WAS KANT ECHT ZO'N DROGE?
OM EEN AMBTSWONING
UlMiam ^Aie^e-SAeette
VOND DE FILMSTROOK UIT
FRANSE PARAGRAAF
Jeanne d'Arc
GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN
Nieuwe Engelse auto
voor klein gezin
WINTERTOERISME
Nauwkeurige klok
OPENBARE DISCOTHEEK
IN DE HOOFDSTAD
WONDERDOOS
IN HYDE PARK
PARIJS, OKTOBER De Archives
Nationales hebben een tentoonstelling over
Jeanne d'Arc ingericht. Daar zijn interes
sante dingen te zien, aan de wand en in de
vitrines, maar over de hoofdpersoon wordt
de bezoeker niet veel wijzer. Het meest
instructieve deel van de tentoonstelling
vindt hij beneden in de ingang: op witte
borden wordt in mooie vergulde lettertjes
de geschiedenis van Jeanne in herinnering
gebracht, verlucht met foto's van haar ge
boorteplaats Domrémy aan de bovenloop
van de Maas en met enkele andere illustra
ties. Zo wordt men aanstonds tot vlak bij
de kern van de zaak geleid, maar vervol
gens voert de uitstalling in de stille zalen
met het zacht krakende parket op de eerste
verdieping terug naar de randgebieden.
Men ziet wandtapijten van de vijftiende
eeuw en later, een zwaard dat uit de Seine
bij Rouaan is opgehaald, kronieken van de
regering van Karei VII, de koning die door
Jeannes toedoen in Reims gekroond is, be
nevens rapporten van het proces waarbij
zij veroordeeld is en van het andere, vijf
entwintig jaar later, dat de veroordeling
ongedaan gemaakt heeft. Ook zijn er hel
men uit de vijftiende eeuw, een kruis ge
maakt van spijkers van de oude brug van
Orleans .alsmede een miskelk die bij de
kroningsplechtigheid in Reims gebruikt is.
Aan al die dingen kan de historische ver
beelding zich schurken. Het is een aardig
werk om iets van de tekst te ontcijferen op
de pagina's van de opengeslagen boeken.
Jammer genoeg kan men dan niet verder
bladeren: de boeken zijn er niet om gelezen
te worden. Zelfs een aardige affiche van
1804, waarin de burgemeester van Orléans
aankondigt dat het oude gebruik van een
jaarlijkse herdenking van het ontzet door
Jeanne d'Arc hersteld zal worden, is voor
een deel met een ander document bedekt.
In hun geheel te lezen zijn alleen enkele
brieven van haar, die zij wel niet eigenhan
dig geschreven heeft, maar waarvan zij er
twee aan de burgerij van Reims gericht,
zelf heeft ondertekend.
Dat zijn ook de enige stukken van de
tentoonstelling waar men, het glas van de
vitrine niet meegerekend, met Jeanne d'Arc
zelf in aanraking komt. Vervolgens is het
meest intieme stuk een portret in minia
tuur, tijdens haar leven gemaakt, maar niet
persoonlijk en expressief genoeg om haar
dichter bij ons te brengen. De portretten
uit volgende eeuwen hebben een bijna even
goed bestaansrecht, hoewel zij als regel ge
baseerd zijn op een schilderij, dat de sche
penen van Orléans kort na 1500 voor het
stadhuis hebben laten maken, zonder
levend voorbeeld. Daar glimlacht de maagd
koket onder de rand van een brede hoed
met pluimen door. Zij heeft een mooi zeer
vrouwelijk toilet aan, zodat zij wel een
prinselijke maitresse zou kunnen zijn. Van
honderd jaar later ziet men enige afbeel
dingen waarop zij veel boerser is gewor
den, soms tot in het stuurse en onnozele
toe. Van een mannelijke kostumering wil
len de portrettisten dan toch ook nog niet
weten. Er is een gravure, waar een rand
schrift een verontschuldiging bevat: „Men
vindt dat zij er te vrouwelijk uitziet? On
der het meisjeskleed is een krijgshaftige
maagd verborgen". Er komen ook gron
diger afwijkingen van het voorbeeld van
Orléans voor: een schelms personage dat
wel Tijl Uilenspiegel zou kunnen zijn en
een zwaar gebouwde jonge vrouw met een
zwaard omhoog, marcherend met een animo
dat weersproken wordt door haar matte
gelaatsuitdrukking. Het grappigst is de
voorstelling van 't eind van de achttiende
eeuw: een poezele vrouw van geraffineerde
ingetogenheid, met nog juist zichtbaar
boven de ovale rand van het portret de
twee glanzende stalen bollen op haar
borstkuras. Ingres keert daarna terug naar
het type van de brede boerendochter en hij
geeft haar een aureool en een bijpassende
gelaatsuitdrukking. De eerste helft van de
negentiende eeuw wordt beter vertegen
woordigd door de bourgeoise van goeden
huize die de prinses Maria van Orléans ge
beeldhouwd heeft, nu zonder gêne in een
harnas gekleed.
