Hoopvolle perspectieven, critiek
en sombere analyses ten spijt
Grote lijn van debat dreigde verloren te
gaan in overdaad van details
Geen dieptepunt, meer plannen en inzicht
dan enkele jaren geleden
B. en W. voelen zich niet schuldig
Haarlemse raad sprak zeven uur over zvoningbouzvnota
Wethouder Happé antwoordt:
11
*66rbabetert
Evangelisatie-methoden
en negermuziek
Wethouder Happé spreekt
over woningbouw-nota
Laat ons
U behulpzaam zijn
0ONDERDAG 18 OKTOBER 1956
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
TOEN DE HAARLEMSE gemeenteraad woensdagavond
omstreeks half elf de woningbouwnota van B. en W. met
jcremene stemmen voor kennisgeving had aangenomen en
floten had tot de instelling van een afzonderlijke dienst
V00r de volkshuisvesting, was menigeen van oordeel, dat
het vraagstuk na ongeveer zeven uur vergaderen totaal was
doodgepraat.
Doch uit de onoverzichtelijke brij van bezwaren, argu
menten, leuzen en loze woorden kon men althans een paar
hoopvolle verwachtingen van de wethouder voor Openbare
Werken en Volkshuisvesting, de heer W. F. H a p p als
voorlopig resultaat boeken.
De wethouder kondigde namelijk aan dat reeds aan het
eind van de volgende week de machtiging tot gunning
verwacht wordt voor het complex van 320 arbeiderswoningen
in Delftwijk en dat dezelfde aannemer wellicht een dergelijk
complex ook in Parkwijk kan uitvoeren. Met deze woningen
in Delftwijk is dan over 1956 een record geboekt wat
betreft het aantal woningen waarvan de bouw werd be
gonnen.
"Ook het plan van ir. H. Nefkens voor om te beginnen
honderd woningen in Delftwijk komt dit jaar besteksklaar.
Het plan voor zestig woningen aan de Stephensonstraat is
naar de provinciale directie voor de wederopbouw doorge
zonden.
Voor Parkwijk zullen vier architecten met een supervisor
een groot complex ontwerpen, terwijl het programma van
eisen voor de daar te bouwen woningen voor sociaal-zwakken
reeds gereed is gekomen.
In de premiesector zijn de plannen van Nemavo
voor 350 systeemwoningen in Sinnevelt voor premie
toekenning naar het departement doorgezonden. In gevor
derde stadia bevinden zich ook de plannen voor 25 één
gezinswoningen in Delftwijk, voor 37 middenstandshuizen
in Sinnevelt, terwijl ook de premie-aanvraag is ingezonden
voor niet minder dan 250 in Sinnevelt te bouwen woningen
door institutionele beleggers. Verder worden onderhandelin
gen gevoerd over het flatgebouw van vijftig woningen in het
Zuiderhoutpark en over premiebouw in Parkwijk. Al deze
plannen zijn voor 1957 bedoeld.
Geen wonder, dat sommige sprekers bij de replieken zich
gingen afvragen waarom er dan eigenlijk een woningbouw
nota nodig was geweest en een der scherpste critici, de heer
Schippers (K.V.P.), verklaarde, dat hij nu geneigd was
af te wachten hoe het in de naaste toekomst met het aantal
gereedkomende woningen zal verlopen.
Met die „neiging" was de wethouder eigenlijk niet te
vreden. Liever zou het hem geweest zijn wanneer de heer
Schippers zoveel vertrouwen in B. en W. stelde, dat hij ervan
overtuigd was, dat het niet aan het College ligt wanneer
de cijfers onverhoopt toch ongunstig uitvallen.
De initiatiefnemer tot de interpellatie,
aie de directe aanleiding vormde tot de
thans behandelde woningbouwnota, het so
cialistische raadslid De Leeuw, stelde in
zijn betoog dat het volgens het wetboek van
strafrecht verboden is „hinderlijk te vol
gen". Toch wilde hij dit met de bij de raad
ingediende woningbouwnota doen, waarbij
hij verschillende punten van dit stuk van
enige critische kanttekeningen voorzag. Zo
noemde hij de woningbouwnota „een stuk
met weinig houvast", ofschoon hij en zijn
tractie het woningbouwbeleid als zodanig
niet wilden veroordelen. Hij meende dat
het college van B. en W. zich hier en daar
rat as op. het hoofd strooit. De passage in
de nota, waarin gesproken wordt van de
invloed, die het bouwvolume op het beleid
gehad heeft, had de heer De Leeuw liever
omgekeerd geformuleerd gezien, in die zin,
dat het beleid invloed op het bouwvolume
zou moeten hebben. De moeilijkheden
lagen naar zijn mening elders dan bij het
iekort aan bouwvolume. Overigens vond hij
wel, dat de nota enige perspectieven bood
en met name daar waar de cijfers van de
in de toekomst te verwachten woningen
werden genoemd (welke cijfers wij reeds
gepubliceerd hebben) meende de heer De
Leeuw de vrucht te zien van het langzaam
ap gang komen van de woningbouw. Wel
vroeg hij zich af, of het nu vijf jaar heeft
moeten duren, voordat men tot de slotsom
gekomen was, dat er een functionaris voor
de woningbouw moest worden benoemd.
