Filmexperiment „Nicht mehr fliehen" DE SAMENZWEERDERS Agenda voor Haarlem Eerste programma van het Nederlands Filmmuseum Bunno op zoek naar Luilekkerland Jeugdprozai van Teirlinck Deel IV van zijn verzameld werk Litteraire r Kanttekeningen 4 Joop Geesink krijgt drie prijzen Opdrachten en prijzen voor componisten Concert voor deelnemers aan Detroitweek Geraamde opbrengst der belastingen in 1957 Prins Bernhard naar de Verenigde Staten Invoer van 10.000 ton suiker ter voorkoming van tekort 1957 Ö.lh.dantunta Zó boeiend is nu PANORAMA VERVOLGVERHAAL ^door Friedrich Bruegel^ ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1956 MEDIO OKTOBER vangt het Neder lands Filmmuseum weer aan met haar filmvoorstellingen in de aula van het Ste delijk Museum. Dat is een goede gelegen heid het eerste programma bij de lezers te introduceren. Een grote bekendheid ge nieten die filmvoorstellingen van het zo voortreffelijk werkende museum niet, al thans niet bij het grote publiek, dat ge woon is de bioscoop te bezoeken. Of déze introductie iets aan de zaak verandert mag men met reden betwijfelen, ja, het is nog een vraag of dat wel de opzet mag zijn van deze beschouwing, die zich vooral richt naar diegenen onder de filmliefheb bers, van wie men mag aannemen, dat zij de film als kunstuiting een nog altijd onderzoekenswaardige en leerrijke aan gelegenheid vinden. De programma's, die het Filmmuseum vertoont, dragen een dik wijls uitzonderlijk karakter. Zij verwijlen ofwel bij de geschiedenis, welke de film met bepaalde harer produkten maakte of zij leggen het resultaat vast van een poging om tot waarlijk autonome filmkunst te ge raken, hetgeen dan wil zeggen, dat men wordt geconfronteerd met het experiment. De negatieve betekenis van dit woord buiten werking stellend het is, meen ik, Chesterton, die erop heeft gewezen dat experiment de betekenis heeft gekregen van mislukking wil ik er de lezers wel opmerkzaam op maken, dat zij, mits zij genoegzaam zijn geïnteresseerd, met het eerste programma van het Nederlandse Filmmuseum in oktober danig aan hun trekken komen. Maar de grote massa komt dat beslist niet. EENMAAL DEZE ONDERSCHEIDING makend, een noodzakelijke onderscheiding, waaraan men geen denigrerende betekenis hoeft toe te kennen, kan men onmiddellijk daarop vaststellen, dat het hoofdnummer van het programma, de film „Nicht mehr fliehen" van de 25-jarige Herbert Vesely, meer een getuigenis is van wat de film kunst vermag, dan dat men de film op zichzelf als een volslagen filmkunstig evenement kan beschouwen. Het gegeven stelt ons in kennis met twee vluchtelingen, een jonge man en een vrouw, die belanden in een verlaten gebied, waar lege olie reservoirs, rails en betonnen staketsels herinneren aan een vroegere, nog van drei ging geladen beschaving. De man wil een bestaan opbouwen, de vrouw blijkt be- kleefd aan uiterlijke sier en opsmuk. Zij ontmoeten er een barhouder, die hun een kamer verhuurt, een jongetje, dat niet anders doet dan steentjes en schelpen op elkaar stapelen en een inheemse, die door de jonge man wordt verkracht en ver moord. Tenslotte loopt de vrouw de woes tijn in en een politiepatrouille „ontfermt" zich over de man als het uur nul is ge komen. Het is dit uur nul, dat het aanzien geeft aan alles wat Vesely aan personen ADVERTENTIE en gebeurtenissen om zijn film heeft ge drapeerd. Telkenmale roept hij de leegte en de zinneloosheid op van een menselijk bestaan, dat gekenmerkt wordt door de onrust, de angst voor een dreiging, welke men niet ziet maar zeer goed beseft. Die dreiging maakt het vluchten en het exis teren tot een zinloze zaak. Men leeft rond het nulpunt. Gevoelens en gedachten