huzarenstuk nan de kapitein Dan Köpenick
H
n
a
B
9
H
ONZE PUZZEL
EXPOSITIE TER HERDENKING VAN MATISSE
ONZE NAMEN
De herkomst werd
m het geding
gebracht
Duiker vond het bad
van keizer Tiberius
Vijftig jaar geleden stelde
een Duitse schoenmaker
het regime aan de kaak
24
24
Gehuchten
Veel zoekwerk
In de vermoeide sfeer van Parijs
Resten van oude zeewering
in Dokkum blootgelegd
Romeins bronzen vaatwerk
in het museum Kam
Bibliotheek van werken
over Gustav Mahler
De „kapitein" tekent het regu voor vier- te Berlijn tegen Wilhelm Voigt gehouden
duizend mark en zeventig pfennig. Hier- proces. De prenten zijn overgenomen uit
onder: een tekening, gemaakt tijdens het het Franse tijdschrift „Historia"
VIJFTIG JAAR geleden deed de schier
ongelooflijk lijkende mystificatie van Kü-
penick de gehele wereld schudden van het
lachen. Op de zestiende oktober 1906 om
streeks half vijf in de middag verscheen
voor het raadhuis te Köpenick, een stadje
even ten oosten van Berlijn, dat in 1920 bij
de Duitse hoofdstad werd gevoegd, een
„Hauptmann" van het keizerlijke eerste
garderegiment in vol ornaat aan het hoofd
van een detachement van twaalf soldaten
onder aanvoering van een korporaal, uit
Homburg afkomstig. Tot grote ontsteltenis
van de inwoners liet de kapitein het raad
huis bezetten, de burgemeester voor zich
verschijnen, wie hij een zogenaamd bevel
van de keizer voorlas, op grond waarvan
de burgemeester en de gemeentesecretaris
moesten worden gearresteerd en het zich
in de gemeentekas bevindende geld in be
slag genomen.
De burgemeester, wie het werd toege
staan zijn echtgenote mede te nemen en
de gemeentesecretaris, die tevens gemeen
teontvanger was, werden onder bewaking
van de wachtmeester der politie van Kö
penick, die daartoe opdracht ontving van
de kapitein, in rijtuigen naar de hoofd
wacht te Berlijn gereden, waar men van
de gehele zaak niets begreep. Intussen had
de pseudo-kapitein zijn soldaten, die hij op
straat had bijeen gecommandeerd toen zij
van de aflossing der wacht op weg naar
hun kazerne waren, weer afgedankt, zich
naar het station begeven, waar hij een
kaartje kocht voor veertig pfennig en ver
volgens met zijn buitgemaakte veertigdui
zend marken spoorloos in Berlijn verdween.
Geamuseerd, maar vol verbazing, vroeg
de buitenlander zich af hoe zo iets moge
lijk kon zijn. De Duitsers zelf waren lang
niet zo verwonderd. Zij vonden het welis
waar mal, maar toch heel begrijpelijk. De
man, die het stoute stukje had uitgehaald,
had immers een uniform aan gehad en dat
verklaarde alles.
EN TOCH was Wilhelm Voigt maar een
doodgewoon schoenmakertje, dat welis
waar al een paar maal in de gevangenis
had gezeten, maar toch geen misdadiger
was. Toen hij zijn vrijheidsstraf onderging,
had hij in een vertrouwelijke bui aan een
medegevangene zijn plan, dat reeds lang in
zijn brein rondspookte, ontvouwd. Een
kostelijke manier om aan geld te komen en
helemaal niet zo moeilijk, al was er wat
durf voor nodig. Wilhelm Voigt was overi
gens het gehele plan al weer vergeten
toen hij uit de gevangenis kwam en hij
zou er misschien nooit meer aan gedacht
hebben als het hem wat meer voor de wind
was gegaan. Maar ofschoon hij zijn vak
goed verstond en hij de beste getuigschrif
ten kon overleggen die niet vals waren
gelukte het hem toch niet als schoen
maker een bestaan te vinden. Zo kwam het
dat het plan hem weer in de gedachten
kwam en hij het uitvoerde ook.
