THEE IIS MEN NE
MET
SCHATKAMER
DER OUDHEID
IN MODERNE
WERELDSTAD
Brieven aan Napoleon
Jan van Heel exposeert
ZEVENTIG KILOMETER BOEKEN
IN HET BRITS MUSEUM
Pineau, de minister
sprookjesverteller
Bonnefantencomplex
in restauratie
Prof. Quispel overhandigde
handschriften in Cairo
FRIVOOL AANHANGSEL VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS
Gebouw
VEEL MUSEA danken hun ontstaan aan
particuliere verzamelingen en particulier
initiatief. Zo ook het beroemde Brits Mu
seum in Londen. Het begon met een schen
king aan het Engelse volk. Dat was in
1700. De schenker heette Sir John Cotton,
de schenking bestond uit een aantal zeer
belangrijke en kostbare handschriften, ver
zameld door een van Sir John's voorzaten.
In Juli 1753 besloot het Britse parlement
cm een kwart miljoen gulden ter beschik
king te stellen voor de aankoop ener verza
meling zeldzame boeken, handschriften en
curiosa. Deze verzameling was afkomstig
uit de nalatenschap van Sir Hans Sloane, in
leven lijfarts van koning George II. Onge
veer tezelfdertijd kocht de Engelse staat
een andere collectie, afkomstig van Harley,
aan. Hoewel beide verzamelingen veel
meer waard waren dan de betaalde prijs,
toonde het parlement zich zuinig. De mid
delen tot aankoop zo wilde het parle
ment het moesten zoveel mogelijk ge
vonden worden door het organiseren van
een loterij. Zouden de baten van die loterij
groter zijn dan de prijs der collecties
Sloane en Harley, dan kon het restant wor
den gebruikt om een pand aan te kopen,
waarin de verzamelingen konden worden
ondergebracht. Later schonk het (Engelse)
koninklijk huis een zeer waardevolle bi
bliotheek aan de Engelse staat. Die vier
collecties vormden de kern van de verza
melingen van het thans zo beroemde
Tot de schatten van het museum behoort een mooie collectie Chinees familie rose.
van deskundigen en technisch geschoolden
is voortdurend in de weer om oud mate
riaal in goede staat te houden, alsmede met
de bestudering en verzorging van nieuw
verworven schatten. Dit is stellig nodig,
want met de collecties in New Yorkse, Ber-
lijnse, Parijse en andere musea behoren
die in het Brits Museum tot de grootste en
beroemdste ter wereld.
VOOR VEEL, misschien wel voor de
meeste bezoekers is de grote leeszaal de
belangrijkste afdeling van het museum.
Men kan er alle na 1750 in Engeland ver
schenen boeken vinden, omdat alle Britse
Erits Museum, dat formeel het levenslicht
aanschouwde, toen het parlement in juli
1753 zijn goedkeuring hechtte aan de
British Museum Act.
DE KEUZE voor het eerste gebouw viel
op Montague House. In die tijd lag het aan
de noordelijke buitenrand van Londen,
thans nagenoeg in het hart dier wereldstad.
Eerst benoemde men een college van cura
toren, die belast werden met het beheer
der verzamelingen. Pas in 1759 werd Mon
tague House voor het publiek opengesteld.
Reeds in de loop der negentiende eeuw
bleek het museum in een veel te nauw vel
te steken. Ter plaatse van Montague House
verrees een nieuw gebouw, dat in 1914 ge
reed kwam. In dit (nieuwe) gebouw bevin
den zich de afdelingei oudheidkunde, vol
kenkunde en kunst. De afdelingen, die op
het gebied der natuurlijke historie liggen,
bevinden zich tegenwoordig in het British
Museum of Natural History in South Ken
sington (Londen).
Het behoeft wel nauwelijks betoog, waar
om er voor het behoud der kostbare en
merkwaardige dingen speciale maatregelen
zijn getroffen. Brand, diefstal en de invloed
van het klimaat zijn vijanden van ieder
museum! Nacht en dag patrouilleren er
behalve de suppoosten bewakers en
brandweerlieden in de gebouwen. Een staf
Een vakman zuivert hier een bronzen kop
van groene vlekken.
uitgevers op grond van een wettelijk
voorschrift verplicht zijn een exemplaar
van ieder bij hen verschijnend boek aan de
bibliotheek van het Brits Museum te schen
ken. De boekerij omvat thans ruim drie
miljoen banden. Zij zijn opgetast op plan
ken ter lengte van ruim zeventig kilometer.
