huzarenstuk nan de kapitein Dan Köpenick H n a B 9 H ONZE PUZZEL EXPOSITIE TER HERDENKING VAN MATISSE ONZE NAMEN De herkomst werd m het geding gebracht Duiker vond het bad van keizer Tiberius Vijftig jaar geleden stelde een Duitse schoenmaker het regime aan de kaak 24 24 Gehuchten Veel zoekwerk In de vermoeide sfeer van Parijs Resten van oude zeewering in Dokkum blootgelegd Romeins bronzen vaatwerk in het museum Kam Bibliotheek van werken over Gustav Mahler De „kapitein" tekent het regu voor vier- te Berlijn tegen Wilhelm Voigt gehouden duizend mark en zeventig pfennig. Hier- proces. De prenten zijn overgenomen uit onder: een tekening, gemaakt tijdens het het Franse tijdschrift „Historia" VIJFTIG JAAR geleden deed de schier ongelooflijk lijkende mystificatie van Kü- penick de gehele wereld schudden van het lachen. Op de zestiende oktober 1906 om streeks half vijf in de middag verscheen voor het raadhuis te Köpenick, een stadje even ten oosten van Berlijn, dat in 1920 bij de Duitse hoofdstad werd gevoegd, een „Hauptmann" van het keizerlijke eerste garderegiment in vol ornaat aan het hoofd van een detachement van twaalf soldaten onder aanvoering van een korporaal, uit Homburg afkomstig. Tot grote ontsteltenis van de inwoners liet de kapitein het raad huis bezetten, de burgemeester voor zich verschijnen, wie hij een zogenaamd bevel van de keizer voorlas, op grond waarvan de burgemeester en de gemeentesecretaris moesten worden gearresteerd en het zich in de gemeentekas bevindende geld in be slag genomen. De burgemeester, wie het werd toege staan zijn echtgenote mede te nemen en de gemeentesecretaris, die tevens gemeen teontvanger was, werden onder bewaking van de wachtmeester der politie van Kö penick, die daartoe opdracht ontving van de kapitein, in rijtuigen naar de hoofd wacht te Berlijn gereden, waar men van de gehele zaak niets begreep. Intussen had de pseudo-kapitein zijn soldaten, die hij op straat had bijeen gecommandeerd toen zij van de aflossing der wacht op weg naar hun kazerne waren, weer afgedankt, zich naar het station begeven, waar hij een kaartje kocht voor veertig pfennig en ver volgens met zijn buitgemaakte veertigdui zend marken spoorloos in Berlijn verdween. Geamuseerd, maar vol verbazing, vroeg de buitenlander zich af hoe zo iets moge lijk kon zijn. De Duitsers zelf waren lang niet zo verwonderd. Zij vonden het welis waar mal, maar toch heel begrijpelijk. De man, die het stoute stukje had uitgehaald, had immers een uniform aan gehad en dat verklaarde alles. EN TOCH was Wilhelm Voigt maar een doodgewoon schoenmakertje, dat welis waar al een paar maal in de gevangenis had gezeten, maar toch geen misdadiger was. Toen hij zijn vrijheidsstraf onderging, had hij in een vertrouwelijke bui aan een medegevangene zijn plan, dat reeds lang in zijn brein rondspookte, ontvouwd. Een kostelijke manier om aan geld te komen en helemaal niet zo moeilijk, al was er wat durf voor nodig. Wilhelm Voigt was overi gens het gehele plan al weer vergeten toen hij uit de gevangenis kwam en hij zou er misschien nooit meer aan gedacht hebben als het hem wat meer voor de wind was gegaan. Maar ofschoon hij zijn vak goed verstond en hij de beste getuigschrif ten kon overleggen die niet vals waren gelukte het hem toch niet als schoen maker een bestaan te vinden. Zo kwam het dat het plan hem weer in de gedachten kwam en hij het uitvoerde ook. Uniformen zijn gemakkelijk te verkrij gen. De hoofdzaak was wat „Frechheit" en een goede commandotoon. Had de gevange niskameraad, toen hij het gebeurde in de krant las en zich liet verleiden door de uit geloofde beloning van drieduizend mark, zich niet herinnerd dat Wilhelm Voigt des tijds met zulk een plan had rondgelopen en zulks niet aan de politie gemeld, dan was de pseudo-kapitein