Uniformen zijn gemakkelijk te verkrij
gen. De hoofdzaak was wat „Frechheit" en
een goede commandotoon. Had de gevange
niskameraad, toen hij het gebeurde in de
krant las en zich liet verleiden door de uit
geloofde beloning van drieduizend mark,
zich niet herinnerd dat Wilhelm Voigt des
tijds met zulk een plan had rondgelopen en
zulks niet aan de politie gemeld, dan was
de pseudo-kapitein misschien nooit ontdekt
en was de naam Wilhelm Voigt nooit we
reldberoemd geworden.
Tenslotte had hij niets anders gedaan
dan een aantal soldaten aangehouden en ze
naar het raadhuis laten marcheren. Critiek-
loos gehoorzaamden de mannen, aan insub
ordinatie werd geen moment gedacht. Het
„Befehl 1st Befehl" - dat gedurende de twee
de wereldoorlog door de nazileiders werd
geproclameerd om allerlei misdaden te
doen uitvoeren gold ook toen, hoewel in
onschuldiger vorm. Onvoorwaardelijk ge
hoorzaamden ook de burgemeester en de
gemeenteontvanger, alsmede de chef van
de plaatselijke politie, die zelfs een stevige
uitbrander van de „kapitein" in ontvangst
had te nemen omdat hij hem slapende in
zijn stoel had aangetroffen. Onderdanig
verzocht hij de „kapitein" zelfs verlof om
naar huis te mogen gaan omdat hij moest
baden.
Men moet niet vergeten dat het een „ka
pitein" was, die hier zijn orders gaf. Ge
wone burgers hadden een vijftig jaar gele
den, toen „Das Militar" in Duitsland de
boventoon voerde, de moed niet een officier
tegen te spréken. En zo gebeurde het dat
een eenvoudig schoenmakertje gedurende
een paar uur een geheel regime personi
fieerde.
VEEL is er gespot met de Köpenickade,
ook in Duitsland zelf en in verscheidene to
neelstukken is de kostelijke episode uitge
beeld. Juist een kwart eeuw na het gebeur
de kwam de K. V. „Het Nederlands To
neel" de herinnering aan deze in wezen
toch wel kluchtige geschiedenis nog eens
opfrissen met de opvoeringen van de „Ka
pitein van Köpenick" van Carl Zuckmayer,
waaraan velen vrolijke ogenblikken beleefd
hebben.
Wilhelm Voigt, die in 1849 te Tilsit aan
de Memel geboren was, kreeg voor zijn
huzarenstukje vier jaar gevangenisstraf.
Hij overleed op 73-jarige leeftijd in 1922,
kort voordat Henry Domela, een avontuur
lijk aangelegde jongeling, zich uitgaf voor
Prins Wilhelm van Pruisen, de oudste zoon
van de kroonprins, op wie hij sprekend
moet hebben geleken. Deze begaf zich naar
enkele kleine steden, legde bezoeken af bij
1
2
i
5
i
7
8
10
u
12
IJ
15
It
18
71
2»
H
25
tl
Ierland breekt met een
vreemde gewoonte
DUBLIN (U.P.) Er zal een oude Ier
se gewoonte worden afgeschaft: boosaar
dige grafschriften als een laatste wraak
neming van de overledene zullen niet meer
worden toegelaten. Het was tot nu toe in
Ierland niet ongewoon een grafschrift te
lezen als: „Ik zou hier thans niet liggen,
als ik mijn vrouw niet getrouwd had". De
directies der Ierse begraafplaatsen hebben
een censuur ingesteld op dergelijke laatste
boodschappen aan de levenden.
autoriteiten, die beefden van ontzag bij
de verschijning van zulk een voornaam
personage, door wiens aanwezigheid zij
zich hogelijk vereerd gevoelden. Zij gaven
feesten ter ere van Prins Wilhelm, die ten
slotte werd ontmaskerd, maar uiteraard de
lachers op zijn hand had. Hij schreef zelfs
een boek over zijn avonturen, dat op de
titelbladzijde een portret van Prins Wil
helm bevatte, reden waarom de kroonprins
hem een proces aandeed.