Men zou dus twee dagmarsen van zeven
uur moeten maken (zonder rust) om die
afstand af te leggen.
Niet iedereen mag de leeszaal betreden.
Men moet een lezerskaart kunnen over
leggen. Zo'n kaart wordt alleen verstrekt
aan hen, die kunnen aantonen, gegronde
reden te hebben voor hun aanvraag. Als
de muren van de leeszaal zouden kunnen
spreken, zouden er schokkende verhalen
komen. Niet slechts, omdat tal van beken
de schrijvers en wetenschapsmensen er
naarstig hebben gestudeerd, maar ook en
vooral omdat er duizenden zijn geweest,
die nooit naam of faam verwierven. Zeer
veel politieke vluchtelingen brachten (en
brengen!) er hun halve leven zoek om
materiaal te verzamelen voor boeken, die
nooit zijn verschenen of zullen verschij
nen.
De bibliotheek bevat tal van beroemde,
deels unieke boeken en handschriften. Te
noemen zijn bij voorbeeld de „Historia
Rerum Prussicarum" (samengesteld door
Schultz), de werken van Luther in zeven
delen, alsmede het „Corpus Iuris Foedalis
Germanici" in drie delen. Deze werken
stammen uit het bezit van het Huis
Hannover, het thans regerende vorstenhuis
dus, dat zich sedert het uitbreken van de
eerste wereldoorlog het Huis Windsor
noemt. Zeer kostbaar en zeldzaam zijn ook
twee der oudste bijbelhandschriften, name
lijk de Codex Alexandrinus en de Codex
Sinaiticus. Dit laatste handschrift kochten
de Engelsen in 1933 van de Russische rege
ring, die toen weinig belangstelling had
voor bijbelmanuscripten.
DE BEKENDSTE stukken van het Brits
Museum zijn het beeldhouwwerk van het
(Griekse) Parthenon afkomstig. Die an
tieke kunstprodukten zijn in de letterlijke
zin des woords uniek. Hun waarde is niet
in geld uit te drukken. In 1815 kocht de
Britse staat ze van de graaf van Elgin voor
vierhonderdduizend gulden. Niet iedereen
was toen van oordeel, dat het beeldhouw
werk zo'n hoge prijs waard was. Daarom
vroeg een commissie uit het Lagerhuis alle
schilders en beeldhouwers van naam naar
hun mening. Allen of bijna allen spraken
zich uit ten gunste van de aankoop.
Een andere vraag is het en die werd
reeds in 1816 gesteld en kwam sedert dien
herhaaldelijk aan de orde of men wel
het recht had om het uit historisch oogpunt
zo belangrijke Parthenon dusdanig te ver
minken. Lord Elgin, de leverancier, die in
het begin der vorige eeuw Brits gezant in
Constantinopcl was, verdedigde de verwer
ving van het beeldhouwwerk door er op te
wijzen, dat Griekenland toen onder Turkse
heerschappij stond. De Turkse soldaten
(zeiden Elgin en zijn medestanders) had
den helemaal geen eerbied voor antieke
Griekse kunstwerken. Zij schoten zelfs hun
geweren leeg op de goden- en godinnen
beelden. Ware het beeldhouwwerk niet
naar elders gebracht (aldus Elgin's moti
vering) dan had het niet lang meer ge
duurd of er waren helemaal geen beelden
meer geweest op het fronton van het Par
thenon. Hoe dit zij, thans behoren de
„Elgin Marbles" (zoals men de beelden
gewoonlijk noemt) tot de pronkstukken
van het Brits Museum.
HET BRITS MUSEUM bevat uiteraard
tal van belangwekkende dingen, die nauw
verband houden met de Britse geschiede
nis. Doch er zijn tevens tal van voorwer
pen, die voor de beschavingsgeschiedenis
van het hele mensdom van grote betekenis
zijn. Zo bevinden er zich twee exemplaren
van de Magna Charta, die dateren uit de
tijd, waarn dat staatsstuk tot stand kwam,
Dan is er de beroemde, in 1799 nabij
Alexandrië gevonden, steen van Rosette,
die dateert uit ongeveer 200 voor Christus
en de sleutel bracht voor de ontcijfering
der Egyptische hiëroglyfen. Men kan in het
Brits Museum voorts het dagelijks leven
bestuderen van de mensen in Assyrië, Ba
byion, China, Mexico en vele andere lan
den. Er zijn Egyptische mummies en hand
schriften op papyrus geschreven. Er zijn
prachtige staaltjes van Romeinse zilver
smeedkunst. Er zijn curiosa en kostbaarhe
den uit alle landen en alle tijden. Wie be
langstelling koestert voor de geschiedenis
van welk land of tijdvak ook, kan er zeker
van zijn, dat hij in het Brits Museum veel
van zijn gading zal vinden. En ieder jaar
breidt het museum zich uit door toevoeging
van nieuwe schatten aan zijn reeds zo
zeldzame en omvangrijke collecties.