wor den tot nul herleid. Om dat te beklem tonen laat Vesely alle causaal verband tussen de dingen in zijn film achterwege. Er wordt gehandeld, er wordt gedaan, maar de motivering vindt men niet. Hij zet daaraan het meest kracht bij door het geluid. Ik vind de wijze, waarop hij het geluid toepast in zijn film, wel het meest indrukwekkendste toonbeeld van zuiver functionele illustratie, van ondergeschikt maken aan het beeld, van beeldbeïnvloe ding en beeldversterking. Soms hoort men verzen zeggen als een haast macabere ver zinnebeelding van wat men tegelijk op het witte doek ziet, soms spreekt een radio commentator, „gestoord" door een tweede spreker, soms hoort men alleen echo's, soms ziet men alleen de mensen spreken, soms klinkt er niets dan een hoge morse- toon. Waar ook en hoe ook toegepast, steeds maakt het geluid de situatie absurd. De absurditeit van wat men ziet wordt door wat men hoort bevestigd. En daar mee het „leitmotif" dat immers een vol strekte zinloosheid wil uitdrukken, de leegte van onmachtig menselijk pogen te ontkomen aan de fataliteiten, die wij zelf over ons afroepen. Men begrijpt echter uit deze uiteenzetting misschien, dat op den duur het beeld zijn dwingende kracht ver liest. Wij zoeken naar een causaal ver band en kunnen het niet leggen. Wij wen sen wel te aanvaarden wat wordt betoogd, maar kunnen door het gebrek aan onder linge binding der beelden de totaliteit van wat wordt vertoond niet meer zien. En dat heeft tot gevolg dat men zelfs door de veelvuldig toegepaste herhalingen niet meer op het spoor wordt gehouden, maar de film meer gaat waarderen om haar van artistiek vakmanschap en compositorisch vermogen getuigende afzonderlijke epi soden dan als een boodschap, die zij toch ongetwijfeld wil zijn. Zo komt men er toe haar waarde te zoeken in het uitzonder lijke van haar afzonderlijke delen, die men met vrucht zou zien toegepast in een lo gisch en beklemmend, hoe geheimnisvol ook, betoog. Ik acht daarom de karakte ristiek van „Nicht mehr fliehen" als. een filmexperiment wel op haar plaats, maar sla de betekenis van dit experiment voor alsnog alleen hoog aan wanneer men het wil zien als een vingerwijzing naar de wegen, die de filmkunst kan bewandelen. Als Vesely wilde bewijzen, dat de film een autonome taal spreekt, heeft hij met „Nicht mehr fliehen" zijn doel eigenlijk al voorbijgeschoten. HET TWEEDE FILMPJE in het pro gramma is een Engelse gekleurde teken film, die de verschrikkingen van de atoom bommen op expressieve wijze uitbeeldt. Op filmfestival in Cannes Op het derde Internationale Filmfestival, dat deze week te Cannes in het Palais des Festivals is gehouden, zijn drie prijzen toe gekend aan de Nederlandse filmproducent Joop Geesink. In de categorie poppenfilm werd de Dollywood-produktie „Philips lamp light band" bekroond met de eerste prijs. In de categorie „reclamespeelfilm" kreeg de Starfilmproduktie „1, 2, klaar" de tweede prijs. In de categorie „seriefilms" kreeg Joop Geesink eveneens de tweede prijs voor drie „Dutchy"-poppenfilms: „Dutchy op glad ijs" (dit jaar reeds bekroond in Mi laan), „Dutchy en het dorpsconcert" en „Dutchy op de kermis". Op dit filmfestival werden dit jaar vierhonderdtweeënnegentig films vertoond. Joop Geesink was de enige die drie prijzen verwierf. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft opdracht verleend tot het componeren van een kort orkestwerk aan Toon de Leeuw te Utrecht; een werk voor koor met blazersensemble aan M. Monnikendam te Den Haag; een of meer werken voor koor a cappela aan R. Esscher te Amsterdam; een sonate of suite voor piano met één of twee strijkers aan E. Vermaak te Utrecht; een trio voor fluit, hobo en piano aan L. van Regteren Altena te Hilversum, en een kwintet voor strijkers aan H. Kox te Apeldoorn. Voorts heeft de minister, gevolg gevend aan het advies van een commissie, bestaande uit de heren H. Henkemans, dr. R. Mengelberg en H. Spruit, geldprijzen verleend aan: Bertus van Lier te Amsterdam voor het door deze" compo nist gecomponeerde kerstoratorium; aan dr. Anthon van der Horst te Hilversum voor diens compositorische verdiensten van de laatste jaren en aan W. Franken te Vreeland ter aanmoediging van diens com positorische arbeid. NAJAARSTENTOONSTELLING „SINT LUCAS" IN STEDELIJK MUSEUM. Op initiatief van het bestuur der The- rese van Duyl Schwartze Stichting zal een medaille met de beeltenis van de schilderes Therese van Duyl Schwartze beschikbaar worden gesteld voor de beste inzending op de najaarstentoonstelling van de vereniging „Sint Lucas", welke gehouden zal worden van 4 tot en met 28 oktober in het Stede lijk Museum te Amsterdam. OLIVER HARDY IETS BETER. HOLLYWOOD (U.P.) Oliver Hardy de bekende filmkomiek, die verleden week een beroerte heeft gekregen, verkeert thans in iets betere toestand. Het gevaar was echter nog niet geweken, volgens de artsen Voor allen, die maar op enigerlei wijze bij de Detroitweek in Rotterdam betrokken zijn, is donderdagavond in de Rotterdamse Schouwburg een besloten concert gegeven door het Rotterdams Filharmonisch Orkest onder leiding van Eduard Flipse. Nadat het Amerikaanse en het Neder landse volkslied waren gespeeld begon het programma met de vijfde symphonie van Antonin Dvorak. Reeds na dit werk, voor de pauze werden bloemen op het podium gedragen en dankte de gemeentesecretaris, J. Hasper, Eduard Flipse voor zijn bijdrage aan de Detroitweek. Het tweede gedeelte van het concert, dat werd uitgezonden door de Wereldomroep, bevatte het adagio voor strijkorkest op. 2 van de Amerikaanse com ponist Samuel Barber, en „An american in Paris" van George Gershwin. Onder de aanwezigen bevonden zich de burgemeester van Rotterdam, mr. G. E. van Walsum, en zijn echtgenote, de Amerikaanse consul- generaal in Nederland P. J. Revely, de con sul van Amerika in Rotterdam, Ph. Porte de ere-gaste mrs. Ruth Stevens, de voor zitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, mr. K. P. van de Mandele, leden van de gemeenteraad en de diverse comi- té's van de Detroitweek. De jonge mondaine vrouw in mehr fliehen" .Nicht Het is echter net te opzettelijk om hard aan te slaan. Men zou zeggen: het is te kunstig, te mooi opgezet. In schoonheid sterft hier de mensheid aan het atoom- geweld. Toch is ook deze visie lang niet aanlokkelijk. Dat werkt „A short vision" tenminste wel uit. P. W. FRANSE Op de ontwerp-begroting van Financiën is voor de uitgaven van de gewone dienst een bedrag van ƒ326.269.217 uitgetrokken, voor de buitengewone dienst I (uitgaven van aflopend karakter) 198.612.600 en voor de buitengewone dienst II (kapitaals uitgaven) 375.338.621. Volgens de raming zullen aan belastin gen, invoerrechten en accijnzen de volgen de bedragen binnenkomen (geraamd be loop voor 1956 tussen haakjes): inkomstenbelasting f 1.264.650.000 (f 958.985.000); vermogenbelasting f 80.094.500 (f 62.542.500): vennootsch.belasting f 906.332.500 (f 729.662.500); loonbelasting 906.332.500 667.120.000); divi dendbelasting f 80.094.500 (f 79.220.500); com- missarissenbelasting f 14.332.700 (f 11.674.600); invoerechten f 640.756.000 (f 562.882.500); ac cijns op gedistilleerd 102.236.968 (f 97.171.295); bieraccijns f 26.979.200 22.515.300); suiker accijns f 70.820.400 (f 63.376.400); tabaksaccijns f 354,102.000 (f 321.051.500); omzetbelasting f 1.243.572.500 