misschien nooit ontdekt en was de naam Wilhelm Voigt nooit we reldberoemd geworden. Tenslotte had hij niets anders gedaan dan een aantal soldaten aangehouden en ze naar het raadhuis laten marcheren. Critiek- loos gehoorzaamden de mannen, aan insub ordinatie werd geen moment gedacht. Het „Befehl 1st Befehl" - dat gedurende de twee de wereldoorlog door de nazileiders werd geproclameerd om allerlei misdaden te doen uitvoeren gold ook toen, hoewel in onschuldiger vorm. Onvoorwaardelijk ge hoorzaamden ook de burgemeester en de gemeenteontvanger, alsmede de chef van de plaatselijke politie, die zelfs een stevige uitbrander van de „kapitein" in ontvangst had te nemen omdat hij hem slapende in zijn stoel had aangetroffen. Onderdanig verzocht hij de „kapitein" zelfs verlof om naar huis te mogen gaan omdat hij moest baden. Men moet niet vergeten dat het een „ka pitein" was, die hier zijn orders gaf. Ge wone burgers hadden een vijftig jaar gele den, toen „Das Militar" in Duitsland de boventoon voerde, de moed niet een officier tegen te spréken. En zo gebeurde het dat een eenvoudig schoenmakertje gedurende een paar uur een geheel regime personi fieerde. VEEL is er gespot met de Köpenickade, ook in Duitsland zelf en in verscheidene to neelstukken is de kostelijke episode uitge beeld. Juist een kwart eeuw na het gebeur de kwam de K. V. „Het Nederlands To neel" de herinnering aan deze in wezen toch wel kluchtige geschiedenis nog eens opfrissen met de opvoeringen van de „Ka pitein van Köpenick" van Carl Zuckmayer, waaraan velen vrolijke ogenblikken beleefd hebben. Wilhelm Voigt, die in 1849 te Tilsit aan de Memel geboren was, kreeg voor zijn huzarenstukje vier jaar gevangenisstraf. Hij overleed op 73-jarige leeftijd in 1922, kort voordat Henry Domela, een avontuur lijk aangelegde jongeling, zich uitgaf voor Prins Wilhelm van Pruisen, de oudste zoon van de kroonprins, op wie hij sprekend moet hebben geleken. Deze begaf zich naar enkele kleine steden, legde bezoeken af bij 1 2 i 5 i 7 8 10 u 12 IJ 15 It 18 71 2» H 25 tl Ierland breekt met een vreemde gewoonte DUBLIN (U.P.) Er zal een oude Ier se gewoonte worden afgeschaft: boosaar dige grafschriften als een laatste wraak neming van de overledene zullen niet meer worden toegelaten. Het was tot nu toe in Ierland niet ongewoon een grafschrift te lezen als: „Ik zou hier thans niet liggen, als ik mijn vrouw niet getrouwd had". De directies der Ierse begraafplaatsen hebben een censuur ingesteld op dergelijke laatste boodschappen aan de levenden. autoriteiten, die beefden van ontzag bij de verschijning van zulk een voornaam personage, door wiens aanwezigheid zij zich hogelijk vereerd gevoelden. Zij gaven feesten ter ere van Prins Wilhelm, die ten slotte werd ontmaskerd, maar uiteraard de lachers op zijn hand had. Hij schreef zelfs een boek over zijn avonturen, dat op de titelbladzijde een portret van Prins Wil helm bevatte, reden waarom de kroonprins hem een proces aandeed. En wat er in de tweede wereldoorlog al niet voor „Köpenickades" zijn opgevoerd door illegale strijders in uniformen van politie, S.S. en S.D. daarover zou een boekdeel te vullen zijn. Doch toen was het bittere ernst en ging het om mensenlevens. H. Horizontaal: 1. stap, 3. gesteente, bestaan de uit veldspaat, kwarts en glimmer, 8. ter plaatse (afk. Lat.), 9. moerasplant, 10. zuil, 12. voorvoegsel, 13. bloeiwijze, 14. ontken ning (Eng.), 15. wat gesproken wordt, 17. alleenzang, 19. rijksgrens (afk.), 20. genever (Eng.), 21. voornaamswoord. 22. begaafdheid, 24. blauwe kleurstof, 26. water in Friesland, 27. nobele, 28. aardsoort. Verticaal: 1. glazen steekhevel, 2. meisjes- naem, 3. genoeg gekookt, 4. zot, 5. bijwoord, 6. afgodsbeeld, 7. munt in Japan, 9. niet be groeid, 11. tegenstelling van hoog, 14. inter val van negen tonen, 16. roofvogel, 17. graan elevator, 18. marterachtig roofdier, 20. soldij, 21. vragend voornaamwoord, 22. plaats voor duiven, 23. ontkenning (spreektaal), 25. lid woord. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5 en 1 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplos sing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soenda- plein, in IJmuiden, Kennemerlaan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uitslui tend per briefkaart in te zenden, met duide lijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel luidt: Wereldnieuws. De volgorde kon wisselen. Het woord werd verkregen door de vet ge drukte letters van de volgende woorden: Redetwisten, schemerlamp, koektrommel, lichteffect, wisselbeker, wereldvrede, schoen, veter, tramviaduct, paradepaard, weerhuis- jes, regenwormen, kamerscherm. De winnaars zijn: T. Meijer-Carbaal, Kle verparkweg 201, Haarlem, f 7,50; J. van Keu len, De Noostraat 48. IJmuiden-Oost, f 5, A. Elias, Floraplein 22, Haarlem, f 2,50. WE ZAGEN dat de herkomst van de s stamvader niet zelden de naam van het nageslacht bepaalde. Vandaar dat in onze adresboeken vele honderden na- S men als Van Koeverden, Van Noordwijk, Van Nierop (Nieuwe-Niedorp), Dene- kamp en Blarcom (Blaricum) prijken. J Daar sluiten zich dan de familienaam bij aan, die in ons waterrijke land werden ontleend aan rivieren en dergelijke. Een daarvan is Van Zijll, voor het eerst ge dragen door de Leidse schilder Gerard Pietersz, die zich noemde naar de water loop tussen de Oude Rijn en het Kager- meer. NU VERLOOPT ook het zo rustige le ven van de genealoog niet zonder tegen vallers. Zo kan het blijken, dat zelfs deze zo „gemakkelijke" namen hem niet altijd de juiste richting wijzen. Het komt voor dat namen als Van Delft of Hoorn niets met de bakermat van doen hebben. Want in de steden hebben vele koop manshuizen benamingen als „Int Wa- pen Van Delfft" en „De Stadt Hoorn" gedragen, welke huisnamen, verkort, op de bewoners overgingen. Vooral bij fa milienamen als Van Betlehem, Jeruza lem en Thabor moet aan een uithang bord of gevelsteen worden gedacht. Zo als ook de Moor, die enkele Nederlandse families aan de naam hielp, wel ver vaarlijk rokend op het bord boven de deur van een tabakshandelaar geprijkt zal hebben. En stammen de Engelanders I uit het Britse rijk? Het is zeer twijfel- achtig: binnen onze landsgrenzen liggen drie gehuchten, die de naam Engeland dragen. Zelfs de familienaam Amerika behoeft niet op een bereisd voorgeslacht te wijzen: er ligt een buurtschap Ameri ka in Horst, een Limburgse gemeente. Ook de naam Gaarkeuken vindt men zo wel in onze adresboeken als op de kaart, waar men eveneens op gehuchten met de schone namen Biggestart, Platvoet, de Poffert, Ruisende-Gat en Raar kan stuiten. HERKOMSTNAMEN ontstonden vaak na een verhuizing. Door de grote trek naar de steden heeft dus vooral het plat teland deze namen opgeleverd. In be langrijke mate droegen de vele honder den gehuchten en buurtschappen daar toe bij. Want het is niet zo dat bij een naam als Van der Heide aan een wille keurig stuk hei moet worden gedacht. Eerder zal de stamvader herkomstig zijn uit een buurtschap, die De Heide heet. Dan is er nog keus genoeg: die naam komt tien keer op onze kaart voor. Aan gezien de latinisten ook op dit gebied ac- tief waren, kennen we eveneens de fa milienaam Heydanus, zoals naast Van der Horst een horst is hoge, met struikgewas begroeide grond Hor- stenius voorkomt. De naam Greydanus was een vondst van prof. Joannes Theo- tardi Greydanus, die omstreeks 1630 als Jan Tyaerdts ter wereld kwam te Frane- ker, waar zijn vader een gortmolen be zat op „de greidc" (zoals de Friezen hun grasland noemen). VERTROUWD als de Haarlemmers met de geschiedenis van hun land