen stelsel - tekening door „Acanthus" in „The Pick of Punch". DE VORIGE keer was er sprake van vreemdelingen, die zich binnen onze landsgrenzen vestigden. Deze termen dienen met enige voorzichtigheid te worden gehanteerd. Want de Zuidneder- landers werden hier ten tijde van de Zeventien Gewesten stellig niet als vreemdelingen gezien en ook in het oosten biedt de huidige grens weinig houvast. Om een voorbeeld te geven: Wezel herbergde in de jaren 16291648 een Nederlandse bezetting en bleef tot 1672 een onzer barrièresteden. IN GEHEEL Kleefland bestond het streven zich als achtste provincie bij de Republiek aan te sluiten. Ook de bis schop van Munster keek hoopvol naar het westen. Maar de Amsterdamse re genten, die, dank zij hun invloed in de Staten Generaal, in de Zeven Provinciën «le toon aangaven, vonden dat er al ge noeg landgewesten waren en verzetten zich tegen Iedere aansluiting. Onze oostgrens ontstond min of meer bij toeval en de Nederlandse invloed reikte tot ver in het tegenwoordige Duitsland. Nog tegen het einde van de vorige eeuw werd er in de gereformeer de kerken in Bentheim in 't Nederlands gepreekt. Lieden, uit deze streken ge boortig, golden dus al evenmin ais vreemdelingen. Vaak waren zij troqweqp van Nederlandse afkomst. Want toen In de zestiende eeuw in de landen van Karei V met grote felheid werd opge treden tegen de aanhangers van de nieuwe leer, zochten vele Noordneder landers een veilig heenkomen in steden als Emden, Keulen, Aken en Wezel. Niet zelden zijn hun afstammelingen naar Holland teruggekeerd. OOK BESTOND in deze streken overigens een sterke drang naar het westen, die tot het begin van deze eeuw aanhield. Vandaar dat deze grensgebie den vele Nederlandse geslachtsnamen hebben opgeleverd. De familie Van Vree den stamt uit het stadje Vreden, net even buiten de Gelderse grens. Daar ligt ook het erf Craandiek, waar de familie Craaiulijk vandaan komt, en het goed Kernebeke, bakermat van de familie Van Karnebeek, die er sinds begin 1500 in de registers voorkomt. Ds. Jodocus Rcdingius, die ook al naar het westen trok, noemde zich zo omdat hij in 15(56 geboren was op het landgoed Reddings hoven bij Hamm in Westfalen. Uit het noordelijke grensgebied stammen namen als Van Leer, Van Emden, Beriage (Burlage in Oostfriesland), Holtrop, Kranenburg, Cloppenburg, Van Ogtrop Verdenius (Verden in Hannover) en Van Ledden. Vooral Bentheim en de streek ten oosten van de huidige Limburgs" grens hebben vele namen opgeleverd. Om er slechts enkele te noemen: Van Benthem, Van Koetsveld (Coesfeld), Van Kleeff, Van Gogli, Van Aken, Van Weezei, Geelkerken (Geilenkirehen), Van Ketwlch, Van Suchtelen, Gilhuys (Gildeliaus), Van Gelderen. Van Keulen, De Keulenaar, Van Zanten (Xanten) en Van Gulik (.Jülleh), welke laatste naam hier ook Van Geluk en Geluk werd. AL MAG bij de naam Van Sonsbeeck de gedachte opwellen aan dat fraaie Arnhemse park vol watervallen, ook deze familie stamt uit het gebied even buiten de Limburgse grens, waar men op de kaart het stadje Sonsbeck kan vinden. Toch is er verband. Want iemand, die uit Sonsbeck kwam, kocht in 1635 de zevende watermolen aan de .lansbeek, die ook nu nog naar Arnhem stroomt. De molen bleef Sonsbeek- molen heten ook toen er anno 1648 een nieuwe molenaar kwam en vorm de de kern van een landgoed, dat in de vorige eeuw door de gemeente werd aangekocht. Niet zelden werden de uitheemse na men hier Ietwat „aangepast". Zo zal men niet gemakkelijk raden, dat in de familienaam Bruinzwart ook al een Duitse plaatsnaam schuilt, namelijk Brunswardcn in Oldenburg, dat zelf de naam Oldenburger deed ontstaan. Een afkomst uit de stad Osnabrück blijkt uit de naam Van Osenbroggen en een Geudeker was Iemand, die uit Gödecke In Rheinhessen tot ons kwam. J. C. DE BOER VAN DER LEY Hieronder vindt u naamkaartjes van mensen, wier beroep in die naam verbor gen zit. Alle letters moeten gebruikt wor den, maar anders geschikt. Hier volgt een twaalftal: Leo Huwbreed. Cor Herderspittl. Bart Raeldac Deugd. Nel ToetrepSlees. Haco Bijnschutt. 