En wat er in de tweede wereldoorlog al
niet voor „Köpenickades" zijn opgevoerd
door illegale strijders in uniformen van
politie, S.S. en S.D. daarover zou een
boekdeel te vullen zijn. Doch toen was het
bittere ernst en ging het om mensenlevens.
H.
Horizontaal: 1. stap, 3. gesteente, bestaan
de uit veldspaat, kwarts en glimmer, 8. ter
plaatse (afk. Lat.), 9. moerasplant, 10. zuil,
12. voorvoegsel, 13. bloeiwijze, 14. ontken
ning (Eng.), 15. wat gesproken wordt, 17.
alleenzang, 19. rijksgrens (afk.), 20. genever
(Eng.), 21. voornaamswoord. 22. begaafdheid,
24. blauwe kleurstof, 26. water in Friesland,
27. nobele, 28. aardsoort.
Verticaal: 1. glazen steekhevel, 2. meisjes-
naem, 3. genoeg gekookt, 4. zot, 5. bijwoord,
6. afgodsbeeld, 7. munt in Japan, 9. niet be
groeid, 11. tegenstelling van hoog, 14. inter
val van negen tonen, 16. roofvogel, 17. graan
elevator, 18. marterachtig roofdier, 20. soldij,
21. vragend voornaamwoord, 22. plaats voor
duiven, 23. ontkenning (spreektaal), 25. lid
woord.
Om in aanmerking te komen voor een van
de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5 en 1 2,50
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplos
sing in te zenden aan een van onze bureaus
in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein, in IJmuiden, Kennemerlaan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uitslui
tend per briefkaart in te zenden, met duide
lijke vermelding „Puzzel".
De oplossing van de vorige puzzel luidt:
Wereldnieuws. De volgorde kon wisselen.
Het woord werd verkregen door de vet ge
drukte letters van de volgende woorden:
Redetwisten, schemerlamp, koektrommel,
lichteffect, wisselbeker, wereldvrede, schoen,
veter, tramviaduct, paradepaard, weerhuis-
jes, regenwormen, kamerscherm.
De winnaars zijn: T. Meijer-Carbaal, Kle
verparkweg 201, Haarlem, f 7,50; J. van Keu
len, De Noostraat 48. IJmuiden-Oost, f 5,
A. Elias, Floraplein 22, Haarlem, f 2,50.
WE ZAGEN dat de herkomst van de s
stamvader niet zelden de naam van het
nageslacht bepaalde. Vandaar dat in
onze adresboeken vele honderden na- S
men als Van Koeverden, Van Noordwijk,
Van Nierop (Nieuwe-Niedorp), Dene-
kamp en Blarcom (Blaricum) prijken. J
Daar sluiten zich dan de familienaam bij
aan, die in ons waterrijke land werden
ontleend aan rivieren en dergelijke. Een
daarvan is Van Zijll, voor het eerst ge
dragen door de Leidse schilder Gerard
Pietersz, die zich noemde naar de water
loop tussen de Oude Rijn en het Kager-
meer.
NU VERLOOPT ook het zo rustige le
ven van de genealoog niet zonder tegen
vallers. Zo kan het blijken, dat zelfs
deze zo „gemakkelijke" namen hem niet
altijd de juiste richting wijzen. Het komt
voor dat namen als Van Delft of Hoorn
niets met de bakermat van doen hebben.