Zo is de charme van de tentoonstelling
in ieder geval, dat zij de persoonlijke en
historische vrijheden in de opvatting van
Jeanne d'Arc tegelijkertijd aanschouwelijk
maakt en met de lacunes in de documen
tatie rechtvaardigt. Haar grote daden staan
afzijdig van het gewoel van hen die haar
een gezicht en een karakter willen geven,
zoals passend werd geïllustreerd door een
pater, die ongeduldig langs de vitrines
snelde, maar even later een mompelend
gesprek met een suppoost besloot met de
luide woorden: en als de Engelsen
gewonnen hadden, waren wij honderd jaar
later naar het protestantisme overgegaan.
Dat moet niet vergeten worden, dat is zeer
belangrijk". De suppoost antwoordde alleen
met een zacht hoorngeluid, misschien om
dat hij zich bedacht dat de Franse siaa
zulke zaken geen partij is.
DAT DE ACHTTIENDE EEUWSE Duitse
denker Immanuel Kant een bijzonder groot
wijsgeer was, lijdt geen twijfel. Een van
zijn leerlingen srak uit naam van velen,
toen hij als zijn overtuiging te kennen gaf:
„Kant is geen licht der wereld, maar een
geheel stralend zonnestelsel in één keer".
Maar ook zij, die het niet met zijn leer eens
waren of zijn, moeten toegeven dat zijn ge
schriften een omwenteling in de Europese
wijsbegeerte hebben teweeggebracht. Hoe
belangrijk echter de dikke boeken van Im
manuel Kant ook voor de geschiedenis van
onze cultuur zijn geweest, drogere lectuur
zal men in een wetenschappelijke biblio
theek moeilijk vinden. Geen wonder dan
ook, dat Kant bekend staat als een dorre
schrijver, die in de dagelijkse omgang ook
wel een uitgesproken vervelende man moet
zijn geweest. Die opvatting blijkt de plank
echter mis te slaan. De mededelingen van
hen, die in het achttiende eeuwse Konings
bergen leefden en de beroemde filosoof
persoonlijk kenden, tonen aan, dat hij al-
lenjiinst tot de dorre, vervelende mensen
behoorde. Zo weten wij, dat Kant helemaal
niet het type van een van het leven en de
wereld vervreemde geleerde was. Integen
deel, hij stond bekend als „de elegante pro
fessor". Hij bezocht trouw alle festiviteiten,
waarvoor hem maar een uitnodiging be-
ieikte. Per dag besteedde hij meer zorg
aan zijn gepoederde pruik dan „would-be-
filosofen" uit latere tijd in een heel jaar
aan hun haardos spendeerden. Na afloop
van het middagmaal, dat hij in die tijd
steeds in gezelschap van enige vrienden in
een eenvoudig eethuis gebruikte, speelde
hij een genoeglijk partijtje biljart. Enige
avonden in de week kon men hem aan
treffen ten huize van een zijner talrijke
kennissen, waar hij zich aan het omber
spel wijdde.
