vRie, Voq£LTJ£S ZESTIG JAAR GELEDEN REED DE EERSTE AUTOMOBIEL IN ONS LAND Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Over een notaris rnS;sla™, en een fotograaf zien barend, overal Regionale omroepen in nationaal patroon EEN EEUWFEEST MET PUNCH Sovjet-Unie koopt elf A merikaanse films „Kijk toch eens-', zeiden de mensen, „juffrouw Daatje is net een zwart vo geltje". Ja, ze hadden gelijk, juffrouw Daatje was zo klein en zo krom en haar zwarte omslagdoek wapperde zo wild in de wind dat ze net een vogeltje leek met twee zwarte fladderende vleugels. „Ja", zei juffrouw Daatje, toen ze het hoorde, „ik voel me ook als een vogel tje, dat helemaal alleen in zijn nestje zit. Niemand om tegen te praten, geen zomerbloemen en geen blaadjes om me heen en niet eens een vogelvriendje. „O nee", zei ze er vlug achteraan, want boven haar tafel hing een lamp en daar op zat een uitgezaagd houten vogeltje. „Maar ja, een echt vriendje ben jij toch niet", piepte juffrouw Daatje, „want je praat niet terug als ik wat tegen je zeg". Het houten vogeltje op de lamp keek treurig voor zich uit. Hij voelde zich ook alleen. Hij kon niet verstaan wat juffrouw Daatje zei. Hij kon ook niet bij haar komen zitten op de leuning van haar stoel en net zo min kon juf frouw Daatje naast hem komen zitten op zijn stokje boven de lamp. Zo bleven ze heel stil naar elkaar zitten kijken, maar geen van beide was vrolijk. In het bos was nog iemand, die niet vrolijk was. Het roodborstje. Tot nu toe was het wel gegaan, maar na de kerst had de wind de laatste nootjes en zaadjes weg geblazen en het leek wel of het steeds kouder om hem heen werd. Hij schom melde heen en weer op een takje van de kale berkeboom, maar dat schom melen maakte hem niet vrolijk zoals 's zomers. Opeens zag hij zichzelf in het water van de vijver beneden hem. Hij schrok ervan. Wat was hij klein gewor den., veel kleiner dan hij al was. Dat kwam natuurlijk van zijn maagje, dat nooit meer vol kwam. „Nee", piepte het roodborstje, „dat gaat zo niet langer. Ik moet er iets op vinden." Het vloog naar het nest van de eekhoorn, die hem wel eens raad gaf. „Pluim", riep hij, „zeg me toch eens wat ik moet doen. Ik ben hier zo alleen en ik word zo klein." Pluim stak zijn kopje met de twee zachte oortjes over de rand van zijn nest. „Nee, roodborstje, ik weet niet wat ik je voor raad moet geven. Maar ga eens naar de stad. Daar ben je mis schien niet alleen. En daar is vast wel iets te eten voor je ook." „Wil jij niet met me meegaan, Pluim?", vroeg het roodborstje verlegen. Pluim schudde met zijn kopje. „Nee roodborstje, ik ben niet alleen. Al mijn vriendjes zijn er nog en bovendien zei hij trots, „heb ik gespaard, ik heb geen honger." „Dan zal ik maar alleen gaan, want hier is het ook niets meed'", piepte het roodborstje en het ging treurig op weg, zonder nog één keertje om te kijken naar Pluim en het bos. Het viel hem niet mee in de stad. Eerst woonde hij een dag in de hoge toren bij de duiven. Maar die hadden alleen maar oog voor elkaar en als er gegeten moest worden, lieten ze zich naar beneden vallen en hadden hun vaste adressen waar brood en kruimpjes voor ze lagen. Het roodborstje durfde niet met ze mee te gaan, maar alleen in de toren blijven was ook griezelig, want op de balken zaten de grote uilen te sla pen en af en toe deden ze één oog open en keken hongerig naar het kleine rood borstje. Nee, dat was ook niets. Hij liet zich net als de duiven uit de toren val len. Maar in de tuinen, waar vogelvoer en brood gestrooid lag, speelden de kraaien en de spreeuwen voor politie agent en joegen elk klein vogeltje weg. V v.1": .1? 