Want in de steden hebben vele koop
manshuizen benamingen als „Int Wa-
pen Van Delfft" en „De Stadt Hoorn"
gedragen, welke huisnamen, verkort, op
de bewoners overgingen. Vooral bij fa
milienamen als Van Betlehem, Jeruza
lem en Thabor moet aan een uithang
bord of gevelsteen worden gedacht. Zo
als ook de Moor, die enkele Nederlandse
families aan de naam hielp, wel ver
vaarlijk rokend op het bord boven de
deur van een tabakshandelaar geprijkt
zal hebben. En stammen de Engelanders I
uit het Britse rijk? Het is zeer twijfel-
achtig: binnen onze landsgrenzen liggen
drie gehuchten, die de naam Engeland
dragen. Zelfs de familienaam Amerika
behoeft niet op een bereisd voorgeslacht
te wijzen: er ligt een buurtschap Ameri
ka in Horst, een Limburgse gemeente.
Ook de naam Gaarkeuken vindt men zo
wel in onze adresboeken als op de kaart,
waar men eveneens op gehuchten met
de schone namen Biggestart, Platvoet,
de Poffert, Ruisende-Gat en Raar kan
stuiten.
HERKOMSTNAMEN ontstonden vaak
na een verhuizing. Door de grote trek
naar de steden heeft dus vooral het plat
teland deze namen opgeleverd. In be
langrijke mate droegen de vele honder
den gehuchten en buurtschappen daar
toe bij. Want het is niet zo dat bij een
naam als Van der Heide aan een wille
keurig stuk hei moet worden gedacht.
Eerder zal de stamvader herkomstig zijn
uit een buurtschap, die De Heide heet.
Dan is er nog keus genoeg: die naam
komt tien keer op onze kaart voor. Aan
gezien de latinisten ook op dit gebied ac-
tief waren, kennen we eveneens de fa
milienaam Heydanus, zoals naast Van
der Horst een horst is hoge, met
struikgewas begroeide grond Hor-
stenius voorkomt. De naam Greydanus
was een vondst van prof. Joannes Theo-
tardi Greydanus, die omstreeks 1630 als
Jan Tyaerdts ter wereld kwam te Frane-
ker, waar zijn vader een gortmolen be
zat op „de greidc" (zoals de Friezen hun
grasland noemen).
VERTROUWD als de Haarlemmers
met de geschiedenis van hun land zijn,
weten zij dat de kern wordt gevormd
door een ietwat hoger gelegen zand
plaat ter plaatse van de Grote Markt,
die in de middeleeuwen de benaming
't Sant had. Elders kwam men om over
eenkomstige redenen tot deze naam. Ne
gen nederzettingen heten Het Zand, zo
dat er alle gelegenheid voor het ont
staan van de geslachtsnaam Van 't Sant
was. Ook behoeft een Van der Wal niet
van de waterkant te komen: vier buurt
schappen dragen de naam De Wal.
De vaststelling van de herkomst kan
dus nog wel wat gezoek in de archieven
meebrengen. Dit geldt stellig voor fami
lies, met namen, als Van der Veen, Van
der Kley, Van den Berg, Van den Akker,
Van der Weg, Van der Tuin en Van
't Reve bijvoorbeeld. De enige zekerheid»
die deze laatste naam biedt, is dat reef
en rif de oude aanduiding was van een
strook akkerland. Ook de naam Wegerif
Is daar van afgeleid. Namen als Van der
Molen en Vermeulen leveren eveneens
de nodige complicaties. Want molenwie
ken hebben er in menigte gedraaid.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
"WERD de grote tentoon
stelling ter herdenking van
Matisse in. het Par ijse Museum
van. Moderne Kunst te vroeg
of te laat na de dood, toch nog
kort geleden, van de schilder
gehouden? De belangstelling
voor dit gebeuren viel me na
melijk niet mee. Affiches wa
ren' niet zo bar ruim ver
spreid. En ware het niet mijn
gewoonte bij een bezoek aan
Parijs altijd even genoemd
museum binnen te lopen, wel
licht was deze expositie mij
dan ook ontgaan, nu ik eens
echt voor vakantie in de licht
stad wilde zijn. Van geen en
kele zijde ondervond ik een
persoonlijk getuigenis over
deze herdenking. Een bekende
Nederlandse schilder in Parijs
moest zelfs door mij attent
worden gemaakt op deze ten
toonstelling van het werk van
de man, wiens naam direct
na die van Picasso genoemd
pleegt te worden in de gehele
wereld bij een gesprek over
hedendaagse schilderkunst.
