DE ANDERE WERELD
DR OOMSPIEGELING
JAAGAPEN
ONZE NAMEN
Vele vaderlanders
stammen uit
't oosten
Anagrammen
T. V.*TEGEN STELLIN GEN
Een bijzonder idee
en het Franse voorbeeld
Over oude
litteratuur
Machine vertaalt
„Sylvie" en „Aurélia"
van Gerard de Nerval
V
Grote trek
Watermolen
Onze puzzel
KORT VERHAAL DOOR
KATHINKA LANNOY
GÉRARD DE NERVAL (1808—1855) was
in zijn tijd bekend als schrijver van char
mante gedichten en verhalen, benevens
van een aantal toneelstukken die meestal
mislukten, ook als hij ze samen met
Alexandre Dumas geschreven had. Zijn
reputatie als wel niet een van de grootste,
maar om zijn zelfstandigheid en originali
teit een van de onmisbare Franse klas
sieken heeft hij pas in de loop van de
eeuw na zijn dood verworven. Voorlopig
berust die op een laatste klein deel van
zijn werk, de sonnetten onder de titel „Les
Chimères" en de „Sylvie" en „Aurélia" ge
naamde verhalen. Op den duur zal mis
schien de „Voyage en Orient" als zijn
hoofdwerk gaan gelden, zoals sommigen
het nu al zien. Dat zou in de eerste plaats
het voordeel hebben dat de beoordeling
van Nervals kwaliteiten minder beïnvloed
wordt door het sensationele element, dat
de geschiedenis van zijn krankzinnigheid
inbrengt. Na de eerste aanval in 1841 bleef
hij er tien jaar vrij van, maar toen het
opnieuw begonnen was genas hij niet meer,
ondanks de zorgen en het begrip van een
dr. Blanche, die een kliniek hield in Passy
en soms leek hem in de goede richting te
kunnen helpen. In een januarinacht van
1855 hing hij zich op in een straatje op de
plaats waar nu het Théatre Sarah Bern
hardt staat.
Intussen is het onmogelijk Nervals origi
naliteit geheel los te maken uit het ver
band van zijn ziekte. In zijn laatste ver
haal „Aurélia" beschrijft hij de
visioenen en dromen die hem in zijn
krankzinnigheid kwelden. Zijn reis naar
het Midden-Oosten, waar hij het boven
vermelde boek over geschreven heeft, had
hem nog nader dan hij al was vertroüwd
gemaakt met motieven en namen van oos
terse godsdiensten. Deze werden geënt op
herinneringen van zijn jeugd in de Valois
(een streek ten noorden van Parijs) en van
zijn liefdeleven in de hoofdstad, in visioe
nen waar iedere historische en theolo
gische orde aan ontbrak, maar waar hij,
toen hij ze opschreef, een eigen boven
zinnelijke waarheid in hoopte te ontdek
ken. Als hem dat lukte zou hij door zijn
harmonie met de waarheid van zijn on
draaglijke angsten verlost kunnen worden.
In zijn aanvallen van de krankzinnigheid
meende hij voor een grote schuld te boe
ten, die hij in zijn relaties met Aurélia
had opgedaan. Op die manier kon hij zich
inderdaad voorstellen dat de kwellingen
een zin hadden en dus te bestrijden waren.
Wat hij zich voorstelde, dat die schuld
was, kan niemand duidelijk vaststellen. En
als er werkelijk zoiets bestond, kan het
niet meer dan een kleinigheid geweest
zijn. Het voorbeeld van Aurélia was Jenny
Colon, een actrice van middelmatige kwali
teiten en geringe objectieve aantrekkelijk
heid, waar Nerval zonder veel succes zeer
verliefd op geweest is en die in de tijd,
toen hij het verhaal schreef, al gestorven
was. Hij kan zich in zijn relaties met haar
weinig anders te verwijten hebben gehad
dan de vergeefsheid van zijn liefde, maar
het was dan ook niet uit zijn verhouding
met haar alleen dat zijn gevoelens tegen
over Aurélia voortkwamen. Hij was op
het stuk van vrouwen even syncretistisch
als op dat van religies en psychologisch
kan men de enormiteit van zijn schuld
besef tegenover Aurélia in verband bren
gen met het gebrek aan enige relatie tot
zijn moeder, die hij nooit gezien had. Zij
vertrok kort na zijn geboorte met zijn
vader naar Silezië en stierf daar zonder
ooit teruggeweest te zijn.