Ook in het voorstel van het meer en meer
behandelen van de woningbouwzaken in het
college van B. en W. zag de heer De Leeuw
een gevaar, voor zover deze behandeling
een remmende invloed kan uitoefenen. Met
B. en W. was de spreker het eens, waar
gesteld werd, dat als er niet voldoende
woningwetwoningen gebouwd kunnen
worden, dan maar moet worden overge
gaan tot het bouwen van premiewoningen.
„Het is altijd beter premiewoningen te
bouwen dan helemaal niet te bouwen." Wel
wilde de heer De Leeuw dan de garantie
hebben, dat indien zich opnieuw de moge
lijkheid voordoet om woningwetwoningen
te bouwen, deze mogelijkheid onmiddellijk
moet worden aangegrepen. Hij drong in
dit verband aan op het handhaven, waar
mogelijk, van het percentage 6040 voor
respectievelijk woningwetwoningen en pre-
miebouwwoningen. De mensen, die een
premiewoning te duur vinden en toch niet
goed in een woningwetwoning kunnen wo
nen, vonden in de heer De Leeuw een
pleitbezorger. Hij drong er bij B. en W. op
aan, dat zij hun aandacht zouden wijden
aan deze groep van de bevolking. In het
alleruiterste geval zou de Partij van de
Arbeid-fractie meewerken aan de totstand
koming van semi-permanente woningen.
De heer De Leeuw zag echter grote be
zwaren indien tot de bouw van deze wo
ningen zou worden overgegaan. „Het zijn
ae krotwoningen van de nabije toekomst".
Tenslotte bepleitte het socialistische raads
lid de aantelling van een ambtenaar die
hij „voortjaagambtenaar" noemde en wiens
taak zou zijn alle bij de woningbouw be
trokken instanties tot de grootst mogelijke
spoed aan te manen.
Politiek
Van de zijde van de KVP werd een felle
aanval gericht op de Partij van de Arbeid
en zodoende het woningbouwvraagstuk
voor de eerste maal in het politieke vlak
getrokken. Dit gebeurde bij monde van de
iractievoorzitter, de heer Schippers,
die de meer technische details van de wo
ningbouw gaarne aan zijn fractiespecialist,
de heer Van Velsen, overliet. De heer
Schippers begon zijn bijdrage tot het de-
hat op kalme toon. Hij betreurde het, dat
het rapport naar de „studeerkamer" rook
Sn hij miste de bewogenheid die hij bij
een dergelijke materie wel gewenst achtte.
„Is er thans", zo ging de heer Schippers
verder, „een voortvarender geest over col
lege van B. en W. en ambtenaren vaardig
geworden? Zijn zij zich bewust van hun
grote schuld ten aanzien van de gemeen
schap?" Hij meende dat door bepaalde
ambenaren een buiging is gemaakt voor
de bepalingen van het departement van
Wederopbouw. Alles zou naar zijn mening
afhangen van het hoofd van de nieuwe
dienst. Vei-der vroeg hij zich af wat er
zou gebeuren met de hoofdambtenaar, die
°P het stuk van de woningbouw zou hebben
gefaald. Overigens meende hij, dat de wet
houder verantwoordelijkheid draagt voor
de raad ten aanzien van het weinig door
tastende beleid. Hij herinnerde aan de be
grotingsdebatten in februari 1953, toen de
toenmalige socialistische woningbouwdes-
kundige in de raad de heer Goedee, een
talie aanval deed op de toenmalige wethou
der van Openbare Werken, de heer Ange
lent, en het waren de woorden van de heer
Goedee, die de heer Schippers thans tot
de zijne maakte met betrekking tot de
huidige wethouder van Openbare Werken
de heer Happé. De katholieke fractievoor
zitter meende aan het sot van zijn betoog te
moeten opmerken, dat de fractie, die de
huidige wethouder naar voren schoof, voor
diens beleid verantwoordeijk was.