'Pier de Mooraro. Frée M. E. Chopin Dossier. Dico F. O. Hommes. Vic de Daster Duester, Kruiningen. Duuc Ricotrennet. Laura D. Krepentinder, Sleen. Pieter N. N. Galivecta Snubens. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5,en 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus: in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel is: Horizontaal: 1. lift, 3. pion, 5. ooi, 7. Weesp, 9. ter, 11. itala, 13. vak, 15. ere, 16. baars, 18. iep, 20. kalis, 22. aal, 23. koon, 24. most. Verticaal: 1. loet, 2. toe, 3. piste, 4. nona, 6. oei, 7. wraak, 8. Paris, 10. Eva, 12. Lee, 14. kraan, 16. brak, 17. sla, 19. port, 21. Ilm. De prijswinnaars van de vorige week zijn: B. Liefhebber, Reek 8, Bennebroek 7.50; S. H. Booiman, Slachthuisstraat 18, Haarlem, 5.mejuffrouw C. de Vries, Grote Houtstraat 144 I, Haarlem, 2.50. EEN MENS kan vreemde dingen dromen, wonderlijke dingen. Een mens kan ook wonderlijke dingen meemaken. Dikwijls wint het leven het van de knapste auteur. Want zo grotesk kan deze geen situatie scheppen of het leven kan het nog een beetje bonter, nog een beetje ongeloofwaar diger, ja, zelfs nog een beetje onpstjchologischer. Als men een boekrecensie leest, komt daarin vaak het verwijt naar voren, dat een bepaalde episode uit het werk niet psycho logisch verantwoord is. Daarmee bedoelt men dan dat de bewuste man of vrouw uit het boek, gezien zijn of haar karakter, zo nooit gehandeld of gereageerd zou hebben. Dat mag soms zeker juist zijn. Ja, dat zou altijd waar kunnen zijn. Maar het leven schept vaak situaties, waarover wij de handen in elkaar slaan en waarbij alle commentaar ons ont breekt. En hoe dikwijls zeggen wij zelfs niet van iemand: Had je dat nu van die of die gedacht? Zo'n bedaard, net mens en nu Nog feller wordt de grote men, die het zo heel goed weet, als wij het gebied betreden, dat zich voor ons aan wetten en wetmatigheden lijkt te onttrekken. Hier klinkt onmiddellijk: Dat kan niet. Dat is onmogelijk. Net als bij een dom jongetje, dat niet gelooft dat Amerika bestaat, omdat hij er nog geweest is. Wat ik u nu vertellen ga, is juist zo'n „onmogelijk" ver haal. U zult het niet geloven als u tot de grote, wijze men behoort, misschien zult u het wel niet eens willen uitlezen als u zo heel erg knap bent. Maar als u bedenkt, dat u héél misschien toch nog een klein beetje minder weet dan alles en dat zelfs Shakespeare daarvan voor zichzelf over tuigd was: „Er zijn meer dingen tussen hemel en aarde dan zult u deze vertelling uitlezen. Dan zult u zeggen: Ja, dat kan gebeuren, dat is niet zo fantastisch, dat doet mij denken aan toen of toen Ik heb zoiets zelf weieens meegemaakt. Ja, als u dat kunt zeggen, dan bent u de geen voor wie dit verhaal geschreven werd. Geeuwend keek ik naar buiten. De 6us stond op een brug. Aan de overzijde van een tamelijk brede gracht was een groot gebouw, met aan de gevel de naam Hotel Van Bergen in forse letters. De onderpui, waarschijnlijk de eetzaal, want ik zag ge dekte tafeltjes, was geheel van glas. Er waren nog geen gasten aan het ontbijt. Een serveerster in het zwart, met een wit schortje voor met een kantje en een stijf DE PERSCONFERENTIES, die de om roepverenigingen in dit jaargetijde plegen te houden, zijn allergenoegelijkst. Elke om roep toont bij die