IN „SYLVIE" komt de saamhorigheid
van de verschillende vrouwen, die hij in
zijn gedachten had, onomwonden uit. Syl
vie zelf is een jeugdvriendin in de Valois,
het land waar Nerval bij een oom zijn
vroege jeugd had doorgebracht en dat hij
als zijn ware vaderland beminde. In een
opwelling van nostalgie keert hij later uit
Parijs naar het dorp terug, hopende haar
zijn vrouw te maken, maar hij hoort dat
zij al bijna verloofd is met een ander. De
voorstelling, die hij van haar heeft, is dan
al onafscheidelijk van die van een ander
meisje, dat hij in zijn jeugd gekend heeft
en dat in het klooster zou gaan. Sylvie
vertelt hem dat zij intussen gestorven is.
Jaren later komt hij weer in de Valois, op
tournée met Aurélia: hij vraagt haar daar
ten huwelijk, maar vermijdt niet te laten
merken dat hij in haar ook Sylvie en het
meisje van het klooster ziet. Aurélia wijst
die liefde af.
Dat is de inhoud van „Sylvie": een kort
SHEFFIELD (U.P.) Tijdens een bij
eenkomst van de Britse associatie ter be
vordering van de wetenschappen heeft dr.
A. D. Booth van de universiteit van Birk-
beck verklaard dat de dag niet ver meer is
waarop vertalingen van een taal in een
andere taal machinaal kunnen geschieden.
verhaal waarin de gewaarwordingen van
het verlies van de jeugd en het gemis van
Sylvie-Aurélia gecompenseerd wordt door
de vreugden van de verbeelding. „Sylvie"
is minder een ongelukkige liefdesgeschie
denis met vrouwen dan een gelukkige met
een land. Het verhaal is vervuld van het
groen van de bladeren in een helder zacht
licht op de hellingen in de Valois en van
het zingen van de kinderen in een ronde
dans. Het is een genot om te lezen, met
komende manier waarop intieme onder
vinding in eenvoudige beelden worden
uitgedrukt. Het enige dat er de ontwikke
ling van de ziekte in aankondigt, is de visie
op de vrouwen, die inplaats van verschil
lende persoonlijkheden een gezamenlijke
mytische persoon zijn. Maar de lezer zal
in het algemeen die visie op de andere
sekse kunnen waarderen.
IN DEZELFDE ZIN kan hij ook de
visioenen van „Aurélia" waarderen, maar
daar is een grotere inspanning voor nodig.
Nerval daalt eerst in de hel af, zoals hij
het zelf noemt. Hij wordt daar gerust
gesteld inzake de eeuwigheid, want hij
vindt er gestorven familieleden terug en
hij ziet er anderen die hij niet kent, maar
die zo innemend van voorkomen zijn dat
hem alle behoefte vergaat om naar de
bovenwereld terug te keren. Hij zal nog
lang boven moeten leven, wordt hem ver
zekerd en veel ongeluk ondervinden. Maar
de wetenschap dat allen tenslotte in de
andere wereld zullen worden onderge
bracht is hem voldoende en hij vertelt, dat
hij een weldadige tijd van genezing door
maakte, terwijl hij zijn ondervindingen
noteerde en er de betekenis van verdiepte
met enige onsamenhangende noties, die
hij in oosterse religies had opgedaan. Wan
neer hij later weer door de stad loopt,
komen er nieuwe visioenen. En dit keer
vervult hun strekking hem met wanhoop.
Hij ontmoet zijn dubbelganger, althans een
figuur die hij niet goed onderscheiden kan,
maar die zijn tweede gedaante wel moet
zijn. Een van zijn twee gedaanten kan de
goede zijn, de ander de kwade. Als hij
zelf de kwade is? Aanstonds ziet hij zich
tot in de eeuwigheid vervolgd door zijn
tweede gedaante en gedoemd om altijd on
gelukkig te blijven. Misschien is hij ook
gestraft, omdat hij op zijn tocht in de
onderwereld is doorgedrongen tot te dicht
bij de eeuwige geheimen. Nu kan alleen
de goddelijke vergeving hem nog redden,
maar hij ziet in zijn verleden niet anders
dan zonden en fouten en gelooft niet dat
hij de vergeving nog zou kunnen ont
vangen. Hij lost dat probleem niet bepaald
op, maar het gaat na enige tijd weer beter
met hem. De hoop keert terug en hij heeft
een heerlijk visioen, van een godin die zich
aan hem vertoont en hem zegt dat zij niet
alleen Maria is, maar ook zijn moeder en
ook al andere vormen waaronder hij ooit
de vrouw bemind heeft. De volgende och
tend meent hij te begrijpen dat het zijn
opgave is het met berusting de beproevin
gen te doorstaan die hem opgelegd worden
en dat hij zo zijn kans zal krijgen om ver
lost te worden. Terug in de kliniek onder
scheidt hij overal nieuwe betekenissen, aan
woorden die hij niet verstaat en aan de
dode objecten in de natuur. Hoe heb ik
zo lang buiten de natuur kunnen leven,
vraagt hij zich af, zonder mij met haar te
vereenzelvigen? Dan keert toch ook weer
de gedachte van de onherstelbare indeling
in de goeden en de kwaden, de verlosten
en de veroordeelden terug.
