BUREAU „VERDOVENDE MIDDELEN" HEEFT
OPIUMSMOKKELARIJ VRIJWEL ONDERDRUKT
Radio als wapen
Chinatown
Tmsseo. schroot
De Interpol
WIJ STAAN VOOR
EEN RAADSEL
Tolletje-rol
Vrolijk en wel was de witte boot van
Sinterklaas uit Spanje vertrokken. Maar
ze waren nog maar net op zee toen de
zon achter de wolken verdween en de
lucht inktzwart werd. Er stak een ver
schrikkelijke storm op. Hij loeide door
de mast, rukte alle Pieterbazen hun baret
van het hoofd en blies de land. en zee
kaarten, waarop de weg naar Nederland
stond, het water in. Drie lange bange da
gen duurde de storm en toen hij eindelijk
in de derde nacht ging liggen, wist nie
mand meer waar ze waren.
Gespannen stonden de Pieten in hun
blote hoofden langs de reling te turen.
Sinterklaas zuchtte, telkens als hij ze
hoorde hoesten, want de meeste hadden
al kou gevat. Maar opeens vergat ieder
een zijn sombere gedachten en zijn ver
kouden hoofd. Daar, op de grijze golven
dreef iets. Iets heel kleins en wits. „Mis
schien een meeuw", zei de stuurpiet.
„Daar nog één", wees een ander, „en
daéren daar". Hun ogen deden pijn
van het turen.
„Het zijn bootjes, hele kleine bootjes,
zoals jongens die wel eens maken", riep
Sinterklaas opeens, „ik zie het door de
verrekijker. Bootjes? Jongens? Maar dan
moet er land in de buurt zijn! Klim in
het kraaiennest, jij, klein Pietje".
„Nee, ik zie nog niets", riep hij even
later naar beneden. „En die bootjes?"
riep Sinterklaas terug. „Ze zijn wit en
er staan dikke rode en blauwe strepen
op".
„Wat hebben we aan papieren bootjes",
riepen de Pieterbazen.
Maar de stuurpiet stond na te denken.
„Wit, met rode en blauwe strepen?" Wat
was er ook nog meer wit, met rode en
blauwe strepen? Opeens wist hij het! „De
kaarten! De kaarten, wit, met rode en
blauwe strepen, de land- en zeekaarten,
die waren weggewaaid!"
„Maar hoe kan dat nou?" riepen de
Pieten, „hoe kunnen die kaarten opeens
bootjes zijn geworden?" Sinterklaas ging
samen met de stuurpiet van boord. De
stuurpiet roeide recht op de bootjes af.
Hij viste de eerste uit het water en kijk,
met een lange dunne draad, zaten alle
Van een doos kun je een leuk spel
maken. Teken in het midden van de dek
sel of bodem een cirkel en maak in een
kring daaromheen acht gaten. De vier
hoeken knip je ook uit, zoals op de
tekening is te zien.
Maak vervolgens een tolletje van een
rond stukje karton en een lucifer. Het
spel kan door ieder gespeeld worden. Je
hoeft alleen maar het tolletje in de mid
delste cirkel te laten tollen. Deze loopt
dan misschien in één van de gaten. Het
cijfer dat bij zo'n gat staat mag je dan
opschrijven. Loopt het tolletje van de
doos dan heb je geen punten. Wie de
meeste punten heeft is winnaar.
andere bootjes daar aan vastgemaakt, net
of het sleepbootjes waren. Eén blik was
genoeg. Het waren de land- en zeekaarten
die keurig tot bootjes gevouwen op de
golven dobberden.
„Daar, daar, een brief! Er zit een brief
in!", riep de stuurpiet. Sint scheurde de
brief, die met een speld op het voorste
bootje geprikt zat, haastig open. „Lieve
Sinterklaas", las hij, „ik heet Gert-Jan en
ik woon in een klein huisje bij de Kik
kerkreek. U kent me niet. U bent nog
nooit bij me geweest. Ons huis staat te
ver weg. zegt vader. Maar nu zijn in de
Kikkerkreek kaarten aangespoeld en daar
zag ik uw naam op staan. Ik heb er boot
jes van gemaakt en ik hoop nu maar dat
u ze vinden zal. Dag Sinterklaas, ik wou
dat ik u eens kon zien. Groeten van Gert-
Jan".