BIJ ALLE AFWISSELING, die Kant in
de kringen van de uitgaande wereld vond,
leidde hij intussen toch een buitgewoon
geregeld leven en naarmate de jaren voort
gingen, volgde hij een steeds strengere
dagindeling. Elke morgen, 's zomers en
's winters, stond hij om vijf uur op, werkte
tot zeven, gaf vervolgens twee uur college
en zette zich even over negen weer achter
zijn schrijftafel om er pas tegen één uur
van op te staan. Toen hij wat ouder was
geworden en niet meer buitenshuis at, ver
zamelde zich op dit uur een kleine, uitge
lezen vriendenschaar in zijn woning en
wijdde zich aan de geneugten van een voor
treffelijk verzorgde maaltijd. Dit middag
uur vormde voor Kant het hoogtepunt van
de dag. Niet alleen was hij een liefhebber
van lekker eten en drinken en kon hij als
een Franse kok discussiëren over de juiste
toebereiding van zijn lievelingsgerechten,
maar ook de luchtige en schertsende con
versatie, die hij met zijn tafelgenoten voer
de, maakte het middagmaal voor hem tot
een steeds terugkerend feest. Want praten
en schertsen deed Kant graag. Hij had een
groot gevoel voor humor, dat hem goed
moedig ook die grapjes deed waarderen,
waarvan hij zelf het mikpunt was. Wanneer
zijn zorgzame huisknecht, de trouwe Laim-
pe, tijdens de maaltijd achter hem stond
en steeds weer de aandacht van Kants te
lage rechterschouder trachtte af te leiden
door het achtergedeelte van zijn pruik, dat
voortdurend naar rechts afgleed, midden
tussen zijn schouders te schikken, dan kon
Kant daarover geamuseerd lachen. Wan
neer hij zag, hoe zijn kennissen er zich
over verwonderden, dat hij onder zijn met
goud bestikte kniebroek geen zijden, maar
dikke wollen kousen droeg, kon hij spot
tend opmerken, dat hij alleen op deze ma
nier zijn al te dunne kuiten iets dikker kon
doen schijnen dan zij in werkelijkheid wa
ren. Wanneer het gesprek eens ging over
de voordelen van het huwelijk, dan kon de
vrijgezel Kant er wel tegen, dat er spot
tend over zijn vrijwillig celibaat werd ge
sproken.
IN ZIJN OMGANG met vrouwen was
Kant van jongs af aan een charmant pra
ter, die zelden de juiste toon miste of naar
het goede woord moest zoeken Dat zijn
galante natuur hem overigens niet belette,
af en toe eens een stekelige opmerking over
het zwakke geslacht te plaatsen, blijkt wel
uit deze uitspraak uit een van zijn werken:
„Wat de geleerde vrouwen betreft, die heb
ben hun boeken even hard nodig, als hun
horloge. Dat dragen zij slechts om te laten
zien, dat ze er een hebben. Doorgaans staat
het overigens stil of loopt het in ieder ge
val op geen stukken na gelijk." Toen men
hem er op wees, dat er in het verleden
toch werkelijk heel geleerde vrouwen had
den bestaan, liet hij zich ontvallen: „Nu ja,
dat waren er dan ook de vrouwen naar".
Doorgaans was zijn toon echter niet hate
lijk, maar veeleer goedmoedig spottend.
Wanneer hij bijvoorbeeld aan een diner
met zijn tafeldame in een genoeglijke con
versatie was gewikkeld over de zwakheden
van het sterke geslacht en de sterke eigen
schappen van de zwakke sekse, dan kon
hij op een gegeven ogenblik de draak ste
ken met het gehele gesprek door even kort
en goed te bewijzen, dat vrouwen niet in
de hemel konden komen. Hij haalde daar
toe de Openbaring van Johannes aan, waar
in gezegd wordt, dat er in de hemel een
stilte was van een half uur. „Hadden er
zich toen in de hemel vrouwen bevonden",
voegde hij er vervolgens ernstig aan toe,
„dan was zo'n stilte natuurlijk nooit mo
gelijk geweest."
