RODENT
Welkomstwoord van de Koningin tot
de Hongaarse vluchtelingen
Industrie blijft stempel
drukken op IJmond
VAN NIEL
Lage ziekenfondspremie voor
een deel der bejaarden
VERDELG
TWEEDE KAMER
Rapport Economisch Instituut
MERK HORLOGES
5
Minister Suurhoff liet het „onaanvaardbaar"
horen tegen een amendement-Hazenbosch
Grote overgang voor
bepaalde groep
CAMERAS
Parlementair commentaar
rat en muis i
met
Schout-bij-nacht Bos
tijdelijk vice-admiraal
Reeds zes ton bijeen
Vluchtelingenhulp vraagt
auto's van particulieren
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1956
Van onze Kamerverslaggever)
ALS OP 1 JANUARI de algemene ouderdomswet in werking treedt zullen de
algemene ziekenfondsen verplicht zijn bejaarden van 65 jaar en ouder met een
inkomen beneden f 2400 per jaar te verzekeren tegen een premie van ongeveer
vijftig cent per week per gezin. Indien het jaarlijkse inkomen meer dan f 2400
bedraagt, doch niet meer dan f 3410, is een premie verschuldigd van een gulden
per week per gezin. Voor alle overige bejaarden wordt verwacht, dat de vrijwillige
ziekenfondsverzekering voldoende mogelijkheden zal bieden. Aangenomen wordt,
dat de algemene ziekenfondsen de thans verplicht verzekerden in de vrijwillige
verzekering zullen opnemen indien zij zich op 65-jarige leeftijd terstond aanmelden.
Berekend is, dat ongeveer 600.000 bejaarden tot de nieuwe bejaardenverzekering
zouden kunnen toetreden, onder wie ongeveer 500.000 betalenden. De jaarlijkse
kosten van hun verzekering zijn geraamd op 50 miljoen gulden. De premie-opbrengst
wordt voorshands geschat op f 15 miljoen. Het tekort bedraagt dus per jaar f 35
miljoen, waarvan het rijk de helft betaalt en de andere helft uit het Verevenings
fonds wordt bijgepast.
De Tweede Kamer is gisteren met deze
bejaardenverzekering akkoord gegaan om
dat degenen, die een uitkering ontvangen
krachtens de Noodwet-Ouderdomsvoorzie
ning, thans een ziekenfondspremie betalen
van slechts 1,50 per maand. Die tegemoet
koming vervalt echter wanneer de nood
wet vervalt en de definitieve ouderdoms
wet in werking treedt.
Vele bejaarden zouden dan voor aanzien
lijk hogere ziekenfondslasten komen te
staan en daarom is de nieuwe regeling ge
troffen.
Ofschoon de heer Hazenbosch (A.R.)
met het principe van de regeling instemde,
vond hij het een bezwaar, dat een bejaarde
met een inkomen van meer dan 3410 per
jaar inplaats van een gulden per week in
eens 2.80 of meer per week zou moeten
betalen als premie voor het ziekenfonds.
Die overgang is te groot. Daarom had hij
een amendement ingediend om de groep
bejaarden met een inkomen tussen 3410
en 4200 een premie te doen betalen van
twee gulden per week. Tot dit bedrag van
4200 was hij gekomen omdat in de sociale
verzekeringswetten de inkomensgrens
6000 bedraagt en een gepensioneerde
meestal 70 percent van zijn inkomen krijgt.
Het amendement was mede ondertekend
door de heer Van der Ploeg (K.V.P.). De
heer Van Lienden (P.v.d.A.) had het amen
dement niet mede ondertekend, hoewel hij
verklaarde zich er wel mede te kunnen
verenigen, indien er geen technische be
zwaren tegen zouden bestaan, die tot ge
volg zouden hebben, dat de nieuwe regeling
niet op 1 januari in werking zou kunnen
treden.
Minister Suurhoff had tegen het
amendement het bezwaar, dat daarmede
vooruit zou worden gelopen op de defini
tieve regeling van het ziekenfondswezen.
Het doel is alleen het vervallen van de
Noodwet-Ouderdomsvoorziening op te van
gen. Nadeel ontstaat alleen voor de groep
bejaarden met een inkomen tussen 3410
en 3750, maar die krijgen met ingang van
1 januari een hogere ouderdomsuitkering.