Enige verklaring voor het
feit dat Matisse niet zo de ge
sprekken bleek te beheersen
als een Nederlander gelijk ik
dacht te mogen verwachten,
kan liggen in het naar mijn
smaak toch wel zeer verziekte
kunstleven in Parijs, althans
wat betreft het schilderkun
stige deel. Als Appels werk,
dat ik aantrof in een kunst
handel in de Rue de Seine, me
tien keer zo goed bevalt als
dat van zijn confraters van
andere nationaliteiten, dat
daar eveneens de muren be
dekte, zegt dit misschien al
iets wanneer de lezer weet
dat ik Appels roem een be
denkelijke vind. Naast Appels
tenminste driftig geschilderd
lijkende werk prijkte een doek
van ongeveer twee vierkante
meter, geheel zwart als een
even gevlamd stuk linoleum
met bovenaan ergens neerge-
veegd een rood kruis en on
deraan een klets wit, als ik
het me goed herinner. Voorts
was er nog een „schilderij" in
de omgeving van Appels werk,
dat samengesteld was uit een
op het doek gelijmde openge-
tornde jutezak met wat verf
op de overgebleven plekken
van het doek. Nu vind ik jute
nog niet eens zo'n onaantrek
kelijk materiaal om te zien.
En in ons land wordt mooi li
noleum gemaakt. Wat echter
te denken van een expositie,
dde plaats had in Parijs en
éénkleurige paneeltjes van
verschillend formaat vertoon
de? Ze waren niet van de
zelfde kleur. Ik mocht nog een
violet en een donker cerise
geschilderd „werkje" zien er
gens. Qua huisschilderswerk
leken me die niet beroerd te
noemen. Men kon zelfs zeg
gen: wat een mooie kleur! Iets
voor een japon misschien, of
wel voor een kussen.
Als dit alles nog serieus be
keken wordt, moet men dan
nog praten over Matisse en
zijn inspanningen! Dit waren
vóór mijn bezoek aan Matis
se's tentoonstelling mijn ont
moetingen met „schilder
kunst". Nu ja, er was er nog
één. Er was ook nog een ten
toonstelling van de beste im
pressionistische schilderijen
uit de collectie van het Lou
vre, die in een apart museum,
het „Jeu de Paume" in de
tuin van de Tuilerieën is on
dergebracht. Dat had het
voordeel dat men weer een
apart toegangsbewijs kon laten
kopen voor een collectie uit
het Louvre, waarvoor al be
taald moest worden. Het had
dan verder het nadeel dat vele
schilderijen niet te zien waren
door de weerspiegeling van
het licht van buiten. Geluk
kig mocht ik deze collectie al
eens in het Louvre zelf zien,
waar deze uitstekend geëxpo
seerd was. Maar misschien
gaat dat nu beter worden.
„Jeu de Paume" was namelijk
gesloten wegens verbouwing.
Dus prijkte een deel van de
7 collectie in de Orangerie, aan
de andere kant op het terras
van de tuin aan de Place de la
Concorde gelegen. Dat had
dan weer het voordeel voor
de beheerders van de collectie
van dit staatsbezit, dat men
thans tweehonderd francs en-
trée kon vragen voor de be
zichtiging van een deel van
de verzameling, die vertoond
werd onder een allerberoerdst
kunstlicht. Wat kan het sche
len! De liefhebber moet toch
komen kijken. Ik moet zeggen
dat het Nederlandse mu
seumbeleid wat betreft het
rekening houden met de fi
nanciële mogelijkheden van
een publiek toch wel uiterst
gunstig afsteekt tegenover de
chantage van de museumheren
daar.
