BUREAU „VERDOVENDE MIDDELEN" HEEFT OPIUMSMOKKELARIJ VRIJWEL ONDERDRUKT Radio als wapen Chinatown Tmsseo. schroot De Interpol WIJ STAAN VOOR EEN RAADSEL Tolletje-rol Vrolijk en wel was de witte boot van Sinterklaas uit Spanje vertrokken. Maar ze waren nog maar net op zee toen de zon achter de wolken verdween en de lucht inktzwart werd. Er stak een ver schrikkelijke storm op. Hij loeide door de mast, rukte alle Pieterbazen hun baret van het hoofd en blies de land. en zee kaarten, waarop de weg naar Nederland stond, het water in. Drie lange bange da gen duurde de storm en toen hij eindelijk in de derde nacht ging liggen, wist nie mand meer waar ze waren. Gespannen stonden de Pieten in hun blote hoofden langs de reling te turen. Sinterklaas zuchtte, telkens als hij ze hoorde hoesten, want de meeste hadden al kou gevat. Maar opeens vergat ieder een zijn sombere gedachten en zijn ver kouden hoofd. Daar, op de grijze golven dreef iets. Iets heel kleins en wits. „Mis schien een meeuw", zei de stuurpiet. „Daar nog één", wees een ander, „en daéren daar". Hun ogen deden pijn van het turen. „Het zijn bootjes, hele kleine bootjes, zoals jongens die wel eens maken", riep Sinterklaas opeens, „ik zie het door de verrekijker. Bootjes? Jongens? Maar dan moet er land in de buurt zijn! Klim in het kraaiennest, jij, klein Pietje". „Nee, ik zie nog niets", riep hij even later naar beneden. „En die bootjes?" riep Sinterklaas terug. „Ze zijn wit en er staan dikke rode en blauwe strepen op". „Wat hebben we aan papieren bootjes", riepen de Pieterbazen. Maar de stuurpiet stond na te denken. „Wit, met rode en blauwe strepen?" Wat was er ook nog meer wit, met rode en blauwe strepen? Opeens wist hij het! „De kaarten! De kaarten, wit, met rode en blauwe strepen, de land- en zeekaarten, die waren weggewaaid!" „Maar hoe kan dat nou?" riepen de Pieten, „hoe kunnen die kaarten opeens bootjes zijn geworden?" Sinterklaas ging samen met de stuurpiet van boord. De stuurpiet roeide recht op de bootjes af. Hij viste de eerste uit het water en kijk, met een lange dunne draad, zaten alle Van een doos kun je een leuk spel maken. Teken in het midden van de dek sel of bodem een cirkel en maak in een kring daaromheen acht gaten. De vier hoeken knip je ook uit, zoals op de tekening is te zien. Maak vervolgens een tolletje van een rond stukje karton en een lucifer. Het spel kan door ieder gespeeld worden. Je hoeft alleen maar het tolletje in de mid delste cirkel te laten tollen. Deze loopt dan misschien in één van de gaten. Het cijfer dat bij zo'n gat staat mag je dan opschrijven. Loopt het tolletje van de doos dan heb je geen punten. Wie de meeste punten heeft is winnaar. andere bootjes daar aan vastgemaakt, net of het sleepbootjes waren. Eén blik was genoeg. Het waren de land- en zeekaarten die keurig tot bootjes gevouwen op de golven dobberden. „Daar, daar, een brief! Er zit een brief in!", riep de stuurpiet. Sint scheurde de brief, die met een speld op het voorste bootje geprikt zat, haastig open. „Lieve Sinterklaas", las hij, „ik heet Gert-Jan en ik woon in een klein huisje bij de Kik kerkreek. U kent me niet. U bent nog nooit bij me geweest. Ons huis staat te ver weg. zegt vader. Maar nu zijn in de Kikkerkreek kaarten aangespoeld en daar zag ik uw naam op staan. Ik heb er boot jes van gemaakt en ik hoop nu maar dat u ze vinden zal. Dag Sinterklaas, ik wou dat ik u eens kon zien. Groeten van Gert- Jan". „Wist jijvroeg Sinterklaas met een verschrikt gezicht, „dat er kinderen zijn die mij nog nooit gezien hebben?" „Nee Sint, daar moeten we iets aan doen", zei de stuurpiet, die al ijverig op de druipende