Het voornaamste bezwaar van minister
Suurhoff was echter, dat in de minister
raad is besloten, dat de nieuwe regeling
alleen dient om het vervallen van de nood
wet op te vangen. Indien het amendement
zou worden aangenomen zou de zaak op
nieuw in het kabinet moeten worden be
sproken, waardoor in ieder geval vertra
ging zou ontstaan, zodat de regeling niet
op 1 januari in werking zou kunnen tre
den. Het was bovendien niet zeker, dat het
kabinet met het amendement akkoord zou
gaan.
Het verweer van de minister viel bij de
heer Hazenbosch (A.R.) allerminst in
goede aarde. Het viel hem tegen, dat mi
nister Suurhoff een nadeel voor een groep
bejaarden wilde aanvaarden omdat zij een
hogere ouderdomsutikering krijgen. Het
zou juist op zijn weg liggen het volle voor
deel voor alle bejaarden te redden en in
het kabinet het amendement te verdedigen.
Minister Suurhoff handhaafde zijn
bezwaar, dat het amendement zou vooruit
lopen op de definitieve regeling van het
ziekenfondswezen. Met een beslissing n u
zou de Kamer zich hebben gebonden en
dat zou men later weieens kunnen betreu
ren. Daarom noemde de minister het
amendement „beslist onaanvaardbaar".
ADVERTENTIE
Noodgedwongen trok de heer Hazenbosch
het amendement hierna in, maar hij be
treurde het voor de bejaarden, voor de
Kamer en voor de minister.
Ook van zijn partijgenoot de heer Van
Lienden (P.v.d.A.) kreeg minister
Suurhoff verwijten te horen. Aanvankelijk
had de minister de inkomensgrens in de
nieuwe regeling gesteld op 3400. Die
grens wilde de heer Van Lienden met een
amendement verhogen tot 3500, maar
daar wilde minister Suurhoff niets van
weten, omdat die verhoging slechts zou
dienen om zes of misschien twaalf bejaar
den niet te benadelen. „Aan een dergelijke
futiliteiten-wetgeving wil ik niet mee
doen", zei de minister. Bestraffend repli
ceerde de heer Van Lienden: „Het gaat niet
om de vraag hoeveel mensen worden be
nadeeld, maar of er mensen worden gedu
peerd. Het verzet van de minister is kren
terigheid".
Minister Suurhoff zette daarop uiteen,
dat niemand zou worden benadeeld indien
de grens werd verhoogd tot 3410. Nadat
de heer Van Lienden zijn amendement al
dus had gewijzigd nam minister Suurhoff
het over.
Het wetsontwerp werd hierna zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Landelijke gasvoorziening
Des avonds heeft de Kamer gesproken
over de landelijke gasvoorziening bij de
behandeling van de wetsontwerpen tot
deelneming in de financiering van een
naamloze vennootschap voor de coördina
tie van de afstandsgasvoorziening.
De staatsmijnen in Limburg produceren
grote hoeveelheden gas, die ter plaatse niet
kunnen worden verbruikt. Het gas kan
tegenwoordig echter over lange afstanden
worden getransporteerd. Tot in Bergen op
Zoom kookt men op gas van de staats
mijnen. Vele plaatselijke gasbedrijven zijn
daardoor overbodig geworden. Voor onze
nationale economie is echter het voor
naamste, dat geen gas verloren.gaat. Het is
nu de bedoeling, de verschillende bronnen
van de gasproduktie in ons land (de staats
mijnen in Limburg,'de hoogovens in IJmui-
den, de raffinaderij van de Caltex in Rot
terdam en de aardgasbronnen in het noord
oosten van het land) onderling te verbinden
en de landelijke gasvoorziening in handen
te geven van een op te richten nationale
gasmaatschappij.
In Utrecht wordt een centraal omvor-
mingsbedrijf voor aardgas en raffinaderij-
gas gebouwd. Voorts wordt een aanvoer-
leiding van Duits gas naar Utrecht gelegd.
Met de strekking van deze plannen kon
de Tweede Kamer gisteravond algemeen
instemmen blijkens de redevoeringen van
de heren Beernink (C.H.U.), Janssen (K.V.
P.), Nederhorst (P.v.d.A.) en Smallenbroek
(A.R.) Minister Zijlstra was daarover zeer
verheugd. Tegen 1960 zullen de plannen zijn
verwezenlijkt. Het rijk zal de tarieven niet
dwingend kunnen voorschrijven. Van ge
lijkmaking van de tarieven zal dus geen
sprake kunnen zijn, maar de minister ver
wachtte, dat door het koppelnet de tarie
ven toch naar elkaar toe zullen groeien.
