WAS KANT ECHT ZO'N DROGE? OM EEN AMBTSWONING UlMiam ^Aie^e-SAeette VOND DE FILMSTROOK UIT FRANSE PARAGRAAF Jeanne d'Arc GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN Nieuwe Engelse auto voor klein gezin WINTERTOERISME Nauwkeurige klok OPENBARE DISCOTHEEK IN DE HOOFDSTAD WONDERDOOS IN HYDE PARK PARIJS, OKTOBER De Archives Nationales hebben een tentoonstelling over Jeanne d'Arc ingericht. Daar zijn interes sante dingen te zien, aan de wand en in de vitrines, maar over de hoofdpersoon wordt de bezoeker niet veel wijzer. Het meest instructieve deel van de tentoonstelling vindt hij beneden in de ingang: op witte borden wordt in mooie vergulde lettertjes de geschiedenis van Jeanne in herinnering gebracht, verlucht met foto's van haar ge boorteplaats Domrémy aan de bovenloop van de Maas en met enkele andere illustra ties. Zo wordt men aanstonds tot vlak bij de kern van de zaak geleid, maar vervol gens voert de uitstalling in de stille zalen met het zacht krakende parket op de eerste verdieping terug naar de randgebieden. Men ziet wandtapijten van de vijftiende eeuw en later, een zwaard dat uit de Seine bij Rouaan is opgehaald, kronieken van de regering van Karei VII, de koning die door Jeannes toedoen in Reims gekroond is, be nevens rapporten van het proces waarbij zij veroordeeld is en van het andere, vijf entwintig jaar later, dat de veroordeling ongedaan gemaakt heeft. Ook zijn er hel men uit de vijftiende eeuw, een kruis ge maakt van spijkers van de oude brug van Orleans .alsmede een miskelk die bij de kroningsplechtigheid in Reims gebruikt is. Aan al die dingen kan de historische ver beelding zich schurken. Het is een aardig werk om iets van de tekst te ontcijferen op de pagina's van de opengeslagen boeken. Jammer genoeg kan men dan niet verder bladeren: de boeken zijn er niet om gelezen te worden. Zelfs een aardige affiche van 1804, waarin de burgemeester van Orléans aankondigt dat het oude gebruik van een jaarlijkse herdenking van het ontzet door Jeanne d'Arc hersteld zal worden, is voor een deel met een ander document bedekt. In hun geheel te lezen zijn alleen enkele brieven van haar, die zij wel niet eigenhan dig geschreven heeft, maar waarvan zij er twee aan de burgerij van Reims gericht, zelf heeft ondertekend. Dat zijn ook de enige stukken van de tentoonstelling waar men, het glas van de vitrine niet meegerekend, met Jeanne d'Arc zelf in aanraking komt. Vervolgens is het meest intieme stuk een portret in minia tuur, tijdens haar leven gemaakt, maar niet persoonlijk en expressief genoeg om haar dichter bij ons te brengen. De portretten uit volgende eeuwen hebben een bijna even goed bestaansrecht, hoewel zij als regel ge baseerd zijn op een schilderij, dat de sche penen van Orléans kort na 1500 voor het stadhuis hebben laten maken, zonder levend voorbeeld. Daar glimlacht de maagd koket onder de rand van een brede hoed met pluimen door. Zij heeft een mooi zeer vrouwelijk toilet aan, zodat zij wel een prinselijke maitresse zou kunnen zijn. Van honderd jaar later ziet men enige afbeel dingen waarop zij veel boerser is gewor den, soms tot in het stuurse en onnozele toe. Van een mannelijke kostumering wil len de portrettisten dan toch ook nog niet weten. Er is een gravure, waar een rand schrift een verontschuldiging bevat: „Men vindt dat zij er te vrouwelijk uitziet? On der het meisjeskleed is een krijgshaftige maagd verborgen". Er komen ook gron diger afwijkingen van het voorbeeld van Orléans voor: een schelms personage dat wel Tijl Uilenspiegel zou kunnen zijn en een zwaar gebouwde jonge vrouw met een zwaard omhoog, marcherend met een animo dat weersproken wordt door haar matte gelaatsuitdrukking. Het grappigst is de voorstelling van 't eind van de achttiende eeuw: een poezele vrouw van geraffineerde ingetogenheid, met nog juist zichtbaar boven de ovale rand