zijn, weten zij dat de kern wordt gevormd door een ietwat hoger gelegen zand plaat ter plaatse van de Grote Markt, die in de middeleeuwen de benaming 't Sant had. Elders kwam men om over eenkomstige redenen tot deze naam. Ne gen nederzettingen heten Het Zand, zo dat er alle gelegenheid voor het ont staan van de geslachtsnaam Van 't Sant was. Ook behoeft een Van der Wal niet van de waterkant te komen: vier buurt schappen dragen de naam De Wal. De vaststelling van de herkomst kan dus nog wel wat gezoek in de archieven meebrengen. Dit geldt stellig voor fami lies, met namen, als Van der Veen, Van der Kley, Van den Berg, Van den Akker, Van der Weg, Van der Tuin en Van 't Reve bijvoorbeeld. De enige zekerheid» die deze laatste naam biedt, is dat reef en rif de oude aanduiding was van een strook akkerland. Ook de naam Wegerif Is daar van afgeleid. Namen als Van der Molen en Vermeulen leveren eveneens de nodige complicaties. Want molenwie ken hebben er in menigte gedraaid. J. G. DE BOER VAN DER LEY "WERD de grote tentoon stelling ter herdenking van Matisse in. het Par ijse Museum van. Moderne Kunst te vroeg of te laat na de dood, toch nog kort geleden, van de schilder gehouden? De belangstelling voor dit gebeuren viel me na melijk niet mee. Affiches wa ren' niet zo bar ruim ver spreid. En ware het niet mijn gewoonte bij een bezoek aan Parijs altijd even genoemd museum binnen te lopen, wel licht was deze expositie mij dan ook ontgaan, nu ik eens echt voor vakantie in de licht stad wilde zijn. Van geen en kele zijde ondervond ik een persoonlijk getuigenis over deze herdenking. Een bekende Nederlandse schilder in Parijs moest zelfs door mij attent worden gemaakt op deze ten toonstelling van het werk van de man, wiens naam direct na die van Picasso genoemd pleegt te worden in de gehele wereld bij een gesprek over hedendaagse schilderkunst. Enige verklaring voor het feit dat Matisse niet zo de ge sprekken bleek te beheersen als een Nederlander gelijk ik dacht te mogen verwachten, kan liggen in het naar mijn smaak toch wel zeer verziekte kunstleven in Parijs, althans wat betreft het schilderkun stige deel. Als Appels werk, dat ik aantrof in een kunst handel in de Rue de Seine, me tien keer zo goed bevalt als dat van zijn confraters van andere nationaliteiten, dat daar eveneens de muren be dekte, zegt dit misschien al iets wanneer de lezer weet dat ik Appels roem een be denkelijke vind. Naast Appels tenminste driftig geschilderd lijkende werk prijkte een doek van ongeveer twee vierkante meter, geheel zwart als een even gevlamd stuk linoleum met bovenaan ergens neerge- veegd een rood kruis en on deraan een klets wit, als ik het me goed herinner. Voorts was er nog een „schilderij" in de omgeving van Appels werk, dat samengesteld was uit een op het doek gelijmde openge- tornde jutezak met wat verf op de overgebleven plekken van het doek. Nu vind ik jute nog niet eens zo'n onaantrek kelijk materiaal om te zien. En in ons land wordt mooi li noleum gemaakt. Wat echter te denken van een expositie, dde plaats had in Parijs en éénkleurige paneeltjes van verschillend formaat vertoon de? Ze waren niet van de zelfde kleur. Ik mocht nog een violet en een donker cerise geschilderd „werkje" zien er gens. Qua huisschilderswerk leken me die niet beroerd te noemen. Men kon zelfs zeg gen: wat een mooie kleur! Iets voor een japon misschien, of wel voor een kussen. Als dit alles nog serieus be keken wordt, moet men dan nog praten over Matisse en zijn inspanningen! Dit waren vóór mijn bezoek aan Matis se's tentoonstelling mijn ont moetingen met „schilder kunst". Nu ja, er was er nog één. Er was ook nog een ten toonstelling van de beste im pressionistische schilderijen uit de collectie van het Lou vre, die in een apart museum, het „Jeu de