Nerval geeft geen oplossing tot besluit
van deze dichterlijke ziektegeschiedenis,
behalve tenslotte de hoop dat hij toch nog
van zijn krankzinnigheid bevrijd zal wor
den. De oplossing moet dus uit zijn con
crete biografie: met zijn dood in de rue de
la Vieille-Lanterne, aangevuld worden.
Niettemin was hij geenszins van zins om
de ontdekkingen, die hij in zijn visioenen
gedaan had, als fantasieën af te doen. Ik
ben ervan overtuigd dat de verbeelding
nooit iets zou kunnen zien dat niet werke
lijk bestaat, zegt hij in een van zijn be
schrijvingen. De moeilijkheid was alleen
het onderscheiden van de ware orde in
wat zich als gedesorganiseerd voordeed.
Hij had alles duidelijk gezien en de lezer
kan hem die overtuiging niet betwisten,
want hij beschrijft ook alles met een vol
maakte helderheid en zonder enige ophef.
Hier wordt mijn herinnering onduidelijk,
zegt hij in één van zijn droomscènes, maar
verder weet hij alles nog precies.
DAARDOOR is „Aurélia" de meest be
angstigende ware geschiedenis geworden,
die de litteratuur kan voortbrengen. Het is
moeilijk te vergen dat men Haar voor zijn
plezier zou lezen, daar is zij te direct aan
grijpend voor. Of men wil instemmen of
niet met Nervals mening dat hij de waar
heid van dichtbij zag, men kan zich in
ieder geval niet ontveinzen dat de wereld
van zijn visioenen bij iedereen te ontdek
ken is. Men zou „Aurélia" dan ook niet
kunnen afdoen als de waarnemingen van
een krankzinnige en is daar trouwens te
minder toe geneigd, omdat Nerval onder
zijn delicate waarnemingen en de voor-
het schrijven een uiterste helderheid en
zelfbeheersing toont. Men ziet hem voor
zich als een kleine man van onmetelijke
dapperheid, die door betoverde en ver
schrikkelijke wouden loopt, die alles wat
hij ziet en ondervindt als een nuchtere
onderzoeker noteert. Dat hij daarmee een
voorloper is geworden van de latere onder
zoekers van het onderbewustzijn, kan de
gewone lezer tamelijk onverschillig blij
ven. Maar zijn originaliteit en zijn per
soonlijkheid zijn in zijn werk levend be
houden, zodat men de ondervinding heeft
dat men Nervals ontdekkingen aan de
hand van de meester voor zichzelf doet.
S. M.
PHILADEPHIA (UP) Dr. Raymond
A. Dart uit Witwatersrand in Zuid-Afrika
gelooft dat in het stenen tijdperk een sa
menleving heeft bestaan, die botten en
stenen als wapens gebruikte en er gereed
schappen van maakte. Op het internatio
naal congres van anthropologic en ethno-
logie, dat in Philadelphia gehouden wordt,
heeft hij deze theorie als bewezen ver
klaard. Voor het bewijs beschreef dr. Dart
een primitieve aap, die gelijkenis vertoont
met de mens, welk dier ongeveer een mil
joen jaar geleden in de Afrikaanse wilder
nis geleefd heeft. De dieren hadden een
klein hersenvolume, maar wandelden recht
op, op de achterpoten. Klaarblijkelijk wa
ren deze apen goede jagers. Zij verschilden
daarin van de tegenwoordige apen. De door
dr. Dart beschreven wezens gebruikten uit
bot vervaardigde wapens om hun prooi te
doden. Zij slachtten zelfs antilopen, hyena's
en ander wild. Volgens hem werden hoorns
en gebeente van antilopen als dolken ge
bruikt, gebruikte het wezen de heupbeen
deren als knuppel en de kaakbeenderen
als een primitieve zaag.