„Wist jijvroeg Sinterklaas met
een verschrikt gezicht, „dat er kinderen
zijn die mij nog nooit gezien hebben?"
„Nee Sint, daar moeten we iets aan
doen", zei de stuurpiet, die al ijverig op
de druipende kaarten zat te studeren.
Maar op dat ogenblik klonk er ge
schreeuw van het grote schip. „Land in
zicht, land in zicht!" Dat was het kleine
Pietje boven in de mast. De stuurpiet
roeide wat hij kon en even later stond hij
nog hijgend achter het rad, terwijl Sint
de kaarten uitvouwde en bekeek.
„Piet, Pieten", riep hij opeens en hij
zwaaide met twee handen in de lucht,
„we moeten vlak bij Holland zijn. Kijk
maar eens, „zien jullie die vuurtoren daar
in de verte. Nou, die staat ook op mijn
kaart en daar begint Nederland". „Hoe
heet die vuurtoren?", vroeg de stuurpiet,
terwijl de andere Pieten in de rondte
dansten. „De Kikkertoren", las Sinter
klaas. „De Kikkertoren! Maar Piet, waar
schreef dat jongetje ook weer dat hij
woonde? Bij de Kikkerkreek! Hij moet
hier vlakbij zijn? Stuur er op aan, Piet,
zo vlug je maar kan!" Een half uur latei-
lag het grote schip voor de Kikkerkreek.
Er was geen mens te zien, wel een klein
huisje tussen het riet. Maar toen de stuur
piet de kreek wou ingaan, kon dat niet.
De kreek was helemaal verstopt van de
kikkers. Duizenden groene, dikke kik
kers dobberden er rug aan rug rond. „Wat
nou?" vroeg de stuurpiet. De Pieterbazen
hingen over de reling heen te schreeuwen
tegen de kikkers: „Opzij, opzij, de boot
van Sinterklaas moet er door!"
Maar wat weten kikkers van Sinter
klaas? Ze bleven rustig waar ze waren.
„Wacht eens", riep de stuurpiet en hij
holde naar het ruim. „Wat ga je nu
doen?" vroegen de Pieterbazen. De stuur
piet nam één van de papieren bootjes,
zette daarin een chocolade kikker een
glimmend groen papiertje in en liet dat
over boord zakken. Met grote bolle ogen
lagen de kikkers er naar te kijken. Een
kikker die uit varen ging! Dat vonden ze
iets! Kijk. daar kwam nog zo'n bootje
met een glimmende kikker naar beneden.
En nog éénen nog één! „Dat willen
wij ook", kwaakten de kikkerkinderen en
opeens kwam er beweging in de kreek.
Vaders en moeders en kleine kikkerkin.
deren zwommen met haastige poten ach
ter de bootjes aan, die de zee indreven.
In een paar minuten was de hele kreek
schoongeveegd en kon de stoomboot ver
der varen. En toen het schip de kreek in
draaide, stond er opeens een klein jon
getje met een grote blonde kuif aan de
waterkant.
„Hoera", juichten de Pieten, „hoera
voor Gert-Jan!" Die was het natuurlijk.
Gert-Jan kon zijn ogen niet geloven. Sin
terklaas in zijn Kikkerkreek!
„Vader, moeder!" schreeuwde hij. Daar
kwamen ze al, de vader met het visnet,
dat hij aan het maken was, nog in de hand
en de moeder van Gert-Jan, ja, wat had
dié in haar hand? Alle Pieterbazen stoot,
ten elkaar aan. Maar tijd om te vragen
hadden ze nog niet. Eerst moest Sinter
klaas van boord en een heleboel harte
lijke dingen zeggen tegen de vader en
moeder en vooral tegen Gert-Jan natuur
lijk. En de Pieterbazen hadden het ook
druk, want die moesten het mooiste en
het lekkerste dat ze in de kisten konden
vinden afladen voor het kleine huisje.
Maar eindelijk, toen Sinterklaas met al
zijn knechten in het veel te nauwe ka
mertje zat achter een kop warme chocola,
vroeg de stuurpiet aan de moeder van
Gert-Jan: „Wat had u daar straks toch in
uw hand toen u naar buiten holde?"
Ze lachte en ze zei: „Ik ben mutsen
maakster en ik maakte een hoed met ve
ren voor de vrouw van de bakker".
De monden van de Pieterbazen gingen
wagewijd open. Mutsen-maakster!
„Zou u wel fluweel genoeg hebben.
begon er één.