Zijn opvatting werd bestreden door de
socialistische fractievoorzitter, de heer
Albrecht. Deze noemde het betoog van
zijn katholieke opponent een requisitoir
zonder feiten, uitlopend in een bepaalde
conclusie en gericht tot een wethouder, die
pas drie jaar als zodanig is opgetreden.
De verwijzing van de heer Schippers naar
een dergelijk requisitoir van drie jaar ge
leden, ging naar de mening van de heer
Albrecht niet op, omdat het toen een wet
houder betrof, die zeven jaar in functie
geweest was. Hij had weinig bezwaar, dat
er gezocht werd naar de schuldvraag van
een bepaald beleid, maar stelde vast dat
de nota niet de nota van één wethouder
was, maar van het gehele college van B.
en W. Overigens memoreerde hij, dat het
ter sprake brengen van het woningbouw
beleid te danken is geweest aan de Partij
van de Arbeid. In 1953 geschiedde dat door
het betoog van de heer Goedee, thans is
door B. en W. een woningbouwnota inge
diend dank zij de interpellatie van het
socialistische raadslid De Leeuw. De hand
schoen hem door de KVP toegeworpen
wilde de heer Albrecht gaarne opnemen:
hij herinnerde aan enige uitspraken van de
KVP-woningbouwdeskundige in de raad,
de heer Van Velsen, waarbij deze zich in
lovende zin had uitgelaten over het beleid
van de huidige wethouder van Openbare
Werken. „Vanwaar dan nu die felle aan
val van de heer Schippers?" Tenslotte
bracht de heer Albrecht in herinnering,
dat de verdeling van de bestuursporte-
feuilles een zaak is van het college zelf
en niet van de raadsfracties. En wat de
heer Angenent betreft, die is thans wet
houder mét de stemmen van de P.v.d.A. en
ondanks de tegenstemmen van diens eigen
KVP-fractie.
Geen diagnose
De antirevolutionaire woordvoerder in
de raad, de heer Spek, sprak er ook zijn
teleurstelling over uit, dat pas nu over
gegaan wordt tot de instelling van een
speciale woningdienst en over de omstan
digheid, dat er één jaar lang geen nieuwe
woningwetwoningen gebouwd kunnen wor
den in Haarlem. Hij had van B. en W. een
diagnose verwacht en hij ziet in de wo
ningbouwnota een stuk dat een overzicht
geeft, aangevuld met cijfers. Verder vroeg
de heer Spek zich af hoe het komt, dat
andere gemeenten wel kunnen bouwen. Er
werd gesuggereerd dat het gemeentebe
stuur van Haarlem te fatsoenlijk geweest
is, welke suggestie hij iet of wat onbillijk
vond ten aanzien van de andere gemeen
ten. De curveprijs bracht ook geen oplos
sing. „Wat dan wel?" Andere plaatsen
hebben, ondanks de moeilijkheden de zaak
opgelost. Als het apparaat had moeten
worden gewijzigd, dan had dit naar de
opvatting van de heer Spek al lang heb
ben moeten gebeuren. Uitvoerig schetste
het antirevolutionaire raadslid de gang
van zaken in onder meer de steden Leiden
en Utrecht en kwam dan tot de conclusie,
dat er drie dingen vereist zijn bij het wo
ningbouwbeleid: activiteit, tact en organi
satie. Hij bepleitte onder meer het vormen
van een bouwteam ter betere coördinatie.
Ook de mogelijkheid van een zogenaamde
„planning officer" zou volgens de heer
Spek moeten worden overwogen, ook al
omdat de nieuwe functionaris niet onmid
dellijk al aanwezig kan zijn. Tenslotte ad
viseerde de heer Spek voortdurend con
tact en overleg, ook met de woningbouw
verenigingen.
Mevrouw Scheltem a-C o n r a d i
(V.V.D.) wilde niet te lang verwijlen in het
verleden; de woningbouwnota is volgens
haar het interessantst waar behandeld
wordt wat de raad te doen staat. Zij wees
er terloops op, dat de oorzaken van de
woningschaarste dieper liggen dan in de
nota wordt uitgedrukt: huurbeleid, over
brugging van oude en nieuwe huren en
andere punten van regeringsbeleid. Voor
haar was het tekenend de situatie, dat
Haarlem met andere gemeenten die de
voorkeur hebben gegeven aan woningwet-
bouw onderaan op de ranglijst, terwijl de
plaatsen waar veel premiewoningen zijn
gebouwd bovenaan staan. Spreekster vond
dan ook, dat Haarlem de particuliere bou
wers niet genoeg steun verleent. Het
„klimaat" voor de woningbouw deugt hier
niet, zo zei mevrouw Scheltema: de grond-
politiek is weinig soepel; bouwers worden
niet aangemoedigd, men is te veel bezig
met kleinigheden, zodat de mensen kop
schuw worden. Ook in de uitbreidings
plannen Parkwijk komt die prefe
rentie voor de woningwetbouw tot uiting,
hetgeen tevens tot éénvormigheid van het
stadsbeeld leidt. Mevrouw Scheltema zag
een afzonderlijke dienst voor de volkshuis.