van het portret de twee glanzende stalen bollen op haar borstkuras. Ingres keert daarna terug naar het type van de brede boerendochter en hij geeft haar een aureool en een bijpassende gelaatsuitdrukking. De eerste helft van de negentiende eeuw wordt beter vertegen woordigd door de bourgeoise van goeden huize die de prinses Maria van Orléans ge beeldhouwd heeft, nu zonder gêne in een harnas gekleed. Zo is de charme van de tentoonstelling in ieder geval, dat zij de persoonlijke en historische vrijheden in de opvatting van Jeanne d'Arc tegelijkertijd aanschouwelijk maakt en met de lacunes in de documen tatie rechtvaardigt. Haar grote daden staan afzijdig van het gewoel van hen die haar een gezicht en een karakter willen geven, zoals passend werd geïllustreerd door een pater, die ongeduldig langs de vitrines snelde, maar even later een mompelend gesprek met een suppoost besloot met de luide woorden: en als de Engelsen gewonnen hadden, waren wij honderd jaar later naar het protestantisme overgegaan. Dat moet niet vergeten worden, dat is zeer belangrijk". De suppoost antwoordde alleen met een zacht hoorngeluid, misschien om dat hij zich bedacht dat de Franse siaa zulke zaken geen partij is. DAT DE ACHTTIENDE EEUWSE Duitse denker Immanuel Kant een bijzonder groot wijsgeer was, lijdt geen twijfel. Een van zijn leerlingen srak uit naam van velen, toen hij als zijn overtuiging te kennen gaf: „Kant is geen licht der wereld, maar een geheel stralend zonnestelsel in één keer". Maar ook zij, die het niet met zijn leer eens waren of zijn, moeten toegeven dat zijn ge schriften een omwenteling in de Europese wijsbegeerte hebben teweeggebracht. Hoe belangrijk echter de dikke boeken van Im manuel Kant ook voor de geschiedenis van onze cultuur zijn geweest, drogere lectuur zal men in een wetenschappelijke biblio theek moeilijk vinden. Geen wonder dan ook, dat Kant bekend staat als een dorre schrijver, die in de dagelijkse omgang ook wel een uitgesproken vervelende man moet zijn geweest. Die opvatting blijkt de plank echter mis te slaan. De mededelingen van hen, die in het achttiende eeuwse Konings bergen leefden en de beroemde filosoof persoonlijk kenden, tonen aan, dat hij al- lenjiinst tot de dorre, vervelende mensen behoorde. Zo weten wij, dat Kant helemaal niet het type van een van het leven en de wereld vervreemde geleerde was. Integen deel, hij stond bekend als „de elegante pro fessor". Hij bezocht trouw alle festiviteiten, waarvoor hem maar een uitnodiging be- ieikte. Per dag besteedde hij meer zorg aan zijn gepoederde pruik dan „would-be- filosofen" uit latere tijd in een heel jaar aan hun haardos spendeerden. Na afloop van het middagmaal, dat hij in die tijd steeds in gezelschap van enige vrienden in een eenvoudig eethuis gebruikte, speelde hij een genoeglijk partijtje biljart. Enige avonden in de week kon men hem aan treffen ten huize van een zijner talrijke kennissen, waar hij zich aan het omber spel wijdde. BIJ ALLE AFWISSELING, die Kant in de kringen van de uitgaande wereld vond, leidde hij intussen toch een buitgewoon geregeld leven en naarmate de jaren voort gingen, volgde hij een steeds strengere dagindeling. Elke morgen, 's zomers en 's winters, stond hij om vijf uur op, werkte tot zeven, gaf vervolgens twee uur college en zette zich even over negen weer achter zijn schrijftafel om er pas tegen één uur van op te staan. Toen hij wat ouder was geworden en niet meer buitenshuis at, ver zamelde zich op dit uur een kleine, uitge lezen vriendenschaar in zijn woning en wijdde zich aan de geneugten van een voor treffelijk verzorgde maaltijd. Dit middag uur vormde voor Kant het hoogtepunt van de dag. Niet alleen was hij een liefhebber van lekker eten en drinken en kon hij als een Franse kok discussiëren over de juiste toebereiding van zijn lievelingsgerechten, maar ook de luchtige