THEE IIS MEN NE MET SCHATKAMER DER OUDHEID IN MODERNE WERELDSTAD Brieven aan Napoleon Jan van Heel exposeert ZEVENTIG KILOMETER BOEKEN IN HET BRITS MUSEUM Pineau, de minister sprookjesverteller Bonnefantencomplex in restauratie Prof. Quispel overhandigde handschriften in Cairo FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS Gebouw VEEL MUSEA danken hun ontstaan aan particuliere verzamelingen en particulier initiatief. Zo ook het beroemde Brits Mu seum in Londen. Het begon met een schen king aan het Engelse volk. Dat was in 1700. De schenker heette Sir John Cotton, de schenking bestond uit een aantal zeer belangrijke en kostbare handschriften, ver zameld door een van Sir John's voorzaten. In Juli 1753 besloot het Britse parlement cm een kwart miljoen gulden ter beschik king te stellen voor de aankoop ener verza meling zeldzame boeken, handschriften en curiosa. Deze verzameling was afkomstig uit de nalatenschap van Sir Hans Sloane, in leven lijfarts van koning George II. Onge veer tezelfdertijd kocht de Engelse staat een andere collectie, afkomstig van Harley, aan. Hoewel beide verzamelingen veel meer waard waren dan de betaalde prijs, toonde het parlement zich zuinig. De mid delen tot aankoop zo wilde het parle ment het moesten zoveel mogelijk ge vonden worden door het organiseren van een loterij. Zouden de baten van die loterij groter zijn dan de prijs der collecties Sloane en Harley, dan kon het restant wor den gebruikt om een pand aan te kopen, waarin de verzamelingen konden worden ondergebracht. Later schonk het (Engelse) koninklijk huis een zeer waardevolle bi bliotheek aan de Engelse staat. Die vier collecties vormden de kern van de verza melingen van het thans zo beroemde Tot de schatten van het museum behoort een mooie collectie Chinees familie rose. van deskundigen en technisch geschoolden is voortdurend in de weer om oud mate riaal in goede staat te houden, alsmede met de bestudering en verzorging van nieuw verworven schatten. Dit is stellig nodig, want met de collecties in New Yorkse, Ber- lijnse, Parijse en andere musea behoren die in het Brits Museum tot de grootste en beroemdste ter wereld. VOOR VEEL, misschien wel voor de meeste bezoekers is de grote leeszaal de belangrijkste afdeling van het museum. Men kan er alle na 1750 in Engeland ver schenen boeken vinden, omdat alle Britse Erits Museum, dat formeel het levenslicht aanschouwde, toen het parlement in juli 1753 zijn goedkeuring hechtte aan de British Museum Act. DE KEUZE voor het eerste gebouw viel op Montague House. In die tijd lag het aan de noordelijke buitenrand van Londen, thans nagenoeg in het hart dier wereldstad. Eerst benoemde men een college van cura toren, die belast werden met het beheer der verzamelingen. Pas in 1759 werd Mon tague House voor het publiek opengesteld. Reeds in de loop der negentiende eeuw bleek het museum in een veel te nauw vel te steken. Ter plaatse van Montague House verrees een nieuw gebouw, dat in 1914 ge reed kwam. In dit (nieuwe) gebouw bevin den zich de afdelingei oudheidkunde, vol kenkunde en kunst. De afdelingen, die op het gebied der natuurlijke historie liggen, bevinden zich tegenwoordig in het British Museum of Natural History in South Ken sington (Londen). Het behoeft wel nauwelijks betoog, waar om er voor het behoud der kostbare en merkwaardige dingen speciale maatregelen zijn getroffen. Brand, diefstal en de invloed van het klimaat zijn vijanden van ieder museum! Nacht en dag patrouilleren er behalve de suppoosten bewakers en brandweerlieden in de gebouwen. Een staf Een vakman zuivert hier een bronzen kop van groene vlekken. uitgevers op grond van een wettelijk voorschrift verplicht zijn een exemplaar van ieder bij hen verschijnend