vRie,
Voq£LTJ£S
ZESTIG JAAR
GELEDEN REED
DE EERSTE
AUTOMOBIEL
IN ONS LAND
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Over een notaris rnS;sla™,
en een fotograaf zien barend, overal
Regionale omroepen in
nationaal patroon
EEN EEUWFEEST
MET PUNCH
Sovjet-Unie koopt elf
A merikaanse films
„Kijk toch eens-', zeiden de mensen,
„juffrouw Daatje is net een zwart vo
geltje". Ja, ze hadden gelijk, juffrouw
Daatje was zo klein en zo krom en haar
zwarte omslagdoek wapperde zo wild in
de wind dat ze net een vogeltje leek met
twee zwarte fladderende vleugels.
„Ja", zei juffrouw Daatje, toen ze het
hoorde, „ik voel me ook als een vogel
tje, dat helemaal alleen in zijn nestje
zit. Niemand om tegen te praten, geen
zomerbloemen en geen blaadjes om me
heen en niet eens een vogelvriendje.
„O nee", zei ze er vlug achteraan, want
boven haar tafel hing een lamp en daar
op zat een uitgezaagd houten vogeltje.
„Maar ja, een echt vriendje ben jij toch
niet", piepte juffrouw Daatje, „want je
praat niet terug als ik wat tegen je zeg".
Het houten vogeltje op de lamp keek
treurig voor zich uit. Hij voelde zich ook
alleen. Hij kon niet verstaan wat
juffrouw Daatje zei. Hij kon ook
niet bij haar komen zitten op de leuning
van haar stoel en net zo min kon juf
frouw Daatje naast hem komen zitten
op zijn stokje boven de lamp. Zo bleven
ze heel stil naar elkaar zitten kijken,
maar geen van beide was vrolijk. In
het bos was nog iemand, die niet vrolijk
was. Het roodborstje. Tot nu toe was
het wel gegaan, maar na de kerst had de
wind de laatste nootjes en zaadjes weg
geblazen en het leek wel of het steeds
kouder om hem heen werd. Hij schom
melde heen en weer op een takje van
de kale berkeboom, maar dat schom
melen maakte hem niet vrolijk zoals
's zomers. Opeens zag hij zichzelf in het
water van de vijver beneden hem. Hij
schrok ervan. Wat was hij klein gewor
den., veel kleiner dan hij al was. Dat
kwam natuurlijk van zijn maagje, dat
nooit meer vol kwam. „Nee", piepte het
roodborstje, „dat gaat zo niet langer. Ik
moet er iets op vinden." Het vloog naar
het nest van de eekhoorn, die hem wel
eens raad gaf. „Pluim", riep hij, „zeg
me toch eens wat ik moet doen. Ik ben
hier zo alleen en ik word zo klein."
Pluim stak zijn kopje met de twee
zachte oortjes over de rand van zijn
nest. „Nee, roodborstje, ik weet niet wat
ik je voor raad moet geven. Maar ga
eens naar de stad. Daar ben je mis
schien niet alleen. En daar is vast wel
iets te eten voor je ook."
„Wil jij niet met me meegaan,
Pluim?", vroeg het roodborstje verlegen.
Pluim schudde met zijn kopje. „Nee
roodborstje, ik ben niet alleen. Al mijn
vriendjes zijn er nog en bovendien
zei hij trots, „heb ik gespaard, ik heb
geen honger."
„Dan zal ik maar alleen gaan, want
hier is het ook niets meed'", piepte het
roodborstje en het ging treurig op weg,
zonder nog één keertje om te kijken
naar Pluim en het bos.
Het viel hem niet mee in de stad.
Eerst woonde hij een dag in de hoge
toren bij de duiven. Maar die hadden
alleen maar oog voor elkaar en als er
gegeten moest worden, lieten ze zich
naar beneden vallen en hadden hun
vaste adressen waar brood en kruimpjes
voor ze lagen. Het roodborstje durfde
niet met ze mee te gaan, maar alleen in
de toren blijven was ook griezelig, want
op de balken zaten de grote uilen te sla
pen en af en toe deden ze één oog open
en keken hongerig naar het kleine rood
borstje. Nee, dat was ook niets. Hij liet
zich net als de duiven uit de toren val
len. Maar in de tuinen, waar vogelvoer
en brood gestrooid lag, speelden de
kraaien en de spreeuwen voor politie
agent en joegen elk klein vogeltje weg.