OVER MATISSE zou ik het
echter hebben. De lezer ver
moedt misschien dat mijn
stemming van invloed kon
worden op mijn indrukken van
deze tentoonstelling. Toch is
daarvan niets met zekerheid
te zeggen. Want zag ik niet de
prachtige doeken van Manet
weer eens zonder teveel licht-
weerspiegelingen, waren er
met die Cézannes, de „Moulin
de la Galette" van Renoir, de
„Absinthdrinkster" van De-
gas en nog zoveel meer op
wekkends? Tenslotte heeft
Matisse ook mij altijd veel ge
daan. Moge de wat lauwe
stemming, ook uitgedrukt in
het aantal bezoekers tijdens
mijn bezoek, misschien ver
klaarbaar zijn door een zekere
vermoeidheid van alles in
deze Parijse sfeer, mij behoef
de dat nog niet zozeer geraakt
te hebben. Kwam het dan
doordat ik de schok niet wist
op te vangen, die mijn metge
zellin in niet bepaald aange
name zin kreeg bij het zien
van Matisse's werk na dat van
de Impressionisten? In ieder
geval was het zo dat mijn be-
genieten van anderer voelen,
een voelen van grote mensen,
werden we plotseling tot be
zinnen, tot denken over meer
puur schilderkunstige waar
den gedwongen. Niet onnuttig
voor de schilder of wie zich op
andere wijze met schilder
kunst bezighoudt. Maar zeker
toch niet gezocht door een pu
bliek dat uit is op de bevrij
dende sensaties, die werkelijke
kunst ons schenkt. Nu is Ma
tisse er toch echt niet op be
lust geweest het ons moeilijk
te maken. Integendeel, heel
zijn leven was gericht op het
zoeken naar alles of zoveel
mogelijk omvattende eenvou
dige waarheden. Daarbij had
hij het recht te stellen wat
voor hém essentieel was. Hij
wist door te gaan op een tradi
tie. Hij is de voortzetter van
Cézanne's werken, die nu echt
niet zo moeilijk meer voor
ons zijn. Matisse had daaraan
toe te voegen wat typisch van
hem was en zou als persoon
lijkheid steeds sterker gaan
gelden, Cézanne's lichtend
voorbeeld overwinnend. Waar
mee niet gezegd wil worden
dat zijn resultaten die van Cé-
zanne zouden overtreffen. Tij
delijk is wel meer op de ach
tergrond gedrongen door wat
vandaag onze aandacht on
verbiddelijk eist, omdat de
tijd ook onze interesse bepaalt.
In Matisse's werk vond men
voorts niet alléén een voort
bouwen op Cézanne's ontdek
kingen. Een andere weg na
Cézanne vonden de cubisten.
En gezien hun soms zo te
waarderen resultaten mag die
van Matisse dus ook nog be
trekkelijk van waarde wor
den genoemd.
Men kan bij een bezoek aan
zo'n tentoonstelling trachten
zijn gezelschap te wijzen op
een voortbouwen op bepaalde
herkenbare en erkende waar-
zoek aan deze tentoonstelling
me op het eerste gezicht niet
die ervaringen schonk, waar
over ik wel naar huis had
willen schrijven. De reden
dat ik het toch doe werd ge
vonden in het gesprek met een
eerst afwijzend gezelschap dat
tenslotte toch geïnteresseerd
werd.
De schok was inderdaad
sterk. Van de bij de Impressio
nisten geldende gevoeligheid
stapten we over naar Matis
se's cerebraliteiten. Van een
den in werk van voorgangers,
overgenomen door de bespro
ken figuur. Het wordt moeilijk
echter bij werk, dat als experi
ment voor de gespecialiseerde
kenner van de schilderkunst
wel interessant is, maar toch
niet in zijn geheel als voltooid
beschouwd mag worden. Het
is namelijk zo, dat de schil
der, in dit geval Matisse, be
paalde bedoelingen wilde ver
wezenlijken. Zei Rembrandt
al niet „dat een stuk voldaan
is als de meester zijn voorne
men daarin bereikt heeft".