boek aan de bibliotheek van het Brits Museum te schen ken. De boekerij omvat thans ruim drie miljoen banden. Zij zijn opgetast op plan ken ter lengte van ruim zeventig kilometer. Men zou dus twee dagmarsen van zeven uur moeten maken (zonder rust) om die afstand af te leggen. Niet iedereen mag de leeszaal betreden. Men moet een lezerskaart kunnen over leggen. Zo'n kaart wordt alleen verstrekt aan hen, die kunnen aantonen, gegronde reden te hebben voor hun aanvraag. Als de muren van de leeszaal zouden kunnen spreken, zouden er schokkende verhalen komen. Niet slechts, omdat tal van beken de schrijvers en wetenschapsmensen er naarstig hebben gestudeerd, maar ook en vooral omdat er duizenden zijn geweest, die nooit naam of faam verwierven. Zeer veel politieke vluchtelingen brachten (en brengen!) er hun halve leven zoek om materiaal te verzamelen voor boeken, die nooit zijn verschenen of zullen verschij nen. De bibliotheek bevat tal van beroemde, deels unieke boeken en handschriften. Te noemen zijn bij voorbeeld de „Historia Rerum Prussicarum" (samengesteld door Schultz), de werken van Luther in zeven delen, alsmede het „Corpus Iuris Foedalis Germanici" in drie delen. Deze werken stammen uit het bezit van het Huis Hannover, het thans regerende vorstenhuis dus, dat zich sedert het uitbreken van de eerste wereldoorlog het Huis Windsor noemt. Zeer kostbaar en zeldzaam zijn ook twee der oudste bijbelhandschriften, name lijk de Codex Alexandrinus en de Codex Sinaiticus. Dit laatste handschrift kochten de Engelsen in 1933 van de Russische rege ring, die toen weinig belangstelling had voor bijbelmanuscripten. DE BEKENDSTE stukken van het Brits Museum zijn het beeldhouwwerk van het (Griekse) Parthenon afkomstig. Die an tieke kunstprodukten zijn in de letterlijke zin des woords uniek. Hun waarde is niet in geld uit te drukken. In 1815 kocht de Britse staat ze van de graaf van Elgin voor vierhonderdduizend gulden. Niet iedereen was toen van oordeel, dat het beeldhouw werk zo'n hoge prijs waard was. Daarom vroeg een commissie uit het Lagerhuis alle schilders en beeldhouwers van naam naar hun mening. Allen of bijna allen spraken zich uit ten gunste van de aankoop. Een andere vraag is het en die werd reeds in 1816 gesteld en kwam sedert dien herhaaldelijk aan de orde of men wel het recht had om het uit historisch oogpunt zo belangrijke Parthenon dusdanig te ver minken. Lord Elgin, de leverancier, die in het begin der vorige eeuw Brits gezant in Constantinopcl was, verdedigde de verwer ving van het beeldhouwwerk door er op te wijzen, dat Griekenland toen onder Turkse heerschappij stond. De Turkse soldaten (zeiden Elgin en zijn medestanders) had den helemaal geen eerbied voor antieke Griekse kunstwerken. Zij schoten zelfs hun geweren leeg op de goden- en godinnen beelden. Ware het beeldhouwwerk niet naar elders gebracht (aldus Elgin's moti vering) dan had het niet lang meer ge duurd of er waren helemaal geen beelden meer geweest op het fronton van het Par thenon. Hoe dit zij, thans behoren de „Elgin Marbles" (zoals men de beelden gewoonlijk noemt) tot de pronkstukken van het Brits Museum. HET BRITS MUSEUM bevat uiteraard tal van belangwekkende dingen, die nauw verband houden met de Britse geschiede nis. Doch er zijn tevens tal van voorwer pen, die voor de beschavingsgeschiedenis van het hele mensdom van grote betekenis zijn. Zo bevinden er zich twee exemplaren van de Magna Charta, die dateren uit de tijd, waarn dat staatsstuk tot stand kwam, Dan is er de beroemde, in 1799 nabij Alexandrië gevonden, steen van Rosette, die dateert uit ongeveer 200 voor Christus en de sleutel bracht voor de ontcijfering der Egyptische hiëroglyfen. Men kan in het Brits Museum voorts het