„Zou u wel veren genoeg hebben",
vroeg een tweede.
„Zou u wel gouddraad genoeg heb
benvroeg een derde.
„Zou u wel tijd genoeg hebben
vroeg een vierde.
„Zou u wel voor al mijn Pieterbazen
een mooie baret kunnen maken?", vroeg
Sinterklaas toen maar en hij lachte.
„Maar natuurlijk", riep de moeder van
Gert-Jan en voor de kopjes chocola wa
ren leeggedronken was ze al bezig. Ze
moesten allemaal helpen. Ze wees hoe ze
moesten knippen, hoe ze moesten stikken
en ze liet Gert-Jan de veren vast uit
zoeken. Eén voor één pasten ze voor de
spiegel hun nieuwe baretten op, ze glom
men van blijdschap en trots. En ja hoor,
nu is Sinterklaas op weg. En als je hem
straks ziet, let dan vooral ook eens op
zijn knechten. Bekijk hun schitterende
baret maar eens. O ja, en vergeet ook
niet op dat jongetje met zijn grote blon
de kuif te letten. Dat is Gert-Jan, die als
beloning met Siterklaas door het land
trekt. Ik begrijp dat je jaloers bent, maar
verdiend heeft die het wel, vind je niet?
Mies Bouhuys
Piep, piep, piep
Wie was het die daar riep?
Waar dan? Waar?
Verbeeld ik het me maar?
Nee, nee. Want
een vogeltje, een vogeltje,
niet groter dan je hand,
niet groter dan een kluwtje wol,
niet groter dan een tulpenbol
hipt 'voor de ruiten heen en weer.
Hoor, hoor, daar roept het weer:
Zeg meisje in je kamernest,
piep, piep, jij hebt het daar maar best.
je hebt je buikje bol en rond,
je draagt pantoffeltjes met bont,
een wollen truitje met een boord,
een wollen rokje enzovoort,
twee wollen kousjes tot je knie
en nog veel meer wat ik niet zie.
En ivat heb ik die buiten zit?
Geen kruimeltje, geen sikkepit!
Piep, piep, piep
De vogeltjes, de vogeltjes,
de vogeltjes van buiten
roepen voor alle ruiten.
Wat? Roepen ze bij jou voor niets!
Jij hebt toch zeker ook wel iets!
Een kruimpje of een sikkepit?
Een korstje wijt, een korstje wit?
Een kliekje dit, een kliekje dat?
Zoek maar eens goed en geef ze wat.
Mies Bouhuys
Voor de
microfoon
ocyyyyyyyrx»Goooooryyx
YXXX X KXXXXXDOOOrr
noooöcxx xtx> xx x> YY*xxx/Doooooooocxxx>^Doonu.^>ooocoooooo(X)oooooooooooooocoooooooooocxxxx>oooc>ooo(x>ooooooo
DE GEBEURTENISSEN in Hongarije
hebben, voor zover dat nog nodig was, an
dermaal bewezen hoe veelzijdig en hoe
effectief de radio als wapen in een strijd
op leven en dood kan zijn. Veel doeltref
fender bijvoorbeeld dan de televisie waar
van de reikwijdte èn de uitbeeldingsmoge
lijkheden in dergelijke omstandigheden
zeer beperkt blijven. De radio-omroep,
zelfs wanneer het om betrekkelijk zwakke
zendertjes gaat, stelt binnen- en buiten
land in staat de worsteling te volgen, roept
de felle spanningen van het ogenblik op
en reflecteert honderdvoudig de reacties
van een verbijsterd toeziend buitenland.
Het bezit van een
sterke zender is voor
een partij een wapen
van belang: alleen
het bezit daarvan
weegt zwaar in de
beoordeling van de
krijgskansen, omdat
het moreel van troepen en bevolking daar
door beïnvloed wordt. De zwakke stemmen
van de lang na de val van de Hongaarse
hoofdstad nog in de ether klinkende zen
ders van de Vrijheidsstrijders vormden
evenzovele strohalmen, waaraan degenen
die het willen houden met de democratie
en de menselijkheid zich nog konden vast
klampen. Verstommen ook zij, dan weet
ieder dat de nacht voorgoed gevallen is
over Hongarije.