Midden in het museum bevindt zich deze
leeszaal van de Engelse Nationale
Bibliotheek.
(Van onze correspondent in Parijs)
Christian Pineau is niet alleen Frank-
rijks huidige minister van Buitenlandse
Zaken, hij beweegt zich in zijn vrije tijd
bovendien regelmatig op het gebied van
de (kinder)litteratuur en men kan zelfs
zeggen, dat hij daar successen heeft ge
oogst, die weinig bestreden worden. Ge
zien de oplagecijfers, wordt de minister
als sprookjesverteller door de jeugd best
gewaardeerd, al kan hij in populariteit
niet tippen aan zijn grote voorzaat Jules
Verne, die met klassieke werken als
„Twintig mijlen onder zee" alleen al vijf
percent van de totale verkoop aan kinder
boeken voor zijn rekening blijkt te nemen.
De laatste publikatie van de minister
sprookjesverteller heet „l'Ourse aux patons
verts" (De beremoeder met de groene
voetjes) en Pineau brengt daarin zijn jonge
lezers symbolisch al vast op de hoogte
met toestanden en gebruiken in de grote
mensen-maatschappij, die ze later zullen
betreden. Er komen arme en rijke beertjes
in voor, die allemaal hun moeilijkheden
in het leven krijgen op te lossen en de
strekking van hun avonturen wordt door
de minister aangeduid op een wijze, die
elk kind gemakkelijk begrijpen kan.
Intussen weet men in Parijs ook nog te
vertellen, dat Pineau zijn beertje met de
groene voetjes, voorzien van een persoon
lijke opdracht, naar al zijn collega-minis
ters van de UNO heeff gezonden en door
kwade tongen wordt beweerd dat hij daar
mee in de diplomatieke kringen de eerste
stap heeft gedaan, die allerwege kan wor
den toegejuicht. Zijn ambtgenoten weten
zo merken zijn bitse Franse tegen
standers op nu tenminste wat ze aan
hem hebben, want sprookjes moeten nu
eenmaal nooit volgens de letter worden
genomen.... Wij betreuren de hatelijk
heid van dit soort opmerkingen. Een mi
nister, die zich op de juiste toon tot de
kinderen weet te richten, zou een wijs en
groot man kunnen zijn.
Dit jaar nog zal met de verdere restau
ratie van het nog niet herstelde deel van
het Bonnefantencomplex in Maastricht, een
zeventiende eeuws Sepulchrijngnklooster
met kerk, een begin gemaakt worden. De
minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen heeft, in overeenstemming
met het advies van de rijkscommissie voor
monumentenzorg, een subsidie van zestig
percent toegezegd.
Nu zal de westelijke vleugel van het
klooster, dat met de kerk om een nagenoeg
rechte binnenhof werd opgtrokken, hersteld
worden. Ook de renaissance-Sepulchrijnen-
kerk, die na de verwoesting van kerk en
klooster door drie branden in 1672, in 1709
herbouwd was, zal worden gerestaureerd.
De te restaureren gedeelten zullen dienen
als museumruimte, terwijl de voormalige
kerk gelijkvloers wordt ingericht als aula
en de bovenverdieping als zaal voor wis
selende tentoonstellingen.
Meer dan vijftienhonderd brieven, die,
naar men aanneemt, een nieuw licht wer
pen op de geschiedenis van het Consulaat
en het Napoleontische Keizerrijk zullen bij
Sotheby's in Londen worden geveild en wel
op 15 en 16 oktober. Het zijn officiële af
schriften van brieven aan Napoleon afkom
stig van zijn vertrouweling en adviseur
Jean-Jacques Regis de Cambaceres, Hertog
van Parma. Europese deskundigen zullen
de verzameling onderzoeken. Het grootste
gedeelte van de brieven is nog nooit eerder
gepubliceerd. De correspondentie zal in zijn
geheel worden geveild en is het zevende
deel van de verzameling van een New- A
yorkse koopman, wijlen André de Coppet.