Paume" in de tuin van de Tuilerieën is on dergebracht. Dat had het voordeel dat men weer een apart toegangsbewijs kon laten kopen voor een collectie uit het Louvre, waarvoor al be taald moest worden. Het had dan verder het nadeel dat vele schilderijen niet te zien waren door de weerspiegeling van het licht van buiten. Geluk kig mocht ik deze collectie al eens in het Louvre zelf zien, waar deze uitstekend geëxpo seerd was. Maar misschien gaat dat nu beter worden. „Jeu de Paume" was namelijk gesloten wegens verbouwing. Dus prijkte een deel van de 7 collectie in de Orangerie, aan de andere kant op het terras van de tuin aan de Place de la Concorde gelegen. Dat had dan weer het voordeel voor de beheerders van de collectie van dit staatsbezit, dat men thans tweehonderd francs en- trée kon vragen voor de be zichtiging van een deel van de verzameling, die vertoond werd onder een allerberoerdst kunstlicht. Wat kan het sche len! De liefhebber moet toch komen kijken. Ik moet zeggen dat het Nederlandse mu seumbeleid wat betreft het rekening houden met de fi nanciële mogelijkheden van een publiek toch wel uiterst gunstig afsteekt tegenover de chantage van de museumheren daar. OVER MATISSE zou ik het echter hebben. De lezer ver moedt misschien dat mijn stemming van invloed kon worden op mijn indrukken van deze tentoonstelling. Toch is daarvan niets met zekerheid te zeggen. Want zag ik niet de prachtige doeken van Manet weer eens zonder teveel licht- weerspiegelingen, waren er met die Cézannes, de „Moulin de la Galette" van Renoir, de „Absinthdrinkster" van De- gas en nog zoveel meer op wekkends? Tenslotte heeft Matisse ook mij altijd veel ge daan. Moge de wat lauwe stemming, ook uitgedrukt in het aantal bezoekers tijdens mijn bezoek, misschien ver klaarbaar zijn door een zekere vermoeidheid van alles in deze Parijse sfeer, mij behoef de dat nog niet zozeer geraakt te hebben. Kwam het dan doordat ik de schok niet wist op te vangen, die mijn metge zellin in niet bepaald aange name zin kreeg bij het zien van Matisse's werk na dat van de Impressionisten? In ieder geval was het zo dat mijn be- genieten van anderer voelen, een voelen van grote mensen, werden we plotseling tot be zinnen, tot denken over meer puur schilderkunstige waar den gedwongen. Niet onnuttig voor de schilder of wie zich op andere wijze met schilder kunst bezighoudt. Maar zeker toch niet gezocht door een pu bliek dat uit is op de bevrij dende sensaties, die werkelijke kunst ons schenkt. Nu is Ma tisse er toch echt niet op be lust geweest het ons moeilijk te maken. Integendeel, heel zijn leven was gericht op het zoeken naar alles of zoveel mogelijk omvattende eenvou dige waarheden. Daarbij had hij het recht te stellen wat voor hém essentieel was. Hij wist door te gaan op een tradi tie. Hij is de voortzetter van Cézanne's werken, die nu echt niet zo moeilijk meer voor ons zijn. Matisse had daaraan toe te voegen wat typisch van hem was en zou als persoon lijkheid steeds sterker gaan gelden, Cézanne's lichtend voorbeeld overwinnend. Waar mee niet gezegd wil worden dat zijn resultaten die van Cé- zanne zouden overtreffen. Tij delijk is wel meer op de ach tergrond gedrongen door wat vandaag onze aandacht on verbiddelijk eist, omdat de tijd ook onze interesse bepaalt. In Matisse's werk vond men voorts niet alléén een voort bouwen op Cézanne's ontdek kingen. Een andere weg na Cézanne vonden de cubisten. En gezien hun soms zo te waarderen resultaten mag die van Matisse dus ook nog be trekkelijk van waarde wor den genoemd. Men kan bij een bezoek aan zo'n tentoonstelling trachten zijn gezelschap te wijzen op een voortbouwen op bepaalde herkenbare en erkende waar- zoek aan deze tentoonstelling me op het eerste gezicht niet die ervaringen schonk, waar over ik wel naar