"li
De ontwikkeling van het Engelse wegen
stelsel - tekening door „Acanthus" in
„The Pick of Punch".
DE VORIGE keer was er sprake van
vreemdelingen, die zich binnen onze
landsgrenzen vestigden. Deze termen
dienen met enige voorzichtigheid te
worden gehanteerd. Want de Zuidneder-
landers werden hier ten tijde van de
Zeventien Gewesten stellig niet als
vreemdelingen gezien en ook in het
oosten biedt de huidige grens weinig
houvast. Om een voorbeeld te geven:
Wezel herbergde in de jaren 16291648
een Nederlandse bezetting en bleef tot
1672 een onzer barrièresteden.
IN GEHEEL Kleefland bestond het
streven zich als achtste provincie bij de
Republiek aan te sluiten. Ook de bis
schop van Munster keek hoopvol naar
het westen. Maar de Amsterdamse re
genten, die, dank zij hun invloed in de
Staten Generaal, in de Zeven Provinciën
«le toon aangaven, vonden dat er al ge
noeg landgewesten waren en verzetten
zich tegen Iedere aansluiting.
Onze oostgrens ontstond min of meer
bij toeval en de Nederlandse invloed
reikte tot ver in het tegenwoordige
Duitsland. Nog tegen het einde van de
vorige eeuw werd er in de gereformeer
de kerken in Bentheim in 't Nederlands
gepreekt. Lieden, uit deze streken ge
boortig, golden dus al evenmin ais
vreemdelingen. Vaak waren zij troqweqp
van Nederlandse afkomst. Want toen
In de zestiende eeuw in de landen van
Karei V met grote felheid werd opge
treden tegen de aanhangers van de
nieuwe leer, zochten vele Noordneder
landers een veilig heenkomen in steden
als Emden, Keulen, Aken en Wezel.
Niet zelden zijn hun afstammelingen
naar Holland teruggekeerd.
OOK BESTOND in deze streken
overigens een sterke drang naar het
westen, die tot het begin van deze eeuw
aanhield. Vandaar dat deze grensgebie
den vele Nederlandse geslachtsnamen
hebben opgeleverd. De familie Van Vree
den stamt uit het stadje Vreden, net
even buiten de Gelderse grens. Daar ligt
ook het erf Craandiek, waar de familie
Craaiulijk vandaan komt, en het goed
Kernebeke, bakermat van de familie
Van Karnebeek, die er sinds begin 1500
in de registers voorkomt. Ds. Jodocus
Rcdingius, die ook al naar het westen
trok, noemde zich zo omdat hij in 15(56
geboren was op het landgoed Reddings
hoven bij Hamm in Westfalen. Uit het
noordelijke grensgebied stammen namen
als Van Leer, Van Emden, Beriage
(Burlage in Oostfriesland), Holtrop,
Kranenburg, Cloppenburg, Van Ogtrop
Verdenius (Verden in Hannover) en Van
Ledden. Vooral Bentheim en de streek
ten oosten van de huidige Limburgs"
grens hebben vele namen opgeleverd.
Om er slechts enkele te noemen: Van
Benthem, Van Koetsveld (Coesfeld),
Van Kleeff, Van Gogli, Van Aken, Van
Weezei, Geelkerken (Geilenkirehen),
Van Ketwlch, Van Suchtelen, Gilhuys
(Gildeliaus), Van Gelderen. Van Keulen,
De Keulenaar, Van Zanten (Xanten) en
Van Gulik (.Jülleh), welke laatste naam
hier ook Van Geluk en Geluk werd.
AL MAG bij de naam Van Sonsbeeck
de gedachte opwellen aan dat fraaie
Arnhemse park vol watervallen, ook
deze familie stamt uit het gebied even
buiten de Limburgse grens, waar men
op de kaart het stadje Sonsbeck kan
vinden. Toch is er verband. Want
iemand, die uit Sonsbeck kwam, kocht
in 1635 de zevende watermolen aan de
.lansbeek, die ook nu nog naar Arnhem
stroomt. De molen bleef Sonsbeek-
molen heten ook toen er anno 1648
een nieuwe molenaar kwam en vorm
de de kern van een landgoed, dat in de
vorige eeuw door de gemeente werd
aangekocht.