1.000.680.000); rechten van suc cessie, overgang en schenking f 92.741.000 (f 100.068.000). Deze ramingen zijn opgesteld na aftrek van de aan het Gemeentefonds en het Provincie fonds toekomende aandelen en voor wat de in komstenbelasting betreft ook na aftrek van voorheffingen, voor wat de accijns op gedistil leerd betreft ook na aftrek van de aan het Landbouw-Egalisatiefonds toekomende aan delen. De inkomsten uit de vereveningsheffing wor den geraamd op f 80.000.000 (f 325 miljoen), die uit de Motorrijtuigenbelasting op f 102.000.000 (f 80 miljoen). Prins Bernhard zal eind oktober voor een week naar de Verenigde Staten gaan. Hij zal op 30 oktober in New York tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Kamer van Koophandel spreken over de verant woordelijkheden der westelijke landen tegenover de onderontwikkelde gebieden. Voorts zal hij op uitnodiging van de Ame rikaanse marine een oefentocht van een nieuw vliegkampschip meemaken. De Prins zal ook een bezoek aan New Orleans brengen. Er zal 10.000 ton suiker worden inge voerd als reserve-voorraad. Deze invoer geschiedt om zekerheid te verkrijgen, dat aan suiker geen tekort zal ontstaan. De opbrengst van de nieuwe oogst aan suikerbieten is nog onzeker. De planten hebben door de slechte weersomstandig heden nogal geleden. Deze schade zal echter niet van zodanige invloed op de oogst van suikerbieten kun nen zijn, dat men van een abnormaal slechte oogst zal kunnen spreken. De invoer van 10.000 ton (twee weken normaal verbruik, in december wordt wel haast het dubbele per veertien dagen ver bruikt) is dus alleen maar een overbrug gingsmaatregel ter voorkoming van tekort, dat kan ontstaan, indien de oogst lager dan normaal zal zijn. ADVERTENTIE Bestel nü reeds uw SUCCES-INTERIEUR voor bij de Succes- dealer voor Haarlem en Omstreken: Zijlstraat 90 Haarlem Tel. 11161 Bunno stond buiten en keek rond. „Nou, nouwat 'n wildernis is' dat hier eigenlijk!", dacht hij. „Allemaal onkruid groeit erdat zal ik eens gauw 'n beetje gaan opruimen!" Hij knielde op de grond en begon al het onkruid uit de aarde te trekken, tussen de goede planten uit. Maar hij was met dat werkje nog geen vijf minuten bezig, of er stonden opeens 'n paar banaanmannetjes achter hem. Eén tikte hem op de schouder, en Bunno keek op. „Héla!", zeiden de banaanmannetjes streng. „Je weet toch, dat je niet van je bank mag opstaan? Dat is hier verboden!" „Maar ik... ik verveel me zo!", zei Bunno. „Waarom mag ik niet wat in de tuin werken?" „Wérken!!", riepen de mannetjes, vol afschuw. „Wérken?! Hoe haalt iemand zich dat in zijn hoofd Gauw, naar binnen!" Geschrokken maakte Bunno dat hij weg kwam; hij rende maar tussen de struiken door en probeerde zich onzichtbaar te maken. 89-90 OOK VLAANDEREN eert zijn meesters. Na een „volledige August Vermeylen" is een begin gemaakt met een „complete Teirlinck". Deel IV opent in een kostelijke dundrukuitgave van A. Manteau te Brussel de rij van zijn achtdelig verzameld werk. „Zon" en „Het Ivoren Aapje" en een tweetal novellen achthonderd blad zijden druks met elkaar, een halve eeuw geleden geschreven door een uiterst im- pressionabel, gepassioneerd, kwikzilverig jongmens, die zijn eersteling (drie dorps verhalen) „De wonderbare wereld" had gedoopt en tot op de huidige dag dat wonderbare bleef omcirkelen als een spiedende vogel wat een verrassende her ontmoeting is dat! Zo was Teirlinck toén en zo is hij in wezen nóg: een realist, maar één van een te sterke verbeeldingskracht om niets dan dat te zijn. En een romanticus, maar te scherp van blik, te „nieuwsgierig" naar het menselijk leven, om de werkelijkheid (maar wat is „werkelijkheid"?) niet te