KANT WAS INTUSSEN zeker niet zo
afkerig van het huwelijk als men wel eens
heeft gemeend. Het is bekend, dat hij, toen
hij zijn eerste jeugd reeds achter de rug
had, op z'n minst een tweetal keren met
trouwplannen heeft rondgelopen. Maar de
man wiens geest steeds bezig was met de
diepzinnigste wijsgerige vraagstukken en
die in zijn werk niet gewend was over één
nacht ijs te gaan, behoorde ook in het
In Groot Brittannië wordt een nieuwe
kleine auto vervaardigd, waarvan de snel
heid nabij de negentig kilometer per uur
ligt en het benzineverbruik ongeveer 1 op
19 bedraagt. De auto zal ruim driehonderd
negenennegentig pond sterling kosten,
waarbij inbegrepen de weeldebelasting. Het
wagentje wordt aangedreven door een 22
c.c. Britse Anzoni, een Iuchtgekoelde, twee-
cylinder twee-takt motor met een vermo
gen van 15 p.k. De gesloten wagen biedt
plaats aan twee volwassenen voorin en
twee kinderen op de achterbank.
Immanuel Kant
dagelijks leven niet tot de luchthartige en
snelle beslissers. Hij aarzelde lang te
lang voordat hij met zijn aanzoek van
wal durfde te steken. Het resultaat was,
dat een van de bewuste dames een andere
man ontmoette, die wat sneller in zijn keuzt
was en haar ten huwelijk vroeg, terwijl
Kant nog lang en breed overwoog, of zij
wel de juiste vrouw voor hem zou zijn. De
andere dame verhuisde naar een verafge
legen streek, voordat de bedachtzame ge
leerde tot een beslissing was gekomen en.
Kant, die allerminst op reizen was gesteld,
en nimmer zijn geboortestad verliet, had
ook in dit geval maar nu letterlijk
het nakijken. Zoals men ziet mag Kant dan
in theorie een reus zijn geweest, in de
praktijk van het leven was hij althans
als het op de omgang met het schone ge
slacht aankwam niet meer dan een be
ginneling!
De gouverneur van West-Vlaanderen en
de leden van de vereniging „Westtoerisme"
in deze Belgische provincie bestuderen mo
menteel een plan om het toerisme in de
wintermaanden tot bloei te brengen. Zij
zijn van oordeel, dat het toerisme in de
wintermaanden tot nu toe sterk verwaar
loosd werd. Vele tekenen wijzen er op, dat
de inwoners van de grote steden zich door
kou of regen niet meer laten afschrikken
en gaarne een reis van een paar uur onder
nemen om in een andere omgeving enige
verpozing te vinden. Maar in onze lage
landen is het klimaat natuurlijk geen bond
genoot. Daarom moet worden gezocht naar
een aantal originele attracties en de men
sen in West-Vlaanderen zijn op het eigen
lijk niet zo originele idee gekomen, dat de
typische gerechten en schotels van de pro
vincie en bovendien bezoeken aan indu-
striebedrijven, misschien de beste formule
vormen om .in de winter toeristen naar
West-Vlaanderen te trekken.
Het is natuurlijk wel aardig zo af en toe
het unieke Brugge, bedolven onder de
sneeuw, te bewonderen. Maar velen schrik
ken hiervoor terug, want in de winter ls
Brugge een doodse stad. Wanneer echter
een groot feestmaal kan worden georgani
seerd met smakelijke jachtschotels, gar
naalgerechten, zeer verzorgde visschotels
of typisch Westvlaarnse hutspot kan wor
den verwacht, dat vele Brusselaars en Ant
werpenaren de beide attracties zullen wil
len combineren: een mooie winterwandc-
ling in Brugge en daarna een goed maal.