huis had willen schrijven. De reden dat ik het toch doe werd ge vonden in het gesprek met een eerst afwijzend gezelschap dat tenslotte toch geïnteresseerd werd. De schok was inderdaad sterk. Van de bij de Impressio nisten geldende gevoeligheid stapten we over naar Matis se's cerebraliteiten. Van een den in werk van voorgangers, overgenomen door de bespro ken figuur. Het wordt moeilijk echter bij werk, dat als experi ment voor de gespecialiseerde kenner van de schilderkunst wel interessant is, maar toch niet in zijn geheel als voltooid beschouwd mag worden. Het is namelijk zo, dat de schil der, in dit geval Matisse, be paalde bedoelingen wilde ver wezenlijken. Zei Rembrandt al niet „dat een stuk voldaan is als de meester zijn voorne men daarin bereikt heeft". Het voornemen van Matisse lag op een minder omvattend plan dan dit het geval was bij Rembrandt, moést dat soms ook. Matisse moet de behoef te gevoeld hebben, nadruk te leggen op bepaalde factoren, die deel uitmaken van het ge heel dat een schilderij tot een goed einde kan brengen. Ma tisse kon gezien worden als een zuiveraar, die nu eens dit belicht, dan dat om tot een grotere klaarheid voor allen te komen. Vandaar dat Ma tisse's tentoonstelling een col lectie is van uiteenlopende za ken, waarin men een persoon lijk kleurgevoel en een eigen handschrift toch altijd herkent. Dan moet ik erkennen dat het ondanks mijn oude liefde voor Matisse moeilijk voor me is een schilderijtje te ver dedigen van een vrouw in bed, het hoofd steunend op de ar men, waarvan er één tekort lijkt. Die arm kon perspecti visch verkort gezien worden, maar dankte de verkorting al leen aan een zich passen in het beschikbare vlak. Renoir schilderde twee meis jes aan een piano, ontroeren de portretten geplaatst in een volkomen bij deze figuurtjes passende sfeer van een inte rieur. Van de achtergrond herinnerde ik mij later geen detail meer. Waarom dus niet deze in een neutraal grijs ge laten zoals Matisse dat doet bij een figuur achter een vleu gel? Ik kon echter bij mijn gezellin niet de indruk wegne men van alleen maar verf te zien en geen ruimte, die zij zich dan toch goed als een er varing herinnerde bij het be kijken van Renoix-s schilderij. En zo was er wel meer. Niet alleen liet het de leek maar ook mij koud. Hinderen deed mij zelfs een zekere infantili teit in het laatste werk. Door Matisse via het lithografische procédé geïllustreei'de boeken zijn toch niet vc-1 meer dan gedrukte teksten waartussen en naast met een tekenkrijtje wat vormen van planten, bloe men en gezichten, niet eens zo bar speels zelfs, zijn neerge- slingerd en tenslotte voor mij toch een te weinig ernstig te nemen verluchting, die teza men met het typografische ge deelte tot die evenwichtige schone eenheid dient te ko men, die men van het ver zorgde boek verwacht. VEELZEGGEND lijkt me dan dat bij het verdere bezoek aan de collectie van het Mu- sée de l'Art Moderne een plotselinge warme waardering voor het werk van Bonnard en Vuillard opvallend zich mani festeerde. De gevoeligheid staat weer voorop. Wel ken den deze figuren schilderkun stige pi'oblexnen, maar deze dringen zich uit hun werk niet aan ons op. Hun werk heeft dat bevx-ijdende van het tot oplos sing gekomene. Hoewel erkend kan worden dat na het zien van deze schilderijen enige Matisse's uit de collectie van het museum zelve nu veel ge makkelijker aanvaard werden door een blijkbaar inmiddels rijpen van enig begrip, toch geloof ik dat de waaide van zijn wei-k wel erg ligt in de stimulans die het is geweest voor een meer puur schilder kunstige ontwikkeling. Na hein komende schildex-s heb ben veel aan hem te danken. Een doorgaan op zijn laatste werk wordt echter moeilijk, zo niet onmogelijk. Bob Buys CAPRI (UP) Het zonovergoten eiland Capri heeft er