'SS 5 z9 #1 6(/ Toen ging het roodborstje eens kijken hoe de meeuwen aan eten kwamen, maar die waren nog brutaler en sloegen met hun vleugels naar iedereen, die hun voor de snavel kwam. Tegen de avond zat het roodborstje op een hekje, nog eenzamer en nog hongeriger dan hij in het bos was. „Misschien zal ik de bloemen en de blaadjes en de andere vogels wel nooit meer terug zien", dacht hij en hij schud de van nee met zijn kopje. En toen op eens, vlak bij hem, schoot er een lichtje aan en kon het roodborstje zó maar in een kamertje kijken. En wat zag hij vlak boven de lamp, die een warm oranje licht gaf, zat een houten vogel tje, dat hem nieuwsgierig aankeek. Onder de lamp zat een oud vrouwtje. „Waarom kijken ze niet vrolijk?", dacht het roodborstje, „ze zitten warm en hebben vast genoeg te eten. Ik ga het eens vragen." Hij wipte op de venster bank van het huisje en keek met zijn kleine kraaloogjes van de een naar de ander. Het oude vrouwtje zag hem het eerst en stond op. „Wat wil je?", vroeg ze, maar het leek toch wel of ze hem begreep, want ze deed het raam op een kiertje open en liet hem binnen. „Hier", wees ze en ze strooide alles wat ze aan kruimpjes en stukjes koek had, uit haar trommeltje op het tafelkleed. Het rood borstje pikte alles op, maar bleef onder tussen kijken naar het houten vogeltje op de lamp. En toen hij genoeg had, sloeg hij zijn vleugeltjes uit en streek naast dat eenzame vriendje op zijn stok je neer. „Och och", lachte het vrouwtje en ze deed het raam, dat ze had laten open staan, maar dicht. „Och, klein roodborstje, wil je bij ons blijven?" „Tjiep", riep het roodborstje van zijn hoge plaatsje. Toen had je die vrolijke kopjes eens moeten zien: van juffrouw Daatje, ónder de lamp en van het rood borstje en zijn houten vriendje óp de lamp. Geen van drieën is meer treurig en de lange donkere dagen vliegen om. Mies Bouhtiijs Trek een lijn van 1 naar 2, dan naar 3 en zo verder tot 65. Je weet dan waar het vogeltje tegen praat. VRACHTAUTO: Ook deze auto kun je pas uitknippen als je ouders Erbij al gelezen hebben. Lijm de lipjes met de nummers er op tegen de kanten, waar het zelfde nummer bij staat. Als de donkre dagen komen - zonder zon en grijs - gaan de boskaboutertjes allemaal op reis. Langs de koude kale wegen, - modderig en nat van de mist en van de regen - gaan ze naar de stad. Als ze daar zijn aangekomen neusjes rood van kou, zoeken ze een klein warm plaatsje, misschien wel bij jou. In een kast of op de zolder, - meestal dicht bij vuur - als het er maar lekker warm is en niet koud of guur. 's Avonds hoor je ze soms zingen - stemmetjes van glas - over de voorbije zomer en hoe fijn het was. Maak ze dan niet aan het schrikken, ga niet hard te keer, want de boskaboutertjes hoor je dan nooit meer. Mies Bouhuys DE LUISTERAARS in het westen des lands kennen, in het gunstigste geval, da regionale omroepen in noord en zuid alleen van naam. Het vermogen der bij Hooge- zand en Hulsberg opererende zenders laat een ontvangst op grote afstand niet dan bij atmosferisch toeval toe en van de pro gramma's kan men slechts door middel van de radiogidsen een indruk krijgen. Toch kan men ervan opaan, dat de regionale omroepen in wezenlijke behoeften van de betrokken streken voorzien en vooral door hun dagelijks weerkerende, constante werkzaamheid een niet te onderschatten bijdrage leveren tot het streekeigene in sociaal en cultureel opzicht. Juist die dagelijkse uitzendingen zijn waardevol, om dat daardoor de mo gelijkheid bestaat tot een veel intensievere behandeling van de Voor de microfoon mor i rr<^ryy~r>yyyyrryyyx/yyxKxyyyyyyyMOOoc>303crFryrryyyy?rryyy~cr<yyy>yyyyxxzyyy>yyyyyx<y>oxxx>y53yy^^ programmastof uit eigen bronnen dan bijvoorbeeld vóór de oorlog en ook nu nog wel te hooi en te gras voorkomende streek- programma's der omroepverenigingen. De Regionale Omroep Zuid heeft zich naar alle waarschijnlijkheid door zijn eerstgeboorterecht en door zijn vroegtijdige fundering op een adviesraad wat sterker ontwikkeld dan zijn noordelijke broer, die bovendien aan de verlangens van drie in aard verschillende provincies moest vol doen. Voorlopig zullen de regionale pro gramma's voor Overijsel en de Graafschap deze samengestelde taak nog komen ver zwaren. Wat de programma's van de Re gionale Omroep Zuid zo aantrekkelijk maakt, is vooral het contact met het aan grenzende Belgische Limburg, dat ook zijn eigen gewestelijke omroep met een studio in Hasselt heeft. Tussen Maastricht en Hasselt bestaat daardoor een tamelijk in tensieve programma-uitwisseling. Het is bekend, dat men vooral in krin gen van de omroepverenigingen niet bijs ter op de regionale omroepen gesteld is. Men ziet er, bewust of onbewust, toch al tijd een kleine concurrent in, die vooral zijn luisteraars nader staat, juist op grond van de taak het streekeigene te weerspie gelen. Als officieel bezwaar kon men na tuurlijk altijd laten gelden, dat het moei lijk is voldoende programmastof te ver garen voor een zuiver gewestelijk pro gramma. Men was er vooral op tegen dat de regionale omroepen hun zendtijd welke trouwens tot nauwelijks een uur per dag beperkt is gebleven met algemene programma's (dat wil zeggen: grammofoon platen) zouden gaan aanvullen. Bovendien vormen de regionale omroepen „nationale" programma's in miniatuur en weerspreken aldus het argument, dat een nationale om roep in de Nederlandse verhoudingen on mogelijk zou zijn. Intussen moet men de grens van het zuiver „gewestelijke" programma niet te nauw trekken. Zeker moet men er niet de eis aan stellen, dat voor het gesproken woord alleen de streektaal gebezigd zou mogen worden, integendeel. En ook con certen, te geven door artiesten uit de streek zelf, zijn als een regionale bijdrage te beschouwen: het is immers zeker niet in de laatste plaats de taak van de geweste lijke omroep talenten in het eigen gebied op te sporen en uitingsmogelijkheden te verschaffen. Dat juist werkt stimulerend op het culturele leven van de provincie. Doch men kan zich bovendien zeer goed een veel actievere bijdrage tot het alge mene programma door de gewestelijke omroep voorstellen dan thans het geval is. Zo kan men bijvoorbeeld denken aan muzikale en litteraire programma's, aan luisterspelen, klankbeelden en repor tages. Op deze manier ontstaat een werke lijk Nederlandse programma-integratie. Uiteraard is het nog lang niet zover, terwijl het, om dit beginsel goed uit te voeren, ook noodzakelijk is, dat andere streken even zeer hun gewestelijke omroep krijgen: Noord-Brabant, Zeeland en delen van Gel derland voorop. Technisch is dit zeer goed te verwezen lijken nu de frequentie-modulatie een uit breiding van het zenderpark mogelijk heeft gemaakt. De pas geïnstalleerde adviesraad voor de Regionale Omroep Noord en Oost, die zich volgens zijn doelstelling niet behoeft te beperken tot de programmasamenstelling, maar ook de toekomstige structuur van de gewestelijke omroepen dient te bestuderen, zou uitstekend werk kunnen doen door, in wijder verband dan de gebieden van zijn werkzaamheid alleen, op deze mogelijk heden attent te zijn. J. H. Bartman Speciaal aanbevolen: Zondag 21 oktober, 21 uur, Paris-Inter (1829 meter): Opnamen van een door het symfonie-orkest van Boston onder leiding van Charles Münch in het schip van de kathedraal van Chartres gegeven concert. Programma: Adagio voor strijkers, Samuel Barber, Derde (Liturgische) symfonie van Arthur Honegger en „Eroïca" van Van Beethoven. 