RODENT Welkomstwoord van de Koningin tot de Hongaarse vluchtelingen Industrie blijft stempel drukken op IJmond VAN NIEL Lage ziekenfondspremie voor een deel der bejaarden VERDELG TWEEDE KAMER Rapport Economisch Instituut MERK HORLOGES 5 Minister Suurhoff liet het „onaanvaardbaar" horen tegen een amendement-Hazenbosch Grote overgang voor bepaalde groep CAMERAS Parlementair commentaar rat en muis i met Schout-bij-nacht Bos tijdelijk vice-admiraal Reeds zes ton bijeen Vluchtelingenhulp vraagt auto's van particulieren VRIJDAG 16 NOVEMBER 1956 Van onze Kamerverslaggever) ALS OP 1 JANUARI de algemene ouderdomswet in werking treedt zullen de algemene ziekenfondsen verplicht zijn bejaarden van 65 jaar en ouder met een inkomen beneden f 2400 per jaar te verzekeren tegen een premie van ongeveer vijftig cent per week per gezin. Indien het jaarlijkse inkomen meer dan f 2400 bedraagt, doch niet meer dan f 3410, is een premie verschuldigd van een gulden per week per gezin. Voor alle overige bejaarden wordt verwacht, dat de vrijwillige ziekenfondsverzekering voldoende mogelijkheden zal bieden. Aangenomen wordt, dat de algemene ziekenfondsen de thans verplicht verzekerden in de vrijwillige verzekering zullen opnemen indien zij zich op 65-jarige leeftijd terstond aanmelden. Berekend is, dat ongeveer 600.000 bejaarden tot de nieuwe bejaardenverzekering zouden kunnen toetreden, onder wie ongeveer 500.000 betalenden. De jaarlijkse kosten van hun verzekering zijn geraamd op 50 miljoen gulden. De premie-opbrengst wordt voorshands geschat op f 15 miljoen. Het tekort bedraagt dus per jaar f 35 miljoen, waarvan het rijk de helft betaalt en de andere helft uit het Verevenings fonds wordt bijgepast. De Tweede Kamer is gisteren met deze bejaardenverzekering akkoord gegaan om dat degenen, die een uitkering ontvangen krachtens de Noodwet-Ouderdomsvoorzie ning, thans een ziekenfondspremie betalen van slechts 1,50 per maand. Die tegemoet koming vervalt echter wanneer de nood wet vervalt en de definitieve ouderdoms wet in werking treedt. Vele bejaarden zouden dan voor aanzien lijk hogere ziekenfondslasten komen te staan en daarom is de nieuwe regeling ge troffen. Ofschoon de heer Hazenbosch (A.R.) met het principe van de regeling instemde, vond hij het een bezwaar, dat een bejaarde met een inkomen van meer dan 3410 per jaar inplaats van een gulden per week in eens 2.80 of meer per week zou moeten betalen als premie voor het ziekenfonds. Die overgang is te groot. Daarom had hij een amendement ingediend om de groep bejaarden met een inkomen tussen 3410 en 4200 een premie te doen betalen van twee gulden per week. Tot dit bedrag van 4200 was hij gekomen omdat in de sociale verzekeringswetten de inkomensgrens 6000 bedraagt en een gepensioneerde meestal 70 percent van zijn inkomen krijgt. Het amendement was mede ondertekend door de heer Van der Ploeg (K.V.P.). De heer Van Lienden (P.v.d.A.) had het amen dement niet mede ondertekend, hoewel hij verklaarde zich er wel mede te kunnen verenigen, indien er geen technische be zwaren tegen zouden bestaan, die tot ge volg zouden hebben, dat de nieuwe regeling niet op 1 januari in werking zou kunnen treden. Minister Suurhoff had tegen het amendement het bezwaar, dat daarmede vooruit zou worden gelopen op de defini tieve regeling van het ziekenfondswezen. Het doel is alleen het vervallen van de Noodwet-Ouderdomsvoorziening op te van gen. Nadeel ontstaat alleen voor de groep bejaarden met een inkomen tussen 3410 en 3750, maar die krijgen met ingang van 1 januari een hogere ouderdomsuitkering. Het voornaamste bezwaar van minister Suurhoff was echter, dat in de minister raad is besloten, dat de nieuwe regeling alleen dient om het vervallen van de nood wet op te vangen. Indien het amendement zou worden aangenomen zou de zaak op nieuw in het kabinet moeten worden be sproken, waardoor in ieder geval vertra ging zou ontstaan, zodat de regeling niet op 1 januari in werking zou kunnen tre den. Het