dagelijks leven bestuderen van de mensen in Assyrië, Ba byion, China, Mexico en vele andere lan den. Er zijn Egyptische mummies en hand schriften op papyrus geschreven. Er zijn prachtige staaltjes van Romeinse zilver smeedkunst. Er zijn curiosa en kostbaarhe den uit alle landen en alle tijden. Wie be langstelling koestert voor de geschiedenis van welk land of tijdvak ook, kan er zeker van zijn, dat hij in het Brits Museum veel van zijn gading zal vinden. En ieder jaar breidt het museum zich uit door toevoeging van nieuwe schatten aan zijn reeds zo zeldzame en omvangrijke collecties. Midden in het museum bevindt zich deze leeszaal van de Engelse Nationale Bibliotheek. (Van onze correspondent in Parijs) Christian Pineau is niet alleen Frank- rijks huidige minister van Buitenlandse Zaken, hij beweegt zich in zijn vrije tijd bovendien regelmatig op het gebied van de (kinder)litteratuur en men kan zelfs zeggen, dat hij daar successen heeft ge oogst, die weinig bestreden worden. Ge zien de oplagecijfers, wordt de minister als sprookjesverteller door de jeugd best gewaardeerd, al kan hij in populariteit niet tippen aan zijn grote voorzaat Jules Verne, die met klassieke werken als „Twintig mijlen onder zee" alleen al vijf percent van de totale verkoop aan kinder boeken voor zijn rekening blijkt te nemen. De laatste publikatie van de minister sprookjesverteller heet „l'Ourse aux patons verts" (De beremoeder met de groene voetjes) en Pineau brengt daarin zijn jonge lezers symbolisch al vast op de hoogte met toestanden en gebruiken in de grote mensen-maatschappij, die ze later zullen betreden. Er komen arme en rijke beertjes in voor, die allemaal hun moeilijkheden in het leven krijgen op te lossen en de strekking van hun avonturen wordt door de minister aangeduid op een wijze, die elk kind gemakkelijk begrijpen kan. Intussen weet men in Parijs ook nog te vertellen, dat Pineau zijn beertje met de groene voetjes, voorzien van een persoon lijke opdracht, naar al zijn collega-minis ters van de UNO heeff gezonden en door kwade tongen wordt beweerd dat hij daar mee in de diplomatieke kringen de eerste stap heeft gedaan, die allerwege kan wor den toegejuicht. Zijn ambtgenoten weten zo merken zijn bitse Franse tegen standers op nu tenminste wat ze aan hem hebben, want sprookjes moeten nu eenmaal nooit volgens de letter worden genomen.... Wij betreuren de hatelijk heid van dit soort opmerkingen. Een mi nister, die zich op de juiste toon tot de kinderen weet te richten, zou een wijs en groot man kunnen zijn. Dit jaar nog zal met de verdere restau ratie van het nog niet herstelde deel van het Bonnefantencomplex in Maastricht, een zeventiende eeuws Sepulchrijngnklooster met kerk, een begin gemaakt worden. De minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen heeft, in overeenstemming met het advies van de rijkscommissie voor monumentenzorg, een subsidie van zestig percent toegezegd. Nu zal de westelijke vleugel van het klooster, dat met de kerk om een nagenoeg rechte binnenhof werd opgtrokken, hersteld worden. Ook de renaissance-Sepulchrijnen- kerk, die na de verwoesting van kerk en klooster door drie branden in 1672, in 1709 herbouwd was, zal worden gerestaureerd. De te restaureren gedeelten zullen dienen als museumruimte, terwijl de voormalige kerk gelijkvloers wordt ingericht als aula en de bovenverdieping als zaal voor wis selende tentoonstellingen. Meer dan vijftienhonderd brieven, die, naar men aanneemt, een nieuw licht wer pen op de geschiedenis van het Consulaat en het Napoleontische Keizerrijk zullen bij Sotheby's in Londen worden geveild en wel op 15 en 16 oktober. Het zijn officiële af schriften van brieven aan Napoleon afkom stig van zijn vertrouweling en