2 O O lv *1 O 11 li 19 5 6 IN HET VOORJAAR van 1918 schreef de heer M. W. Aertnijs, destijds automo bielhandelaar te Arnhem, een boek over: „Ontstaan en ontwikkeling van het auto mobilisme in ons land". Hij noemde zich daarin Nederlands eerste automobilist. Ten onrechte eiste hij die eer voor zich op. Op 12 september 1897, zoals hijzelf beweerde, was er voor hem een Benz-auto de grens over gekomen. De notulen van de raad der gemeente Arnhem maken echter reeds op 7 september 1897 melding van een auto mobiel, die op die dag in de stad werd ge signaleerd. Op een vraag van de voorzitter of een der leden nog het woord verlangde, werd door de heer Scheidius medegedeeld dat hij die morgen een motorwagen door de stad had zien rijden. „Misschien heeft ook de voorzitter dit voertuig wel gezien, daar het langs zijne woning is gekomen. Hij wenscht naar aan leiding daarvan den voorzitter te vragen of er geen mogelijkheid bestaat de vrij heid van beweging dezer wagens te be perken en of er geen xoetsartikel bestaat dat hem daartoe de bevoegdheid geeft. Spreker toch ziet in deze rijtuigen het grootst mogelijke gevaar, zowel voor paar den en rijtuigen als voor het publiek. De voorzitter heeft den motorwagen niet ge zien. Hij is echter van oordeel, dat men nog wel eens kalm kan afwachten of tegen deze voertuigen maatregelen behooren te worden genomen. Te Parijs, waar zich duizenden menschen en rijtuigen op de boulevards bewegen, heeft hij deze motor wagens bij tientallen zien rijden. Hij heeft niet vernomen, dat daardoor ook een on geluk is gebeurd. Te Arnhem zal tegen een enkelen motorwagen dus wel geen be zwaar bestaan. Wat hem aangaat, acht hij de talrijke rijwielen heel wat gevaarlijker. De heer Scheidius meent, dat de verge lijking tusschen Parijs en Arnhem in dezen niet opgaat. De straten en ivegen zijn daar breeder. Hij wil ook niet tegenspreken, dat de motorwagens op onze singels, waar ge legenheid tot uitwijken bestaat, weinig ge vaar opleveren, gaan zij zich echter be wegen in de nauive straten, dan zullen er zeker ongelukken gebeuren. De voorzitter wenscht met maatregelen geenszins te wachten tot er inderdaad een ongeluk ge beurd is, maar hij kan geen enkel bezwaar vinden in het rijden van een enkelen motorwagen in deze gemeente. Zoo noodig echter zal hij bereid worden gevonden x>oorzorgsmaatregelen te nemen en de aan dacht van den commissaris van politie erop te vestigen." ALDUS het betreffende gedeelte van deze gemeenteraadsnotulcn, dat ter wille van de curiositeit wordt afgedrukt, omdat het waarschijnlijk het eerste officiële stuk in ons land is, waarin aandacht wordt ge vraagd voor de verkeersveiligheid in ver band met het automobilisme. Of de heer Aertnijs zich misschien enkele dagen in de datum heeft vergist, dan wel dat er van een andere auto sprake is, dat zal wel nooit meer uitgemaakt kunnen worden en het doet er ook niet toe, want de eer, de eerste automobilist in ons land te zijn geweest, komt in elk geval niet op zijn naam. Reeds eind september, begin oktober 1896 arriveerde per trein een automobiel voor notaris J. P. Backx in de Noordhollandse Wieringerwaard, aan het Weesperpoort- station in de hoofdstad. Deze notaris had een omvangrijke praktijk en hij was reeds enkele malen bewerkt voor een auto door de vertegenwoordiger „voor Nederland en koloniën" van de automobielfabriek van de ingenieur Gottlieb Daimler te Cannstadt. In die tijd was Dirk Kuiper, die