gelegenheid een eigen stijl, er wordt geanimeerd gediscussieerd, niet zozeer ove? vraagstukken van pro grammatische aard dan wel over omroep-\ organisatorische problemen in het alge meen en wanneer de vier bijeenkomsten achter de rug zijn kan men de rekening f opmaken van wat de Voor de Nederlandse omroep als geheel nu eigen- microfoon lijk denkt en wil. Dat laatste is dit jaar wel een beetje moeilijk geworden, vooral ten aanzien van de tele visie. Dat er te weinig geld en te weinig armslag in studioruimte is, kon men alge meen horen. En ook dat, althans voor de binnenlandse omroep, als remedie wordt aanbevolen, dat de Wereldomroep voortaan uit de algemene rijksmiddelen zal worden gefinancierd inplaats van uit de luister bijdragen. Minister Cals zou daar zelfs niet langer afwijzend tegenover staan. Maar voor het overige konden we, voor al ten aanzien van de televisie, een op merkelijk aantal tegenstrijdigheden no teren. Had bijvoorbeeld omroep A juist verklaard, dat de liefde voor de Eurovisie zeer bekoeld was de hier aan het woord zijnde technische commissaris van de Ne derlandse Televisiestichting sprak zelfs van een bittere teleurstelling een week latei- kon men van omroep B, bij monde van de programmasecretaris van de Neder landse Televisiestichting, horen dat Euro visie een levensvoorwaarde voor de Neder landse televisie is. Niettemin deelde laatst genoemde deskundige in één adem mee, dat er voor de Eurovisie volgend jaar nauwelijks een uur per week beschik baar is. Wat de studioruimte betreft kon men bij omroep C de mededeling opvangen, dat een bepaald plan absoluut van de baan is, om enkele dagen later elders te vernemen, dat uitvoering van datzelfde project nog heel goed mogelijk zou zijn. En over de uitbreiding van de zendtijd tot twaalf uur per week meende de ene expert, dat zulks bij de huidige financiën onmogelijk ging, de andere dat men het wel zou redden. Eerlijkheidshalve voeg ik hieraan toe, dat laatstgenoemde functionaris blijkbaar al lets had vernomen omtrent een mogelijke verhoging van de regeringsbijdrage voor televisie. Al met al is nu toch de vraag gerezen of het geen tijd wordt, dat de Nederlandse Televisiestichting een eigen spreekbuis krijgt, waardoor men een wat duidelijker beeld krijgt van wat er in Bus- sum omgaat. Degenen die zich bezorgd maken om trent de slakkegang der Nederlandse tele visie het is overigens maar de vraag of 7 dat wel zoveel zorg waard is kunnen zich wellicht verkwikken aan het Franse voorbeeld. Een jaar geleden beschikte men daar over zeven, door co-axiale kabels met elkaar verbonden, TV-zenders. Dat aantal werd in het afgelopen jaar ver dubbeld. Nog voor het einde van het jaar zullen er vier stations bijkomen en in het voorjaar van 1957 zal de helft van de vierenveertig voor heel Frankrijk geprojec teerde TV-zenders in functie zijn. Aan het einde van 1959 zal het totale plan ver werkelijkt zijn en zal televisie binnen het bereik van vijfennegentig percent van de Franse bevolking zijn. Op het ogenblik zijn er ongeveer vierhonderdvijftigduizend be zitters van een televisietoestel. Dit jaar zal de Franse elektronische industrie drie honderdduizend televisietoestellen afleve ren, welke produktie in 1959 tot vierhon derdvijftigduizend apparaten zal oplopen. Men verwacht in dat jaar twee miljoen televisiekijkers. Het hoofdbestanddeel van de Franse televisie bestaat uit nieuws en drama. „Nieuws" moet men zeer ruim opvatten. Niet alleen het dagelijkse televisiejournaal en de reportages, maar ook de documen taire behandeling soms tamelijk diep gaand vallen eronder. Daartoe bestaan verscheidene „magazines" gewijd aan wetenschappelijke