Imp. N.V. Thabur, Den Haag
vesting kennelijk niet als een panacee voor
alle kwalen. De dienst zou volgens haar
goed functioneren wanneer er een man aan
het hoofd zou staan die alle mogelijkheden
welke bij de particuliere bouwerij in po
tentie aanwezig zijn weet op te sporen en
uit te buiten. Een nauwe samenwerking
met het grondbedrijf is evenzeer gewenst.
Maar mevrouw Scheltema achtte de kans
even groot, dat de nieuwe dienst alleen
maar een extra instantie bij de vele die
er al zijn zou worden. Daarom zag spreek
ster meer heil in een overkoepelend bedrijf
van Openbare Werken en Volkshuisvesting
met een aantal afzonderlijke afdelingen
met onderdirecteuren, naar analogie van
het Gemeentelijk Energiebedrijf.
Portefeuillesplitsing
Haar scepticisme ten aanzien van een
afzonderlijke dienst voor de volkshuisves
ting werd gedeeld door de zich overigens
voornamelijk bij de door de heer Spek ge
maakte opmerkingen aansluitende heer
W e n s i n g (C.H.U.). Deze betwijfelde of
men wel in korte tijd de juiste directeur
daarvoor zou kunnen vinden. Daarom zag
hij meer heil in een splitsing van de porte
feuille Openbare Werken en Volkshuisves
ting over twee wethouders, opdat de staf
besprekingen over de woningbouw niet we
kelijks maar dagelijks gehouden zouden
kunnen worden. Evenzeer zou hij een split
sing van de raadscommissie voor deze por
tefeuille toejuichen. De huidige is zo over
belast dat haar vergaderingen vaak tot
diep in de nacht duren.
De heer Hennevelt (C.P.N.) noemde
het uitzicht door de nota geboden weinig
hoopvol. Toch wilde zijn fractie geenszins
alleen de wethouder van Volkshuisvesting
tot zondebok maken. De raad zelf is im
mers mede verantwoordelijk voor de gang
van zaken in de woningbouw. De raad dient
het college daarbij mede te stimuleren en
te controleren. De heer Hennevelt ging een
aantal in de woningbouwnota genoemde
oorzaken van de moeilijkheden na en con
cludeerde onder meer, dat de richtprijs
voor Haarlem veel te laag is, hetgeen tot
allerlei kwaliteitsgebreken heeft geleid en
ook dat de bestedingssommen ongunstig
worden beïnvloed door kartelvorming in
de handel in bouwmaterialen. Spreker be
val meer samenwerking aan door middel
van de Vereniging van Nederlandse ge
meenten om een niet aflatende druk op
„Den Haag" uit te oefenen.
De stafbesprekingen zou spreker gaarne
uitgebreid zien tot vertegenwoordigers van
werknemers- en werkgeversorganisaties in
de bouwnijverheid. Daarbij vroeg hij ook
aandacht voor de sociale rechtspositie van
de jeugdige bouwvakkers. Verder verzocht
hij B. en W. de premie- en boetebepalingen
uit de bestekken scherper te hanteren. Hij
bepleitte voorts, evenals de heer Van Vel-
zen na hem, meer aannemers in te scha
kelen bij de bouw van grote complexen.
De heer Hennevelt stond terughoudend
ten aanzen van de premiebouw: hij vreesde
in de toekomst een onverhuurbaar blijken
van deze dure huizen.
Duizend woningen
Na het vertrek van de heer Goedee is de
heer Van Velsen (K.V.P.) de enige
„deskundige" in de engere betekenis van
het woord op het onderhavige terrein. Zijn
uitvoerig betoog was dus in zekere zin uit
de praktijk geboren.