Men wil het feestdiner zo aantrekkelijk
mogelijk maken. De formule wordt zeer
zorgvuldig bestudeerd. Men moet natuur
lijk beletten, dat de restaurants aan da
kust in Brugge, Kortrijk en elders ervan
profiteren door de prijzen te verhogen,
maar anderzijds moeten de feestmalen van
..Westtoerisme" geen oneerlijke concurren
tie worden voor de gevestigde hotels en
restaurants.
De universiteit van Koningsue.yen, waar Kant doceerde
MOSKOU, (U.P.) Geleerden in de
Sovjet-Unie hebben de meest nauwkeurige
klok ter wereld geconstrueerd, zo maakte
radio-Moskou bekend. Plet is een atoom
klok, die slechts een seconde voor of achter
gaat lopen in driehonderd jaar.
Volgens de toelichting van de geleerden
worden de wijzers van de klok voortbe
wogen door een bijzondere, synchronische
motor. De slinger bestaat uit een metale
tube die is gevuld met ammonia-gas.
De precieze en regelmatige trilling van
de gas-atomen in de slinger heeft invloed
op een bijzonder elektronisch mechanisme
dot de beweging van de wijzers regelt.
(Van een onzer verslaggevers)
TIJDENS een gesprek met een onzer
Nederlandse filmproducenten raakten wij
het onvermijdelijke onderwerp van 1956, het
slechte weer van de voorbije zomer. De
onophoudelijke zomerregens hebben tal
van bedrijven - en niet alleen de agrari
sche! - schade en produktievertragingen
bezorgd, doch dat ook de Nederlandse
filmindustrie danig onder de druilerige
zomer geleden heeft, is een constatering
die enige uitleg behoeft.
IN DE EERSTE PLAATS heeft de om
standigheid. dat vrijwel alle buitenopna
men uit het produklieschema moesten ver
vallen, de filmers voor grote moeilijkheden
geplaatst. Dit geldt in het bijzonder voor
de films, die in opzet steunden op zonnige
en zomerse onderwerpen. Doch ook bij
voorbeeld het journaal heeft onder het
gebrek aan zonneschijn geleden, aangezien
de voor de wekelijkse nieuwsfilm uitge
kozen zomerse onderwerpen met veel gro
ter technische complicaties tot stand kwa
men.
Voor de films die de medewerking van
acteurs behoefden, werd het een ware
lijdensweg. Het is bekend dat de Neder
landse speelfilm - waarbij dus ook aan
kleine reclamefilms, gespeelde documen
taires, enzovoort, moet worden gedacht -
haar acteursmateriaal recruteert uit de
toneelspelers. Deze toneelspelers zijn al
leen in de zomermaanden beschikbaar,
aangezien zij bij het begin van de herfst
belast raken met hun toneelrepetities en
voorstellingen. De zomermaanden van 1956
verhinderden door hun volkomen gebrek
aan behoorlijk weer een vlot afwerken der
produktieschema's en de vrij mooie herfst
maanden kwamen niet meer in aanmer
king door het bezet zijn van het spelers
materiaal. Uitgaande van deze, specifiek
voor het aflopende jaar geldende moeilijk
heden, rijst de vraag of Nederland in het
algemeen niet steeds enigszins met deze
handicap zal blijven sukkelen. Ons kli
maat doet de hoop op mooie, langdurige
zomers vrijwel jaarlijks onvervuld blijven
en daarbij is het schaarse mooie weer in
ons land zo onbestendig, dat men nooit
met enige zekerheid vooruit kan rekenen.
Met het oog op de nog steeds niet tot
enige betekenis gekomen zijnde speelfilm-
produktie in ons land is deze „weer-han-
dicap" ongetwijfeld een belangrijke factor.