en schertsende con versatie, die hij met zijn tafelgenoten voer de, maakte het middagmaal voor hem tot een steeds terugkerend feest. Want praten en schertsen deed Kant graag. Hij had een groot gevoel voor humor, dat hem goed moedig ook die grapjes deed waarderen, waarvan hij zelf het mikpunt was. Wanneer zijn zorgzame huisknecht, de trouwe Laim- pe, tijdens de maaltijd achter hem stond en steeds weer de aandacht van Kants te lage rechterschouder trachtte af te leiden door het achtergedeelte van zijn pruik, dat voortdurend naar rechts afgleed, midden tussen zijn schouders te schikken, dan kon Kant daarover geamuseerd lachen. Wan neer hij zag, hoe zijn kennissen er zich over verwonderden, dat hij onder zijn met goud bestikte kniebroek geen zijden, maar dikke wollen kousen droeg, kon hij spot tend opmerken, dat hij alleen op deze ma nier zijn al te dunne kuiten iets dikker kon doen schijnen dan zij in werkelijkheid wa ren. Wanneer het gesprek eens ging over de voordelen van het huwelijk, dan kon de vrijgezel Kant er wel tegen, dat er spot tend over zijn vrijwillig celibaat werd ge sproken. IN ZIJN OMGANG met vrouwen was Kant van jongs af aan een charmant pra ter, die zelden de juiste toon miste of naar het goede woord moest zoeken Dat zijn galante natuur hem overigens niet belette, af en toe eens een stekelige opmerking over het zwakke geslacht te plaatsen, blijkt wel uit deze uitspraak uit een van zijn werken: „Wat de geleerde vrouwen betreft, die heb ben hun boeken even hard nodig, als hun horloge. Dat dragen zij slechts om te laten zien, dat ze er een hebben. Doorgaans staat het overigens stil of loopt het in ieder ge val op geen stukken na gelijk." Toen men hem er op wees, dat er in het verleden toch werkelijk heel geleerde vrouwen had den bestaan, liet hij zich ontvallen: „Nu ja, dat waren er dan ook de vrouwen naar". Doorgaans was zijn toon echter niet hate lijk, maar veeleer goedmoedig spottend. Wanneer hij bijvoorbeeld aan een diner met zijn tafeldame in een genoeglijke con versatie was gewikkeld over de zwakheden van het sterke geslacht en de sterke eigen schappen van de zwakke sekse, dan kon hij op een gegeven ogenblik de draak ste ken met het gehele gesprek door even kort en goed te bewijzen, dat vrouwen niet in de hemel konden komen. Hij haalde daar toe de Openbaring van Johannes aan, waar in gezegd wordt, dat er in de hemel een stilte was van een half uur. „Hadden er zich toen in de hemel vrouwen bevonden", voegde hij er vervolgens ernstig aan toe, „dan was zo'n stilte natuurlijk nooit mo gelijk geweest." KANT WAS INTUSSEN zeker niet zo afkerig van het huwelijk als men wel eens heeft gemeend. Het is bekend, dat hij, toen hij zijn eerste jeugd reeds achter de rug had, op z'n minst een tweetal keren met trouwplannen heeft rondgelopen. Maar de man wiens geest steeds bezig was met de diepzinnigste wijsgerige vraagstukken en die in zijn werk niet gewend was over één nacht ijs te gaan, behoorde ook in het In Groot Brittannië wordt een nieuwe kleine auto vervaardigd, waarvan de snel heid nabij de negentig kilometer per uur ligt en het benzineverbruik ongeveer 1 op 19 bedraagt. De auto zal ruim driehonderd negenennegentig pond sterling kosten, waarbij inbegrepen de weeldebelasting. Het wagentje wordt aangedreven door een 22 c.c. Britse Anzoni, een Iuchtgekoelde, twee- cylinder twee-takt motor met een vermo gen van 15 p.k. De gesloten wagen biedt plaats aan twee volwassenen voorin en twee kinderen op de achterbank. Immanuel Kant dagelijks leven niet tot de luchthartige en snelle beslissers. Hij aarzelde lang te lang voordat hij met zijn aanzoek van wal durfde te steken. Het resultaat was, dat een van de bewuste dames een andere man ontmoette, die wat sneller in zijn keuzt was en haar ten huwelijk vroeg, terwijl Kant nog lang en breed overwoog, of zij wel de juiste