vooruitgang, aan ont dekkingen, aan de luchtvaart. De rubriek „Face a l'opinion" („vragen aan voorbij gangers") ontbreekt natuurlijk niet, even min als filmbeschouwing en litteratuur- critiek. Zeer belangrijk zijn de uitzen dingen onder de titel „Edition spéciale". Daarin worden op intelligente wijze paral lellen getrokken tussen historische gebeur tenissen, het jongste verleden en het heden. De uitzending „Le 2 decembre" (die bij voorbeeld uitging van de staatsgreep van Napoleon III om de dictators van de laatste eeuw aan de kaak te stellen), kwam mi nister-president Faure verleden jaar wel heel slecht te stade, omdat hij juist op die dag nieuwe verkiezingen had afgekondigd. Faure heeft er dan ook over gedacht de uitzending te verbieden. De dramatische krachten liggen in Frankrijk, bij wijze van spreken, maar voor het opscheppen. Het behoeft dus geen betoog, dat in die sector de Franse televisie aan de spits staat. Over de variétépro gramma's is men in Frankrijk zelf niet zo best te spreken. Naar Nederlandse normen valt het nog wel mee. Maar de Fransen zelf zien de Amerikanen in dat opzicht als hun grote voorbeeld. Terloops zij hier ver meld, dat men in Frankrijk de Eurovisie een zeer belangrijk programma-element acht. Het zou dus voor de Nederlandse tele visie-mensen aanbeveling verdienen zich, vooral met betrekking tot de nieuwsuit zendingen, eens in Frankrijk te oriënteren. Zulks kan de culturele banden tussen ons land en Frankrijk bevorderen en ons eigen culturele leven zal daar alleen maar wel bij varen. J. H. BARTMAN rond manchetje met kant in het donkere krullende haar, was de tafels aan het in orde maken. Zij zette schaaltjes met brood jes klaar, eieren onder grappige hoesjes en een theekop naast elk bord. Een paar keer ook zag ik haar bukken en iets oprapen. Het was zo'n duidelijk beeld, dat ik glim lachend bedacht, dat ik dit meisje later overal zou herkennen. Wat verder in de zaal stond een lange ober, eveneens in het zwart. Alleen had hij de jas van zijn rokcostuum nog niet aan. Duidelijk zag ik het wit van zijn hemds mouwen. Plotseling kwam deze man van de achtergrond naar voren. Wat toen ge beurde ging sneller dan ik het hier met woorden vermag weer te geven. Juist toen het meisje weer bukte, greep de_ ober een champagnefles uit een koeler en sloeg haar daarmee op het hoofd. Ik zag het neerkomen van de slag, maar niet 't meisje zelf. daar zij juist gebukt schuil ging achter de lage vensterbank, waarnaar de moor denaar zich toen overboog. Vreemd genoeg was mijn eerste reactie wel een heel zotte en nuchtere. Ik dacht: v/ie drinkt er nu ook in de morgen cham pagne? En toen: of zouden ze die fles de vorige avond vergeten hebben bij het op bergen? Ik dacht er echter niet aan alarm te maken of zelfs maar één van mijn mede passagiers op het gebeurde opmerkzaam te maken. Trouwens de bus kreeg een schok er. begon te rijden, terwijl een fietsbel hardnekkig rinkelde. Daar werd ik wakker van. Het was de wekker op mijn tafeltje. DIT WAS DUS mijn droom, die wel in druk op mij maakte door intensiteit en levendigheid, maar toch niet al te veel, In het Central Park te New York is dinsdag een stapdbeeld onthuld van de Deense sprookjesschrijver Hans Christiaan Andersen. De kosten van het beeld, dat de schrijver voorstelt, zittend op een mar meren bank, terwijl hij zijn sprookje „Het lelijke jonge eendje" voorleest, zijn be streden uit bijdragen van Amerikaanse en Deense kinderen. Op zaterdagen zal de plaats om het standbeeld worden gebruikt voor het vertellen van verhalen. omdat iedereen w'eleens een scherpe droom heeft, zonder dat men daar later nog ver der aan terug behoeft te denken. Toen