Doch tegelijkertijd doet zich de overwe
ging gelden, of het met de film niet, zoals
met alle voortbrengselen der kunst, zo
gesteld moet zijn dat de soort en het
karakter der Nederlandse films een typisch
nationaal kenmerk dragen. Wanneer Ne
derland films wil voortbrengen, die in de
veelheid van de internationale produktie
een eigen toon dragen, dan zullen dat films
moeten zijn die niet alleen ondanks, doch
Hiernaast ziet men William Friese-
Greene bezig met zijn eerste filmopnamen
in Hyde Park te Londen op een mooie
zomerse zondagochtend in 1889. De twee
de foto, onderaan de pagina, laat hem
zien in zijn atelier, omringd door vrien
den, die twyfelden aan zijn succes. De
uitvinder zal stellig ook wel momenten
van twijfel hebben gekend.
Amsterdam heeft een openbare disco
theek. In de openbare muziekbibliotheek is
een geluidsinstallatie ingericht, die ook een
radio en een bandopname apparaat omvat.
Een honderdtal langspeelplaten alsmede
een groot aantal historische opnamen vor
men de basis van de collectie. Het publiek
kan de platen na tevoren gemaakte af
spraak komen beluisteren. Voor Nederland
is de discotheek een novum. In het buiten
land, onder meer Duitsland en Frankrijk,
zijn reeds verscheidene soortgelijke instel
lingen gevestigd.
vooral dank zij de typisch Nederlandse
omstandigheden tot stand zijn gekomen.
Typisch Nederlandse omstandigheden
zijn: slecht weer, gebrek aan toneelspelers,
gebrek aan geld, klein verkoopgebied - om
een paar van de meest in het oog lopende
te noemen.
Wanneer deze omstandigheden als „mee
bouwende factoren" worden beschouwd,
moet men tot de conclusie komen dat: de
Nederlandse speelfilm niet in hoofdzaak
een beroep kan blijven doen op de toneel
spelers, doch haar figuren ook uit het korps
der ongeschoolden zal moeten kiezen.
Dit brengt met zich mee, dat de film
opvatting grondig zal moeten worden ge
wijzigd, opdat de ongeschooldheid van het
materiaal kan worden opgevangen door
scenario, regie en camerawerk. Het ge
bruikmaken van typisch Nederlandse
weersomstandigheden zal enerzijds een
groter equivalent aan binnenopnamen dan
aan buitenopnamen noodzakelijk maken,
waarmee de vraag van kostbare studio-
bouw te maken heeft. Deze laatste over
weging doet problemen rijzen, die slechts
kunnen worden opgelost door overheids
subsidie en coördinatie der produktie. De
coördinatie is er in eerste aanleg al, door
dat filmmaatschappijen een begin met ra
tionele samenwerking hebben gemaakt,
doch de subsidiëring is nog niet in kannen
en kruiken.
Anderzijds dwingen de weersomstandig-
helen tot een groter aanvaarding van de
realiteit der Nederlandse klimatologie.
Films met veel regen, sombere wolken en
druilerige schemerscènes vertolken het
Nederlandse weer zoals het - meestal - is.
Waarom zouden wij dat verbloemen? Wie
de Nederlandse geest wil doen ademen in
de Nederlandse film, zal geen zonnescènes
moeten inlassen die uit de Rivièra afkom
stig zijn, meer nog, hij zal van het scena
rio af tot het eindprodukt toe de nu een
maal grillig en somber zijnde Nederlandse
weersomstandigheden tot een „element"
in zijn films moeten zien te maken.
RESUMEREND valt uit deze korte aan
tekeningen over een veelzijdig onderwerp
op te maken, dat de bloei van onze film
industrie afhankelijk is van de mate van
aanpassing, waarmee de producenten we
ten te werken, en van de mate van begrip
der overheid voor de onoverkomelijke fi
nanciële barrière, waarvoor de Nederland
se film zich gesteld ziet. Het is te ver
wachten, dat deze barrière mettertijd lager
zal worden, wanneer de Nederlandse film
de kans heeft aangegrepen om van inter
nationaal allure te worden door haar ty
pisch Nederlandse karakter.