een oudheidkundige attrac tie bij gekregen: de grot waarin keizer Tiberius in het begin van onze jaartelling placht te zwemmen. De Italiaanse kam pioen duiken Raimondo Bucher heeft deze grot ontdekt, doordat hij onderwater zwemmend voor de kust plotseling de in gang van een brede tunnel zag, die toe gang bleek te geven tot een hooggewelfde grot, die in de buurt van de blauwe en wijd en zijd beroemde grot moet liggen, maar niet anders dan via de tunnel onder water kan worden bereikt. Bucher vond nog een soort trap en andere kleine ver anderingen, die voor het gerief van de keizer waren aangebracht en tunnels, die hij echter niet durfde te onderzoeken en die waarschijnlijk naar het binnenste van het eiland leiden. Lang heeft men gedacht dat Tiberius in de blauwe grot placht te baden, maar de deskundigen zijn het hier nooit helemaal over eens geweeest, aange zien de oude beschrijvingen van de grot niet klopten met de feitelijke toestand. Keizer Tiberius vestigde zich op Capri in het jaar 27 na Christus na de regering aan Seianus te hebben overgedragen, die later om zijn wreedheid vermoord werd. Tiberius die „met pensioenwas bouwde twaalf villa's op Capri, die hij de namen gaf van de twaalf belangrijkste Romeinse goden. De ruïnes zijn thans een beziens waardigheid voor de toeristen. De ge schiedschrijvers Tacitus en Suetonius ge ven verbazingwekkende berichten over de wreedheid van Tiberius in de tien jaren, die hij tot zijn dood in 37 na Christus op het eiland doorbracht. Bij het graven van een gat vlak voor het stadhuis van Dokkum heeft men dezer dagen op twee meter diepte resten van een oude zeewering gevonden. Dokkum dat reeds in 754 bestaan moet hebben im mers in dat jaar vond Bonifatius er de dood is vroeger gegroeid aan de oevers van een zeearm, die vrij diep het land indrong Tot 1583 stroomde het zeewater nog door een brede bedding dwars door het stadje. In dat jaar kreeg Dokkum zijn huidige vestingvorm en kwam de zeesluis binnen de stad te liggen. Het paalwerk van de oude zeewering werd ondergegraven in 1583, omdat voor het opsluiten van de zeesluis de oevers van de zeearm belang rijk moesten worden ingekrompen. Nog al tijd heet de stenen brug voor het stadhuis „De Zijl" (sluis). Toen in 1729 het aange slibde land ten noorden van Dokkum be dijkt was, werden tevens de zeesluizen naar de kust verlegd, vandaar de naam „Dokkumer nieuwe zijlen". Tot begin januari wordt in het rijksmu seum Kam in Nijmegen een tentoonstel ling gehouden van Romeins bronzen vaat werk, dat in de loop der jaren in verschei dene delen van ons land is opgedolven. De voornaamste vindplaatsen van dit vaat werk waren Nijmegen en omgeving en de Bijlandse Waard aan de Waal. De geëxpo seerde vondsten zijn aangevuld met inzen dingen uit oudheidkundige musea in Amsterdam, 's-Hertogenbosch, Leiden, Utrecht, Groningen, Maastricht en Leeu- wai'den. Ook hebben particulieren archeo logische voorwerpen ingezonden. De bestuursraad van de Nederlandse af deling van het internationale Gustav Mahler Gesellschaft, waarvan de dirigent Bruno Walter erevoorzitter is, zal onder voorzitterschap komen te staan van de mu sicoloog prof. di'. K. Ph. Bernet Kempers. Het IGMG 'stelt zich ten doel de nage dachtenis aan de componist Gustav Mahler levend te houden. Het tracht onder meer te bevorderen, dat minder bekende wer ken van Mahler worden uitgevoerd, dat een aan Mahler gewijd archief wordt in gericht naar het voorbeeld van het Beet- hovenhuis in Bonn en het stelt een biblio theek samen, die de internationale littera tuur over Mahler bedoelt te omvatten. Van 1 november af kunnen de leden van de Nederlandse afdeling gebruik maken van een uitleenbibliotheek, die is gevestigd in Wassenaar, Narcislaan 35.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16