ervaren als wonderlijker dan de wonderbaarste fantasieën. zié ik voor het eerst eigenlijk. En het sterven van mevrouw Chanteraine („slacht offer van een zwakke zoon") en de dood van mevrouw Verlat („slachtoffer van een zwakke echtgenoot") onderga ik, een men senleeftijd bijna na mijn eerste lectuur, pas als tragisch, als menselijk lot, dat van alle tijden is. Mijn realisme, in zover de behandeling van de hier aangebrachte kunstmotieven onder deze conventionele benaming mag geschikt worden, is geen slaafse namaak van de werkelijkheid", schreef Teirlinck vroeger jaren in zijn voorbericht. Neen, hij was geen „copiïst des dagelijksen levens", geen „naturalist", geen „realist". Hij was wat hij bleef nü, na het her lezen van dit jeugdwerk, weet ik het beter en zekerder dan ooit: hij was, los van ieder ,isme", hoeveel stijlen hij beproefd mag Al herkennen we „onze" Teirlinck die van „Mijnheer Serjanszoon" en het latere „Gevecht met de engel" of „Het galgen- maal" bij de eerste oogopslag in de vijfentwintigjarige, die „Zon" schreef en kort daarop met zijn rijk gestoffeerde Brusselse roman voor de dag kwam, toch moeten we veel vergeten en ons veel ook herinneren om de weg terug te kunnen vinden naar een jeugdwerk, waarvan vijf tig jaren (en wat voor jaren) ons scheiden. Wij, ouderen, kunnen geloof ik niet oor delen. Voor ons, die eens bekoord, be toverd, ja verleid werden door de sugges tieve bontheid van Teirlincks grote-stad- taferelen, door het verbodene, opstandige, weelderige, door de drift van deze taal, de stoutmoedigheid van dit realisme, de uitzonderlijkheid van deze fantasie voor ons blijft „Het ivoren aapje" een jeugd ervaring, zoals alleen het spontane enthou siasme der onbezwaarde jaren kon schen ken. Nog geen twintig, geen tien bladzij den lang hebben we ons in de inleidende hoofdstukken, in „De dood van mevrouw Chanteraine" verdiept, of het is er weer, dat vreemde gevoel bij de hand genomen en binnengeleid te worden in een „wonder bare wereld": een zeer reële en zeer my sterieuze! En met moeite, met een haast hinderlijk bewuste wil alleen, ontdekken we, kritisch lezend dan, hoezeer het pers pectief verschoven, de „tijd" achterhaald, het buitensporige van toen tot dagelijkse werkelijkheid is geworden. Wil dat zeggen dat „Het ivoren aapje" verouderd is? Dat het als kunstwerk ver steende tot „historisch document", tot ge fixeerd beeld van een voorbije tijd, van geliquideerde maatschappelijke verhoudin gen, gewijzigde zeden, problemen, gevoe lens? Neen, dat niet. Dat allesbehalve, merkwaardig en lofwaardig genoeg. Met de verschuiving van het historische pers pectief verplaatsten zich enkel de accenten: wat zich destijd op het voortoneel leek af te spelen is teruggeweken, wat in de scha duw bleef treedt verrassend in het licht. Ik denk aan Rupert Sörge, de geheime tegenspeler van dé bèdriegelijke „arbei dersleider" Pastoof Pezza. Hij boeide mij machtig destijds. Kort tevoren had ik „De geschiedenis van een bom" van de Poolse schrijver Andrej Strug gelezen en vol vurig anarchisme bewonderde ik Teirlincks „Sörge" als wreker van een lafhartig ver raad. Maar meer nog boeide, begoochelde mij deze revolutionaire Hongaar Sörge door het waas van geheimzinnigheid, waarin ik hem zijn ivoren aapje zag stre len. Nu, na zoveel jaren, komt hij mij vrij wel als 'de minstgeslaagde figuur, als een constructie voor, die meer „idee" dan mens is. Meneer en mevrouw Verlat daarentegen ADVERTENTIE 7 7 De moord paste niet in het beeld van de organisa tie, zoals die geschilderd werd in de geheime rappor ten. Kubka beschouwde dit als het voornaamste zwakke punt. Het was echter mogelijk, dat het Ministerie alle