V
v.1":
.1? 'SS
5
z9 #1
6(/
Toen ging het roodborstje eens kijken
hoe de meeuwen aan eten kwamen,
maar die waren nog brutaler en sloegen
met hun vleugels naar iedereen, die hun
voor de snavel kwam. Tegen de avond
zat het roodborstje op een hekje, nog
eenzamer en nog hongeriger dan hij in
het bos was.
„Misschien zal ik de bloemen en de
blaadjes en de andere vogels wel nooit
meer terug zien", dacht hij en hij schud
de van nee met zijn kopje. En toen op
eens, vlak bij hem, schoot er een lichtje
aan en kon het roodborstje zó maar in
een kamertje kijken. En wat zag hij
vlak boven de lamp, die een warm
oranje licht gaf, zat een houten vogel
tje, dat hem nieuwsgierig aankeek.
Onder de lamp zat een oud vrouwtje.
„Waarom kijken ze niet vrolijk?", dacht
het roodborstje, „ze zitten warm en
hebben vast genoeg te eten. Ik ga het
eens vragen." Hij wipte op de venster
bank van het huisje en keek met zijn
kleine kraaloogjes van de een naar de
ander. Het oude vrouwtje zag hem het
eerst en stond op. „Wat wil je?", vroeg
ze, maar het leek toch wel of ze hem
begreep, want ze deed het raam op een
kiertje open en liet hem binnen. „Hier",
wees ze en ze strooide alles wat ze aan
kruimpjes en stukjes koek had, uit haar
trommeltje op het tafelkleed. Het rood
borstje pikte alles op, maar bleef onder
tussen kijken naar het houten vogeltje
op de lamp. En toen hij genoeg had,
sloeg hij zijn vleugeltjes uit en streek
naast dat eenzame vriendje op zijn stok
je neer. „Och och", lachte het vrouwtje
en ze deed het raam, dat ze had laten
open staan, maar dicht. „Och, klein
roodborstje, wil je bij ons blijven?"
„Tjiep", riep het roodborstje van zijn
hoge plaatsje. Toen had je die vrolijke
kopjes eens moeten zien: van juffrouw
Daatje, ónder de lamp en van het rood
borstje en zijn houten vriendje óp de
lamp. Geen van drieën is meer treurig
en de lange donkere dagen vliegen om.
Mies Bouhtiijs
Trek een lijn van 1 naar 2, dan naar 3
en zo verder tot 65. Je weet dan waar
het vogeltje tegen praat.
VRACHTAUTO: Ook deze auto
kun je pas uitknippen als je
ouders Erbij al gelezen hebben.
Lijm de lipjes met de nummers
er op tegen de kanten, waar het
zelfde nummer bij staat.
Als de donkre dagen komen
- zonder zon en grijs -
gaan de boskaboutertjes
allemaal op reis.
Langs de koude kale wegen,
- modderig en nat
van de mist en van de regen -
gaan ze naar de stad.
Als ze daar zijn aangekomen
neusjes rood van kou,
zoeken ze een klein warm plaatsje,
misschien wel bij jou.
In een kast of op de zolder,
- meestal dicht bij vuur -
als het er maar lekker warm is
en niet koud of guur.
's Avonds hoor je ze soms zingen
- stemmetjes van glas -
over de voorbije zomer
en hoe fijn het was.
Maak ze dan niet aan het schrikken,
ga niet hard te keer,
want de boskaboutertjes
hoor je dan nooit meer.
Mies Bouhuys
DE LUISTERAARS in het westen des
lands kennen, in het gunstigste geval, da
regionale omroepen in noord en zuid alleen
van naam. Het vermogen der bij Hooge-
zand en Hulsberg opererende zenders laat
een ontvangst op grote afstand niet dan bij
atmosferisch toeval toe en van de pro
gramma's kan men slechts door middel van
de radiogidsen een indruk krijgen. Toch
kan men ervan opaan, dat de regionale
omroepen in wezenlijke behoeften van de
betrokken streken voorzien en vooral door
hun dagelijks weerkerende, constante
werkzaamheid een niet te onderschatten
bijdrage leveren tot het streekeigene in
sociaal en cultureel opzicht. Juist die
dagelijkse uitzendingen zijn waardevol, om
dat daardoor de mo
gelijkheid bestaat tot
een veel intensievere
behandeling van de
Voor de
microfoon
mor i rr<^ryy~r>yyyyrryyyx/yyxKxyyyyyyyMOOoc>303crFryrryyyy?rryyy~cr<yyy>yyyyxxzyyy>yyyyyx<y>oxxx>y53yy^^
programmastof uit
eigen bronnen dan
bijvoorbeeld vóór de
oorlog en ook nu nog
wel te hooi en te gras voorkomende streek-
programma's der omroepverenigingen.