Het is echter noodzakelijk, dat de stem
van het vrije Hongarije gehoord blijft wor
den. Daarin hebben de Westeuropese lan
den alle een taak. Ook Nederland. Dat wil
zeggen, dat de Hongaarse bevolking op elk
uur van de dag haar toevlucht moet kun
nen zoeken bij zenders, die het nieuws on
verkort en objectief zullen doorgeven en
bovendien de onderdrukten een hart onder
de riem zullen steken, opdat zij zullen kun
nen blijven geloven in een beter lot voor
hun land en volk. Deze taak dient door alle
landen van West-Europa gezamenlijk te
worden verricht, opdat een zo groot mo
gelijk koor van sterke stations gemobili
seerd wordt, zodat er geen enkel net van
stoorzenders tegen opgewassen zal blijken
te zijn. Maar het zal eveneens nodig zijn,
dat een ganse divisie Europese zenders in
het geweer komt om de waarheid over
Hongarije te vertellen, in het Russisch, het
Pools, het Tsjechisch en andere Slavische
talen. Op het ogenblik geschiedt dat feite
lijk alleen door Engeland en Frankrijk,
maar welk een geweldig apparaat staat ter
beschikking wanneer ook de kortegolfzen-
ders van Scandinavië, de Benelux, Zwitser
land en Italië worden ingeschakeld in een
voortdurend vreedzaam bombardement van
voorlichting en onthulling!
„Niet met de waapnen der barbaren, met
kruit noch degen kampen wij: het geestes
zwaard der vrijheidsscharen brengt slechts
de zege aan ons zij!" zo luidt een strofe uit
een bekend socialistisch strijdlied. Het
komt er maar op aan, dat het zwaard goed
gewet is. Het Nederlandse geesteszwaard
wordt al flink gescherpt. Het zal nu niet
lang meer duren of de Wereldomroep heeft
de beschikking over twee zenders van hon
derd kilowatt (men heeft met de eei'ste
daarvan nogal wat kinderziekten moeten
doormaken in de afgelopen maanden) en
nog één van vijftig kilowatt. Daarna volgt
nog een derde etherreus van honderd kilo
watt. Het zou aanbeveling verdienen eens
na te gaan wat met dit apparaat gedaan
kan worden buiten de uren, dat het nodig
is voor de verbindingen met de Nederlan
ders over de grenzen en het bevriende bui
tenland. Daarmee wordt geen precedent
geschapen: al eerder heeft Nederland pro
gramma's voor de landen achter het „IJze
ren gordijn" verzorgd. Daar deze uitzen
dingen inzonderheid voor de intelligentsia
bedoeld waren, werden ze in het Frans ge
geven. Een benadering van brede lagen dei-
Slavische volken lijkt echter meer zin te
hebben. In elk geval ligt hier de kans voor
een positief stelling nemen, die door Neder
land zeker niet verwaarloosd mag worden.
Men is tegenover de krachten van het kwa
de minder machteloos dan men denikt.
J. H. Bartman
Speciaal aanbevolen: De Franse omroep
wijdt 47 uitzendingen aan vergeten ope
ra's. Op woensdag 14 november wordt om
20 uur over het Programme national (347
en 235 meter) „Castor et Pollux" van Jean-
Philippe Rameau uitgezonden. Bij de eerste
opvoering op 24 oktober 1737 werd dit
werk door de aanhangers van Lully uitge
floten. Een paar jaar later diende het als
een barrière van de Franse muziek tegen
de invasie van Gluck en de zijnen. Wie lie
ver de bekende operapaden niet verlaat
kan diezelfde avond op Hilversum II af
stemmen, waar een fragmentarische uit
voering van „Faust" wordt gegeven. Tot
besluit van hét Mozartjaar zal de Oosten
rijkse omroep op dinsdag 13 November een
concert geven van werken welke de Salz-
burger tovenaar heeft gecomponeerd in
Wenen en Praag. Dit concert, dat deel uit
maakt van de reeks Europese Mozart-uit-
zendingen, is in Nederland via Hilversum
I te beluisteren. o
10 NüVüMBER 1956
WANNEER men over de afdeling Ver
dovende Middelen van een politiekorps
hoort spreken, ziet men in gedachte een
indrukwekkend bureau, waar tientallen
rechercheurs druk in de weer zijn met het
bestuderen van rapporten en het horen
van verdachten, terwijl de in beslag ge
nomen narcotica zich alsmaar opstapelen.