de eerste beroepschauffeur van ons land zou worden, koetsier bij notaris Backx, die op diens aandringen tot het aanschaffen van een auto overging. Het was een Daim ler-Victoria, een tweecylinder met gloei- „A Century of Punch" (Honderd jaar Punch) dat is de titel van het onlangs hij William Heinemann Ltd. te Londen verschenen, door R. E. Williams samengestelde gedenkboek ter gelegenheid van het eeuwfeest van 's werelds terecht vermaardste humoristische tijdschrift. Het bevat uit die inderdaad duizend van de beste tekeningen gedenkwaardige O O bestaansperiode. Voor een nadere karakteristiek verwijzen wij naar pagina 3 van dit nummer. Als voorproef hierboven uit de aan „de gezegende jeugd" gewijde afdeling een prent van Ronald Searle uit 1954. kopontsteking, vier pk benzinemotor ach- wegen in het waterland het stuur aan hem ter, waterreservoir vóór, riemoverbrenging toe te vertrouwen, zodat het bij de theorie met vier versnellingen, gummirijtuigban- bleef. Zo stond, toen de beide deskundigen den, vier plaatsen binnen en twee „op de bok" Maximum snelheid vijfentwintig kilo meter, koopsom drieduizend gulden. De ondernemende importeur en de ge lukkige koper met z'n chauffeur waren bij de aankomst op het Wecsperpoortstation naar de trein werden gebracht, Dirk Kuiper met zijn nieuwe vervoermiddel alleen voor de nachtelijke terugtocht naar het dorp. Met tweemaal drie emmers koelwater be nevens een keer of wat schoonmaken van de branders, dus de gebruikelijke teeh- aanwezig, doch het mocht nie gelukken de nische verzorging van onderweg, bracht hij nieuwe machine op gang te krijgen. Bij na vraag in de hoofdstad bleek er niemand te zijn, die raad wist te verschaffen. De enige uitkomst was dus de fabriek te Cann stadt, die op 23 no vember 1890 was op gericht. Zeven dagen later reed 'n van trots stralende automobiel handelaar met de fa- brieksmonteur noordwaarts. Langs een haag van onthutste dorpelingen beleefde men de glorieuze intocht. De „Alkmaarsche Cou rant" van 9 oktober 1896 bevatte een be richt over het doortrekken op de de dag te voren van de auto door Alkmaar op weg naar Wieringerwaard en enkele dagen later maakte hetzelfde blad melding van een be zoek van notaris Backx met zijn auto aan Alkmaar op de tiende oktober. Vier agen ten stapten voor het voertuig uit om de bevolking te beschermen en vrij baan te Een paar korte anekdotes, zonder tekening, uit Punch. Acteur op toneel tot actrice: „Liefste, zijn wij alleen?" Stem van het schellinkje: „Nee, maar morgen wel". Een kameleon tot de andere: „Liefste, zul je nooit veranderen?" Dame tot barman: „Is meneer Smit hier geweest?" Barman: „Ja, mevrouw". Dame: „Had hij mij bij zich?" In een club: „Pardon meneer, leest u die krant, waar u op zit?" De ene golfspeler tot de andere: „Mijn vrouw loopt van me weg als ik niet ophou met golfspelen". „Dat klinkt nogal ernstig". „Dat is het ook, ik zal haar missen". het er uitstekend af. Om aan koelwater te komen werd onderweg drinken voor de paarden gevraagd, anders was de kans groot dat men hem aan de kant van de weg liet staan. Ruim ne- waar hij kwam, zo dat soms zelfs centen moesten worden uit gegooid om aan de hinderlijke belangstel ling van de jeugd te ontkomen. TOCH IS OOK de Daimler-Victoria van notaris Backx niet de eerste auto geweest, die in ons land gereden .heeft. Reeds kort nadat in Wieringerwaard dit nieuwe voer tuig opzien baarde, verscheen er in „De Kampioen" een bericht, dat reeds eerder een Haagse fotograaf de gelukkige bezit ter van een Benz-automobiel was geworden, maken. Bij het eerste bezoek aan Amster- De bekende sportjournalist Joris van