vrouw voor hem zou zijn. De andere dame verhuisde naar een verafge legen streek, voordat de bedachtzame ge leerde tot een beslissing was gekomen en. Kant, die allerminst op reizen was gesteld, en nimmer zijn geboortestad verliet, had ook in dit geval maar nu letterlijk het nakijken. Zoals men ziet mag Kant dan in theorie een reus zijn geweest, in de praktijk van het leven was hij althans als het op de omgang met het schone ge slacht aankwam niet meer dan een be ginneling! De gouverneur van West-Vlaanderen en de leden van de vereniging „Westtoerisme" in deze Belgische provincie bestuderen mo menteel een plan om het toerisme in de wintermaanden tot bloei te brengen. Zij zijn van oordeel, dat het toerisme in de wintermaanden tot nu toe sterk verwaar loosd werd. Vele tekenen wijzen er op, dat de inwoners van de grote steden zich door kou of regen niet meer laten afschrikken en gaarne een reis van een paar uur onder nemen om in een andere omgeving enige verpozing te vinden. Maar in onze lage landen is het klimaat natuurlijk geen bond genoot. Daarom moet worden gezocht naar een aantal originele attracties en de men sen in West-Vlaanderen zijn op het eigen lijk niet zo originele idee gekomen, dat de typische gerechten en schotels van de pro vincie en bovendien bezoeken aan indu- striebedrijven, misschien de beste formule vormen om .in de winter toeristen naar West-Vlaanderen te trekken. Het is natuurlijk wel aardig zo af en toe het unieke Brugge, bedolven onder de sneeuw, te bewonderen. Maar velen schrik ken hiervoor terug, want in de winter ls Brugge een doodse stad. Wanneer echter een groot feestmaal kan worden georgani seerd met smakelijke jachtschotels, gar naalgerechten, zeer verzorgde visschotels of typisch Westvlaarnse hutspot kan wor den verwacht, dat vele Brusselaars en Ant werpenaren de beide attracties zullen wil len combineren: een mooie winterwandc- ling in Brugge en daarna een goed maal. Men wil het feestdiner zo aantrekkelijk mogelijk maken. De formule wordt zeer zorgvuldig bestudeerd. Men moet natuur lijk beletten, dat de restaurants aan da kust in Brugge, Kortrijk en elders ervan profiteren door de prijzen te verhogen, maar anderzijds moeten de feestmalen van ..Westtoerisme" geen oneerlijke concurren tie worden voor de gevestigde hotels en restaurants. De universiteit van Koningsue.yen, waar Kant doceerde MOSKOU, (U.P.) Geleerden in de Sovjet-Unie hebben de meest nauwkeurige klok ter wereld geconstrueerd, zo maakte radio-Moskou bekend. Plet is een atoom klok, die slechts een seconde voor of achter gaat lopen in driehonderd jaar. Volgens de toelichting van de geleerden worden de wijzers van de klok voortbe wogen door een bijzondere, synchronische motor. De slinger bestaat uit een metale tube die is gevuld met ammonia-gas. De precieze en regelmatige trilling van de gas-atomen in de slinger heeft invloed op een bijzonder elektronisch mechanisme dot de beweging van de wijzers regelt. (Van een onzer verslaggevers) TIJDENS een gesprek met een onzer Nederlandse filmproducenten raakten wij het onvermijdelijke onderwerp van 1956, het slechte weer van de voorbije zomer. De onophoudelijke zomerregens hebben tal van bedrijven - en niet alleen de agrari sche! - schade en produktievertragingen bezorgd, doch dat ook de Nederlandse filmindustrie danig onder de druilerige zomer geleden heeft, is een constatering die enige uitleg behoeft. IN DE EERSTE PLAATS heeft de om standigheid. dat vrijwel alle buitenopna men uit het produklieschema moesten ver vallen, de filmers voor grote moeilijkheden geplaatst. Dit geldt in het bijzonder voor de films, die in opzet steunden op zonnige en zomerse onderwerpen. Doch ook bij voorbeeld het journaal heeft onder het gebrek aan zonneschijn geleden, aangezien de voor de wekelijkse nieuwsfilm uitge kozen zomerse onderwerpen met veel gro ter