Met centralisatie gaat grote kwetsbaar
heid gepaard. Dat risico zal men moeten
aanvaarden, want om die reden kan men
de technische ontwikkeling niet stopzetten.
Het opgezette plan is de basis voor een
verdere ontwikkeling.
Vandaag wordt de behandeling van het
wetsontwerp voortgezet.
(Van onze Kamerverslaggever)
Regering en Staten-Generaal oefenen te
samen de wetgevende macht uit. Zij bren
gen in gemeen overleg wetten tot stand.
Nu is het begrijpelijk, dat er over de in
houd van wetsartikelen wel eens enig ver
schil van inzicht kan bestaan tussen de
minister, die een ontwerp ter tafel brengt,
en een meerderheid van de Tweede Kamer
leden. Het gemeen overleg hoort dan met
zich mee te brengen, dat men elkaar tracht
te overtuigen. De Kamer kan een denk
beeld opperen en verdedigen om een be
paling gewijzigd te krijgen. Zij bezit het
haar uitdrukkelijk door de Grondwet toe
gekende recht door een amendement ver
anderingen in een wetsvoorstel aan te bren
gen. Aan de minister is het dan, om, wan
neer er een amendement aan de orde is,
uit te maken of hij het, gehoord de daar
voor aangevoerde argumenten, over wil
nemen, dan wel of hij het wil bestrijden
wegens de daaraan klevende bezwaren.
Soms kan het zijn, dat hij er weliswaar
de voorkeur aan zou geven het door hem
ontworpen artikel ongewijzigd aangenomen
te krijgen, maar na de redenen voor zijn
standpunt te hebben uiteengezet, er overi
gens geen ernstig bezwaar in zou zien als
het amendement tenslotte een meerderheid
zou halen. In dergelijke gevallen laat hij
de beslissing aan de Kamer over. Koestert
hij echter ernstige bezwaren tegen een
amendement dan zal hij de aanneming ern
stig ontraden. Tenslotte kan het voor
komen, dat een minister verkrijging van
rechtskracht van zijn ontwerp, nadat het
in zijn ogen door amendering bedorven zou
worden, niet voor zijn verantwoording zou
kunnen nemen. Dan laat hij het „onaan
vaardbaar" weerklinken. Daardoor weet de
Kamer, dat als zij niettemin haar zin tegen
die van de minister in zou doorvoeren, óf
de minister en mogelijk zelfs met hem het
gehele kabinet zou heengaan, öf dat op on
aanvaardbaar geachte wijze veranderde
ontwerp wordt ingetrokken. Het gemeen
overleg heeft dan ten volle schipbreuk ge
leden. Mogelijk is ook dat de Kamer, ter
vermijding van deze verwikkeling, eieren
voor haar geld kiest, dus bakzeil haalt en
het onaanvaardbaar verklaarde amende
ment intrekt.
Met onaanvaardbaar-verklaringen moet
een minister niet te kwistig rondspringen.
Als hij, zonder voldoende steekhoudende
bezwaren aan te voeren, zulk een ver
klaring laat horen, wetende, dat de Kamer
het niet voor haar verantwoording wil,
noch kan nemen een wetsontwerp te laten
mislukken, bestaat er zelfs grond over mi
nisterieel machtsmisbruik te klagen. Daar
van had het donderdag veel weg, toen de
Tweede Kamer het wetsontwerp inzake
ziekteverzekering voor bejaarden behan
delde, dat wegens de samenhang met het
op 1 januari ingaande algemeen ouder
domspensioen vóór die datum rechtskracht
moet hebben. Toen de heer Hazen
bosch een amendement verdedigde de
inhoud daarvan treft men in het Kamer
verslag aan gaf minister Suurhoff
te kennen, dat als de Kamer het aannam,
het gehele ontwerp in gevaar zou komen.