Niet zelden werden de uitheemse na
men hier Ietwat „aangepast". Zo zal
men niet gemakkelijk raden, dat in de
familienaam Bruinzwart ook al een
Duitse plaatsnaam schuilt, namelijk
Brunswardcn in Oldenburg, dat zelf de
naam Oldenburger deed ontstaan. Een
afkomst uit de stad Osnabrück blijkt
uit de naam Van Osenbroggen en een
Geudeker was Iemand, die uit Gödecke
In Rheinhessen tot ons kwam.
J. C. DE BOER VAN DER LEY
Hieronder vindt u naamkaartjes van
mensen, wier beroep in die naam verbor
gen zit. Alle letters moeten gebruikt wor
den, maar anders geschikt. Hier volgt een
twaalftal:
Leo Huwbreed.
Cor Herderspittl.
Bart Raeldac Deugd.
Nel ToetrepSlees.
Haco Bijnschutt.
'Pier de Mooraro.
Frée M. E. Chopin Dossier.
Dico F. O. Hommes.
Vic de Daster Duester, Kruiningen.
Duuc Ricotrennet.
Laura D. Krepentinder, Sleen.
Pieter N. N. Galivecta Snubens.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7,50, 5,en
2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus: in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
De oplossing van de vorige puzzel is:
Horizontaal: 1. lift, 3. pion, 5. ooi, 7.
Weesp, 9. ter, 11. itala, 13. vak, 15. ere, 16.
baars, 18. iep, 20. kalis, 22. aal, 23. koon,
24. most.
Verticaal: 1. loet, 2. toe, 3. piste, 4. nona,
6. oei, 7. wraak, 8. Paris, 10. Eva, 12. Lee,
14. kraan, 16. brak, 17. sla, 19. port, 21. Ilm.
De prijswinnaars van de vorige week
zijn: B. Liefhebber, Reek 8, Bennebroek
7.50; S. H. Booiman, Slachthuisstraat 18,
Haarlem, 5.mejuffrouw C. de Vries,
Grote Houtstraat 144 I, Haarlem, 2.50.
EEN MENS kan vreemde dingen dromen, wonderlijke
dingen. Een mens kan ook wonderlijke dingen meemaken.
Dikwijls wint het leven het van de knapste auteur. Want
zo grotesk kan deze geen situatie scheppen of het leven
kan het nog een beetje bonter, nog een beetje ongeloofwaar
diger, ja, zelfs nog een beetje onpstjchologischer. Als men
een boekrecensie leest, komt daarin vaak het verwijt naar
voren, dat een bepaalde episode uit het werk niet psycho
logisch verantwoord is. Daarmee bedoelt men dan dat de
bewuste man of vrouw uit het boek, gezien zijn of haar
karakter, zo nooit gehandeld of gereageerd zou hebben.
Dat mag soms zeker juist zijn. Ja, dat zou altijd waar kunnen
zijn. Maar het leven schept vaak situaties, waarover wij de
handen in elkaar slaan en waarbij alle commentaar ons ont
breekt. En hoe dikwijls zeggen wij zelfs niet van iemand:
Had je dat nu van die of die gedacht? Zo'n bedaard, net
mens en nu Nog feller wordt de grote men, die het
zo heel goed weet, als wij het gebied betreden, dat zich
voor ons aan wetten en wetmatigheden lijkt te onttrekken.
Hier klinkt onmiddellijk: Dat kan niet. Dat is onmogelijk.
Net als bij een dom jongetje, dat niet gelooft dat Amerika
bestaat, omdat hij er nog geweest is.
Wat ik u nu vertellen ga, is juist zo'n „onmogelijk" ver
haal. U zult het niet geloven als u tot de grote, wijze men
behoort, misschien zult u het wel niet eens willen uitlezen
als u zo heel erg knap bent. Maar als u bedenkt, dat u
héél misschien toch nog een klein beetje minder weet dan
alles en dat zelfs Shakespeare daarvan voor zichzelf over
tuigd was: „Er zijn meer dingen tussen hemel en aarde
dan zult u deze vertelling uitlezen. Dan zult u zeggen: Ja,
dat kan gebeuren, dat is niet zo fantastisch, dat doet mij
denken aan toen of toen Ik heb zoiets zelf weieens
meegemaakt. Ja, als u dat kunt zeggen, dan bent u de geen
voor wie dit verhaal geschreven werd.