adviseur Jean-Jacques Regis de Cambaceres, Hertog van Parma. Europese deskundigen zullen de verzameling onderzoeken. Het grootste gedeelte van de brieven is nog nooit eerder gepubliceerd. De correspondentie zal in zijn geheel worden geveild en is het zevende deel van de verzameling van een New- A yorkse koopman, wijlen André de Coppet. ALS de stichting „Het Theebureau voor Nederland" niet bestond, wat zouden wij in ons leven dan veel poëzie moeten mis sen. Onlangs heeft deze voorlichtingsdienst weer een nieuwe brochure laten verschij nen, geredigeerd door G. J. van Hulzen in Scheveningen, waarin de vijf gouden re gels voor het theezetten nader worden uitgewerkt. Ik mag u enige zinsneden van dit bloemrijke, geurige proza beslist niet onthouden. Tevelen en nu citeer ik reeds kennen immers de thee slechts als een kommetje slemp of een bakkie leut. Maar slechts weinigen kennen haar als het loomdampende meertje van ambe- ren geluk, waarin men zich verdromen en verliezen kan. Ik zal het vervolg tussen aanhalingstekens plaatsen, opdat ge uw ogen beter kunt geloven. Uit zeer bevoeg de bron is deze schone levenswijsheid op geweld, gratis, tot vermeerdering van ons huishoudelijk geluk. „Men moet de thee niet drinken als een gewoontedrank, als neurotisch herhalings- gebaar, zoals een kindiop zijn duim zuigt of een volwassene onder het gesprek siga retten rookt. Men moet naar de thee kijken terwijl men haar drinkt en over haar denken. Gij moet de !hee drinken in een oprecht verlangen nergens te zijn en niets te denken." De tegenspaak in deze woor den is maar denkbeeldig. Men kan name lijk heel goed aan thee denken met het verlangen aan niets te denken, zonder enig verschil lussen wens en werkelijkheid te ervaren. Hoe men het moet klaarspelen om nergens te zijn en Joch naar de thee te kijken, lijkt daarentegen moeilijker. Daar uit zou men kunnen afleiden dat thee geen geestrijk maar een vergeestelijkend vocht is, bij voorkeur te verhitten boven een spirituslichtje. Maar goed, hier is de aan bevolen methode, wederom letterlijk over genomen uit het door Wijnand Klerk met fraaie tekeningen verluchte drukwerk van vierenzestig smalle zijdjes: „Ik bedoel de thee, die u naar uw vriend of vriendin draagt als een geschenk, om dan achter uw eigen kopje aan tafel te gaan zitten en gezamenlijk, in eensgestemd stilzwijgen, uw neusvleugels boven de damp te laten trillen en u in de thee te verliezen. Zulke thee, de thee welker ziel men wil leren kennen en aan een goede vriend openbaren, moet men met gulle hand gemaakt hebben. Met de hand van een rijkaard ook al is men zo arm als een kerkmuis, gelijk dat heet maar ook met de hand van een chirurg. Met de nauwgezetheid van een chirurg en boven dien met de liefde als van een chirurg, die zijn eigen zoon opereert. Want de thee heeft een kwetsbare ziel en is overge voelig." Afgezien van het feit, dat een chirurg zelfs bij zijn eigen zoon nooit anders dan een lichaam opereert, welke een prachtige verzameling onzin is dit! Zoiets te kunnen bedenken als men met trillende neus vleugels bezield is door het oprechte ver langen om niets meer te denken! Toch kunnen er enkele praktische conclusies uit getrokken worden. Ten eerste: theezetten is geen bezigheid voor onhandige mensen. Bovendien moet de linkerhand (die van de arme rijkaard) precies weten wat de rech ter (die van de nauwgezet verliefde chi rurg) met de amberen vloeistof doet. Ten tweede: men dient zich voortdurend te verliezen teneinde de toestand te bereiken waarin men nergens is. Uit eigen weten schap kunnen wij echter getuigen, dat de meeste mensen zich eensgestemd rond de theetafel scharen voor het slaken van de roddelzucht uit de edele behoefte om juist hun beste vrienden en