Men stelt zich zo voor, dat er doorlopend
politiemannen binnenrennen onder het
slaken van de kreet: „Ik heb weer een'
complot opgerold". Zo althans trachten
schrijvers van sensatieromans ons de gang
van zaken bij de narcotica-bureaus te
suggereren. Hoewel Rotterdam toch de be
langrijkste haven van Europa is, gaat het
er bij de afdeling Verdovende Middelen
van de Gemeentepolitie heel rustig toe.
Dit vooral ook omdat maar heel weinig
Nederlanders zich inlaten met de verderfe
lijke illegale handel in narcotica.
De afdeling is gehuisvest in een heel be
scheiden lokaliteit, waar allesbehalve een
sfeer van opwinding heerst. Men zou hier
uit gemakkelijk kunnen concluderen, dat
de politie hier niet zo geïnteresseerd is op
dit punt. Maar ook in dit geval bedriegt
de schijn, want politiemannen zijn dag en
nacht paraat om, waar smokkelarij of
handel in verdovende middelen wordt ge
constateerd, onverbiddelijk in te grijpen.
Iedere Rotterdamse politieman leert tijdens
zijn opleiding de verschillende narcotica,
dat steeds meer Chinezen zich in Europa
gingen vestigen. Na de eerste Wereld
oorlog kwamen zij met vele tientallen
tegelijk naar Rotterdam, waar een groot
deel van hen in ijzeren loodsen op Katen-
drecht werd ondergebracht. Zij vormden
een pool, waaruit rederijen personeel kon
den putten. Na 1930 echter werden tal van
schepen opgelegd, zodat vele Chinezen zich
voor langere duur in Rotterdam moesten
vestigen. In de crisisjaren waren er zelfs
meer dan vierduizend, waarvan het gros
op Katendrecht verbleef, zodat dit schier-
eilandje al spoedig Chinatown werd ge
noemd. Alhoewel vele Chinezen, vooral de
jongeren, reeds toen niets van het opium-
Kortgeleden werd weer eens een par
tijtje opium inbeslaggenomen. Be
tekent dit, dat de smokkelarij van dit
soort narcoticum welig tiert in ons
land? In bijgaand artikel tonen wij
aan, dat mede dank zij de intensieve
bestrijding de illegale handel in opium
tot een minimum is teruggebracht.
Deze attributen: lamp, pijp en weeg
schaaltje, worden gebruikt bij het
opiumschuiven.
zoals opium, cocaïne, Indische hennep, te
onderscheiden. Er is een speciale koffer
met monsters van de meest uiteenlopende
soorten. In eerste instantie kan dus iedere
politieman weten, met welk narcoticum
hij heeft te maken, maar dan komen de
specialisten aan bod. De mannen, die van
deze afdeling deel uitmaken, kan men niets
wijs maken op het gebied van verdovende
middelen, want zij hebben, behalve een
speciale opleiding, een machtige dosis er
varing.
ENIGE CHINEZEN, die reeds zo'n jaar
of veertig in ons land wonen, kunnen zich
nog maar al te goed de tijd herinneren,
dat opium zo maar op de Amsterdamse
veiling te koop was. Voelde een Chinees
behoefte aan het schuiven van dit goedje,
dan kon hij in de legale handel terecht.
Dat werd anders, toen in 1919, de eerste
opiumwet voor ons land werd afgekondigd.
Bij het Rotterdamse politiekorps werd een
speciale afdeling Verdovende Middelen in
gesteld, maar daarnaast werd in de Maas
stad een landelijke opiumcentrale geves
tigd als onderdeel van het bureau Crimi
nele Voorlichting.
De ambtenaren, die waren belast met de
bestrijding van de handel in opium, kre
gen het gaandeweg drukker. Niet alleen
in Nederland, maar ook in tal van andere
landen, die het internationale opium
verdrag hadden gesloten. Dit kwam door
schuiven moesten hebben, waren er nog
altijd genoeg, die maar al te graag een
pijp met het ruïnerende goedje aan de
mond zetten. Er ontstond een levendige
clandestiene handel in opium, die door
zeelieden de haven werd binnengesmok
keld. De politie sloeg keer op keer toe,
maar dat kon niet verhinderen, dat de
smokkelarij voort ging.
Allerlei trucs werden toegepast om het
lichaam en ziel ondermijnende spul binnen
te brengen. Zo kwam er een keer een
schip met een lading brandkasten aan. De
brandkasten, die voor doorvoer waren be
stemd, werden uitgeladen en naar de op
slagplaats van een expediteur gebracht.