technische complicaties tot stand kwa men. Voor de films die de medewerking van acteurs behoefden, werd het een ware lijdensweg. Het is bekend dat de Neder landse speelfilm - waarbij dus ook aan kleine reclamefilms, gespeelde documen taires, enzovoort, moet worden gedacht - haar acteursmateriaal recruteert uit de toneelspelers. Deze toneelspelers zijn al leen in de zomermaanden beschikbaar, aangezien zij bij het begin van de herfst belast raken met hun toneelrepetities en voorstellingen. De zomermaanden van 1956 verhinderden door hun volkomen gebrek aan behoorlijk weer een vlot afwerken der produktieschema's en de vrij mooie herfst maanden kwamen niet meer in aanmer king door het bezet zijn van het spelers materiaal. Uitgaande van deze, specifiek voor het aflopende jaar geldende moeilijk heden, rijst de vraag of Nederland in het algemeen niet steeds enigszins met deze handicap zal blijven sukkelen. Ons kli maat doet de hoop op mooie, langdurige zomers vrijwel jaarlijks onvervuld blijven en daarbij is het schaarse mooie weer in ons land zo onbestendig, dat men nooit met enige zekerheid vooruit kan rekenen. Met het oog op de nog steeds niet tot enige betekenis gekomen zijnde speelfilm- produktie in ons land is deze „weer-han- dicap" ongetwijfeld een belangrijke factor. Doch tegelijkertijd doet zich de overwe ging gelden, of het met de film niet, zoals met alle voortbrengselen der kunst, zo gesteld moet zijn dat de soort en het karakter der Nederlandse films een typisch nationaal kenmerk dragen. Wanneer Ne derland films wil voortbrengen, die in de veelheid van de internationale produktie een eigen toon dragen, dan zullen dat films moeten zijn die niet alleen ondanks, doch Hiernaast ziet men William Friese- Greene bezig met zijn eerste filmopnamen in Hyde Park te Londen op een mooie zomerse zondagochtend in 1889. De twee de foto, onderaan de pagina, laat hem zien in zijn atelier, omringd door vrien den, die twyfelden aan zijn succes. De uitvinder zal stellig ook wel momenten van twijfel hebben gekend. Amsterdam heeft een openbare disco theek. In de openbare muziekbibliotheek is een geluidsinstallatie ingericht, die ook een radio en een bandopname apparaat omvat. Een honderdtal langspeelplaten alsmede een groot aantal historische opnamen vor men de basis van de collectie. Het publiek kan de platen na tevoren gemaakte af spraak komen beluisteren. Voor Nederland is de discotheek een novum. In het buiten land, onder meer Duitsland en Frankrijk, zijn reeds verscheidene soortgelijke instel lingen gevestigd. vooral dank zij de typisch Nederlandse omstandigheden tot stand zijn gekomen. Typisch Nederlandse omstandigheden zijn: slecht weer, gebrek aan toneelspelers, gebrek aan geld, klein verkoopgebied - om een paar van de meest in het oog lopende te noemen. Wanneer deze omstandigheden als „mee bouwende factoren" worden beschouwd, moet men tot de conclusie komen dat: de Nederlandse speelfilm niet in hoofdzaak een beroep kan blijven doen op de toneel spelers, doch haar figuren ook uit het korps der ongeschoolden zal moeten kiezen. Dit brengt met zich mee, dat de film opvatting grondig zal moeten worden ge wijzigd, opdat de ongeschooldheid van het materiaal kan worden opgevangen door scenario, regie en camerawerk. Het ge bruikmaken van typisch Nederlandse weersomstandigheden zal enerzijds een groter equivalent aan binnenopnamen dan aan buitenopnamen noodzakelijk maken, waarmee de vraag van kostbare studio- bouw te maken heeft. Deze laatste over weging doet problemen rijzen, die slechts kunnen worden opgelost door overheids subsidie en coördinatie der produktie. De coördinatie is er in eerste aanleg al, door dat filmmaatschappijen een begin met ra tionele samenwerking hebben gemaakt, doch de subsidiëring is nog niet in kannen en kruiken. Anderzijds dwingen de weersomstandig- helen tot een