De Regionale Omroep Zuid heeft zich
naar alle waarschijnlijkheid door zijn
eerstgeboorterecht en door zijn vroegtijdige
fundering op een adviesraad wat sterker
ontwikkeld dan zijn noordelijke broer, die
bovendien aan de verlangens van drie in
aard verschillende provincies moest vol
doen. Voorlopig zullen de regionale pro
gramma's voor Overijsel en de Graafschap
deze samengestelde taak nog komen ver
zwaren. Wat de programma's van de Re
gionale Omroep Zuid zo aantrekkelijk
maakt, is vooral het contact met het aan
grenzende Belgische Limburg, dat ook zijn
eigen gewestelijke omroep met een studio
in Hasselt heeft. Tussen Maastricht en
Hasselt bestaat daardoor een tamelijk in
tensieve programma-uitwisseling.
Het is bekend, dat men vooral in krin
gen van de omroepverenigingen niet bijs
ter op de regionale omroepen gesteld is.
Men ziet er, bewust of onbewust, toch al
tijd een kleine concurrent in, die vooral
zijn luisteraars nader staat, juist op grond
van de taak het streekeigene te weerspie
gelen. Als officieel bezwaar kon men na
tuurlijk altijd laten gelden, dat het moei
lijk is voldoende programmastof te ver
garen voor een zuiver gewestelijk pro
gramma. Men was er vooral op tegen dat
de regionale omroepen hun zendtijd
welke trouwens tot nauwelijks een uur per
dag beperkt is gebleven met algemene
programma's (dat wil zeggen: grammofoon
platen) zouden gaan aanvullen. Bovendien
vormen de regionale omroepen „nationale"
programma's in miniatuur en weerspreken
aldus het argument, dat een nationale om
roep in de Nederlandse verhoudingen on
mogelijk zou zijn.
Intussen moet men de grens van het
zuiver „gewestelijke" programma niet te
nauw trekken. Zeker moet men er niet de
eis aan stellen, dat voor het gesproken
woord alleen de streektaal gebezigd zou
mogen worden, integendeel. En ook con
certen, te geven door artiesten uit de
streek zelf, zijn als een regionale bijdrage
te beschouwen: het is immers zeker niet in
de laatste plaats de taak van de geweste
lijke omroep talenten in het eigen gebied
op te sporen en uitingsmogelijkheden te
verschaffen. Dat juist werkt stimulerend
op het culturele leven van de provincie.
Doch men kan zich bovendien zeer goed
een veel actievere bijdrage tot het alge
mene programma door de gewestelijke
omroep voorstellen dan thans het geval is.
Zo kan men bijvoorbeeld denken
aan muzikale en litteraire programma's,
aan luisterspelen, klankbeelden en repor
tages. Op deze manier ontstaat een werke
lijk Nederlandse programma-integratie.
Uiteraard is het nog lang niet zover, terwijl
het, om dit beginsel goed uit te voeren, ook
noodzakelijk is, dat andere streken even
zeer hun gewestelijke omroep krijgen:
Noord-Brabant, Zeeland en delen van Gel
derland voorop.
Technisch is dit zeer goed te verwezen
lijken nu de frequentie-modulatie een uit
breiding van het zenderpark mogelijk heeft
gemaakt.
De pas geïnstalleerde adviesraad voor de
Regionale Omroep Noord en Oost, die zich
volgens zijn doelstelling niet behoeft te
beperken tot de programmasamenstelling,
maar ook de toekomstige structuur van de
gewestelijke omroepen dient te bestuderen,
zou uitstekend werk kunnen doen door, in
wijder verband dan de gebieden van zijn
werkzaamheid alleen, op deze mogelijk
heden attent te zijn.