was bovendien niet zeker, dat het kabinet met het amendement akkoord zou gaan. Het verweer van de minister viel bij de heer Hazenbosch (A.R.) allerminst in goede aarde. Het viel hem tegen, dat mi nister Suurhoff een nadeel voor een groep bejaarden wilde aanvaarden omdat zij een hogere ouderdomsutikering krijgen. Het zou juist op zijn weg liggen het volle voor deel voor alle bejaarden te redden en in het kabinet het amendement te verdedigen. Minister Suurhoff handhaafde zijn bezwaar, dat het amendement zou vooruit lopen op de definitieve regeling van het ziekenfondswezen. Met een beslissing n u zou de Kamer zich hebben gebonden en dat zou men later weieens kunnen betreu ren. Daarom noemde de minister het amendement „beslist onaanvaardbaar". ADVERTENTIE Noodgedwongen trok de heer Hazenbosch het amendement hierna in, maar hij be treurde het voor de bejaarden, voor de Kamer en voor de minister. Ook van zijn partijgenoot de heer Van Lienden (P.v.d.A.) kreeg minister Suurhoff verwijten te horen. Aanvankelijk had de minister de inkomensgrens in de nieuwe regeling gesteld op 3400. Die grens wilde de heer Van Lienden met een amendement verhogen tot 3500, maar daar wilde minister Suurhoff niets van weten, omdat die verhoging slechts zou dienen om zes of misschien twaalf bejaar den niet te benadelen. „Aan een dergelijke futiliteiten-wetgeving wil ik niet mee doen", zei de minister. Bestraffend repli ceerde de heer Van Lienden: „Het gaat niet om de vraag hoeveel mensen worden be nadeeld, maar of er mensen worden gedu peerd. Het verzet van de minister is kren terigheid". Minister Suurhoff zette daarop uiteen, dat niemand zou worden benadeeld indien de grens werd verhoogd tot 3410. Nadat de heer Van Lienden zijn amendement al dus had gewijzigd nam minister Suurhoff het over. Het wetsontwerp werd hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Landelijke gasvoorziening Des avonds heeft de Kamer gesproken over de landelijke gasvoorziening bij de behandeling van de wetsontwerpen tot deelneming in de financiering van een naamloze vennootschap voor de coördina tie van de afstandsgasvoorziening. De staatsmijnen in Limburg produceren grote hoeveelheden gas, die ter plaatse niet kunnen worden verbruikt. Het gas kan tegenwoordig echter over lange afstanden worden getransporteerd. Tot in Bergen op Zoom kookt men op gas van de staats mijnen. Vele plaatselijke gasbedrijven zijn daardoor overbodig geworden. Voor onze nationale economie is echter het voor naamste, dat geen gas verloren.gaat. Het is nu de bedoeling, de verschillende bronnen van de gasproduktie in ons land (de staats mijnen in Limburg,'de hoogovens in IJmui- den, de raffinaderij van de Caltex in Rot terdam en de aardgasbronnen in het noord oosten van het land) onderling te verbinden en de landelijke gasvoorziening in handen te geven van een op te richten nationale gasmaatschappij. In Utrecht wordt een centraal omvor- mingsbedrijf voor aardgas en raffinaderij- gas gebouwd. Voorts wordt een aanvoer- leiding van Duits gas naar Utrecht gelegd. Met de strekking van deze plannen kon de Tweede Kamer gisteravond algemeen instemmen blijkens de redevoeringen van de heren Beernink (C.H.U.), Janssen (K.V. P.), Nederhorst (P.v.d.A.) en Smallenbroek (A.R.) Minister Zijlstra was daarover zeer verheugd. Tegen 1960 zullen de plannen zijn verwezenlijkt. Het rijk zal de tarieven niet dwingend kunnen voorschrijven. Van ge lijkmaking van de tarieven zal dus geen sprake kunnen zijn, maar de minister ver wachtte, dat door het koppelnet de tarie ven toch naar elkaar toe zullen groeien. Met centralisatie gaat grote kwetsbaar heid gepaard. Dat risico zal men moeten aanvaarden, want om die reden kan men de technische ontwikkeling niet stopzetten. Het opgezette plan is de basis voor een verdere ontwikkeling. Vandaag wordt de behandeling van het wetsontwerp voortgezet. (Van onze Kamerverslaggever) Regering en Staten-Generaal oefenen te samen de wetgevende macht uit. Zij