groter aanvaarding van de realiteit der Nederlandse klimatologie. Films met veel regen, sombere wolken en druilerige schemerscènes vertolken het Nederlandse weer zoals het - meestal - is. Waarom zouden wij dat verbloemen? Wie de Nederlandse geest wil doen ademen in de Nederlandse film, zal geen zonnescènes moeten inlassen die uit de Rivièra afkom stig zijn, meer nog, hij zal van het scena rio af tot het eindprodukt toe de nu een maal grillig en somber zijnde Nederlandse weersomstandigheden tot een „element" in zijn films moeten zien te maken. RESUMEREND valt uit deze korte aan tekeningen over een veelzijdig onderwerp op te maken, dat de bloei van onze film industrie afhankelijk is van de mate van aanpassing, waarmee de producenten we ten te werken, en van de mate van begrip der overheid voor de onoverkomelijke fi nanciële barrière, waarvoor de Nederland se film zich gesteld ziet. Het is te ver wachten, dat deze barrière mettertijd lager zal worden, wanneer de Nederlandse film de kans heeft aangegrepen om van inter nationaal allure te worden door haar ty pisch Nederlandse karakter. Deze laatste uitspraak lijkt een paradox, doch is het niet. Want in concurrentie met de buitenlandse films valt de Nederlandse te licht, wanneer zij haar kracht niet vindt in haar oorspronkelijkheid. In het kader van de navolging der buitenlandse opvat tingen, waarin de Nederlandse film zich tot nu toe bewogen heeft, is niets te be reiken dan een slappe „wel aardige" imi tatie. Wanneer men uitgaat van de oor spronkelijkheid die ons land uit eigen aard en karakter biedt, heeft men de kans dat de factoren, die tot op heden belemmerend werkten, voordelen zullen worden. Doch dan zal toch het eerste woord aan de over heid moeten zijn, die door een ruime sub sidiëring het onmisbare „duwtje in de rug" geeft, waarmee men van start kan. IN DE JAREN tachtig der vorige eeuw woonde in Bristol een zeer begaafde fotograaf. Zijn naam was William Greene, later Wil liam Friese-Greene. Greene had één groot ideaal: een „toverdoos" te bouwen om bewegende beelden te kunnen opne men en (nadien) projecte ren. Alles stelde hij achter bij dit doel. Het denkbeeld om zo'n camera te maken dankte hij eigenlijk aan zijn verloofde, een Zwit sers meisje, Helena Friese geheten. Op een goede dag zag hij, dat zij bezig was een aantal krabbeltekenin- gen spelenderwijs door haar vingers te laten glij den. Zij deed het zo snel, dat de indruk gewekt werd, dat de beelden bewogen. Greene zag geboeid toe. Zijn verbeeldingskracht was groot. In zijn geest zag de eerste film het licht. Greene trouwde met He lena, maar in Bristol ging het hem niet goed. Hij was te zeer kunstenaar en zoe ker om veel geld te kunnen verdienen. Het jonge paar vertrok naar Londen en daar pakte hem het denk beeld een „toverdoos" te construeren om fotogra fisch bewegende beelden mee weer te geven pas ten volle. Hij verwaarloosde zijn werk als fotograaf. Hij besteedde evenmin vol doende tijd aan zijn vrouw. Proeven, proeven en nóg eens proeven, die namen hem en al zijn tijd in be slag. Eindelijk, in 1889, meende hij, de „toverdoos" gereed te hebben. Hij koos Hyde Park uit om de eerste opnamen te maken. En wel op een zon dagochtend, op een tijdstip dus, dat de elegante aris tocraten zowel als veel een voudige Londenaren zich, naar Victoriaanse trant mooi uitgedost, in het park zouden bevinden. Kinderen verdrongen zich om Greene toen hij met zijn „wonder- doos" in het park bezig was. Volwassenen bleven staan of draaiden zich om, toen zij hem aan het werk zagen met dat wonderlijk apparaat. En Greene draai de en draaide. Tegen de middag ging hij naar huis. Hij begon zijn film te ontwikkelen. En inderdaad: de film was geslaagd. De proef om in- plaats van op glasplaten beelden vast te leggen op een band van celluloid was gelukt. Dit was een gebeur tenis van