ALS de stichting „Het Theebureau voor
Nederland" niet bestond, wat zouden wij
in ons leven dan veel poëzie moeten mis
sen. Onlangs heeft deze voorlichtingsdienst
weer een nieuwe brochure laten verschij
nen, geredigeerd door G. J. van Hulzen in
Scheveningen, waarin de vijf gouden re
gels voor het theezetten nader worden
uitgewerkt. Ik mag u enige zinsneden van
dit bloemrijke, geurige proza beslist niet
onthouden. Tevelen en nu citeer ik
reeds kennen immers de thee slechts
als een kommetje slemp of een bakkie
leut. Maar slechts weinigen kennen haar
als het loomdampende meertje van ambe-
ren geluk, waarin men zich verdromen en
verliezen kan. Ik zal het vervolg tussen
aanhalingstekens plaatsen, opdat ge uw
ogen beter kunt geloven. Uit zeer bevoeg
de bron is deze schone levenswijsheid op
geweld, gratis, tot vermeerdering van ons
huishoudelijk geluk.
„Men moet de thee niet drinken als een
gewoontedrank, als neurotisch herhalings-
gebaar, zoals een kindiop zijn duim zuigt
of een volwassene onder het gesprek siga
retten rookt. Men moet naar de thee kijken
terwijl men haar drinkt en over haar
denken. Gij moet de !hee drinken in een
oprecht verlangen nergens te zijn en niets
te denken." De tegenspaak in deze woor
den is maar denkbeeldig. Men kan name
lijk heel goed aan thee denken met het
verlangen aan niets te denken, zonder enig
verschil lussen wens en werkelijkheid te
ervaren. Hoe men het moet klaarspelen
om nergens te zijn en Joch naar de thee te
kijken, lijkt daarentegen moeilijker. Daar
uit zou men kunnen afleiden dat thee geen
geestrijk maar een vergeestelijkend vocht
is, bij voorkeur te verhitten boven een
spirituslichtje. Maar goed, hier is de aan
bevolen methode, wederom letterlijk over
genomen uit het door Wijnand Klerk met
fraaie tekeningen verluchte drukwerk van
vierenzestig smalle zijdjes:
„Ik bedoel de thee, die u naar uw vriend
of vriendin draagt als een geschenk, om
dan achter uw eigen kopje aan tafel te
gaan zitten en gezamenlijk, in eensgestemd
stilzwijgen, uw neusvleugels boven de
damp te laten trillen en u in de thee te
verliezen. Zulke thee, de thee welker ziel
men wil leren kennen en aan een goede
vriend openbaren, moet men met gulle
hand gemaakt hebben. Met de hand van
een rijkaard ook al is men zo arm als
een kerkmuis, gelijk dat heet maar ook
met de hand van een chirurg. Met de
nauwgezetheid van een chirurg en boven
dien met de liefde als van een chirurg, die
zijn eigen zoon opereert. Want de thee
heeft een kwetsbare ziel en is overge
voelig."
Afgezien van het feit, dat een chirurg
zelfs bij zijn eigen zoon nooit anders dan
een lichaam opereert, welke een prachtige
verzameling onzin is dit! Zoiets te kunnen
bedenken als men met trillende neus
vleugels bezield is door het oprechte ver
langen om niets meer te denken! Toch
kunnen er enkele praktische conclusies uit
getrokken worden. Ten eerste: theezetten
is geen bezigheid voor onhandige mensen.
Bovendien moet de linkerhand (die van de
arme rijkaard) precies weten wat de rech
ter (die van de nauwgezet verliefde chi
rurg) met de amberen vloeistof doet. Ten
tweede: men dient zich voortdurend te
verliezen teneinde de toestand te bereiken
waarin men nergens is. Uit eigen weten
schap kunnen wij echter getuigen, dat de
meeste mensen zich eensgestemd rond de
theetafel scharen voor het slaken van de
roddelzucht uit de edele behoefte om juist
hun beste vrienden en vriendinnen nergens
te doen zijn
dat men, om deskundig en toch dichterlijk
over thee te kunnen schrijven bij wijze
van herhalingsgebaar behoorlijk uit zijn
duim moet kunnen zuigen. Hoe zou men
anders tot deze formulering in staat zijn,
waarvan de heer Van Hulzen het auteurs
recht heeft: „Wanneer men nu, na suiker
en melk in de kopjes te hebben gedaan, de
thee na even licht omroeren gaat uitschen-
ken (laag, laag, dat een harde straal haar
vooral niet doet schuimen) dan ontvangen
de kopjes elk hun portie van een gouden
of mahoniehouten of ambergroene droom,
die gij in spiralen makende dampwerve-
lingen om uw gelaat en uw gedachten kunt
laten spelen tot dat gij gelukkig zijt".