kaarten zat te studeren. Maar op dat ogenblik klonk er ge schreeuw van het grote schip. „Land in zicht, land in zicht!" Dat was het kleine Pietje boven in de mast. De stuurpiet roeide wat hij kon en even later stond hij nog hijgend achter het rad, terwijl Sint de kaarten uitvouwde en bekeek. „Piet, Pieten", riep hij opeens en hij zwaaide met twee handen in de lucht, „we moeten vlak bij Holland zijn. Kijk maar eens, „zien jullie die vuurtoren daar in de verte. Nou, die staat ook op mijn kaart en daar begint Nederland". „Hoe heet die vuurtoren?", vroeg de stuurpiet, terwijl de andere Pieten in de rondte dansten. „De Kikkertoren", las Sinter klaas. „De Kikkertoren! Maar Piet, waar schreef dat jongetje ook weer dat hij woonde? Bij de Kikkerkreek! Hij moet hier vlakbij zijn? Stuur er op aan, Piet, zo vlug je maar kan!" Een half uur latei- lag het grote schip voor de Kikkerkreek. Er was geen mens te zien, wel een klein huisje tussen het riet. Maar toen de stuur piet de kreek wou ingaan, kon dat niet. De kreek was helemaal verstopt van de kikkers. Duizenden groene, dikke kik kers dobberden er rug aan rug rond. „Wat nou?" vroeg de stuurpiet. De Pieterbazen hingen over de reling heen te schreeuwen tegen de kikkers: „Opzij, opzij, de boot van Sinterklaas moet er door!" Maar wat weten kikkers van Sinter klaas? Ze bleven rustig waar ze waren. „Wacht eens", riep de stuurpiet en hij holde naar het ruim. „Wat ga je nu doen?" vroegen de Pieterbazen. De stuur piet nam één van de papieren bootjes, zette daarin een chocolade kikker een glimmend groen papiertje in en liet dat over boord zakken. Met grote bolle ogen lagen de kikkers er naar te kijken. Een kikker die uit varen ging! Dat vonden ze iets! Kijk. daar kwam nog zo'n bootje met een glimmende kikker naar beneden. En nog éénen nog één! „Dat willen wij ook", kwaakten de kikkerkinderen en opeens kwam er beweging in de kreek. Vaders en moeders en kleine kikkerkin. deren zwommen met haastige poten ach ter de bootjes aan, die de zee indreven. In een paar minuten was de hele kreek schoongeveegd en kon de stoomboot ver der varen. En toen het schip de kreek in draaide, stond er opeens een klein jon getje met een grote blonde kuif aan de waterkant. „Hoera", juichten de Pieten, „hoera voor Gert-Jan!" Die was het natuurlijk. Gert-Jan kon zijn ogen niet geloven. Sin terklaas in zijn Kikkerkreek! „Vader, moeder!" schreeuwde hij. Daar kwamen ze al, de vader met het visnet, dat hij aan het maken was, nog in de hand en de moeder van Gert-Jan, ja, wat had dié in haar hand? Alle Pieterbazen stoot, ten elkaar aan. Maar tijd om te vragen hadden ze nog niet. Eerst moest Sinter klaas van boord en een heleboel harte lijke dingen zeggen tegen de vader en moeder en vooral tegen Gert-Jan natuur lijk. En de Pieterbazen hadden het ook druk, want die moesten het mooiste en het lekkerste dat ze in de kisten konden vinden afladen voor het kleine huisje. Maar eindelijk, toen Sinterklaas met al zijn knechten in het veel te nauwe ka mertje zat achter een kop warme chocola, vroeg de stuurpiet aan de moeder van Gert-Jan: „Wat had u daar straks toch in uw hand toen u naar buiten holde?" Ze lachte en ze zei: „Ik ben mutsen maakster en ik maakte een hoed met ve ren voor de vrouw van de bakker". De monden van de Pieterbazen gingen wagewijd open. Mutsen-maakster! „Zou u wel fluweel genoeg hebben. begon er één. „Zou u wel veren genoeg hebben", vroeg een tweede. „Zou u wel gouddraad genoeg heb benvroeg een derde. „Zou u wel tijd genoeg hebben vroeg een vierde. „Zou u wel voor al mijn Pieterbazen een mooie baret kunnen maken?", vroeg Sinterklaas toen maar en