do cumenten, die betrekking hadden op het bewijs van de moord op Semal, achtergehouden had, vooral daar tegenwoordig alles als „geheim" werd beschouwd. Maal ais er niet meer bewijzen te voorschijn zouden komen, zou de zaak naar alle waarschijnlijkheid onopgelost moeten blijven. Toen Maly opbelde, koesterde Kubka de verwachting, dat hij tenminste uit één onofficiële bron een verkla ring zou krijgen, die hem de weg naar andere getuigen zou kunnen wijzen. Hij vond het echter geen prettig vooruitzicht, dat mevrouw Maly getuigenis zou komen afleggen en niet haar man. Hij prefereerde mannelijke getuigen. Het zou dan ook geen kwaad kunnen om mevrouw Maly een half uur te laten wachten, zodat ze doordrongen zou geraken van de ernst van de kwestie. Om negen uur liet Kubka Jan Horak bij zich bren gen; niet om hem te ondervragen, maar om hem te leren kennen en om zich een oordeel te kunnen vormen over de man, tegen wie zulke ernstige beschuldigingen waren ingebracht. Hij vroeg hem enkele dingen over zijn identiteitsbewijs en over zijn activiteiten gedurende de oorlog; waar hij op school was geweest en hoe zijn jeugd verlopen was. Daarna stuurde hij hem weer terug naar de cel. Kubka had zich geen duidelijke indruk van hem kun nen vormen, alhoewel hij er meestal maar een paar mi nuten voor nodig had om een beeld te krilgen van een gearresteerde. Horék had zijn evenwicht, ondanks zijn arrestatie en een nacht in de cel, niet verloren. Daar stond echter tegenover, dat hij niet agressief was opge treden. Hij had gevraagd waarom hij gearresteerd was en hij was kennelijk tevreden geweest met de mede deling, dat hem dit later bekend zou worden gemaakt. Het had er alle schijn van, dat Horaks aandacht op totaal iets anders gevestigd was dan zijn arrestatie. Hij maakte de indruk onbezorgd te zijn en enkele keren had Kubka zelfs een vraag moeten herhalen, omdat hij haar niet be grepen had. In den beginne had Kubka gemeend, dat dit kwam doordat hij nerveus was, maar later werd het hem duidelijk, dat Horaks gedachten elders waren. Op vragen over zijn houding ten opzichte van Frankrijk had hij eenvoudigweg geantwoord, dat hij de Franse litteratuur bewonderde en dat hij van tijd tot tijd naar Frankrijk was gegaan om zijn Frans te verbeteren. Hij had daar noch vrienden, noch bepaalde relaties. Jan had, al vóór zijn arrestatie, dit antwoord bedacht, want als oom Je^n later nog eens zou trachten hem te helpen, was het gemakkelijker als men nü niets van hun verwantschap zou weten. Kubka ging niet nader op dit punt in, omdat in de vertrouwelijke rapporten deze be zoeken aan Frankrijk tussen haakjes waren geplaatst, zonder dat er enige bijzondere betekenis aan was toe gekend. Kubka was de mening toegedaan, dat als Jan inder daad schuldig was, hij ongetwijfeld met de grootste zorgvuldigheid en uiterste voorzichtigheid te werk moest zijn gegaan en dat het moeilijk zou zijn iets tegen hem te bewijzen, zonder over duidelijke en onweerlegbare verklaringen van getuigen te beschikken. Het onderzoek moest, volgens Kubka, met de grootste nauwgezetheid en vooral prudentie geleid worden. Dit was geen zaak voor de nieuwelingen in het vak, wier enige gedachte was hun doel te bereiken door middel van de meest directe, krachtdadige ondervragingen. Dat scheen trouwens ook de opvatting van het Ministerie te zijn, want anders zouden ze hem niet verzocht hebben het onderzoek tegen Jan Horak te leiden. De nieuwe methode, zo meende Kubka, die het dossier over Organisatie no. 5 nog eens doorbladerde, behoefde echter niet principieel afgewezen te worden. Het systeem kon succes hebben bij onervaren verdach ten, maar het had geen uitwerking