Hij stelde onder meer, dat het welslagen
van het woningbouwprogramma voor 1956
niet afhankelijk 'had mogen zijn van het
gelukken van het systeembouwplan voor
„Delftwijk": dat had juist een stille reserve
moeten zijn. Het argument van de te hoge
curveprijs vorrd spreker pover: de cijfers
wijzen uit, dat de curveprijs ten spijt er in
het eerste kwartaal van dit jaar 60 percent
meer woningwetwoningen tot uitvoering
kwamen dan het jaar daarvoor, terwijl het
aantal premiewoningen gelijk bleef. In
schakeling van meer kleine aannemers zal
in vele gevallen beslist goedkoper zijn dan
de bouw van grote complexen door één aan
nemer. De ervaringen met Panagro (Schip-
holweg) en Nemavo (Sinnevelt) beves
tigen die opvatting. De in de nota bepleite
coördinatie tussen alle bij de bouw be
trokkenen was al jaren een hartewens van
spreker geweest. Eens te meer wees hij op
het belang van kant en klare bouwterrei
nen vooral wat riolering en straataanleg
betreft en de concentratie van de wo
ningbouwcorporaties.
De heer Van Velsen zei hooggespannen
verwachtingen te koesteren van een af
zonderlijke dienst voor de volkshuisvesting
en meende dat ook de zevende afdeling van
de gemeentesecretarie een aparte sectie
volkshuisvesting zou moeten krijgen.
Vervolgens deed de heer Van Velsen een
aantal suggesties ter verhoging van het
arbeidspotentieel. Een intensieve propa
ganda om belangstelling voor de bouw
vakken te wekken is beslist nodig. Boven
dien zal iedere bouwvakarbeider in Haar
lem een eigen woning moeten worden ge
garandeerd.
Verder meende spreker, dat B. en W. te
vaak Haarlemse bouwers afwijzen of zelfs
negeren, die zelf arbeiderswoningen zouden
willen bouwen tegen een prijs, die nog be
neden de curveprijs ligt. Daardoor is onder
de bouwers in Haarlem en omgeving een
zekere deining ontstaan. Ter verhoging
van de kwaliteit der woningen, drong
spreker aan op de instelling van een wo-
ningbouwraad. Uit de samenvatting van dit
betoog noteren wij, dat de heer Van Velsen
en de zijnen zich in het algemeen wel met
de aanbevelingen kunnen verenigen. „Laat
het nu eens niet bij woorden blijven, maar
start met een nieuw-georganiseerde dienst
en bouw duizend woningen per jaar!" De
suggesties ten aanzien van de vergroting
van het arbeidsreservoir, de opvoering van
de premiebouw, de inschakeling van eigen
bekwame bouwvakpatroons en het instellen
van een woningbouwraad, wenste de heer
Van Velzen aan de nota te zien toegevoegd.
De heer Fib be (W.D.) bepleitte nog
de bouw van goedkope zomerhuisjes, die
tien a twaalf jaar zouden mogen blijven
staan. Deze zouden naar zijn schatting
ongeveer drieduizend gulden kosten en
zouden niet aangesloten behoeven te wor
den op gas en elektriciteit, omdat met buta-
gas ook al veel bereikt zou kunnen worden.
De heer Men sink (Arb.) vroeg op
welke concrete ervaringen de prognose in
de woningbouwnota is gebaseerd en
welke tijd er verloopt tussen het opstellen
van de plannen en het tijdstip, waarop het
huis klaar zal zijn. Hij stelde vast, dat B.
en W. in hun prognose van 1200 woningen
in 1958 de wens van de heer Van Velsen
naar duizend woningen ver overtreffen.
In de kapel van de hervormde gemeente
aan de Leeuwerikenlaan te Aerdenhout
heeft ds. P. J. Pennings van Axel woensdag
avond voor een talrijk gehoor gesproken
over de nieuwe methoden van evangelisatie
door negermuziek. Zijn lezing werd toege
licht met grammofoonplaten, die van elk
„type" negermuziek een passende en ook
een treffende illustratie gaven.
Ds. Pennings herinnerde er aan dat de ne
germuziek uit de aard van haar historische
oorsprong een ernstig karakter draagt, zo
wel voor de geloofsliederen als van andere
(de „blues"). De slavernij is daar niet
vreemd aan. De geestelijke liederen van de
negers zijn zeer ritmisch en spontaan van
karakter. Ook zijn zij typisch christelijk.
Spreker bracht daarna het sterke onder
scheid naar voren tussen de spirituals en de
gospelsongs. De spirituals zijn afkomstig uit
de tijd van de slavernij, toen het bestaan
van de negers slechts gericht was op het
hiernamaals, of nog beter gezegd op de bij
belse toekomstbeloften.
De gospels daarentegen stammen uit de
tijd, toen zich een verandering in het leven
der negers voltrok na de opheffing der sla
vernij, waardoor ook het heden betekenis
kreeg en er in het geloof van meer levens
vreugde sprake kon zijn. Ook deze liederen
dragen echter een uitdrukkelijk christelijk
karakter. Dat blijkt uit een sterke binding
aan de bijbel.