wereldschokkende betekenis. Slechts weinigen wisten, hoe revolutionair Greene's uitvinding was! En slechts enkelen meer dan die weinigen hadden een idee, wat Greene al die jaren in zijn schild had ge voerd en welke resultaten hij die zondagochtend in Hyde Park had bereikt. Zo- wel Greene's vrienden als de instrumentmakers, wier hulp hij -nodig had, bleven tot het laatste moment toe sceptisch. Het was een Lon- dense politieagent, een een voudige, stoere Bobby, die als eerste Engelsman en enige toeschouwer Greene's filmpremière bijwoonde in de werkplaats van de uit vinder. Bewegende beelden op een scherm in een don kere kamer! Het gaf de po litieman een hevige schok. En hij noteerde zijn be vindingen in de trant van een proces-verbaal. Greene's grootste en baanbrekende verdienste was. dat hij de celluloidfilm uitvond, die revolutionair werkte in de fotografische opnametech niek, doch tevens de moge lijkheid van projectie van bewegende beelden beslis send beïnvloedde. Na die éne politieman kwamen er meer kijkers, zodra de film werkelijk bleek te „draaien". Onder die toeschouwers was ook een jonge vrouw, die zich meer nog voor de uitvinder dan voor de vinding inte resseerde. Toen mevrouw Friese-Greene gestorven was, koos hij haar aLs tweede vrouw. Ondanks het het succes van Greene bleef hij zakelijk nog tob ben. Zo moeilijk werd hot leven, dat de tweede me vrouw Greene de echtelijke woning verliet om beter voor haar kinderen te kun nen zorgen. Ook zij was, als Helena, tot de ontdek king gekomen, dat de „to- vex-doos" William Greene meer boeide en in beslag nam dan vrouw en kinde ren. Greene had na zijn uitvinding van de „film strook" nog enige jaren nodig om een praktisch bruikbaar projectietoestel te construeren. In 1895 was hij gereed. Het kwam tot een eerste openbare verto ning. Vuurwerk, muziek en daverend applaus begeleid den die eerste filmvoorstel ling in Londen. Deze had in een grote tent in de buurt van Crys tal Palace plaats. Het is merkwaardig, dat die tent als opschrift droeg „Het wonder van deze tijd". Inmiddels had een niet minder geniaal man dan Greene de Fransman Louis Lumière in Parijs een filmuitvinding gepa tenteerd, zodat William Friese-Grgene niet als al lereerste de eindstreep van de (juridische) wedloop passeerde. Dit doet aan zijn oorspronkelijkheid en ge niale vinding niets af. Vrij spoedig na de eerste vertoningen in „Het won dei' van deze tijd" begonnen ondernemende zakenlieden de commerciële mogelijkhe den en winstkansen van Greene's toverdoos te door schouwen. Zij nodigden hem uit tot een bespreking. Die bijeenkomst was een der „geboorte-conferenties" van de thans zo machtige, de ge hele wereld omvattende filmindustrie. William Friese-Greene plukte zelf nooit de vruch ten van zijn revolutionaire en baanbrekende uitvin ding. Hij stierf te jong om de opbloei van de filmkunst te kunnen beleven. In Muntendam wil men een commissie benoemen, die tot taak zal krijgen een me ningsverschil tussen de burgemeester en de wethouders te onderzoeken. Dit me ningsverschil ontstond op 15 juni van dit jaar bij de behandeling in de gemeente raad van een agendapunt betreffende de ambtswoning van de burgemeester. Beide wethouders verklaarden toen, dat de bur gemeester buiten hen om aan een archi tect opdracht zou hebben gegeven tot het maken van een plan voor een nieuwe ambtswoning. De burgemeester ontkende dit ten stelligste en verklaarde, dat het een opdracht was van B. en W. De wet houders deelden toen mede, dat zij hun medewerking niet wensten te verlenen aan de verbetering van de bestaande ambts woning, noch aan de bouw van een nieuwe. Het meningsverschil liep in de destijds gehouden vergadering zo hoog op, dat de voorzitter de vergadering schorste. Bij heropening bleek nog maar één van de raadsleden aanwezig te zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17