Ach, als men met thee tenslotte toch
nergens komt, laten wij dan maar wijn
blijven drinken of desnoods frambozen-
sjuderans.
Ko Brugbier
„lierste festival van het
Amerikaanse boek"
Van 15 tot 30 november zal in Caracas,
de hoofdstad van Venezuela, het „primer
festival del libro de America" (eerste fes
tival van het Amerikaanse boek) worden
gehouden. De organisatoren hebben hier
voor niet alleen een beroep gedaan op alle
belangrijke culturele centra in Noord-,
Midden- en Zuid-Amerika, maar ook op
die in Europa.
Jan van Heel, die lot 3 november bij de
Amsterdamse kunsthandel M. L. de Boer
exposeert, is één onzer vooraanstaande
schilders en toch in deze omgeving nog
maar weinig bekend, al"deed hij mee aan
tentoonstellingen van verenigingen en
groepen in Haarlem (de Hollandse Aqua-
rellistenkring) en de hoofdstad. Een eigen
tentoonstelling in deze contreien had hij
nog niet. De Rotterdammer Van Heel
woont en werkt al lang in Den Haag
hoe ging het: Hagenaars kwamen er niet
toe hier te exposeren, hier kwam men maar
weinig op de gedachte eens op te treden in
de stad, waar Van Heel terecht popu
lariteit geniet. Naar aanleiding van
een uitwisselingstentoonstelling tussen de
Haagse vereniging Pulchri Studio en
Arti et Amicitiae was het al mogelijk enig
verschil in mentaliteit op te merken tussen
Haagse schilders en hun even noordelijker
wonende collega's. Ik geloof te mogen zeg
gen dat in Den Haag méér dan in Amster
dam en daaromheen een tendens bestaat
tot een mooi verzorgd schilderen. Moge bij
voorbeeld een Otto B. de Kat hier zeker
uitmunten door doeken van gave schilde
ring, het is niet één van de dingen die in
zijn opzet liggen. Bij Van Heel en ook an
dere Hagenaars is dat zeer zeker wel het
geval. Er zijn er weinig die dan zo de effec
ten kent van de verf als hij. Als Van Heel
uitmunt door zijn kleur dan komt dit mede
doordat hij weet, dat de manier van neer
zetten van de verf de schakeringen in de
werking van de kleur mede bepaalt. Hij is
ook niet beschroomd toevalligheden in de
werking van de verfoppervlakte op te roe
pen om die te gebruiken voor het sugge
reren van een sfeer en lichtspel of wel van
de materie van zijn onderwerpen samen
stellende zaken als bij voorbeeld oude
muurtjes. Het sterkst is dit het geval in zijn
gouaches, waarbij hij deze overwegend
dekkende waterverf ook wel dun en dus
bijna transparant gebruikt.
Wat betreft de behandeling van het
werk ziet dat van Van Heel er dus meestal
smakelijk uit. Zijn vormgeving is die van
het hedendaagse expressionisme, dat zich
onderscheidt van het eerste zogenoemde
door een groter weten betreffende de wer
king van vertekeningen en daarmee toch
minder heftig van aard is. Van Heels
vormgeving verraadt zelfs zin voor humor.
Zijn reageren op deze tijd uit zich in een
zekere nostalgie naar ietwat ouderwetse ge
noegens. Hij schilderde poffertjeskramen,
kermisaapjes, stillevens van feesttoeters,
meubeltjes uit het „fin de siècle" of andere
gebruiksvoorwerpen van vroeger. Hij kan
melancholiek worden en schilderde wel
begraafplaatsen in Parijs, de stad waar hij
veel verkeert. Of wel hij wordt even
wrang en hangt een dode vogel tussen zijn
toeters.