Het voornemen van Matisse
lag op een minder omvattend
plan dan dit het geval was bij
Rembrandt, moést dat soms
ook. Matisse moet de behoef
te gevoeld hebben, nadruk te
leggen op bepaalde factoren,
die deel uitmaken van het ge
heel dat een schilderij tot een
goed einde kan brengen. Ma
tisse kon gezien worden als
een zuiveraar, die nu eens dit
belicht, dan dat om tot een
grotere klaarheid voor allen
te komen. Vandaar dat Ma
tisse's tentoonstelling een col
lectie is van uiteenlopende za
ken, waarin men een persoon
lijk kleurgevoel en een eigen
handschrift toch altijd herkent.
Dan moet ik erkennen dat
het ondanks mijn oude liefde
voor Matisse moeilijk voor me
is een schilderijtje te ver
dedigen van een vrouw in bed,
het hoofd steunend op de ar
men, waarvan er één tekort
lijkt. Die arm kon perspecti
visch verkort gezien worden,
maar dankte de verkorting al
leen aan een zich passen in
het beschikbare vlak.
Renoir schilderde twee meis
jes aan een piano, ontroeren
de portretten geplaatst in een
volkomen bij deze figuurtjes
passende sfeer van een inte
rieur. Van de achtergrond
herinnerde ik mij later geen
detail meer. Waarom dus niet
deze in een neutraal grijs ge
laten zoals Matisse dat doet bij
een figuur achter een vleu
gel? Ik kon echter bij mijn
gezellin niet de indruk wegne
men van alleen maar verf te
zien en geen ruimte, die zij
zich dan toch goed als een er
varing herinnerde bij het be
kijken van Renoix-s schilderij.
En zo was er wel meer. Niet
alleen liet het de leek maar
ook mij koud. Hinderen deed
mij zelfs een zekere infantili
teit in het laatste werk. Door
Matisse via het lithografische
procédé geïllustreei'de boeken
zijn toch niet vc-1 meer dan
gedrukte teksten waartussen
en naast met een tekenkrijtje
wat vormen van planten, bloe
men en gezichten, niet eens zo
bar speels zelfs, zijn neerge-
slingerd en tenslotte voor mij
toch een te weinig ernstig te
nemen verluchting, die teza
men met het typografische ge
deelte tot die evenwichtige
schone eenheid dient te ko
men, die men van het ver
zorgde boek verwacht.
VEELZEGGEND lijkt me
dan dat bij het verdere bezoek
aan de collectie van het Mu-
sée de l'Art Moderne een
plotselinge warme waardering
voor het werk van Bonnard en
Vuillard opvallend zich mani
festeerde. De gevoeligheid
staat weer voorop. Wel ken
den deze figuren schilderkun
stige pi'oblexnen, maar deze
dringen zich uit hun werk niet
aan ons op. Hun werk heeft dat
bevx-ijdende van het tot oplos
sing gekomene. Hoewel erkend
kan worden dat na het zien
van deze schilderijen enige
Matisse's uit de collectie van
het museum zelve nu veel ge
makkelijker aanvaard werden
door een blijkbaar inmiddels
rijpen van enig begrip, toch
geloof ik dat de waaide van
zijn wei-k wel erg ligt in de
stimulans die het is geweest
voor een meer puur schilder
kunstige ontwikkeling. Na
hein komende schildex-s heb
ben veel aan hem te danken.