Geeuwend keek ik naar buiten. De 6us
stond op een brug. Aan de overzijde van
een tamelijk brede gracht was een groot
gebouw, met aan de gevel de naam Hotel
Van Bergen in forse letters. De onderpui,
waarschijnlijk de eetzaal, want ik zag ge
dekte tafeltjes, was geheel van glas. Er
waren nog geen gasten aan het ontbijt. Een
serveerster in het zwart, met een wit
schortje voor met een kantje en een stijf
DE PERSCONFERENTIES, die de om
roepverenigingen in dit jaargetijde plegen
te houden, zijn allergenoegelijkst. Elke om
roep toont bij die gelegenheid een eigen
stijl, er wordt geanimeerd gediscussieerd,
niet zozeer ove? vraagstukken van pro
grammatische aard dan wel over omroep-\
organisatorische problemen in het alge
meen en wanneer de vier bijeenkomsten
achter de rug zijn
kan men de rekening f
opmaken van wat de Voor de
Nederlandse omroep
als geheel nu eigen- microfoon
lijk denkt en wil. Dat
laatste is dit jaar wel
een beetje moeilijk
geworden, vooral ten aanzien van de tele
visie. Dat er te weinig geld en te weinig
armslag in studioruimte is, kon men alge
meen horen. En ook dat, althans voor de
binnenlandse omroep, als remedie wordt
aanbevolen, dat de Wereldomroep voortaan
uit de algemene rijksmiddelen zal worden
gefinancierd inplaats van uit de luister
bijdragen. Minister Cals zou daar zelfs
niet langer afwijzend tegenover staan.
Maar voor het overige konden we, voor
al ten aanzien van de televisie, een op
merkelijk aantal tegenstrijdigheden no
teren. Had bijvoorbeeld omroep A juist
verklaard, dat de liefde voor de Eurovisie
zeer bekoeld was de hier aan het woord
zijnde technische commissaris van de Ne
derlandse Televisiestichting sprak zelfs van
een bittere teleurstelling een week latei-
kon men van omroep B, bij monde van
de programmasecretaris van de Neder
landse Televisiestichting, horen dat Euro
visie een levensvoorwaarde voor de Neder
landse televisie is. Niettemin deelde laatst
genoemde deskundige in één adem mee,
dat er voor de Eurovisie volgend jaar
nauwelijks een uur per week beschik
baar is.
Wat de studioruimte betreft kon men
bij omroep C de mededeling opvangen, dat
een bepaald plan absoluut van de baan is,
om enkele dagen later elders te vernemen,
dat uitvoering van datzelfde project nog
heel goed mogelijk zou zijn. En over de
uitbreiding van de zendtijd tot twaalf uur
per week meende de ene expert, dat zulks
bij de huidige financiën onmogelijk ging,
de andere dat men het wel zou redden.
Eerlijkheidshalve voeg ik hieraan toe, dat
laatstgenoemde functionaris blijkbaar al
lets had vernomen omtrent een mogelijke
verhoging van de regeringsbijdrage voor
televisie. Al met al is nu toch de vraag
gerezen of het geen tijd wordt, dat de
Nederlandse Televisiestichting een eigen
spreekbuis krijgt, waardoor men een wat
duidelijker beeld krijgt van wat er in Bus-
sum omgaat.
Degenen die zich bezorgd maken om
trent de slakkegang der Nederlandse tele
visie het is overigens maar de vraag of
7 dat wel zoveel zorg waard is kunnen
zich wellicht verkwikken aan het Franse
voorbeeld. Een jaar geleden beschikte men
daar over zeven, door co-axiale kabels
met elkaar verbonden, TV-zenders. Dat
aantal werd in het afgelopen jaar ver
dubbeld. Nog voor het einde van het jaar
zullen er vier stations bijkomen en in het
voorjaar van 1957 zal de helft van de
vierenveertig voor heel Frankrijk geprojec
teerde TV-zenders in functie zijn. Aan het
einde van 1959 zal het totale plan ver
werkelijkt zijn en zal televisie binnen het
bereik van vijfennegentig percent van de
Franse bevolking zijn. Op het ogenblik zijn
er ongeveer vierhonderdvijftigduizend be
zitters van een televisietoestel. Dit jaar zal
de Franse elektronische industrie drie
honderdduizend televisietoestellen afleve
ren, welke produktie in 1959 tot vierhon
derdvijftigduizend apparaten zal oplopen.
Men verwacht in dat jaar twee miljoen
televisiekijkers.
Het hoofdbestanddeel van de Franse
televisie bestaat uit nieuws en drama.