den dam was het de chef van het vervoerwezen Bergh heeft in een artikel, geschreven in zelf, de hoofdinspecteur Van Oost, die in maart 1918 naar aanleiding van het boek de auto plaats nam. Maar het rijtuig kreeg van de heer Aertnijs over deze eerste auto dan ook een brevet van een veilig en be- welke in ons land gereden heeft, een aan- trouwbaar voertuig te zijn. Van een rij- tal bijzonderheden gepubliceerd en daarbij bewijs was in die dagen natuurlijk nog tevens de bewijzen geleverd dat de Haagse geen sprake. In de plaats daarvan diende fotograaf Adolphe Zimmermann de eerste een door Koningin WilheLmina eigenhandig getekende akte, tevens nummertje wijs. Drie dagen bleven de beide experts om Dirk Kuiper het rijden te leren, doch geen van beiden voelde er voor op de smalle Nederlandse automobilist is geweest en niet notaris Backx uit de Wieringerwaard, zoals in het in 1923 verschenen gedenkboek van de op 2 juli 1898 opgerichte KNAC nog werd vermeld. De vier-persoons Benz van de heer Adolphe Zimmermann arriveerde reeds op maandag 18 mei 1896 per boot te Arnhem, waar de auto door de eigenaar werd afge haald.» De eerste autotocht is van Arn hem via Utrecht naar 's-Gravenhage ge gaan. CARL FRIEDRICH BENZ had in 1871 te Mannheim een kleine werkplaats ge opend. In 1885 maakte hij daar de eerste driewielige auto, waarmede een proefrit op de binnenplaats van de fabriek werd ge maakt. Op 29 januari 1886 werd het Duitse patent verleend. De eerste vierwielige auto werd in maart 1886 vervaardigd. Toen daarop ook de buitenlandse patenten wer den verkregen, begon Benz met de ver vaardiging van de eerste „serie"-automo- bielen, een reeks van slechts drie stuks. De eerste koper in 1887 was de Fransman Emile Roger, die later in Parijs vertegen woordiger van Benz werd en die niet wei nig tot de groei van het automobilisme heeft bijgedragen. In 1888 werd te München op een tentoonstelling een dergelijk motor rijtuig bekroond. Gottlieb Daimler was de grote man van de ontwikkeling van de benzinemotor. Zijn zaak werd op 28 november 1890 te Cann stadt geconstitueerd na ondervonden be langstelling van de vakmensen op de Pa- rijse wereldtentoonstelling van 1889. De Daimler Motoren Gesellschaft is vooral be kend geworden door de Mercedes-automo- bielen. Met medewerking van Graf Zeppe lin stichtte Gottlieb Daimler met zijn zoon Karl een fabriek voor luchtschipmotoren te Friedrichshafen, die eveneens automo bielen ging bouwen. De firma L. A. Moll te Nijmegen, opge richt op 27 augustus 1897 opgericht, was de eerste zaak in ons land, die zich geheel op het gebied van het automobilisme speciali seerde. In 1905 kwam in ons land een „Motor en Rijwielwet" tot stand. Uit die tijd da teert ook de bevordering van het automo bilisme, onder meer door het scheppen van service-mogelijkheden, benzine-depöts en zovoorts. Reeds voor de eeuwwisseling, in 1898, werd op initiatief van de ANWB een internationale vereniging de „Ligue Inter national des Associations Touristique" ge sticht, die ouder meer ten doel had het internationale autotourisme te stimuleren door het sterk vereenvoudigen van de grensmoeilijkheden. In het begin van deze eeuw werden de triptieken hiervoor inge voerd. P. C. H. De Sovjet-Unie heeft in beginsel beslo ten elf Amerikaanse films voor vertoning aan te kopen, zo heeft Bernard Kreisler, de leider van een groep Amerikaanse film producenten, bekendgemaakt. In de uitge kozen rolprenten treden onder meer op Orson Welles, Gary Cooper, Frank Sinalra en Ingrid Bergman. Het is de bedoeling dat de V.S. Russische films aankopen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15