hij lachte. „Maar natuurlijk", riep de moeder van Gert-Jan en voor de kopjes chocola wa ren leeggedronken was ze al bezig. Ze moesten allemaal helpen. Ze wees hoe ze moesten knippen, hoe ze moesten stikken en ze liet Gert-Jan de veren vast uit zoeken. Eén voor één pasten ze voor de spiegel hun nieuwe baretten op, ze glom men van blijdschap en trots. En ja hoor, nu is Sinterklaas op weg. En als je hem straks ziet, let dan vooral ook eens op zijn knechten. Bekijk hun schitterende baret maar eens. O ja, en vergeet ook niet op dat jongetje met zijn grote blon de kuif te letten. Dat is Gert-Jan, die als beloning met Siterklaas door het land trekt. Ik begrijp dat je jaloers bent, maar verdiend heeft die het wel, vind je niet? Mies Bouhuys Piep, piep, piep Wie was het die daar riep? Waar dan? Waar? Verbeeld ik het me maar? Nee, nee. Want een vogeltje, een vogeltje, niet groter dan je hand, niet groter dan een kluwtje wol, niet groter dan een tulpenbol hipt 'voor de ruiten heen en weer. Hoor, hoor, daar roept het weer: Zeg meisje in je kamernest, piep, piep, jij hebt het daar maar best. je hebt je buikje bol en rond, je draagt pantoffeltjes met bont, een wollen truitje met een boord, een wollen rokje enzovoort, twee wollen kousjes tot je knie en nog veel meer wat ik niet zie. En ivat heb ik die buiten zit? Geen kruimeltje, geen sikkepit! Piep, piep, piep De vogeltjes, de vogeltjes, de vogeltjes van buiten roepen voor alle ruiten. Wat? Roepen ze bij jou voor niets! Jij hebt toch zeker ook wel iets! Een kruimpje of een sikkepit? Een korstje wijt, een korstje wit? Een kliekje dit, een kliekje dat? Zoek maar eens goed en geef ze wat. Mies Bouhuys Voor de microfoon ocyyyyyyyrx»Goooooryyx YXXX X KXXXXXDOOOrr noooöcxx xtx> xx x> YY*xxx/Doooooooocxxx>^Doonu.^>ooocoooooo(X)oooooooooooooocoooooooooocxxxx>oooc>ooo(x>ooooooo DE GEBEURTENISSEN in Hongarije hebben, voor zover dat nog nodig was, an dermaal bewezen hoe veelzijdig en hoe effectief de radio als wapen in een strijd op leven en dood kan zijn. Veel doeltref fender bijvoorbeeld dan de televisie waar van de reikwijdte èn de uitbeeldingsmoge lijkheden in dergelijke omstandigheden zeer beperkt blijven. De radio-omroep, zelfs wanneer het om betrekkelijk zwakke zendertjes gaat, stelt binnen- en buiten land in staat de worsteling te volgen, roept de felle spanningen van het ogenblik op en reflecteert honderdvoudig de reacties van een verbijsterd toeziend buitenland. Het bezit van een sterke zender is voor een partij een wapen van belang: alleen het bezit daarvan weegt zwaar in de beoordeling van de krijgskansen, omdat het moreel van troepen en bevolking daar door beïnvloed wordt. De zwakke stemmen van de lang na de val van de Hongaarse hoofdstad nog in de ether klinkende zen ders van de Vrijheidsstrijders vormden evenzovele strohalmen, waaraan degenen die het willen houden met de democratie en de menselijkheid zich nog konden vast klampen. Verstommen ook zij, dan weet ieder dat de nacht voorgoed gevallen is over Hongarije. Het is echter noodzakelijk, dat de stem van het vrije Hongarije gehoord blijft wor den. Daarin hebben de Westeuropese lan den alle een taak. Ook Nederland. Dat wil zeggen, dat de Hongaarse bevolking op elk uur van de dag haar toevlucht moet kun nen zoeken bij zenders, die het nieuws on verkort en objectief zullen doorgeven en bovendien de onderdrukten een hart onder de riem zullen steken, opdat zij zullen kun nen blijven geloven in een beter lot voor hun land en volk. Deze taak dient door alle landen van West-Europa gezamenlijk te worden verricht, opdat een zo groot mo gelijk koor van sterke stations gemobili