J. H. Bartman
Speciaal aanbevolen:
Zondag 21 oktober, 21 uur, Paris-Inter
(1829 meter): Opnamen van een door het
symfonie-orkest van Boston onder leiding
van Charles Münch in het schip van de
kathedraal van Chartres gegeven concert.
Programma: Adagio voor strijkers, Samuel
Barber, Derde (Liturgische) symfonie van
Arthur Honegger en „Eroïca" van Van
Beethoven.
2 O O lv *1 O 11 li 19 5 6
IN HET VOORJAAR van 1918 schreef
de heer M. W. Aertnijs, destijds automo
bielhandelaar te Arnhem, een boek over:
„Ontstaan en ontwikkeling van het auto
mobilisme in ons land". Hij noemde zich
daarin Nederlands eerste automobilist. Ten
onrechte eiste hij die eer voor zich op. Op
12 september 1897, zoals hijzelf beweerde,
was er voor hem een Benz-auto de grens
over gekomen. De notulen van de raad der
gemeente Arnhem maken echter reeds op
7 september 1897 melding van een auto
mobiel, die op die dag in de stad werd ge
signaleerd. Op een vraag van de voorzitter
of een der leden nog het woord verlangde,
werd door de heer Scheidius medegedeeld
dat hij die morgen een motorwagen door
de stad had zien rijden.
„Misschien heeft ook de voorzitter dit
voertuig wel gezien, daar het langs zijne
woning is gekomen. Hij wenscht naar aan
leiding daarvan den voorzitter te vragen
of er geen mogelijkheid bestaat de vrij
heid van beweging dezer wagens te be
perken en of er geen xoetsartikel bestaat
dat hem daartoe de bevoegdheid geeft.
Spreker toch ziet in deze rijtuigen het
grootst mogelijke gevaar, zowel voor paar
den en rijtuigen als voor het publiek. De
voorzitter heeft den motorwagen niet ge
zien. Hij is echter van oordeel, dat men
nog wel eens kalm kan afwachten of tegen
deze voertuigen maatregelen behooren te
worden genomen. Te Parijs, waar zich
duizenden menschen en rijtuigen op de
boulevards bewegen, heeft hij deze motor
wagens bij tientallen zien rijden. Hij heeft
niet vernomen, dat daardoor ook een on
geluk is gebeurd. Te Arnhem zal tegen
een enkelen motorwagen dus wel geen be
zwaar bestaan. Wat hem aangaat, acht hij
de talrijke rijwielen heel wat gevaarlijker.
De heer Scheidius meent, dat de verge
lijking tusschen Parijs en Arnhem in dezen
niet opgaat. De straten en ivegen zijn daar
breeder. Hij wil ook niet tegenspreken, dat
de motorwagens op onze singels, waar ge
legenheid tot uitwijken bestaat, weinig ge
vaar opleveren, gaan zij zich echter be
wegen in de nauive straten, dan zullen er
zeker ongelukken gebeuren. De voorzitter
wenscht met maatregelen geenszins te
wachten tot er inderdaad een ongeluk ge
beurd is, maar hij kan geen enkel bezwaar
vinden in het rijden van een enkelen
motorwagen in deze gemeente. Zoo noodig
echter zal hij bereid worden gevonden
x>oorzorgsmaatregelen te nemen en de aan
dacht van den commissaris van politie
erop te vestigen."
ALDUS het betreffende gedeelte van
deze gemeenteraadsnotulcn, dat ter wille
van de curiositeit wordt afgedrukt, omdat
het waarschijnlijk het eerste officiële stuk
in ons land is, waarin aandacht wordt ge
vraagd voor de verkeersveiligheid in ver
band met het automobilisme. Of de heer
Aertnijs zich misschien enkele dagen in de
datum heeft vergist, dan wel dat er van een
andere auto sprake is, dat zal wel nooit
meer uitgemaakt kunnen worden en het
doet er ook niet toe, want de eer, de eerste
automobilist in ons land te zijn geweest,
komt in elk geval niet op zijn naam.
Reeds eind september, begin oktober 1896
arriveerde per trein een automobiel voor
notaris J. P. Backx in de Noordhollandse
Wieringerwaard, aan het Weesperpoort-
station in de hoofdstad. Deze notaris had
een omvangrijke praktijk en hij was reeds
enkele malen bewerkt voor een auto door
de vertegenwoordiger „voor Nederland en
koloniën" van de automobielfabriek van de
ingenieur Gottlieb Daimler te Cannstadt.