Hij moest dan namelijk eerst de kwestie
van de aangebrachte wijziging in de mi
nisterraad ter tafel brengen en zo gaf
hij meteen te kennen zelf zou hij daar
de wijziging niet verdedigen, zodat dus
naar alle waarschijnlijkheid de amendering
tengevolg zou hebben, dat de groep be
jaarden t om wie het hier ging, het kind
van dé "rekening zou worden; aangezien
het ontwerp in dat geval vrijwel zeker
niet tót wét zou worden verhevem Dit
kwam dus neer op het, trouwens ook door
de minister uitgesproken „onaanvaard
baar". Een overtuigende argumentatie hier
voor kreeg men echter niet te horen.
Minister Suurhoff had derhalve wat al
te grof geschut in stelling gebracht. Op
die manier alleen slaagde hij er in de
heer Hazenbosch het hazenpad te doen
kiezen. De klacht van de A.R.-afgevaar-
digde, dat de minister hier de machts
positie waarin hij verkeerde, misbruikt
had, doordat het ontwerp vóór 1 januari
als wet in het Staatsblad moet komen, was
alleszins gegrond.
Vreemd was ook nog de min of meer
verwijtende opmerking van minister
Suurhoff over indiening van het amen
dement vóór, in plaats van tijdens het
mondeling debat. Het laatste verdiende
zijns inziens de voorkeur, omdat het vol
gens hem psychologisch moeilijker valt
een te voren keurig op papiertje gesteld
amendement in te trekken. Voorzitter
Kortenhorst tikte op elegante wijze
de minister wegens die opmerking op de
vingers door er aan te herinneren, hoe en
waarom het Reglement van Orde juist
tegen het al te rauwelijks ter tafel brengen
van amendementen waakt. Al met al
maakte minister Suurhoff deze keer
niet zulk een gelukkige beurt op het ge
bied van het gemeen overleg tussen re
gering en Kamer.
ADVERTENTIE
INSTALLATIE CULTURELE RAAD
VAN ZUID-HOLLAND
Zaterdag 17 november zal de commissaris
van de Koningin in de provincie Zuid-Hol
land, mr. J. Klaasesz, in het Prinsenhof in
Delft de Culturele Raad van Zuid-Holland
installeren. De opzet van deze raad, die de
vorm van een stichting heeft, is de zelf
werkzaamheid van de bevolking in de ge
legenheid te stellen in zo ruim mogelijke
mate deel te nemen aan uitingen van kunst.
In het bijzinder zal hiervan kunnen profi
teren dat deel van de provincie, dat buiten
de grote steden Roterdam en Den Haag
ligt. De werkzaamheden van de nu opge
richte raad zullen de autonomie en het ka
rakter van de bestaande verenigingen niet
kunnen aantasten. Het betreft hier, behalve
het vestigen van een centrum, onder meer
documentatie en onderzoek, het geven van
voorlichting en adviezen aan particulieren
en overheidsinstanties, het bevorderen van
samenwerking en overleg tussen bestaande
instellingen, het houden van een jaarlijkse
cu'turele dag, alsmede de spreiding van de
kunst over het platteland en in het alge
meen over die lagen van de bevolking,
welke daarmede tot nu toe niet of bijna
niet in aanraking kwamen.
DE TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING
van het IJmondgebied zal in de eerste
plaats worden bepaald door de verdere uit
groei van het aan de monding van het
Noordzeekanaal gevestigde zware-industrie-
complex der Koninklijke Nederlandse Hoog
ovens en Staalfabrieken n.v. en daarnaast
door de ontwikkeling van de overige stu
wende nijverheid. Aldus de samenstellers
van het rapport van het Nederlands Econo
misch Instiuut te Rotterdam over de in
vloeden van de ontwikkeling van het IJ
mondgebied op de gemeente Haarlem.
Bij het beschouwen van deze ontwikke
ling heeft men zich in de eerste plaats be
zig gehouden met de IJmond-Noord, ter
wijl er voorts aandacht geschonken werd
aan het ten zuiden van het Noordzeekanaal
gelegen gedeelte van de IJmond.
Het in 1956 verschenen streekplan
inmiddels goedgekeurd door G.-S. voor de
IJmond-Noord raamt 't aantal inwoners
omstreeks 1980 op circa 156.000 personen.