seerd wordt, zodat er geen enkel net van stoorzenders tegen opgewassen zal blijken te zijn. Maar het zal eveneens nodig zijn, dat een ganse divisie Europese zenders in het geweer komt om de waarheid over Hongarije te vertellen, in het Russisch, het Pools, het Tsjechisch en andere Slavische talen. Op het ogenblik geschiedt dat feite lijk alleen door Engeland en Frankrijk, maar welk een geweldig apparaat staat ter beschikking wanneer ook de kortegolfzen- ders van Scandinavië, de Benelux, Zwitser land en Italië worden ingeschakeld in een voortdurend vreedzaam bombardement van voorlichting en onthulling! „Niet met de waapnen der barbaren, met kruit noch degen kampen wij: het geestes zwaard der vrijheidsscharen brengt slechts de zege aan ons zij!" zo luidt een strofe uit een bekend socialistisch strijdlied. Het komt er maar op aan, dat het zwaard goed gewet is. Het Nederlandse geesteszwaard wordt al flink gescherpt. Het zal nu niet lang meer duren of de Wereldomroep heeft de beschikking over twee zenders van hon derd kilowatt (men heeft met de eei'ste daarvan nogal wat kinderziekten moeten doormaken in de afgelopen maanden) en nog één van vijftig kilowatt. Daarna volgt nog een derde etherreus van honderd kilo watt. Het zou aanbeveling verdienen eens na te gaan wat met dit apparaat gedaan kan worden buiten de uren, dat het nodig is voor de verbindingen met de Nederlan ders over de grenzen en het bevriende bui tenland. Daarmee wordt geen precedent geschapen: al eerder heeft Nederland pro gramma's voor de landen achter het „IJze ren gordijn" verzorgd. Daar deze uitzen dingen inzonderheid voor de intelligentsia bedoeld waren, werden ze in het Frans ge geven. Een benadering van brede lagen dei- Slavische volken lijkt echter meer zin te hebben. In elk geval ligt hier de kans voor een positief stelling nemen, die door Neder land zeker niet verwaarloosd mag worden. Men is tegenover de krachten van het kwa de minder machteloos dan men denikt. J. H. Bartman Speciaal aanbevolen: De Franse omroep wijdt 47 uitzendingen aan vergeten ope ra's. Op woensdag 14 november wordt om 20 uur over het Programme national (347 en 235 meter) „Castor et Pollux" van Jean- Philippe Rameau uitgezonden. Bij de eerste opvoering op 24 oktober 1737 werd dit werk door de aanhangers van Lully uitge floten. Een paar jaar later diende het als een barrière van de Franse muziek tegen de invasie van Gluck en de zijnen. Wie lie ver de bekende operapaden niet verlaat kan diezelfde avond op Hilversum II af stemmen, waar een fragmentarische uit voering van „Faust" wordt gegeven. Tot besluit van hét Mozartjaar zal de Oosten rijkse omroep op dinsdag 13 November een concert geven van werken welke de Salz- burger tovenaar heeft gecomponeerd in Wenen en Praag. Dit concert, dat deel uit maakt van de reeks Europese Mozart-uit- zendingen, is in Nederland via Hilversum I te beluisteren. o 10 NüVüMBER 1956 WANNEER men over de afdeling Ver dovende Middelen van een politiekorps hoort spreken, ziet men in gedachte een indrukwekkend bureau, waar tientallen rechercheurs druk in de weer zijn met het bestuderen van rapporten en het horen van verdachten, terwijl de in beslag ge nomen narcotica zich alsmaar opstapelen. Men stelt zich zo voor, dat er doorlopend politiemannen binnenrennen onder het slaken van de kreet: „Ik heb weer een' complot opgerold". Zo althans trachten schrijvers van sensatieromans ons de gang van zaken bij de narcotica-bureaus te suggereren. Hoewel Rotterdam toch de be langrijkste haven van Europa is, gaat het er bij de afdeling Verdovende Middelen van de Gemeentepolitie heel rustig toe. Dit vooral ook