De .spirituals zijn zeer realistisch en tel
kens worden deze liederen onderbroken met
„vaarwel". Ook de gospels zijn realistisch en
daarnaast strijdvaardig en getuigend. Altijd
is het gebed de bron van deze geestelijke
bezieldheid.
Wij herinneren eraan, dat het wijk-
comité Haarlem-Oost op vrijdag 19 okto
ber in het gebouw van de speeltuinvereni
ging „Oosterkwartier" aan de Zomervaart
te Haarlem een openbare vergadering zal
beleggen. De heer W. F. Happé, wethouder
van Openbare Werken en Volkshuisves-
tin, zal een inleiding houden over het rap
port inzake de woningbouw, dat in de
raadsvergadering van woensdag behan
deld werd. Na de pauze is er gelegenheid
tot het stellen van vragen naar aanleiding
van de gehouden inleiding.
bij het
kiezen van juist
die meubelen, gor
dijnen en bekledings-
stoffen, welke passen
in "Uw" sfeer.
Spiegelstraat
34-40
Amsterdam
Tel. 33641
Aan de Volksmuziekschool voor Haar
lem en Omstreken werd per 1 oktober de
heer Ubo Dijkstra benoemd. Voordien was
de heer Dijkstra verbonden aan de gemeen
telijke muziekschool te Deventer als leraar
fluit.
99
99
DE VERDEDIGING van wethouder Happé riep door haar opzet en opti
mistische conclusies men zie de aanhef van het raadsverslag de herinnering
wakker aan zijn beantwoording van de critiek uit de raad welke anderhalf jaar
geleden door de aanvankelijke tegenslag met het complex van 224 arbeiders
woningen van „Volkshuisvesting" in Delftwijk rees. De wethouder trok die
vergelijking zelf ook. Evenals toen gewaagde hij van een „momentopname bij
bewolkte hemel", maar dat beeld kon op korte termijn door het in uitvoering
komen van een aantal flinke complexen geheel veranderen en de heer Happé
vertrouwde ook wel dat dat zou lukken. De incidentele moeilijkheden van
dit ogenblik achtte hij niet erger dan die uit het verleden en hij verwachtte
dat er voorlopig met betrekking tot de woningbouw ook wel moeilijkheden
zullen blijven.
Zeker geloofde hij niet, dat de Haarlemse woningbouw een dieptepunt
doormaakt; het uitgangspunt in aanmerking genomen is de situatie zeker
gunstiger dan enkele jaren geleden, gezien de hoeveelheid plannen in uitvoering
en in voorbereiding. Er is vooral ook meer planning en meer inzicht dan drie
jaar geleden. Ook het verwijt van de heer Wensing, dat er gebrek aan élan zou
zijn geweest, verwierp de wethouder: dit was in zijn algemeenheid niet op zijn
plaats jegens enige ambtenaren die ervan blijk hadden gegeven hun taak met
initiatief en enthousiasme te vervullen, al bleef het voor het college van
B. en W. zaak een team van ambtenaren te vormen die met het college
meedenken en meehandelen.
Wethouder Happé heeft de verschil
lende sprekers in een zeer uitvoerig be
toog beantwoord, waarbij hij, vaak afda
lend in details, het beleid van B. en W. ver
dedigde. Het beleid van B. en W. en niet
in eerste instantie d'at van de verantwoor
delijke wethouder, omdat de heer Happé
nog eens duidelijk wilde maken, dat de
woningbouwnota het resultaat is van een
verantwoording van het beleid van het ge
hele college. Naar aanleiding van de door
de heer Schippers gemaakte opmerkin
gen aangaande de critiek, die in februari
1953 op de toenmalige wethouder van
Openbare Werken was geleverd, verklaar
de de heer Happé zich met deze laatste
volledig solidair, in zoverre hij nogmaals
bevestigde, dat ook diens beleid destijds
gesteund werd door het voltallige college.
Tevens deelde de heer Happé de raad mee
te hebben geconstateerd welke moeilijk
heden er aan het ambt van een wethouder,
die met de woningbouw is belast, kleven,
welke moeilijkheden, naar zijn mening in
de jaren onmiddellijk na de oorlog natuur
lijk nog groter geweest waren.