vriendinnen nergens te doen zijn dat men, om deskundig en toch dichterlijk over thee te kunnen schrijven bij wijze van herhalingsgebaar behoorlijk uit zijn duim moet kunnen zuigen. Hoe zou men anders tot deze formulering in staat zijn, waarvan de heer Van Hulzen het auteurs recht heeft: „Wanneer men nu, na suiker en melk in de kopjes te hebben gedaan, de thee na even licht omroeren gaat uitschen- ken (laag, laag, dat een harde straal haar vooral niet doet schuimen) dan ontvangen de kopjes elk hun portie van een gouden of mahoniehouten of ambergroene droom, die gij in spiralen makende dampwerve- lingen om uw gelaat en uw gedachten kunt laten spelen tot dat gij gelukkig zijt". Ach, als men met thee tenslotte toch nergens komt, laten wij dan maar wijn blijven drinken of desnoods frambozen- sjuderans. Ko Brugbier „lierste festival van het Amerikaanse boek" Van 15 tot 30 november zal in Caracas, de hoofdstad van Venezuela, het „primer festival del libro de America" (eerste fes tival van het Amerikaanse boek) worden gehouden. De organisatoren hebben hier voor niet alleen een beroep gedaan op alle belangrijke culturele centra in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, maar ook op die in Europa. Jan van Heel, die lot 3 november bij de Amsterdamse kunsthandel M. L. de Boer exposeert, is één onzer vooraanstaande schilders en toch in deze omgeving nog maar weinig bekend, al"deed hij mee aan tentoonstellingen van verenigingen en groepen in Haarlem (de Hollandse Aqua- rellistenkring) en de hoofdstad. Een eigen tentoonstelling in deze contreien had hij nog niet. De Rotterdammer Van Heel woont en werkt al lang in Den Haag hoe ging het: Hagenaars kwamen er niet toe hier te exposeren, hier kwam men maar weinig op de gedachte eens op te treden in de stad, waar Van Heel terecht popu lariteit geniet. Naar aanleiding van een uitwisselingstentoonstelling tussen de Haagse vereniging Pulchri Studio en Arti et Amicitiae was het al mogelijk enig verschil in mentaliteit op te merken tussen Haagse schilders en hun even noordelijker wonende collega's. Ik geloof te mogen zeg gen dat in Den Haag méér dan in Amster dam en daaromheen een tendens bestaat tot een mooi verzorgd schilderen. Moge bij voorbeeld een Otto B. de Kat hier zeker uitmunten door doeken van gave schilde ring, het is niet één van de dingen die in zijn opzet liggen. Bij Van Heel en ook an dere Hagenaars is dat zeer zeker wel het geval. Er zijn er weinig die dan zo de effec ten kent van de verf als hij. Als Van Heel uitmunt door zijn kleur dan komt dit mede doordat hij weet, dat de manier van neer zetten van de verf de schakeringen in de werking van de kleur mede bepaalt. Hij is ook niet beschroomd toevalligheden in de werking van de verfoppervlakte op te roe pen om die te gebruiken voor het sugge reren van een sfeer en lichtspel of wel van de materie van zijn onderwerpen samen stellende zaken als bij voorbeeld oude muurtjes. Het sterkst is dit het geval in zijn gouaches, waarbij hij deze overwegend dekkende waterverf ook wel dun en dus bijna transparant gebruikt. Wat betreft de behandeling van het werk ziet dat van Van Heel er dus meestal smakelijk uit. Zijn vormgeving is die van het hedendaagse expressionisme, dat zich onderscheidt van het eerste zogenoemde door een groter weten betreffende de wer king van vertekeningen en daarmee toch minder heftig van aard is. Van Heels vormgeving verraadt zelfs zin voor humor. Zijn reageren op deze tijd uit zich in een zekere nostalgie naar ietwat ouderwetse ge noegens. Hij schilderde poffertjeskramen, kermisaapjes, stillevens van feesttoeters, meubeltjes uit het „fin de siècle" of andere gebruiksvoorwerpen van vroeger. Hij kan melancholiek worden en schilderde