bren gen in gemeen overleg wetten tot stand. Nu is het begrijpelijk, dat er over de in houd van wetsartikelen wel eens enig ver schil van inzicht kan bestaan tussen de minister, die een ontwerp ter tafel brengt, en een meerderheid van de Tweede Kamer leden. Het gemeen overleg hoort dan met zich mee te brengen, dat men elkaar tracht te overtuigen. De Kamer kan een denk beeld opperen en verdedigen om een be paling gewijzigd te krijgen. Zij bezit het haar uitdrukkelijk door de Grondwet toe gekende recht door een amendement ver anderingen in een wetsvoorstel aan te bren gen. Aan de minister is het dan, om, wan neer er een amendement aan de orde is, uit te maken of hij het, gehoord de daar voor aangevoerde argumenten, over wil nemen, dan wel of hij het wil bestrijden wegens de daaraan klevende bezwaren. Soms kan het zijn, dat hij er weliswaar de voorkeur aan zou geven het door hem ontworpen artikel ongewijzigd aangenomen te krijgen, maar na de redenen voor zijn standpunt te hebben uiteengezet, er overi gens geen ernstig bezwaar in zou zien als het amendement tenslotte een meerderheid zou halen. In dergelijke gevallen laat hij de beslissing aan de Kamer over. Koestert hij echter ernstige bezwaren tegen een amendement dan zal hij de aanneming ern stig ontraden. Tenslotte kan het voor komen, dat een minister verkrijging van rechtskracht van zijn ontwerp, nadat het in zijn ogen door amendering bedorven zou worden, niet voor zijn verantwoording zou kunnen nemen. Dan laat hij het „onaan vaardbaar" weerklinken. Daardoor weet de Kamer, dat als zij niettemin haar zin tegen die van de minister in zou doorvoeren, óf de minister en mogelijk zelfs met hem het gehele kabinet zou heengaan, öf dat op on aanvaardbaar geachte wijze veranderde ontwerp wordt ingetrokken. Het gemeen overleg heeft dan ten volle schipbreuk ge leden. Mogelijk is ook dat de Kamer, ter vermijding van deze verwikkeling, eieren voor haar geld kiest, dus bakzeil haalt en het onaanvaardbaar verklaarde amende ment intrekt. Met onaanvaardbaar-verklaringen moet een minister niet te kwistig rondspringen. Als hij, zonder voldoende steekhoudende bezwaren aan te voeren, zulk een ver klaring laat horen, wetende, dat de Kamer het niet voor haar verantwoording wil, noch kan nemen een wetsontwerp te laten mislukken, bestaat er zelfs grond over mi nisterieel machtsmisbruik te klagen. Daar van had het donderdag veel weg, toen de Tweede Kamer het wetsontwerp inzake ziekteverzekering voor bejaarden behan delde, dat wegens de samenhang met het op 1 januari ingaande algemeen ouder domspensioen vóór die datum rechtskracht moet hebben. Toen de heer Hazen bosch een amendement verdedigde de inhoud daarvan treft men in het Kamer verslag aan gaf minister Suurhoff te kennen, dat als de Kamer het aannam, het gehele ontwerp in gevaar zou komen. Hij moest dan namelijk eerst de kwestie van de aangebrachte wijziging in de mi nisterraad ter tafel brengen en zo gaf hij meteen te kennen zelf zou hij daar de wijziging niet verdedigen, zodat dus naar alle waarschijnlijkheid de amendering tengevolg zou hebben, dat de groep be jaarden t om wie het hier ging, het kind van dé "rekening zou worden; aangezien het ontwerp in dat geval vrijwel zeker niet tót wét zou worden verhevem Dit kwam dus neer op het, trouwens ook door de minister uitgesproken „onaanvaard baar". Een overtuigende argumentatie hier voor kreeg men echter niet te horen. Minister Suurhoff had derhalve wat al te grof geschut in stelling gebracht. Op die manier alleen slaagde hij er in de heer Hazenbosch het hazenpad te doen kiezen. De klacht van de A.R.