Deze laatste uitspraak lijkt een paradox,
doch is het niet. Want in concurrentie met
de buitenlandse films valt de Nederlandse
te licht, wanneer zij haar kracht niet vindt
in haar oorspronkelijkheid. In het kader
van de navolging der buitenlandse opvat
tingen, waarin de Nederlandse film zich
tot nu toe bewogen heeft, is niets te be
reiken dan een slappe „wel aardige" imi
tatie. Wanneer men uitgaat van de oor
spronkelijkheid die ons land uit eigen aard
en karakter biedt, heeft men de kans dat
de factoren, die tot op heden belemmerend
werkten, voordelen zullen worden. Doch
dan zal toch het eerste woord aan de over
heid moeten zijn, die door een ruime sub
sidiëring het onmisbare „duwtje in de rug"
geeft, waarmee men van start kan.
IN DE JAREN tachtig
der vorige eeuw woonde in
Bristol een zeer begaafde
fotograaf. Zijn naam was
William Greene, later Wil
liam Friese-Greene.
Greene had één groot
ideaal: een „toverdoos" te
bouwen om bewegende
beelden te kunnen opne
men en (nadien) projecte
ren. Alles stelde hij achter
bij dit doel. Het denkbeeld
om zo'n camera te maken
dankte hij eigenlijk aan
zijn verloofde, een Zwit
sers meisje, Helena Friese
geheten. Op een goede dag
zag hij, dat zij bezig was
een aantal krabbeltekenin-
gen spelenderwijs door
haar vingers te laten glij
den. Zij deed het zo snel,
dat de indruk gewekt werd,
dat de beelden bewogen.
Greene zag geboeid toe.
Zijn verbeeldingskracht
was groot. In zijn geest zag
de eerste film het licht.
Greene trouwde met He
lena, maar in Bristol ging
het hem niet goed. Hij was
te zeer kunstenaar en zoe
ker om veel geld te kunnen
verdienen. Het jonge paar
vertrok naar Londen en
daar pakte hem het denk
beeld een „toverdoos" te
construeren om fotogra
fisch bewegende beelden
mee weer te geven pas ten
volle. Hij verwaarloosde
zijn werk als fotograaf. Hij
besteedde evenmin vol
doende tijd aan zijn vrouw.
Proeven, proeven en nóg
eens proeven, die namen
hem en al zijn tijd in be
slag. Eindelijk, in 1889,
meende hij, de „toverdoos"
gereed te hebben.
Hij koos Hyde Park uit
om de eerste opnamen te
maken. En wel op een zon
dagochtend, op een tijdstip
dus, dat de elegante aris
tocraten zowel als veel een
voudige Londenaren zich,
naar Victoriaanse trant
mooi uitgedost, in het park
zouden bevinden. Kinderen
verdrongen zich om Greene
toen hij met zijn „wonder-
doos" in het park bezig
was. Volwassenen bleven
staan of draaiden zich om,
toen zij hem aan het werk
zagen met dat wonderlijk
apparaat. En Greene draai
de en draaide.
Tegen de middag ging
hij naar huis. Hij begon
zijn film te ontwikkelen.
En inderdaad: de film was
geslaagd. De proef om in-
plaats van op glasplaten
beelden vast te leggen op
een band van celluloid was
gelukt. Dit was een gebeur
tenis van wereldschokkende
betekenis. Slechts weinigen
wisten, hoe revolutionair
Greene's uitvinding was!
En slechts enkelen meer
dan die weinigen hadden
een idee, wat Greene al die
jaren in zijn schild had ge
voerd en welke resultaten
hij die zondagochtend in
Hyde Park had bereikt. Zo-
wel Greene's vrienden als
de instrumentmakers, wier
hulp hij -nodig had, bleven
tot het laatste moment toe
sceptisch. Het was een Lon-
dense politieagent, een een
voudige, stoere Bobby, die
als eerste Engelsman en
enige toeschouwer Greene's
filmpremière bijwoonde in
de werkplaats van de uit
vinder. Bewegende beelden
op een scherm in een don
kere kamer! Het gaf de po
litieman een hevige schok.