wel begraafplaatsen in Parijs, de stad waar hij veel verkeert. Of wel hij wordt even wrang en hangt een dode vogel tussen zijn toeters. En nu is Van Heel naar Spanje geweest en heeft er die kale aarde opgezocht, waar het leven hard en primitief is. Er zijn meer schilders die dat doen in hun behoefte tot inkeer en zuivering. Zij zoeken dit uiter aard meer in het land zelve dan in de maatschappelijke constellatie daar. Van Heel heeft aan persoonlijkheid gewonnen in zijn werk, dat daar ontstond of naar aanleiding later naar studies gemaakt werd. Zijn vorm in enkele landschappen komt me bewogener voor dan voorheen, is waarachtiger geworden. Ook kon hij in een enkel doek van een straatje met witte ge sloten gevels stiller worden. Van Heels werk was namelijk niet altijd vrij van een zekere gemaniëreerdheid, waarachter hij de blijkbaar in hem levende gevoelens nog verborg. Bob Buys CAiRO (Reuter) Professor dr. G. Qui spel van de rijksuniversiteit te Utrecht heeft aan het Koptische museum te Cairo een aantal oude handschriften overgedra gen, die een Hebreeuwse tekst van Gene sis en een deel van het boek Numeri be vatten. Volgens Moerad Kamel, hoogleraar in de semiotische talen aan de Universiteit van Cairo, kunnen deze boeken „tot de oudste bestaande geschriften van het Oude Testament behoren, afgezien van de Dode- Zeerollen". Hij schat dat de geschriften van voor de tiende eeuw dateren. ,öe re ;ve eg Pil ide oï ire ie f&raól "onmact Rechts Kal vinnigei voortaai Roeken t« [groter, zc dat var i'ek terreinl was nie( er gaf tc bevredigc JAKARTA (United Press) Onge- ïr 15.000 werknemers van de B.P.M. Li idonesië hebben het werk neergelegd als protest tegen een besluit der regeriru^in- De Amerikaanse architect Frank Lloyd 'nght heeft aan de pers zijn plan voor cc: neer dan 1600 meter hoog gebouw i,i 'hicago getoond. Het gebouw zal de voriv [krijgen van een degen met het gevest h ie grond. Het zal 528 verdiepingen tellen ickroohd door ccn toren van 150 meter toog. Er zullen 130.000 mensen in kunnen •.erken. Voorts komt cr parkeerruimte oor 20.000 auto's. De bouw zal 100 miljoen ?ollar vergen. dat „onve dus persor nisters rus' ben, zich I ouden ki| tok je voclj taatsbelaf i herinne e grote j T. Buysl wann /loed moe nening vaj lan het lï 5 (destijq irtikel, luis naar nand Het is verheffend nieuws, te lezen dat in Chicago wellicht de eerste verticale stad ter wereld zal worden gebouwd. Het zal een gebouw worden van zestienhonderd meter hoog, dus ongeveer gelijk aan zestien Utrechtse Domtorens op elkaar. Er zullen 130.000 mensen in kunnen wonen, en alle gezinnen zullen hun auto mee naar binnen kunnen ne men. De 528 verdiepingen zul len worden bekroond door een torentje, waarvoor men de zuinige hoogte van honderd vijftig meter heeft uitgetrok ken. Een torentje van niets, om zo te zeggen, dat belachelijk klein zal zijn tegenover de rest. Trouwens, de bewoners zelf zullen tegenover dit huis nog belangrijk kleiner lijken. Het is een duizelingwekkende ge dachte, dat een architect van ongeveer één meter zeventig hoog dit gigantische bouwwerk In zijn hersentjes heeft zien oprijzen en straks, als het in werkelijkheid gereed zal zijn, ervóór zal staan op de stoep en geprezen zal worden als de schepper ervan. Men kan dan beweren dat deze architect, Wright geheten, een genie is. Doch dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Het is eigenlijk slechts een kwestie van proporties. Op zijn teke ning is deze verticale reuzen- stad slechts dertig centimeter hoog. Hij heeft iets kleins be dacht dat naar believen ver groot kan worden en daarmee heeft hij het bewijs geleverd, dat de menselijke gedachte een veel-dimensionaal verschijnsel is, die zich in geen enkel op licht gebonden