In die tijd was Dirk Kuiper, die
de eerste beroepschauffeur van ons land
zou worden, koetsier bij notaris Backx, die
op diens aandringen tot het aanschaffen
van een auto overging. Het was een Daim
ler-Victoria, een tweecylinder met gloei-
„A Century of Punch" (Honderd jaar Punch) dat is de titel van het
onlangs hij William Heinemann Ltd. te Londen verschenen, door R. E.
Williams samengestelde gedenkboek ter gelegenheid van het eeuwfeest
van 's werelds terecht vermaardste humoristische tijdschrift. Het bevat
uit die inderdaad
duizend van de beste tekeningen
gedenkwaardige
O O
bestaansperiode. Voor een nadere karakteristiek verwijzen wij naar pagina 3
van dit nummer. Als voorproef hierboven uit de aan „de gezegende jeugd"
gewijde afdeling een prent van Ronald Searle uit 1954.
kopontsteking, vier pk benzinemotor ach- wegen in het waterland het stuur aan hem
ter, waterreservoir vóór, riemoverbrenging toe te vertrouwen, zodat het bij de theorie
met vier versnellingen, gummirijtuigban- bleef. Zo stond, toen de beide deskundigen
den, vier plaatsen binnen en twee „op de
bok" Maximum snelheid vijfentwintig kilo
meter, koopsom drieduizend gulden.
De ondernemende importeur en de ge
lukkige koper met z'n chauffeur waren bij
de aankomst op het Wecsperpoortstation
naar de trein werden gebracht, Dirk Kuiper
met zijn nieuwe vervoermiddel alleen voor
de nachtelijke terugtocht naar het dorp.
Met tweemaal drie emmers koelwater be
nevens een keer of wat schoonmaken van
de branders, dus de gebruikelijke teeh-
aanwezig, doch het mocht nie gelukken de nische verzorging van onderweg, bracht hij
nieuwe machine op gang te krijgen. Bij na
vraag in de hoofdstad bleek er niemand
te zijn, die raad wist te verschaffen. De
enige uitkomst was dus de fabriek te Cann
stadt, die op 23 no
vember 1890 was op
gericht. Zeven dagen
later reed 'n van trots
stralende automobiel
handelaar met de fa-
brieksmonteur noordwaarts. Langs een haag
van onthutste dorpelingen beleefde men de
glorieuze intocht. De „Alkmaarsche Cou
rant" van 9 oktober 1896 bevatte een be
richt over het doortrekken op de de dag te
voren van de auto door Alkmaar op weg
naar Wieringerwaard en enkele dagen later
maakte hetzelfde blad melding van een be
zoek van notaris Backx met zijn auto aan
Alkmaar op de tiende oktober. Vier agen
ten stapten voor het voertuig uit om de
bevolking te beschermen en vrij baan te
Een paar korte anekdotes, zonder
tekening, uit Punch.
Acteur op toneel tot actrice: „Liefste,
zijn wij alleen?"
Stem van het schellinkje: „Nee, maar
morgen wel".
Een kameleon tot de andere: „Liefste,
zul je nooit veranderen?"
Dame tot barman: „Is meneer Smit hier
geweest?"
Barman: „Ja, mevrouw".
Dame: „Had hij mij bij zich?"
In een club: „Pardon meneer, leest u
die krant, waar u op zit?"
De ene golfspeler tot de andere: „Mijn
vrouw loopt van me weg als ik niet
ophou met golfspelen".
„Dat klinkt nogal ernstig".
„Dat is het ook, ik zal haar missen".
het er uitstekend af. Om aan koelwater te
komen werd onderweg drinken voor de
paarden gevraagd, anders was de kans
groot dat men hem aan de kant van de weg
liet staan. Ruim ne-
waar hij kwam, zo
dat soms zelfs centen moesten worden uit
gegooid om aan de hinderlijke belangstel
ling van de jeugd te ontkomen.