-afgevaar- digde, dat de minister hier de machts positie waarin hij verkeerde, misbruikt had, doordat het ontwerp vóór 1 januari als wet in het Staatsblad moet komen, was alleszins gegrond. Vreemd was ook nog de min of meer verwijtende opmerking van minister Suurhoff over indiening van het amen dement vóór, in plaats van tijdens het mondeling debat. Het laatste verdiende zijns inziens de voorkeur, omdat het vol gens hem psychologisch moeilijker valt een te voren keurig op papiertje gesteld amendement in te trekken. Voorzitter Kortenhorst tikte op elegante wijze de minister wegens die opmerking op de vingers door er aan te herinneren, hoe en waarom het Reglement van Orde juist tegen het al te rauwelijks ter tafel brengen van amendementen waakt. Al met al maakte minister Suurhoff deze keer niet zulk een gelukkige beurt op het ge bied van het gemeen overleg tussen re gering en Kamer. ADVERTENTIE INSTALLATIE CULTURELE RAAD VAN ZUID-HOLLAND Zaterdag 17 november zal de commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Hol land, mr. J. Klaasesz, in het Prinsenhof in Delft de Culturele Raad van Zuid-Holland installeren. De opzet van deze raad, die de vorm van een stichting heeft, is de zelf werkzaamheid van de bevolking in de ge legenheid te stellen in zo ruim mogelijke mate deel te nemen aan uitingen van kunst. In het bijzinder zal hiervan kunnen profi teren dat deel van de provincie, dat buiten de grote steden Roterdam en Den Haag ligt. De werkzaamheden van de nu opge richte raad zullen de autonomie en het ka rakter van de bestaande verenigingen niet kunnen aantasten. Het betreft hier, behalve het vestigen van een centrum, onder meer documentatie en onderzoek, het geven van voorlichting en adviezen aan particulieren en overheidsinstanties, het bevorderen van samenwerking en overleg tussen bestaande instellingen, het houden van een jaarlijkse cu'turele dag, alsmede de spreiding van de kunst over het platteland en in het alge meen over die lagen van de bevolking, welke daarmede tot nu toe niet of bijna niet in aanraking kwamen. DE TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING van het IJmondgebied zal in de eerste plaats worden bepaald door de verdere uit groei van het aan de monding van het Noordzeekanaal gevestigde zware-industrie- complex der Koninklijke Nederlandse Hoog ovens en Staalfabrieken n.v. en daarnaast door de ontwikkeling van de overige stu wende nijverheid. Aldus de samenstellers van het rapport van het Nederlands Econo misch Instiuut te Rotterdam over de in vloeden van de ontwikkeling van het IJ mondgebied op de gemeente Haarlem. Bij het beschouwen van deze ontwikke ling heeft men zich in de eerste plaats be zig gehouden met de IJmond-Noord, ter wijl er voorts aandacht geschonken werd aan het ten zuiden van het Noordzeekanaal gelegen gedeelte van de IJmond. Het in 1956 verschenen streekplan inmiddels goedgekeurd door G.-S. voor de IJmond-Noord raamt 't aantal inwoners omstreeks 1980 op circa 156.000 personen. De totale bevolking welke direct afhanke lijk is van de werkgelegenheid in de IJ- ADVERTENTIE mond-Noord wordt geraamd op 173.000 per sonen. Er wordt dus gerekend op een aan tal werkforensen in dit gebied in 1980 (personen die wel in de IJmond-Noord werken doch elders wonen). Het aantal werkforensen in 1980 wordt geschat op ge middeld 5000 mannen. De daarop geba seerde bevolking bedraagt naar schatting circa 17.000 personen. De toekomstige werkgelegenheid in de bedrijven van de IJmond-Noord wordt in het ontwerp- streekplan voor 1980 als volgt geraamd: Basisbedrijven (K.N.H.S.) 19.200 mannen en 800 vrouwen; agglomoratie-industrie 2650 mannen en 255 vrouwen; overige stu wende industrie 5.050 mannen en 705 vrou wen; landbouw 950 mannen en 80 vrouwen. Wanneer aangenomen wordt een toekom stige verhouding tussen de beroepsbevol king en de totale bevolking van 60 tot 100 voor mannen en 20 tot 100 voor vrouwen dan zal op bovengenoemde aantallen be roepspersonen een bevolking zijn gebaseerd van 87.750 mannen en 85.250 vrouwen. De bestaande uitbreidingsplannen ten aanzien van dat deel van de IJmond dat ten zuiden van het Noordzeekanaal ligt, houdt rekening met een uitgroei tot onge veer 60.000 inwoners verdeeld als volgt: oud-IJmuiden/Nieuw-IJmuiden 42.500, Vel- sen/Velserbeek 2100, Driehuis 3400, Sant poort-Noord 8000 en