wist ik nog niet, dat ik deze droom nooit ver geten zou. Ik herinner mij nog, hoe ik op kantoor mijn droom vertelde en er een grapje over maakte. Ik zei: Zeg lui, ik heb vannacht een kort verhaal gedroomd, alleen de pointe ontbrak, anders had je het zo naar de krant kunnen sturen. Maar die pointe ontbrak niet, helaas niet. Die kwam alleen een paar dagen later, toen ik niet droomde. Ik zat achter mijn bureau toen één van mijn collega's opgewonden binnenkwam en mij een och tendblad onder mijn neus duwde. Kijk eens, je droom staat in de krant. „Dronken hotelgast vermoordt serveer ster" stond daar in grote letters over twee kolommen. En kleiner daaronder: „Moor denaar legt volledige bekentenis af". „In het grote hotel Obers te A. is in de vroege morgen een serveerster door écn der hotelgasten aangevallen en gewurgd. Het meisje was bezig de ontbijttafels te dekken, toen v. B. die nog niet naar bed was geweest de ontbijtzaal binnen- IK DROOMDE, dat ik in een autobus was bijna leeg. De weinige passagiers wa ren nauwelijks uitgeslapen. Diffuus viel het licht over de wereld om ons heen en kwam. Al eerder had hij mejuffrouw Aan 't Water met zijn attenties lastig gevallen. De avond tevoren had hij weer getracht een afspraak met haar te maken. Om van hem af te zijn, had het meisje toegestemd, maar zij was niet op de afgesproken plaats verschenen, v. B. was zeer teleurgesteld naar hotel Obers teruggekeerd en had, vol gens zijn eigen verklaring, die nacht over vloedig gedronken. In de eetzaal, waar hij in de vroegte het meisje alleen aantrof, heeft hij de misdaad met een servet vol voerd." Aldus het ochtendblad. Mijn collega en ik keken elkaar verbijs terd aan. Toch klopt het niet helemaal, zei ik tenslotte. Neen, er zijn verschil lende punten, die zelfs helemaal niet klop pen. Hotel Obers ligt niet aan het water, maar aan de grote verkeersweg. Er is wel een kruispunt voor de deur, maar je zou nooit zo de eetzaal kunnen binnenkijken als ik deed in mijn droom. De naam van het hotel was bovendien Van Bergen en niet Obers. En de moordenaar uit mijn droom was een ober en geen hotelgast. En nu jij! Toch zitten al die verschilpunten in je droom verweven, zei mijn collega pein zend. 't Is alleen maar alsof je alle beelden door elkaar gehaspeld hebt. Let maar op: in je droom heette het hotel Van Bergen, dat is zo. Maar kijk nu eens naar de initialen van de moordenaar in de cou rant. v. B. staat er. Wedden dat hij Van Bergen heet? En de serveerster heet Aan 't Water. Dat verklaart waarom in je droom het hotel aan het water lag, mét een glazen onderpui: je moest immers naar binnen kunnen kijken. En om toch nog alles compleet te maken, wordt jouw moorde naar een ober, met een champagnefles als symbool van dronkenschap. Hij was in hemdsmouwen, omdat hij nog niet naar bed was geweest. Trouwenswie weet, misschien was de echte moordenaar wel in avondkledingDan is het zelfs vrij logisch dat je hem voor een ober aanzag. Ik keek hem aarzelend aan. Zoek je het niet een beetje te ver uit? vroeg ik. Zo kun je alles wel begrijpelijk maken. Zou het hier niet alleen maar een doodge woon toeval zijn: mijn droom en dit hier in de krant? Alles is mogelijk, maar we zullen er heus nog wel achter komen of hier sprake is van het toeval ofof van iets anders. Met deze raadselachtige woorden liet hij mij alleen. Toch kwam ik er inderdaad achter. Diezelfde avond. Het gaf mij een schok, die ik, nuchter als ik ben, nog niet verwerkt heb. Het avondblad publiceerde eeri foto van de vermoorde serveerster. Het was het meisje, dat ik overal zou her kennen, het meisje uit mijn droom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16