TOCH IS OOK de Daimler-Victoria van
notaris Backx niet de eerste auto geweest,
die in ons land gereden .heeft. Reeds kort
nadat in Wieringerwaard dit nieuwe voer
tuig opzien baarde, verscheen er in „De
Kampioen" een bericht, dat reeds eerder
een Haagse fotograaf de gelukkige bezit
ter van een Benz-automobiel was geworden,
maken. Bij het eerste bezoek aan Amster- De bekende sportjournalist Joris van den
dam was het de chef van het vervoerwezen Bergh heeft in een artikel, geschreven in
zelf, de hoofdinspecteur Van Oost, die in maart 1918 naar aanleiding van het boek
de auto plaats nam. Maar het rijtuig kreeg van de heer Aertnijs over deze eerste auto
dan ook een brevet van een veilig en be- welke in ons land gereden heeft, een aan-
trouwbaar voertuig te zijn. Van een rij- tal bijzonderheden gepubliceerd en daarbij
bewijs was in die dagen natuurlijk nog tevens de bewijzen geleverd dat de Haagse
geen sprake. In de plaats daarvan diende fotograaf Adolphe Zimmermann de eerste
een door Koningin WilheLmina eigenhandig
getekende akte, tevens nummertje wijs.
Drie dagen bleven de beide experts om
Dirk Kuiper het rijden te leren, doch geen
van beiden voelde er voor op de smalle
Nederlandse automobilist is geweest en niet
notaris Backx uit de Wieringerwaard, zoals
in het in 1923 verschenen gedenkboek van
de op 2 juli 1898 opgerichte KNAC nog
werd vermeld.
De vier-persoons Benz van de heer
Adolphe Zimmermann arriveerde reeds op
maandag 18 mei 1896 per boot te Arnhem,
waar de auto door de eigenaar werd afge
haald.» De eerste autotocht is van Arn
hem via Utrecht naar 's-Gravenhage ge
gaan.
CARL FRIEDRICH BENZ had in 1871
te Mannheim een kleine werkplaats ge
opend. In 1885 maakte hij daar de eerste
driewielige auto, waarmede een proefrit op
de binnenplaats van de fabriek werd ge
maakt. Op 29 januari 1886 werd het Duitse
patent verleend. De eerste vierwielige auto
werd in maart 1886 vervaardigd. Toen
daarop ook de buitenlandse patenten wer
den verkregen, begon Benz met de ver
vaardiging van de eerste „serie"-automo-
bielen, een reeks van slechts drie stuks.
De eerste koper in 1887 was de Fransman
Emile Roger, die later in Parijs vertegen
woordiger van Benz werd en die niet wei
nig tot de groei van het automobilisme heeft
bijgedragen. In 1888 werd te München op
een tentoonstelling een dergelijk motor
rijtuig bekroond.
Gottlieb Daimler was de grote man van
de ontwikkeling van de benzinemotor. Zijn
zaak werd op 28 november 1890 te Cann
stadt geconstitueerd na ondervonden be
langstelling van de vakmensen op de Pa-
rijse wereldtentoonstelling van 1889. De
Daimler Motoren Gesellschaft is vooral be
kend geworden door de Mercedes-automo-
bielen. Met medewerking van Graf Zeppe
lin stichtte Gottlieb Daimler met zijn zoon
Karl een fabriek voor luchtschipmotoren
te Friedrichshafen, die eveneens automo
bielen ging bouwen.
De firma L. A. Moll te Nijmegen, opge
richt op 27 augustus 1897 opgericht, was de
eerste zaak in ons land, die zich geheel op
het gebied van het automobilisme speciali
seerde.
In 1905 kwam in ons land een „Motor
en Rijwielwet" tot stand. Uit die tijd da
teert ook de bevordering van het automo
bilisme, onder meer door het scheppen van
service-mogelijkheden, benzine-depöts en
zovoorts. Reeds voor de eeuwwisseling, in
1898, werd op initiatief van de ANWB een
internationale vereniging de „Ligue Inter
national des Associations Touristique" ge
sticht, die ouder meer ten doel had het
internationale autotourisme te stimuleren
door het sterk vereenvoudigen van de
grensmoeilijkheden. In het begin van deze
eeuw werden de triptieken hiervoor inge
voerd.
P. C. H.
De Sovjet-Unie heeft in beginsel beslo
ten elf Amerikaanse films voor vertoning
aan te kopen, zo heeft Bernard Kreisler,
de leider van een groep Amerikaanse film
producenten, bekendgemaakt. In de uitge
kozen rolprenten treden onder meer op
Orson Welles, Gary Cooper, Frank Sinalra
en Ingrid Bergman. Het is de bedoeling
dat de V.S. Russische films aankopen.