De vrouw van één van de werkers van het
bedrijf, die boven het pakhuis woonde, zag
korte tijd later 's avonds twee vreemde
lingen in de bergplaats aan een brandkast
morrelenZij waarschuwde de politie,
die de twee mannen in de kraag vatte.
Reeds spoedig bleek, dat personeel van de
afdeling Verdovende Middelen er aan te
pas moest komen, want tussen de dubbele
wanden van de kast zat ruwe opium.
OP CEYLON werd een grote partij opium
ontdekt tussen schroot, dat naar Rotter
dam moest worden verscheept. Het spul
was in allerlei machine-onderdelen ver
stopt. Gelukkig kon worden ingegrepen
voordat het schroot was afgeleverd in de
Maasstad.
Het gevaar was uiteraard niet denk
beeldig, dat Nederlanders door de zucht
naar opium van de Chinezen zouden wor
den aangestoken. Dan zou het leed niet te
overzien zijn geweest. Gelukkig is dit niet
gebeurd, althans niet in verontrustende
mate. Misschien, dat er enkele blanke
opiumschuivers zijn gekweekt door Chi
nese invloed in ons land, maar gelukkig
is het daarbij gebleven.
Bij dit alles moet men echter voor ogen
houden, dat opiumschuiven in China niet
altijd is toegestaan. Reeds in 1742 vaar
digde de Chinese keizer Youn Tsjeng een
opiumverbod uit. Tachtig jaar later werd
de doodstraf ingevoerd voor de handel in
het groot van opium. Men was dus van
goeden wille, maar Engeland voerde toch
opium in China in, hetgeen heeft geleid
tot de opiumoorlogen in 1840 en 1872, welke
beide door China werden verloren.
EINDELIJK in 1909 kwamen in Sjanghai
dertien landen, waaronder Nederland, bij
een om het vraagstuk van de opium, door
welke stof al zoveel mensen ten gronde
waren gericht, te bespreken. Daarmee was
de grondslag gelegd voor het internatio
naal verdrag, dat in Den Haag werd ge
sloten. De landelijke centrale, die tegen
woordig in Den Haag is gevestigd, werkt
nauw samen met het Europese bureau,
een afdeling van Interpol te Parijs.
Om de spanningen, die de afgelopen
oorlog met zich meebracht, voor een ogen
blik uit te bannen, grepen vele Chinese
zeelieden naar de opiumpijp. Vandaar, dat
een groot aantal van hen na het einde van
de Wereldbrand aan het schuiven ver
slaafd bleek te zijn. De rechercheurs van
de afdeling Verdovende Middelen kregen
opdracht voor een zeer strenge controle.
Er bevond zich immers nog altijd een vrij
groot aantal Chinezen op Katendrecht. Het
gevaar was niet denkbeeldig, dat jongeren,
die tot die tijd niets van opium moesten
hebben, zouden worden aangestoken door
de roeszucht van hun varende landslieden.
Keer op keer sloegen de rechercheurs na
de bevrijding toe, want er werd inderdaad
heel wat opium aan land gesmokkeld.
Er werd grif vier gulden voor een gram
betaald, waardoor een „ervaren" roker dan
zes zeven pijpjes kon opsteken. Dank zij
het verstandige optreden van de politie en
de voorlichting aan boord van schepen
over de funeste gevolgen van het opium
schuiven is men er thans in geslaagd het
verbruik tot een minimum te reduceren.
Langzamerhand raakte Katendrecht China
town af. Vele Chinezen gingen naar hun
land terug en nieuwe krijgen geen werk
vergunning, zodat er nu nog maar een
honderd zijn. En die moeten op een kleine
uitzondering na niets weten van het schui
ven van opium. Het zijn nijvere burgers,
voor wie men alle respect kan hebben.
(Uit „A Century of Punch")
AMSTERDAM, november. Ik wilde
met u eens het onderwerp doornemen van
de cocktailparties. Bent u er nog nooit bij
een geweest? Prijst u zich gelukkig. Cock
tailparties zijn een vloek, die in Europa
voornamelijk beperkt blijven tot het socio-
ty-leven van de hoofdsteden. In de Angel
saksische landen vormen zij een gewoon
onderdeel van de kwellingen, die de men
sen elkaar soms zo nodig moeten aandoen.