De bedoeling van de woningbouwnota
was geweest een uiteenzetting te geven, die
meedogenloos is ten aanzien van het eigen
beleid. De vraag zou gesteld moeten wor
den of het gemeentebestuur enigerlei in
vloed heeft of heeft gehad op de belemme
rende factoren. Uitvoerig bracht de wet
houder in herinnering de talrijke keren, dat
er in de gemeenteraad over woningbouw-
kwesties werd gesproken en waarbij het
steeds ging om een momentopname van de
stand van de woningbouw op dat bepaalde
ogenblik. Nimmer is het woningbouwbeleid
echter zo volledig onder de loep genomen
als dat nu met het indienen van de behan
delde woningbouwnota aan de raad het
geval geweest is.
De toestand zou ideaal zijn als de cijfers
en analyses, die in de nota voorkomen, zou
den kunnen worden vergeleken met iden
tieke cijfers uit andere gemeenten. In dit
verbaud zou dan kunnen worden vastge
steld of de stijgende lijn, die er in het aan
tal op stapel gezette woningen toch zeker
wel te onderkennen is, steil genoeg ver
loopt.
Cijfers
Op verzoek van de heer De Leeuw
(Arb.) gaf de wethouder nog enige aan
vullende cijfers, die betrekking hadden op
het aantal woningen, dat voltooid is, ver
geleken met het toegestane bouwvolume.
Zo werd in dit verband meegedeeld, dat in
de jaren 1946'50 per jaar gemiddeld1 304
woningen op het bouwvolume voorkwamen
en dat er in diezelfde periode gemiddeld
213 woningen voltooid werden. Dit resul
taat kwalificeerde de heer Happé als „niet
zo gek". Tot de oorzaken, die in die jaren
een bereiken van het beschikbaar gestelde
bouwvolume verhinderden behoorde onder
meer het niet beschikvaar zijn van bouw
rijp terrein. Kort na 1950 zou er de kans
geweest zijn zonder bouwvolume bouw
plannen uit te voeren, maar door deze be
lemmerende factoren kon Haarlem daar
toen geen gebruik van maken.
Op het ogenblik ligt het gemiddelde aan
tal voltooide woningen hoger dan het ge
middelde aantal woningen van het bouw-
contingent. In de afgelopen drie jaar was
het echter nog zo, dat tegen een aantal wo
ningen van het bouwcontingent van 718
een produktie stond van 642 woningen, het
geen de wethouder „niet helemaal onge
slaagd" noemde. In antwoord op het betoog
van het raadslid De Leeuw (Arb.) deelde
de heer Happé mee, dat maatregelen wor
den getroffen, volgens welke de afwer
king van de diverse projecten binnen de
ambtelijke molen versneld wordt, ten be
hoeve waarvan vooral in de administratie
ve sector veranderingen worden ingevoerd.
Hieruit zijn regelmatig stafbesprekingen
voortgevloeid. In de aanbevelingen voor de
toekomst moet men echter niet een prin
cipiële wijziging van het beleid zien. Zoals
bekend is de premiebouw bevorderd, omdat
het met de woningwetwoningen dreigde
mis te lopen. B. en W. zien de oplossing
van de woningnood zeker niet in de bouw
van koopwoningen. Wat betreft de verhou
ding tussen woningwetwoningen en pre-
miebouwwoningen zal in de toekomst bij
de nieuwe terreinen reeds van te voren
vastgesteld worden welke voor het ene type
woning en welke voor het andere type be
stemd zijn. In de tijd, die er verloopt voor
dat de nieuwe woningbouwfunctionaris zal
zijn benoemd, zal er een coördinatie van
taken worden toegepast, waarbij het zwaar
tepunt op het stadhuis zal komen te liggen.
Tegenover de heer Schippers (K.V.P.)
stelde wethouder Happé, dat B. en W. zich
niet schuldig voelen aan enigerlei nalatig
heid, ofschoon het college natuurlijk wel
verantwoordelijk blijft. De schuldvraag
van welke ambtenaar dan ook wensen B.
en W. niet in discussie te brengen. De heer
Spek (A.R.) werd vervolgens geantwoord,
dat er in andere gemeenten niets is ge
beurd, dat ook niet in Haarlem gebeurd
is. Over het al dan niet te laat naar Den
Haag gaan van de wethouder is een lange
discussie mogelijk: hier is veel tact ver
eist, en het is zaak de provinciale directie
van de Wederopbouw, waarmee altijd pret
tig is samengewerkt, niet onnodig te pas
seren. Of er naast de nieuw te benoemen
woningbouwfunctionaris ook nog behoeft
bestaat aan een „planning officer" zal wor
den onderzocht. Ervaringen in andere ge
meenten hebben uitgewezen, dat het meeste
resultaat bij de woningbouw geboekt is door
het onderhandse aanbesteden aan een aan
nemer, die blijvend ingeschakeld kan blij
ven in de woningbouw.