omdat maar heel weinig Nederlanders zich inlaten met de verderfe lijke illegale handel in narcotica. De afdeling is gehuisvest in een heel be scheiden lokaliteit, waar allesbehalve een sfeer van opwinding heerst. Men zou hier uit gemakkelijk kunnen concluderen, dat de politie hier niet zo geïnteresseerd is op dit punt. Maar ook in dit geval bedriegt de schijn, want politiemannen zijn dag en nacht paraat om, waar smokkelarij of handel in verdovende middelen wordt ge constateerd, onverbiddelijk in te grijpen. Iedere Rotterdamse politieman leert tijdens zijn opleiding de verschillende narcotica, dat steeds meer Chinezen zich in Europa gingen vestigen. Na de eerste Wereld oorlog kwamen zij met vele tientallen tegelijk naar Rotterdam, waar een groot deel van hen in ijzeren loodsen op Katen- drecht werd ondergebracht. Zij vormden een pool, waaruit rederijen personeel kon den putten. Na 1930 echter werden tal van schepen opgelegd, zodat vele Chinezen zich voor langere duur in Rotterdam moesten vestigen. In de crisisjaren waren er zelfs meer dan vierduizend, waarvan het gros op Katendrecht verbleef, zodat dit schier- eilandje al spoedig Chinatown werd ge noemd. Alhoewel vele Chinezen, vooral de jongeren, reeds toen niets van het opium- Kortgeleden werd weer eens een par tijtje opium inbeslaggenomen. Be tekent dit, dat de smokkelarij van dit soort narcoticum welig tiert in ons land? In bijgaand artikel tonen wij aan, dat mede dank zij de intensieve bestrijding de illegale handel in opium tot een minimum is teruggebracht. Deze attributen: lamp, pijp en weeg schaaltje, worden gebruikt bij het opiumschuiven. zoals opium, cocaïne, Indische hennep, te onderscheiden. Er is een speciale koffer met monsters van de meest uiteenlopende soorten. In eerste instantie kan dus iedere politieman weten, met welk narcoticum hij heeft te maken, maar dan komen de specialisten aan bod. De mannen, die van deze afdeling deel uitmaken, kan men niets wijs maken op het gebied van verdovende middelen, want zij hebben, behalve een speciale opleiding, een machtige dosis er varing. ENIGE CHINEZEN, die reeds zo'n jaar of veertig in ons land wonen, kunnen zich nog maar al te goed de tijd herinneren, dat opium zo maar op de Amsterdamse veiling te koop was. Voelde een Chinees behoefte aan het schuiven van dit goedje, dan kon hij in de legale handel terecht. Dat werd anders, toen in 1919, de eerste opiumwet voor ons land werd afgekondigd. Bij het Rotterdamse politiekorps werd een speciale afdeling Verdovende Middelen in gesteld, maar daarnaast werd in de Maas stad een landelijke opiumcentrale geves tigd als onderdeel van het bureau Crimi nele Voorlichting. De ambtenaren, die waren belast met de bestrijding van de handel in opium, kre gen het gaandeweg drukker. Niet alleen in Nederland, maar ook in tal van andere landen, die het internationale opium verdrag hadden gesloten. Dit kwam door schuiven moesten hebben, waren er nog altijd genoeg, die maar al te graag een pijp met het ruïnerende goedje aan de mond zetten. Er ontstond een levendige clandestiene handel in opium, die door zeelieden de haven werd binnengesmok keld. De politie sloeg keer op keer toe, maar dat kon niet verhinderen, dat de smokkelarij voort ging. Allerlei trucs werden toegepast om het lichaam en ziel ondermijnende spul binnen te brengen. Zo kwam er een keer een schip met een lading brandkasten aan. De brandkasten, die voor doorvoer waren be stemd, werden uitgeladen en naar de op slagplaats van een expediteur gebracht. De vrouw van één van de werkers van het bedrijf, die boven het pakhuis woonde, zag korte tijd later 's avonds twee