En nu is Van Heel naar Spanje geweest
en heeft er die kale aarde opgezocht, waar
het leven hard en primitief is. Er zijn meer
schilders die dat doen in hun behoefte tot
inkeer en zuivering. Zij zoeken dit uiter
aard meer in het land zelve dan in de
maatschappelijke constellatie daar. Van
Heel heeft aan persoonlijkheid gewonnen
in zijn werk, dat daar ontstond of naar
aanleiding later naar studies gemaakt
werd. Zijn vorm in enkele landschappen
komt me bewogener voor dan voorheen, is
waarachtiger geworden. Ook kon hij in een
enkel doek van een straatje met witte ge
sloten gevels stiller worden. Van Heels
werk was namelijk niet altijd vrij van een
zekere gemaniëreerdheid, waarachter hij de
blijkbaar in hem levende gevoelens nog
verborg.
Bob Buys
CAiRO (Reuter) Professor dr. G. Qui
spel van de rijksuniversiteit te Utrecht
heeft aan het Koptische museum te Cairo
een aantal oude handschriften overgedra
gen, die een Hebreeuwse tekst van Gene
sis en een deel van het boek Numeri be
vatten. Volgens Moerad Kamel, hoogleraar
in de semiotische talen aan de Universiteit
van Cairo, kunnen deze boeken „tot de
oudste bestaande geschriften van het Oude
Testament behoren, afgezien van de Dode-
Zeerollen". Hij schat dat de geschriften
van voor de tiende eeuw dateren.
,öe re
;ve
eg Pil
ide oï
ire
ie
f&raól
"onmact
Rechts Kal
vinnigei
voortaai
Roeken t«
[groter, zc
dat var
i'ek terreinl
was nie(
er gaf tc
bevredigc
JAKARTA (United Press) Onge-
ïr 15.000 werknemers van de B.P.M. Li
idonesië hebben het werk neergelegd als
protest tegen een besluit der regeriru^in-
De Amerikaanse architect Frank Lloyd
'nght heeft aan de pers zijn plan voor cc:
neer dan 1600 meter hoog gebouw i,i
'hicago getoond. Het gebouw zal de voriv
[krijgen van een degen met het gevest h
ie grond. Het zal 528 verdiepingen tellen
ickroohd door ccn toren van 150 meter
toog. Er zullen 130.000 mensen in kunnen
•.erken. Voorts komt cr parkeerruimte
oor 20.000 auto's. De bouw zal 100 miljoen
?ollar vergen.
dat „onve
dus persor
nisters rus'
ben, zich I
ouden ki|
tok je voclj
taatsbelaf
i herinne
e grote j
T. Buysl
wann
/loed moe
nening vaj
lan het lï
5 (destijq
irtikel,
luis naar
nand
Het is verheffend nieuws, te
lezen dat in Chicago wellicht
de eerste verticale stad ter
wereld zal worden gebouwd.
Het zal een gebouw worden
van zestienhonderd meter
hoog, dus ongeveer gelijk aan
zestien Utrechtse Domtorens
op elkaar. Er zullen 130.000
mensen in kunnen wonen, en
alle gezinnen zullen hun auto
mee naar binnen kunnen ne
men. De 528 verdiepingen zul
len worden bekroond door een
torentje, waarvoor men de
zuinige hoogte van honderd
vijftig meter heeft uitgetrok
ken. Een torentje van niets, om
zo te zeggen, dat belachelijk
klein zal zijn tegenover de rest.
Trouwens, de bewoners zelf
zullen tegenover dit huis nog
belangrijk kleiner lijken. Het
is een duizelingwekkende ge
dachte, dat een architect van
ongeveer één meter zeventig
hoog dit gigantische bouwwerk
In zijn hersentjes heeft zien
oprijzen en straks, als het in
werkelijkheid gereed zal zijn,
ervóór zal staan op de stoep en
geprezen zal worden als de
schepper ervan.
Men kan dan beweren dat
deze architect, Wright geheten,
een genie is. Doch dat hoeft
helemaal niet zo te zijn. Het is
eigenlijk slechts een kwestie
van proporties. Op zijn teke
ning is deze verticale reuzen-
stad slechts dertig centimeter
hoog. Hij heeft iets kleins be
dacht dat naar believen ver
groot kan worden en daarmee
heeft hij het bewijs geleverd,
dat de menselijke gedachte een
veel-dimensionaal verschijnsel
is, die zich in geen enkel op
licht gebonden acht aan de af-
netingen en ruimten waarin
de drager der gedachte zich
lichamelijk moet bewegen. De
gedachte is rekbaar tot in het
oneindige en het is slechts aan
de zelfbeheersing van de heer
Wright te danken, dat hij niet
nog een honderdtal verdiepin
gen op de 528 heeft gestapeld
en er niet een toren van een
kilometer hoog heeft opge-
dacht.