„Nieuws" moet men zeer ruim opvatten.
Niet alleen het dagelijkse televisiejournaal
en de reportages, maar ook de documen
taire behandeling soms tamelijk diep
gaand vallen eronder. Daartoe bestaan
verscheidene „magazines" gewijd aan
wetenschappelijke vooruitgang, aan ont
dekkingen, aan de luchtvaart. De rubriek
„Face a l'opinion" („vragen aan voorbij
gangers") ontbreekt natuurlijk niet, even
min als filmbeschouwing en litteratuur-
critiek. Zeer belangrijk zijn de uitzen
dingen onder de titel „Edition spéciale".
Daarin worden op intelligente wijze paral
lellen getrokken tussen historische gebeur
tenissen, het jongste verleden en het heden.
De uitzending „Le 2 decembre" (die bij
voorbeeld uitging van de staatsgreep van
Napoleon III om de dictators van de laatste
eeuw aan de kaak te stellen), kwam mi
nister-president Faure verleden jaar wel
heel slecht te stade, omdat hij juist op die
dag nieuwe verkiezingen had afgekondigd.
Faure heeft er dan ook over gedacht de
uitzending te verbieden.
De dramatische krachten liggen in
Frankrijk, bij wijze van spreken, maar
voor het opscheppen. Het behoeft dus geen
betoog, dat in die sector de Franse televisie
aan de spits staat. Over de variétépro
gramma's is men in Frankrijk zelf niet zo
best te spreken. Naar Nederlandse normen
valt het nog wel mee. Maar de Fransen
zelf zien de Amerikanen in dat opzicht als
hun grote voorbeeld. Terloops zij hier ver
meld, dat men in Frankrijk de Eurovisie
een zeer belangrijk programma-element
acht.
Het zou dus voor de Nederlandse tele
visie-mensen aanbeveling verdienen zich,
vooral met betrekking tot de nieuwsuit
zendingen, eens in Frankrijk te oriënteren.
Zulks kan de culturele banden tussen ons
land en Frankrijk bevorderen en ons eigen
culturele leven zal daar alleen maar wel
bij varen.
J. H. BARTMAN
rond manchetje met kant in het donkere
krullende haar, was de tafels aan het in
orde maken. Zij zette schaaltjes met brood
jes klaar, eieren onder grappige hoesjes en
een theekop naast elk bord. Een paar keer
ook zag ik haar bukken en iets oprapen.
Het was zo'n duidelijk beeld, dat ik glim
lachend bedacht, dat ik dit meisje later
overal zou herkennen.
Wat verder in de zaal stond een lange
ober, eveneens in het zwart. Alleen had hij
de jas van zijn rokcostuum nog niet aan.
Duidelijk zag ik het wit van zijn hemds
mouwen. Plotseling kwam deze man van
de achtergrond naar voren. Wat toen ge
beurde ging sneller dan ik het hier met
woorden vermag weer te geven. Juist toen
het meisje weer bukte, greep de_ ober
een champagnefles uit een koeler en sloeg
haar daarmee op het hoofd. Ik zag het
neerkomen van de slag, maar niet 't meisje
zelf. daar zij juist gebukt schuil ging achter
de lage vensterbank, waarnaar de moor
denaar zich toen overboog.
Vreemd genoeg was mijn eerste reactie
wel een heel zotte en nuchtere. Ik dacht:
v/ie drinkt er nu ook in de morgen cham
pagne? En toen: of zouden ze die fles de
vorige avond vergeten hebben bij het op
bergen? Ik dacht er echter niet aan alarm
te maken of zelfs maar één van mijn mede
passagiers op het gebeurde opmerkzaam te
maken. Trouwens de bus kreeg een schok
er. begon te rijden, terwijl een fietsbel
hardnekkig rinkelde. Daar werd ik wakker
van. Het was de wekker op mijn tafeltje.
DIT WAS DUS mijn droom, die wel in
druk op mij maakte door intensiteit en
levendigheid, maar toch niet al te veel,
In het Central Park te New York is
dinsdag een stapdbeeld onthuld van de
Deense sprookjesschrijver Hans Christiaan
Andersen. De kosten van het beeld, dat de
schrijver voorstelt, zittend op een mar
meren bank, terwijl hij zijn sprookje „Het
lelijke jonge eendje" voorleest, zijn be
streden uit bijdragen van Amerikaanse en
Deense kinderen. Op zaterdagen zal de
plaats om het standbeeld worden gebruikt
voor het vertellen van verhalen.
omdat iedereen w'eleens een scherpe droom
heeft, zonder dat men daar later nog ver
der aan terug behoeft te denken. Toen wist
ik nog niet, dat ik deze droom nooit ver
geten zou. Ik herinner mij nog, hoe ik op
kantoor mijn droom vertelde en er een
grapje over maakte. Ik zei: Zeg lui, ik
heb vannacht een kort verhaal gedroomd,
alleen de pointe ontbrak, anders had je het
zo naar de krant kunnen sturen.