vreemde lingen in de bergplaats aan een brandkast morrelenZij waarschuwde de politie, die de twee mannen in de kraag vatte. Reeds spoedig bleek, dat personeel van de afdeling Verdovende Middelen er aan te pas moest komen, want tussen de dubbele wanden van de kast zat ruwe opium. OP CEYLON werd een grote partij opium ontdekt tussen schroot, dat naar Rotter dam moest worden verscheept. Het spul was in allerlei machine-onderdelen ver stopt. Gelukkig kon worden ingegrepen voordat het schroot was afgeleverd in de Maasstad. Het gevaar was uiteraard niet denk beeldig, dat Nederlanders door de zucht naar opium van de Chinezen zouden wor den aangestoken. Dan zou het leed niet te overzien zijn geweest. Gelukkig is dit niet gebeurd, althans niet in verontrustende mate. Misschien, dat er enkele blanke opiumschuivers zijn gekweekt door Chi nese invloed in ons land, maar gelukkig is het daarbij gebleven. Bij dit alles moet men echter voor ogen houden, dat opiumschuiven in China niet altijd is toegestaan. Reeds in 1742 vaar digde de Chinese keizer Youn Tsjeng een opiumverbod uit. Tachtig jaar later werd de doodstraf ingevoerd voor de handel in het groot van opium. Men was dus van goeden wille, maar Engeland voerde toch opium in China in, hetgeen heeft geleid tot de opiumoorlogen in 1840 en 1872, welke beide door China werden verloren. EINDELIJK in 1909 kwamen in Sjanghai dertien landen, waaronder Nederland, bij een om het vraagstuk van de opium, door welke stof al zoveel mensen ten gronde waren gericht, te bespreken. Daarmee was de grondslag gelegd voor het internatio naal verdrag, dat in Den Haag werd ge sloten. De landelijke centrale, die tegen woordig in Den Haag is gevestigd, werkt nauw samen met het Europese bureau, een afdeling van Interpol te Parijs. Om de spanningen, die de afgelopen oorlog met zich meebracht, voor een ogen blik uit te bannen, grepen vele Chinese zeelieden naar de opiumpijp. Vandaar, dat een groot aantal van hen na het einde van de Wereldbrand aan het schuiven ver slaafd bleek te zijn. De rechercheurs van de afdeling Verdovende Middelen kregen opdracht voor een zeer strenge controle. Er bevond zich immers nog altijd een vrij groot aantal Chinezen op Katendrecht. Het gevaar was niet denkbeeldig, dat jongeren, die tot die tijd niets van opium moesten hebben, zouden worden aangestoken door de roeszucht van hun varende landslieden. Keer op keer sloegen de rechercheurs na de bevrijding toe, want er werd inderdaad heel wat opium aan land gesmokkeld. Er werd grif vier gulden voor een gram betaald, waardoor een „ervaren" roker dan zes zeven pijpjes kon opsteken. Dank zij het verstandige optreden van de politie en de voorlichting aan boord van schepen over de funeste gevolgen van het opium schuiven is men er thans in geslaagd het verbruik tot een minimum te reduceren. Langzamerhand raakte Katendrecht China town af. Vele Chinezen gingen naar hun land terug en nieuwe krijgen geen werk vergunning, zodat er nu nog maar een honderd zijn. En die moeten op een kleine uitzondering na niets weten van het schui ven van opium. Het zijn nijvere burgers, voor wie men alle respect kan hebben. (Uit „A Century of Punch") AMSTERDAM, november. Ik wilde met u eens het onderwerp doornemen van de cocktailparties. Bent u er nog nooit bij een geweest? Prijst u zich gelukkig. Cock tailparties zijn een vloek, die in Europa voornamelijk beperkt blijven tot het socio- ty-leven van de hoofdsteden. In de Angel saksische landen vormen zij een gewoon onderdeel van de kwellingen, die de men sen elkaar soms zo nodig moeten aandoen. Een cocktailparty is een verzameling (zelden cocktail-) drinkende