En hij noteerde zijn be
vindingen in de trant van
een proces-verbaal. Greene's
grootste en baanbrekende
verdienste was. dat hij de
celluloidfilm uitvond, die
revolutionair werkte in de
fotografische opnametech
niek, doch tevens de moge
lijkheid van projectie van
bewegende beelden beslis
send beïnvloedde.
Na die éne politieman
kwamen er meer kijkers,
zodra de film werkelijk
bleek te „draaien". Onder
die toeschouwers was ook
een jonge vrouw, die zich
meer nog voor de uitvinder
dan voor de vinding inte
resseerde. Toen mevrouw
Friese-Greene gestorven
was, koos hij haar aLs
tweede vrouw. Ondanks het
het succes van Greene
bleef hij zakelijk nog tob
ben. Zo moeilijk werd hot
leven, dat de tweede me
vrouw Greene de echtelijke
woning verliet om beter
voor haar kinderen te kun
nen zorgen. Ook zij was,
als Helena, tot de ontdek
king gekomen, dat de „to-
vex-doos" William Greene
meer boeide en in beslag
nam dan vrouw en kinde
ren.
Greene had na zijn
uitvinding van de „film
strook" nog enige jaren
nodig om een praktisch
bruikbaar projectietoestel
te construeren. In 1895 was
hij gereed. Het kwam tot
een eerste openbare verto
ning. Vuurwerk, muziek en
daverend applaus begeleid
den die eerste filmvoorstel
ling in Londen.
Deze had in een grote
tent in de buurt van Crys
tal Palace plaats. Het is
merkwaardig, dat die tent
als opschrift droeg „Het
wonder van deze tijd".
Inmiddels had een niet
minder geniaal man dan
Greene de Fransman
Louis Lumière in Parijs
een filmuitvinding gepa
tenteerd, zodat William
Friese-Grgene niet als al
lereerste de eindstreep van
de (juridische) wedloop
passeerde. Dit doet aan zijn
oorspronkelijkheid en ge
niale vinding niets af.
Vrij spoedig na de eerste
vertoningen in „Het won
dei' van deze tijd" begonnen
ondernemende zakenlieden
de commerciële mogelijkhe
den en winstkansen van
Greene's toverdoos te door
schouwen. Zij nodigden hem
uit tot een bespreking. Die
bijeenkomst was een der
„geboorte-conferenties" van
de thans zo machtige, de ge
hele wereld omvattende
filmindustrie.
William Friese-Greene
plukte zelf nooit de vruch
ten van zijn revolutionaire
en baanbrekende uitvin
ding. Hij stierf te jong om
de opbloei van de filmkunst
te kunnen beleven.
In Muntendam wil men een commissie
benoemen, die tot taak zal krijgen een me
ningsverschil tussen de burgemeester en
de wethouders te onderzoeken. Dit me
ningsverschil ontstond op 15 juni van dit
jaar bij de behandeling in de gemeente
raad van een agendapunt betreffende de
ambtswoning van de burgemeester. Beide
wethouders verklaarden toen, dat de bur
gemeester buiten hen om aan een archi
tect opdracht zou hebben gegeven tot het
maken van een plan voor een nieuwe
ambtswoning. De burgemeester ontkende
dit ten stelligste en verklaarde, dat het
een opdracht was van B. en W. De wet
houders deelden toen mede, dat zij hun
medewerking niet wensten te verlenen aan
de verbetering van de bestaande ambts
woning, noch aan de bouw van een nieuwe.
Het meningsverschil liep in de destijds
gehouden vergadering zo hoog op, dat de
voorzitter de vergadering schorste. Bij
heropening bleek nog maar één van de
raadsleden aanwezig te zijn.