acht aan de af- netingen en ruimten waarin de drager der gedachte zich lichamelijk moet bewegen. De gedachte is rekbaar tot in het oneindige en het is slechts aan de zelfbeheersing van de heer Wright te danken, dat hij niet nog een honderdtal verdiepin gen op de 528 heeft gestapeld en er niet een toren van een kilometer hoog heeft opge- dacht. Niet alleen door deze zelf beheersing, doch ook door zijn kennelijke verbeeldingskracht is de heer Wright ons uiter mate sympathiek geworden. Hij moet een man zijn, die de dingen breed ziet en uiting durft te geven aan zijn stout moedigste invallen. Hoezeer ontbreekt het in onze tijd niet aan dergelijke figuren? Hoe- velen van ons koesteren niet briljante ideeën, die zij haastig en beschaamd in de kiem smo ren om toch vooral de laat dunkende spotlach van de eng- hartigen te ontgaan? De heer Wright heeft jarenlang legen de Amerikaanse wolkenkrab bers opgekeken en toen de volkomen logische vraag in zich voelen oprijzen, waarom deze wolkenkrabbers op een bepaald moment plotseling op hielden. Hij heeft zich de vraag gesteld, of ergens daar in de hoogte een onzichtbare ondoor dringbaarheid de bouwers te genhield. En toen hij, even logisch, zichzelf moest ant woorden met de constatering dat zulks geenszins het geval kon zijn, heeft hij zijn fantasie de vrije loop gelaten en hij schaamt zich niet, met zijn waarlijk imponerende inval frank voor de dag te komen. Die begrenzing aan de din gen des dagelijkse levens is inderdaad een volkomen onge motiveerde en vrijwillige. Terwijl de gedachtenwereld oneindige en onmeetbare perspectieven opent, houdt de materiële wereld altijd ergens plotseling op, zonder aanwijs baar motief. Waarom, bijvoorbeeld, heeft men overal ter wereld de trot toirs ten opzichte van de rij weg slechts twintig centime ter of daaromtrent verhoogd, zodat uit de koers rakende auto's onverhoeds puien in puin kunnen rijden en arge loze voetgangers verpletteren? Laat ze een. halve meter hoog zijn met trapjes voor op en afdalen op de oversteek plaatsen, zou iemand als Wright zeggen. Waarom, bijvoorbeeld, maakt men de briefkaart niet wat groter, zodat men er alles op kan schrijven wat men te zeg gen heeft zonder in gekriebel te vervallen? Waarom zijn de loketten bij de officiële bureaus zo laag, dat men er altijd gebukt door heen moet praten? Waarom zijn sigarettenkokers zo be perkt in hun capaciteit, dat men er zelden een heel pakje in kwijt kan? Waarom kan men op muurkalenders nooit zien welke datum het is, zon der op te staan en er de neus tegen de drukken? Waarom zijn brievenbussen zo smal, dat een flinke dikke krant ei doorheengewrongen moet wor den? Waarom moet men in een autobus het hoofd stoten tegen bagagerekken? Waarom zijn overwegen en bruggeD smaller dan de normale rij weg? Waarom staan er zo weinig banken in uitgestrek te wandelbossen? Waarom moet men zijn ellebogen sto ten in de pashokken der kledingmagazijnen? Waarom maakt men kleine ramen in grote baksteenmuren? Waar om moeten overhemdboorden knellen om te passen? Waar om zijn asbakjes altijd te klein voor normale visite? Waarom moet men elkander platdruk ken in schouwburgvestiaires en elkander vermoorden om een kop koffie te kunnen krij gen in de foyer? En, om even in de schouwburg te blijven: waarom moet een ganse rij van dertig zilters opstaan als ik even te laat in de voorstel ling kom? Waarom doet men in onze wereld zo eng? Meneer Wright is een moe dig man, die de dingen groot ziet en in grootse stijl aan pakt. Hij is een man van Ruimte, zowel in zijn den ken als in zijn doen. En Ruimte in alle opzichten is datgene, wat ons ontbreekt om in vrede met elkander te leven. R. Agteran

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 18