bij hen, die de school van de Gestapo-ondervragingen hadden doorlopen, zoals bijvoorbeeld Horak. We moeten bij hem, zo vond Kubka, een subtielere methode toepassen; we moeten psycholo- gischer en vriendelijker optreden. Natuurlijk, het zou ge makkelijker zijn geweest als ze hem meer materiaal ter beschikking hadden gesteld, iets beters in ieder geval dan anonieme vertrouwelijke rapporten, die men niet kón controleren. Geen wonder, dat Semal niet tevreden was met het dossier en de arrestaties steeds had uitge steld! Mevrouw Maly was precies om tien uur verschenen. Terwijl zij in de wachtkamer zat en er op lette, wat er rondom haar gebeurde repeteerde zij de verklaring, die zij wilde afleggen en waarmede zij wilde aantonen, dat zij .en haar man niet in hun waakzaamheid waren ver slapt, een waakzaamheid, die alle Partijleden ten toon moesten spreiden. Ze beschouwde zichzelf als een be langrijke getuige in de zaak, die verband hield met de gebeurtenissen op no. 11 en hoe langer zij moest wach ten, hoe meer ze zich beledigd begon te gevoelen. Maar nadat enkele politiemannen in en uit waren gelopen met in hun midden twee of drie gevangenen en zonder ook maar een enkele blik op haar te slaan, onderling een ge sprek hadden gevoerd, voelde ze haar eigen belangrijk heid kleiner worden. Ze werd zelfs enigszins zenuwach tig en begon voor de zoveelste keer haar verklaring te repeteren, totdat ze op de gedachte kwam, dat Kubka haar misschien wel niet eens gelegenheid zou geven die verklaring af te leggen. Misschien zou hij haar alleen maar enkele vragen willen stellen. Deze gedachten maak ten haar nóg zenuwachtiger en ze vond tenslotte dat haar man het uiteindelijk misschien tóch nog wel bij het rech te eind had gehad: eenvoudige mensen moesten zich niet mengen in zaken, zoals deze. Kubka ontving mevrouw Maly als een oude vriendin Dat was overigens een deel van zijn tactiek. Eerst vroeg hij belangstellend naar haar gezondheidstoestand en in formeerde naar haar werk. Daarna merkte hij op, dat zij het, evenals hij, wel erg druk zou hebben. Hij begreep hoe moeilijk een heleboel dingen waren geworden en hij noemde het een opoffering van haar, dat zij uit haar drukke werk was weggelopen om hem te bezoeken. Me vrouw Maly schepte een zeker behagen in deze inleiding waardoor zij weer op haar gemak was gesteld. Zelfs de stenograaf, die achter Kubka aan een klein tafeltje ge zeten was, kon mevrouw Maly niet van haar stuk brengen. Nadat Kubka omstandig een sigaret had opgestoken, richtte hij zich opnieuw tot mevrouw Maly. U bent hier niet gekomen om over koetjes en kalfjes te praten.-We hebben ernstige zaken te doen. Vertelt u mij eerst dus maar eens, wat u gisteravond gezien hebt. Niet veel, mijnheer de commissaris, mompelde me vrouw Maly. Ik las er vanmorgen in de krant over. en toen herinnerde ik het me weer. Ik vertelde het mijn man, die u toen opbelde. Wordt vervolgd). hebben, een verkenner van de achter gronden en de ondergronden van het men selijke, van het levenswonder, het levens- heerlijke, het levenstragische. Met alle mo gelijke (en soms onmogelijke) uitdruk kingsmiddelen heeft hij het in het supe rieure spel van zijn levensverbeelding be naderd: het ondoorgrondelijke „vanwaar" „waartoe". „Het ivoren aapje" was daarvan een eerste, onbevangen proeve. Daarom juist is het, hoe oud van jaren, jong gebleven levend, stromend, te be wegelijk voor een klassieke vormgeving, te sterk doorweven anderzijds op het stra mien van een epische traditie om met da tijd te vervloeien. En „Zon"? Van deze tien „beschrijvin gen", ontstaan ten dele onder de bekoring van de Linkebeekse „wildzangen" van Rik Wouters, Willem