Een cocktailparty is een verzameling
(zelden cocktail-) drinkende mensen, wier
enige reden voor aanwezigheid is dat de
gastvrouw hen niet goed kon overslaan en
dat zij de invitatie niet goed konden weige
ren. Op deze wederzijde basis wordt een
sociaal contact gevestigd, dat hartelijk,
noch vriendelijk, noch zelfs maar erg
sociaal is. Alle gasten staan. Zij staan te
drinken, zij staan zich te vervelen, zij
staan beleefd te zijn, zij staan op hun hor
loge te kijken wanneer ze met goed fatsoen
weg zullen kunnen en zij zijn er zich voort
durend van bewust, dat zij staan te staan.
Hetgeen een vermoeiend idee is.
Iedereen, die in de hoogste kringen van
een hoofdstad rondwaart, dit meent te doen
of hier ten onrechte voor wordt aangezien,
krijgt gedurig uitnodigingen voor cocktail
parties. Een kennis van me, die in Parijs
woont, heeft de uitnodigingen eens één
hele maand lang opgespaard. Toen had hij
er vierenvijftig. Van die vierenvijftig
cocktailparties heeft hij er één bezocht om
dat hij meende er niet onderuit te kunnen
en daar was het zo vol, dat hij het ontvan
gende echtpaar niet eens heeft kunnen be
reiken. Omdat hij bovendien vergeten had
de uitnodiging te beantwoorden, moet dit
bezoek achteraf als volkomen overbodig
worden beschouwd. En een andere vriend,
die te Londen werkt op een buitenlandse
ambassade, vertelde mij: „Ik moet van
mijn baas naar al die dingen. Ik heb er
vaak drie op een avond. Dan ontmoeten wij
(de jonge ambassade-secretarissen) elkaar
allemaal bij een party en als we na een
half uurtje wel weg kunnen, rijden we in
colonne naar de volgende. Soms kom je
dan halverwege een andere colonne tegen
van collega's, die een afwijkende volgorde
hadden bedacht. Tegen negen uur kom je
dan eindelijk thuis, moe en geïrriteerd met
vijf of zes glaasjes slechte sherry in je."
Somrpjge mensen houden zorgvuldig de
fictie in leven, dat je bij cocktailparties
zo veel nuttig contact kunt hebben. Dit is
niet juist. Na een zorgvuldige studie van
het onderwerp ben ik tot de conclusie ge
komen, dat tijdens cocktailparties slechts
gesproken wordit over: 1) de andere aan
wezigen, zéér persoonlijk; 2) de afwezigen,
nog persoonlijker; 3) de nieuwste films en
4) promotie en overplaatsing. De enkele
keer, dat iemand over politieke zaken wil
beginnen, wordt hij weggekeken. Het per
soneel van de andere ambassade zegt dan:
„Wat moet die vent? Wilt-ie onze conclu
sies in zijn rapporten naar zijn regering
zetten? Kan-ie zelf niet wat bedenken?"
Een belangrijke aanleiding voor zeer
grote cocktailparties is altijd de nationale
feestdag van een land. De ambassade van
dat land ergens anders wil dan de collega's
en regeringsvertgeenwoordigers de ge
legenheid geven de ambassadeur te komen
gelukwensen. Nu interesseert zich eigenlijk
geen ziel voor die feestdag, die 3 april, die
27 januari of die 18 oktober (willekeurig
gekozen). Maar iedereen meent te moeten
komen. Men drinkt in het voorgeschreven
half uur de voorgeschreven twee glazen en
maakt vervolgens dat men weg komt. Al
leen een enkeling komt precies op tijd en
gaat pas een half uur te laat weg. Dat is
een arme,ondervoede bezoeker die bij ver
gissing was uitgenodigd. Hij eet weer eens
flink bij. En dan wil een glas champagne
er ook nog wel in.
Nu heb ik nog niet eens verteld hoe of-
sphuwelijk de gastvrouw en de gastheer de
h'ele partij vinden. Die huiveren weken
van te voren, bij het idee alléén al. Waarcm
worden ze dan nog steeds georganiseerd?
A.S:H.
„DE VUURPIJL" NAAR PARIJS
Het in 1934 door Luc. Willink opgerichte
cabaret „De vuurpijl" zal zaterdag 17 no
vember in Parijs optreden voor „De Nedec-
landsche Vereeniging" aldaar.