De praktijk heeft uitgewezen, dat inscha
kelen van vele kleine aannemers niet tot de
gewenste resultaten leidt. Tenslotte ant
woordde de wethouder nog op een opmer
king van de heer Spek over de woning
bouwcorporaties: deze worden door B. en
W. zeer zeker volkomen „au sérieux" ge-
Op de tribune
coooococcccoocccoccococoxosxccooocccoajMocaxcocccco:
nomen, al kunnen vele van deze corpora
ties niet meer meekomen met de moderne
tijd, omdat de omstandigheden sinds hun
oprichting zo veel gecompliceerder zijn ge
worden. Dit probleem zal met groot begrip
worden aangepakt in samenwerking met
de Nationale Woningraad.
Hogere huren
Naar aanleiding van het betoog van me
vrouw Scheltem a-C o n r a d i (V.V.D.)
deelde de wethouder mee, dat zo nodig een
verhoging van de huren van de woningwet
woningen zal moeten worden overwogen.
Een dergelijke verhoging kan bijna niet
meer vermeden worden, al zal deze in
Haarlem zeker niet zoveel bedragen als in
de drie grote steden van ons land. Het zou
hier vermoedelijk gaan om een verhoging
van enige guldens per week. Als door een
dergelijke maatregel meer woningen ge
bouwd zouden kunnen worden, dan juichen
B. en W. dit toe. De heer Happé stelde er
prijs op het oordeel van de raad in deze
te vernemen. Met dit betoog ging de wet
houder overigens lijnrecht in tegen de op
vatting van de directeur van de provinciale
directie voor de Wederopbouw, die wij in
ons blad van gisteren publiceerden. Deze
was namelijk van mening, dat een verho
ging van de huren tot elke prijs vermeden
zou moeten worden.
B. en W., zo zei de wethouder voorts,
hechten groot gewicht aan doeltreffende
coördinatie, maar de vrees voor conflicten
kan sterk verminderen wanneer de beslis
singen aan één tafel worden genomen. Ver
der, zo stelde spreker de heer Van Velsen
gerust, zal het in teamverband werken van
architecten en aannemers worden bevor
derd, al is de vorm daartoe nog niet ge
vonden.
Wat het doorwerken bij slecht weer en
vorst betreft: overwogen wordt bij twee
objecten in Haarlem daarmee een proef te
nemen. Ook wordt aandacht besteed aan
het verkrijgen \^an een comfortabel schaft
lokaal. De inschakeling van meer architec
ten zal worden overwogen, maar dat be
tekent nog niet: meer aannemers.
De vraag van de heer Wensing of de com
binatie der portefeuilles van Openbare
Werken en Volkshuisvesting voor één wet
houder niet te zwaar is, beantwoordde de
heer Happé met de opmerking, dat deze
portefeuille wel zwaar, maar niet tè zwaar
behoeft te zijn, indien de organisatie vol
doende is uitgebalanceerd en zich mede
verantwoordelijk voelende adviseurs het
beleid steunen.
De prognoses voor de eerstvolgende jaren
zijn aan de voorzichtige kant, zo verzeker
de spreker voorts de heer Mensink, die hij
voorts te kennen gaf, dat er tussen de aller
eerste faze van een bouwplan en de vol-
oiing van het gerealiseerde complex on
geveer twee tot tweeëneenhalf jaar ver
strijken. Hetgeen de heer De Leeuw bij
de replieken deed opmerken, dat de resul
taten dan voor een wethouder die pas drie
jaar deze portefeuille beheerst nog niet zo
slecht genoemd kunnen worden. Voor het
overige leverde de discussie in tweede in
stantie, van hoeveel gedegenheid zij ook
mocht getuigen de heer Hennevelt
(C.P.N.) bijvoorbeeld had zich in de ma
terie uitstekënd ingewerkt geen nieuwe
gezichtspunten meer op, hetgeen na zo'n
„uitputtende" behandeling ook nauwelijks
verwacht kon worden.
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
Nieuwe
CCOOCOOOCCCCOCOCOCOOCCOÏOOOCCOOCCOOC
In de gisteren gehouden vergadering
van de Haarlemse raad is wel duidelijk
gebleken welk een gezaghebbend des
kundige de vroedschap in de persoon
van de heer M. J. Goedee heeft ver
loren. Zijn zo belangwekkende beschou
wingen uit vroeger jaren werden ten
minste algemeen geciteerd, hetgeen het
oud-raadslid, dat 's middags op de pu
blieke tribune een deel van de discus
sies volgde, toch wel genoegen moet
hebben gedaan.