De totale bevolking welke direct afhanke
lijk is van de werkgelegenheid in de IJ-
ADVERTENTIE
mond-Noord wordt geraamd op 173.000 per
sonen. Er wordt dus gerekend op een aan
tal werkforensen in dit gebied in 1980
(personen die wel in de IJmond-Noord
werken doch elders wonen). Het aantal
werkforensen in 1980 wordt geschat op ge
middeld 5000 mannen. De daarop geba
seerde bevolking bedraagt naar schatting
circa 17.000 personen. De toekomstige
werkgelegenheid in de bedrijven van de
IJmond-Noord wordt in het ontwerp-
streekplan voor 1980 als volgt geraamd:
Basisbedrijven (K.N.H.S.) 19.200 mannen
en 800 vrouwen; agglomoratie-industrie
2650 mannen en 255 vrouwen; overige stu
wende industrie 5.050 mannen en 705 vrou
wen; landbouw 950 mannen en 80 vrouwen.
Wanneer aangenomen wordt een toekom
stige verhouding tussen de beroepsbevol
king en de totale bevolking van 60 tot 100
voor mannen en 20 tot 100 voor vrouwen
dan zal op bovengenoemde aantallen be
roepspersonen een bevolking zijn gebaseerd
van 87.750 mannen en 85.250 vrouwen.
De bestaande uitbreidingsplannen ten
aanzien van dat deel van de IJmond dat
ten zuiden van het Noordzeekanaal ligt,
houdt rekening met een uitgroei tot onge
veer 60.000 inwoners verdeeld als volgt:
oud-IJmuiden/Nieuw-IJmuiden 42.500, Vel-
sen/Velserbeek 2100, Driehuis 3400, Sant
poort-Noord 8000 en Santpoort-Zuid 4000.
Totaal 60.000.
Met een overwogen verdere uitbreiding
van Santpoort-Noord met 3000 inwoners
is daarbij nog geen rekening gehouden. Op
1 januari 1951 bedroeg het aantal inwo
ners van Velsen-Zuid circa 40.000 personen.
Met ingang van heden 16 november, is
schout-bij-nacht H. Bos bij K. B. tijdelijk
bevorderd tot vice-admiraal voor de duur,
dat hij zal zijn belast met de functie van
bevelhebber der zeestrijdkrachten van de
Noordatlantische Verdragsorganisatie in
Centraal-Europa. Vice-admiraal Bos zal op
1 december deze functie aanvaarden als op
volger, yan de franse vice-admiraal L. M.
P. A. Sala.
Het nationaal comité hulpverlening Hon
gaarse volk te Amsterdam heeft een bedrag
van f 100.000 overgedragen aan de Neder
landse Federatie voor vluchtelingenhulp, die
bestemd zullen worden voor de eerste kos
ten van het opvangen in Nederland der 1300
Hongaren. Het nationaal comité bestaat nu
pas een week, maar het heeft al ongeveer
f 600.000 ingezameld.
ADVERTENTIE
vana! f 36.5<>
Grote Houtstraat 86 - Telefoon 10371
Speciaalzaak sinds 1883
ADVERTENTIE
En... nog maar
1 5 dagen tot
St. Nicolaas
Enkele weken geleden Introduceerde
Gerzon de Vestola in Nederland. En In
één dag was ze volkomen uitverkocht ...I
De Vestola - de warmte van een vest,
de modieuze chic van een stola - bleek
liefde op het eerste gezicht voor de
elegante vrouw... I
Opnieuw hebben we (en gelukkig vóór
St. Nicolaas I) Vestola's ontvangen, 'n
prachtige gelegenheid dus voor een
hoogst welkome en originele verrassing I
De samenwerkende organisaties op het
gebied van de vluchtelingenhulp hebben
dringend behoefte aan enige auto's met
chauffeurs of chauffeuses voor het onder
houden van allerlei contacten, in de eer
ste plaats in Den Haag.
Aanmeldingen \Vorderi ingewacht bij de
ANWB te 's-Gravenhage, tel. 182600, toe
stel 233 of 219. Persoonlijke aanmeldingen
kunnen geschieden bij het hoofdkantoor
van de ANWB te 's-Gravenhage.
De ANWB zal deze opgaven doorzenden
aan de betrokken instantie.
ADVERTENTIE
amsterdam
KONINGIN JULIANA HEEFT donderdagavond ter begroeting van de Hongaarse
vluchtelingen, over de beide Hilversumse zenders de volgende rede uitgesproken.
„Het is mij een voorrecht, de Hongaren, die dezer dagen in ons land aankomen,
namens het Nederlandse volk, van ganser harte welkom te heten in ons midden.
Ik zal proberen, het in het Hongaars te zeggen: isten hozott benneteket Hollandiaba.