Niet alleen door deze zelf
beheersing, doch ook door zijn
kennelijke verbeeldingskracht
is de heer Wright ons uiter
mate sympathiek geworden.
Hij moet een man zijn, die de
dingen breed ziet en uiting
durft te geven aan zijn stout
moedigste invallen. Hoezeer
ontbreekt het in onze tijd niet
aan dergelijke figuren? Hoe-
velen van ons koesteren niet
briljante ideeën, die zij haastig
en beschaamd in de kiem smo
ren om toch vooral de laat
dunkende spotlach van de eng-
hartigen te ontgaan? De heer
Wright heeft jarenlang legen
de Amerikaanse wolkenkrab
bers opgekeken en toen de
volkomen logische vraag in
zich voelen oprijzen, waarom
deze wolkenkrabbers op een
bepaald moment plotseling op
hielden. Hij heeft zich de vraag
gesteld, of ergens daar in de
hoogte een onzichtbare ondoor
dringbaarheid de bouwers te
genhield. En toen hij, even
logisch, zichzelf moest ant
woorden met de constatering
dat zulks geenszins het geval
kon zijn, heeft hij zijn fantasie
de vrije loop gelaten en hij
schaamt zich niet, met zijn
waarlijk imponerende inval
frank voor de dag te komen.
Die begrenzing aan de din
gen des dagelijkse levens is
inderdaad een volkomen onge
motiveerde en vrijwillige.
Terwijl de gedachtenwereld
oneindige en onmeetbare
perspectieven opent, houdt de
materiële wereld altijd ergens
plotseling op, zonder aanwijs
baar motief.
Waarom, bijvoorbeeld, heeft
men overal ter wereld de trot
toirs ten opzichte van de rij
weg slechts twintig centime
ter of daaromtrent verhoogd,
zodat uit de koers rakende
auto's onverhoeds puien in
puin kunnen rijden en arge
loze voetgangers verpletteren?
Laat ze een. halve meter hoog
zijn met trapjes voor op
en afdalen op de oversteek
plaatsen, zou iemand als
Wright zeggen.
Waarom, bijvoorbeeld, maakt
men de briefkaart niet wat
groter, zodat men er alles op
kan schrijven wat men te zeg
gen heeft zonder in gekriebel
te vervallen?
Waarom zijn de loketten bij
de officiële bureaus zo laag,
dat men er altijd gebukt door
heen moet praten? Waarom
zijn sigarettenkokers zo be
perkt in hun capaciteit, dat
men er zelden een heel pakje
in kwijt kan? Waarom kan
men op muurkalenders nooit
zien welke datum het is, zon
der op te staan en er de neus
tegen de drukken? Waarom
zijn brievenbussen zo smal,
dat een flinke dikke krant ei
doorheengewrongen moet wor
den? Waarom moet men in
een autobus het hoofd stoten
tegen bagagerekken? Waarom
zijn overwegen en bruggeD
smaller dan de normale rij
weg? Waarom staan er zo
weinig banken in uitgestrek
te wandelbossen? Waarom
moet men zijn ellebogen sto
ten in de pashokken der
kledingmagazijnen? Waarom
maakt men kleine ramen in
grote baksteenmuren? Waar
om moeten overhemdboorden
knellen om te passen? Waar
om zijn asbakjes altijd te klein
voor normale visite? Waarom
moet men elkander platdruk
ken in schouwburgvestiaires
en elkander vermoorden om
een kop koffie te kunnen krij
gen in de foyer? En, om even
in de schouwburg te blijven:
waarom moet een ganse rij
van dertig zilters opstaan als
ik even te laat in de voorstel
ling kom?
Waarom doet men in onze
wereld zo eng?
Meneer Wright is een moe
dig man, die de dingen groot
ziet en in grootse stijl aan
pakt. Hij is een man van
Ruimte, zowel in zijn den
ken als in zijn doen. En
Ruimte in alle opzichten is
datgene, wat ons ontbreekt
om in vrede met elkander te
leven.
R. Agteran