mensen, wier enige reden voor aanwezigheid is dat de gastvrouw hen niet goed kon overslaan en dat zij de invitatie niet goed konden weige ren. Op deze wederzijde basis wordt een sociaal contact gevestigd, dat hartelijk, noch vriendelijk, noch zelfs maar erg sociaal is. Alle gasten staan. Zij staan te drinken, zij staan zich te vervelen, zij staan beleefd te zijn, zij staan op hun hor loge te kijken wanneer ze met goed fatsoen weg zullen kunnen en zij zijn er zich voort durend van bewust, dat zij staan te staan. Hetgeen een vermoeiend idee is. Iedereen, die in de hoogste kringen van een hoofdstad rondwaart, dit meent te doen of hier ten onrechte voor wordt aangezien, krijgt gedurig uitnodigingen voor cocktail parties. Een kennis van me, die in Parijs woont, heeft de uitnodigingen eens één hele maand lang opgespaard. Toen had hij er vierenvijftig. Van die vierenvijftig cocktailparties heeft hij er één bezocht om dat hij meende er niet onderuit te kunnen en daar was het zo vol, dat hij het ontvan gende echtpaar niet eens heeft kunnen be reiken. Omdat hij bovendien vergeten had de uitnodiging te beantwoorden, moet dit bezoek achteraf als volkomen overbodig worden beschouwd. En een andere vriend, die te Londen werkt op een buitenlandse ambassade, vertelde mij: „Ik moet van mijn baas naar al die dingen. Ik heb er vaak drie op een avond. Dan ontmoeten wij (de jonge ambassade-secretarissen) elkaar allemaal bij een party en als we na een half uurtje wel weg kunnen, rijden we in colonne naar de volgende. Soms kom je dan halverwege een andere colonne tegen van collega's, die een afwijkende volgorde hadden bedacht. Tegen negen uur kom je dan eindelijk thuis, moe en geïrriteerd met vijf of zes glaasjes slechte sherry in je." Somrpjge mensen houden zorgvuldig de fictie in leven, dat je bij cocktailparties zo veel nuttig contact kunt hebben. Dit is niet juist. Na een zorgvuldige studie van het onderwerp ben ik tot de conclusie ge komen, dat tijdens cocktailparties slechts gesproken wordit over: 1) de andere aan wezigen, zéér persoonlijk; 2) de afwezigen, nog persoonlijker; 3) de nieuwste films en 4) promotie en overplaatsing. De enkele keer, dat iemand over politieke zaken wil beginnen, wordt hij weggekeken. Het per soneel van de andere ambassade zegt dan: „Wat moet die vent? Wilt-ie onze conclu sies in zijn rapporten naar zijn regering zetten? Kan-ie zelf niet wat bedenken?" Een belangrijke aanleiding voor zeer grote cocktailparties is altijd de nationale feestdag van een land. De ambassade van dat land ergens anders wil dan de collega's en regeringsvertgeenwoordigers de ge legenheid geven de ambassadeur te komen gelukwensen. Nu interesseert zich eigenlijk geen ziel voor die feestdag, die 3 april, die 27 januari of die 18 oktober (willekeurig gekozen). Maar iedereen meent te moeten komen. Men drinkt in het voorgeschreven half uur de voorgeschreven twee glazen en maakt vervolgens dat men weg komt. Al leen een enkeling komt precies op tijd en gaat pas een half uur te laat weg. Dat is een arme,ondervoede bezoeker die bij ver gissing was uitgenodigd. Hij eet weer eens flink bij. En dan wil een glas champagne er ook nog wel in. Nu heb ik nog niet eens verteld hoe of- sphuwelijk de gastvrouw en de gastheer de h'ele partij vinden. Die huiveren weken van te voren, bij het idee alléén al. Waarcm worden ze dan nog steeds georganiseerd? A.S:H. „DE VUURPIJL" NAAR PARIJS Het in 1934 door Luc. Willink opgerichte cabaret „De vuurpijl" zal zaterdag 17 no vember in Parijs optreden voor „De Nedec- landsche Vereeniging" aldaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15