Paerels, Edgar Tijtgat en de onvolprezen Louis Thévenet heb ik, hoe „vieux jeu" deze schilderende woordkunst ook mag heten, volop genoten. Wat Teirlinck in die levenslustige schil dersbent bewonderde, geldt ook voor zijn werk der jonge jaren: „een zonnig impres sionisme, waar vorm en licht zich aan elkaar uitleefden en kleuren achterlieten van ontroerende geraffineerdheid". Toen nog was het mogelijk, een „gesnipperd Zon-gedicht" te schrijven als dit. En om dat het mogelijk was en gedéan werd, zó gedaan werd, blijft ook dit jeugdproza een onuitwisbare en onmisbare trek in het ge zicht van een zevenenzeventig jarige schrij ver, wiens levenswerk, uit alle menselijke bronnen gevoed, in zovele geestelijke kli maten gerijpt, straks als eenheid voor ons zal staan in zijn „verzameld werk". Wie zou de „oude" Teirlinck niet in de „jonge" herkennen en omgekeerd? Zon, wind, water, aarde ze hebben geen leef tijd. Ze zijn: anders en steeds eender. Zo is Teirlinck een natuurkracht, her levend waar ze sterft, mysterie van een wonderbare wereld. Jan Teirlinck hij was, hij is een wonderbaar kunstenaar. C. J. E. DINAUX ZATERDAG 22 SEPTEMBER Rembrandt: „The trouble with Harry", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „The man who loved redheads", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De schat van Pancho Villa", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy: „De zwarte desperado", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „De Hofnar", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Studio: ,,'s Nachts op de boulevards", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Puberteit", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Les Diaboliques', 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Concertgebouw: „Feestavond Vondel school", 8 uur. Stadsschouwburg: „Ballet der lage landen", 8 uur. H. J. M. V.-gebouw: „Variété-avond", 8 uur. Begijnhofkapel: Najaarsconferentie Ned. Zondagsschoolver eniging, 3 uur. ZONDAG 23 SEPTEMBER Rembrandt: „Het grote avontuur", alle leeft., 11 uur. „The trouble with Harry", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „The man who loved redheads", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De schat van Pancho Villa", 18 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Roxy: „De zwarte desperado", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Tranen over Johannes burg", 14 jaar, 10.30 uur. „De Hofnar", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio: „De le vensroman van Richard Tauber", alle leeft.. 11 uur. 's Nachts op de boulevards", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Rose Marie", alle leeft., 11 uur. „Puberteit", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Puntje en An ton", alle leeft., 2 en 4.15 uur. „Les Diaboli ques", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Grote Kerk: Avondmuziek 18.3018.55 uur. MAANDAG 24 SEPTEMBER Rembrandt: „The trouble with Harry", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „The man who loved redheads", 18 jaar, 2, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De schat van Pancho Villa", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Gorilla op de vlucht", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Palace: „De Hofnar", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio: ,,'s Nachts op de boulevards", 18 jaar, 2.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Puberteit", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Magnifi cent Obsession", 14 jaar, 8.15 uur. Grote Markt: pleinmuziek, 7.15 uur. Ridderzaal: Concert N.C.R.V.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 8