Maar die pointe ontbrak niet, helaas
niet. Die kwam alleen een paar dagen
later, toen ik niet droomde. Ik zat achter
mijn bureau toen één van mijn collega's
opgewonden binnenkwam en mij een och
tendblad onder mijn neus duwde. Kijk
eens, je droom staat in de krant.
„Dronken hotelgast vermoordt serveer
ster" stond daar in grote letters over twee
kolommen. En kleiner daaronder: „Moor
denaar legt volledige bekentenis af".
„In het grote hotel Obers te A. is in de
vroege morgen een serveerster door écn
der hotelgasten aangevallen en gewurgd.
Het meisje was bezig de ontbijttafels te
dekken, toen v. B. die nog niet naar bed
was geweest de ontbijtzaal binnen-
IK DROOMDE, dat ik in een autobus
was bijna leeg. De weinige passagiers wa
ren nauwelijks uitgeslapen. Diffuus viel
het licht over de wereld om ons heen en
kwam. Al eerder had hij mejuffrouw Aan
't Water met zijn attenties lastig gevallen.
De avond tevoren had hij weer getracht
een afspraak met haar te maken. Om van
hem af te zijn, had het meisje toegestemd,
maar zij was niet op de afgesproken plaats
verschenen, v. B. was zeer teleurgesteld
naar hotel Obers teruggekeerd en had, vol
gens zijn eigen verklaring, die nacht over
vloedig gedronken. In de eetzaal, waar hij
in de vroegte het meisje alleen aantrof,
heeft hij de misdaad met een servet vol
voerd." Aldus het ochtendblad.
Mijn collega en ik keken elkaar verbijs
terd aan. Toch klopt het niet helemaal,
zei ik tenslotte. Neen, er zijn verschil
lende punten, die zelfs helemaal niet klop
pen. Hotel Obers ligt niet aan het water,
maar aan de grote verkeersweg. Er is wel
een kruispunt voor de deur, maar je zou
nooit zo de eetzaal kunnen binnenkijken
als ik deed in mijn droom. De naam van
het hotel was bovendien Van Bergen en
niet Obers. En de moordenaar uit mijn
droom was een ober en geen hotelgast. En
nu jij!
Toch zitten al die verschilpunten in
je droom verweven, zei mijn collega pein
zend. 't Is alleen maar alsof je alle
beelden door elkaar gehaspeld hebt. Let
maar op: in je droom heette het hotel Van
Bergen, dat is zo. Maar kijk nu eens naar
de initialen van de moordenaar in de cou
rant. v. B. staat er. Wedden dat hij Van
Bergen heet? En de serveerster heet Aan
't Water. Dat verklaart waarom in je
droom het hotel aan het water lag, mét
een glazen onderpui: je moest immers naar
binnen kunnen kijken. En om toch nog alles
compleet te maken, wordt jouw moorde
naar een ober, met een champagnefles als
symbool van dronkenschap. Hij was in
hemdsmouwen, omdat hij nog niet naar bed
was geweest. Trouwenswie weet,
misschien was de echte moordenaar wel
in avondkledingDan is het zelfs vrij
logisch dat je hem voor een ober aanzag.
Ik keek hem aarzelend aan. Zoek je
het niet een beetje te ver uit? vroeg ik.
Zo kun je alles wel begrijpelijk maken.
Zou het hier niet alleen maar een doodge
woon toeval zijn: mijn droom en dit hier
in de krant?
Alles is mogelijk, maar we zullen er
heus nog wel achter komen of hier sprake
is van het toeval ofof van iets anders.
Met deze raadselachtige woorden liet hij
mij alleen. Toch kwam ik er inderdaad
achter. Diezelfde avond. Het gaf mij een
schok, die ik, nuchter als ik ben, nog niet
verwerkt heb. Het avondblad publiceerde
eeri foto van de vermoorde serveerster.
Het was het meisje, dat ik overal zou her
kennen, het meisje uit mijn droom.