Velen onzer kunnen, uit persoonlijke ervaring, begrijpen hoe zwaar het onze gasten
te moede is bij hun aankomst in deze vredige omgeving. Zij denken aan hen, die
hun dierbaar zijn thuis en aan heel hun volk, met een martelende onzekerheid en
komen hier met steeds voor hun ogen wat zij hebben zien gebeuren en denkend
aan hen die vielen.
Ik weet niet, of zij dadelijk beseffen kunnen, met een hoe grote hulpvaardigheid
wij voor hen zijn vervuld en hoe verheugd wij zijn, nu onze gastvrijheid te kunnen
aanbieden naast de hulp die wij naar Hongarije trachten te sturen. Wij zijn er
ons zeer van bewust hen als volk van vroeger nog goed te kennen, toen talrijke
Hongaarse kinderen lange tijd in onze huizen woonden; daardoor werden vele
banden gelegd van blijvende vriendschap.
Onze gedachten zijn de laatste weken voortdurend bij de Hongaren geweest,
sinds heel het volk in uiterste nood met zo grote moed opkwam voor zijn vrijheid
en zelfstandigheid. Hoezeer kennen ook wij een dergelijke situatie. Hoe bewondert
heel het Nederlandse volk hun dapperheid die eenvoudig geen versagen kent.
Laten zij begrijpen, dat zij in het land zijn aangekomen, dat zich in tijden van
wanhoop heeft laten inspireren door de moedige en grootse gedachte, dat het niet
nodig is te hopen om te beginnen, noch te slagen om te volharden. De eensgezind
heid van Nederland die er wel altijd is, maar die zich vertoont in tijden van nood,
triomfeert weer, omdat wij hun nood als de onze voelen. Ik weet, dat op uw aller
medewerking gerekend mag worden, om het Hongaarse volk zijn zware lot te
helpen verlichten.
Laat onze drang tot helpen zich nu zo uiten, dat wij allen trachten ons reken
schap te geven, waaraan onze gasten, ,füe vol vertrouwen bij ons gekomen zijn,
de grootste behoefte voelen. Allereerst zullen zij tot zichzelf willen komen en
hebben dus rust nodig, en zullen moed en krachten willen verzamelen om verder
te leven. Ik zou daarom allen willen verzoeken hen niet lastig te vallen, noch met
onnodig bezoek, noch met te veel vragen. Zij hebben vervolgens nodig een inzicht
te krijgen in de situatie, waarin zij hier zijn en in de mogelijkheden die wij hen
bieden kunnen.
In de opvang-centra waar zij binnenkort zullen vertoeven, zullen zij die nodige
rust kunnen vinden, zal hun een hartelijk welkom met al het eerst noodzakelijke
voor leven en gezondheid gegeven worden en kan hun een inzicht in verdere ver
blijfsmogelijkheden worden verstrekt.
De vrijwillige hulp, die hiervoor nodig is, is van alle zijden ruimschoots aan
geboden. Zeer velen willen ook gaarne onze gasten in eigen huis ontvangen. Ver
schillende gemeenten hebben bovendien woningen ter beschikking gesteld. Van
dat alles zal een dankbaar en goed gebruik gemaakt worden. Dit „goed gebruik"
zal echter even tijd vergen. Laat deze tijd ons echter niet ongeduldig maken, noch
onze eerste spontane liefde toen verflauwen.
De mensen, die tot ons kwamen, zullen dan ervaren, dat onze gevoelens oprecht
zijn, dat wil zeggen vol respect, vol bescheidenheid en van blijvende aard. Daarom
vertrouw ik, dat diegenen, die tot de eerste hulp geroepen zijn, onvermoeid en
vreugdevol helpen, dat een ieder die nodig blijkt te zijn, bereid is zijn taak te doen,
maar dat ook allen, die een aanbod hebben gedaan, bereid blijven, de hulp waaraan
later en zelfs nog gedurende lange tijd, behoefte zal zijn, van harte te geven.
Want wat in ons hart leeft, is een gevoel voor saamhorigheid met wie strijden
en lijden voor in wezen dezelfde goede zaak waarvoor ons volk heeft gestreden en
geleden. Wij kunnen de Hongaren daardoor begrijpen, door eigen smartelijke
ervaring. God helpe hen in hun tragisch uur ieder van hen. Wij dragen hen
op aan God, die de wereld reeds overwonnen heeft."