Een doorgaan op zijn laatste
werk wordt echter moeilijk,
zo niet onmogelijk. Bob Buys
CAPRI (UP) Het zonovergoten eiland
Capri heeft er een oudheidkundige attrac
tie bij gekregen: de grot waarin keizer
Tiberius in het begin van onze jaartelling
placht te zwemmen. De Italiaanse kam
pioen duiken Raimondo Bucher heeft deze
grot ontdekt, doordat hij onderwater
zwemmend voor de kust plotseling de in
gang van een brede tunnel zag, die toe
gang bleek te geven tot een hooggewelfde
grot, die in de buurt van de blauwe en
wijd en zijd beroemde grot moet liggen,
maar niet anders dan via de tunnel onder
water kan worden bereikt. Bucher vond
nog een soort trap en andere kleine ver
anderingen, die voor het gerief van de
keizer waren aangebracht en tunnels, die
hij echter niet durfde te onderzoeken en
die waarschijnlijk naar het binnenste van
het eiland leiden. Lang heeft men gedacht
dat Tiberius in de blauwe grot placht te
baden, maar de deskundigen zijn het hier
nooit helemaal over eens geweeest, aange
zien de oude beschrijvingen van de grot
niet klopten met de feitelijke toestand.
Keizer Tiberius vestigde zich op Capri in
het jaar 27 na Christus na de regering
aan Seianus te hebben overgedragen, die
later om zijn wreedheid vermoord werd.
Tiberius die „met pensioenwas bouwde
twaalf villa's op Capri, die hij de namen
gaf van de twaalf belangrijkste Romeinse
goden. De ruïnes zijn thans een beziens
waardigheid voor de toeristen. De ge
schiedschrijvers Tacitus en Suetonius ge
ven verbazingwekkende berichten over de
wreedheid van Tiberius in de tien jaren,
die hij tot zijn dood in 37 na Christus op
het eiland doorbracht.
Bij het graven van een gat vlak voor het
stadhuis van Dokkum heeft men dezer
dagen op twee meter diepte resten van een
oude zeewering gevonden. Dokkum dat
reeds in 754 bestaan moet hebben im
mers in dat jaar vond Bonifatius er de
dood is vroeger gegroeid aan de oevers
van een zeearm, die vrij diep het land
indrong Tot 1583 stroomde het zeewater
nog door een brede bedding dwars door
het stadje. In dat jaar kreeg Dokkum zijn
huidige vestingvorm en kwam de zeesluis
binnen de stad te liggen. Het paalwerk van
de oude zeewering werd ondergegraven in
1583, omdat voor het opsluiten van de
zeesluis de oevers van de zeearm belang
rijk moesten worden ingekrompen. Nog al
tijd heet de stenen brug voor het stadhuis
„De Zijl" (sluis). Toen in 1729 het aange
slibde land ten noorden van Dokkum be
dijkt was, werden tevens de zeesluizen
naar de kust verlegd, vandaar de naam
„Dokkumer nieuwe zijlen".
Tot begin januari wordt in het rijksmu
seum Kam in Nijmegen een tentoonstel
ling gehouden van Romeins bronzen vaat
werk, dat in de loop der jaren in verschei
dene delen van ons land is opgedolven. De
voornaamste vindplaatsen van dit vaat
werk waren Nijmegen en omgeving en de
Bijlandse Waard aan de Waal. De geëxpo
seerde vondsten zijn aangevuld met inzen
dingen uit oudheidkundige musea in
Amsterdam, 's-Hertogenbosch, Leiden,
Utrecht, Groningen, Maastricht en Leeu-
wai'den. Ook hebben particulieren archeo
logische voorwerpen ingezonden.
De bestuursraad van de Nederlandse af
deling van het internationale Gustav
Mahler Gesellschaft, waarvan de dirigent
Bruno Walter erevoorzitter is, zal onder
voorzitterschap komen te staan van de mu
sicoloog prof. di'. K. Ph. Bernet Kempers.
Het IGMG 'stelt zich ten doel de nage
dachtenis aan de componist Gustav Mahler
levend te houden. Het tracht onder meer
te bevorderen, dat minder bekende wer
ken van Mahler worden uitgevoerd, dat
een aan Mahler gewijd archief wordt in
gericht naar het voorbeeld van het Beet-
hovenhuis in Bonn en het stelt een biblio
theek samen, die de internationale littera
tuur over Mahler bedoelt te omvatten. Van
1 november af kunnen de leden van de
Nederlandse afdeling gebruik maken van
een uitleenbibliotheek, die is gevestigd in
Wassenaar, Narcislaan 35.