Santpoort-Zuid 4000. Totaal 60.000. Met een overwogen verdere uitbreiding van Santpoort-Noord met 3000 inwoners is daarbij nog geen rekening gehouden. Op 1 januari 1951 bedroeg het aantal inwo ners van Velsen-Zuid circa 40.000 personen. Met ingang van heden 16 november, is schout-bij-nacht H. Bos bij K. B. tijdelijk bevorderd tot vice-admiraal voor de duur, dat hij zal zijn belast met de functie van bevelhebber der zeestrijdkrachten van de Noordatlantische Verdragsorganisatie in Centraal-Europa. Vice-admiraal Bos zal op 1 december deze functie aanvaarden als op volger, yan de franse vice-admiraal L. M. P. A. Sala. Het nationaal comité hulpverlening Hon gaarse volk te Amsterdam heeft een bedrag van f 100.000 overgedragen aan de Neder landse Federatie voor vluchtelingenhulp, die bestemd zullen worden voor de eerste kos ten van het opvangen in Nederland der 1300 Hongaren. Het nationaal comité bestaat nu pas een week, maar het heeft al ongeveer f 600.000 ingezameld. ADVERTENTIE vana! f 36.5<> Grote Houtstraat 86 - Telefoon 10371 Speciaalzaak sinds 1883 ADVERTENTIE En... nog maar 1 5 dagen tot St. Nicolaas Enkele weken geleden Introduceerde Gerzon de Vestola in Nederland. En In één dag was ze volkomen uitverkocht ...I De Vestola - de warmte van een vest, de modieuze chic van een stola - bleek liefde op het eerste gezicht voor de elegante vrouw... I Opnieuw hebben we (en gelukkig vóór St. Nicolaas I) Vestola's ontvangen, 'n prachtige gelegenheid dus voor een hoogst welkome en originele verrassing I De samenwerkende organisaties op het gebied van de vluchtelingenhulp hebben dringend behoefte aan enige auto's met chauffeurs of chauffeuses voor het onder houden van allerlei contacten, in de eer ste plaats in Den Haag. Aanmeldingen \Vorderi ingewacht bij de ANWB te 's-Gravenhage, tel. 182600, toe stel 233 of 219. Persoonlijke aanmeldingen kunnen geschieden bij het hoofdkantoor van de ANWB te 's-Gravenhage. De ANWB zal deze opgaven doorzenden aan de betrokken instantie. ADVERTENTIE amsterdam KONINGIN JULIANA HEEFT donderdagavond ter begroeting van de Hongaarse vluchtelingen, over de beide Hilversumse zenders de volgende rede uitgesproken. „Het is mij een voorrecht, de Hongaren, die dezer dagen in ons land aankomen, namens het Nederlandse volk, van ganser harte welkom te heten in ons midden. Ik zal proberen, het in het Hongaars te zeggen: isten hozott benneteket Hollandiaba. Velen onzer kunnen, uit persoonlijke ervaring, begrijpen hoe zwaar het onze gasten te moede is bij hun aankomst in deze vredige omgeving. Zij denken aan hen, die hun dierbaar zijn thuis en aan heel hun volk, met een martelende onzekerheid en komen hier met steeds voor hun ogen wat zij hebben zien gebeuren en denkend aan hen die vielen. Ik weet niet, of zij dadelijk beseffen kunnen, met een hoe grote hulpvaardigheid wij voor hen zijn vervuld en hoe verheugd wij zijn, nu onze gastvrijheid te kunnen aanbieden naast de hulp die wij naar Hongarije trachten te sturen. Wij zijn er ons zeer van bewust hen als volk van vroeger nog goed te kennen, toen talrijke Hongaarse kinderen lange tijd in onze huizen woonden; daardoor werden vele banden gelegd van blijvende vriendschap. Onze gedachten zijn de laatste weken voortdurend bij de Hongaren geweest, sinds heel het volk in uiterste nood met zo grote moed opkwam voor zijn vrijheid en zelfstandigheid. Hoezeer kennen ook wij een dergelijke situatie. Hoe bewondert heel het Nederlandse volk hun dapperheid die eenvoudig geen versagen kent. Laten zij begrijpen, dat zij in het land zijn aangekomen, dat zich in tijden van wanhoop heeft laten inspireren door de moedige en grootse gedachte, dat het niet nodig is te hopen om te beginnen, noch te slagen om te volharden. De eensgezind heid van Nederland die er wel altijd is, maar die zich vertoont in tijden van nood, triomfeert weer, omdat wij hun nood als de onze voelen. Ik weet, dat op uw aller medewerking gerekend mag worden, om het Hongaarse volk zijn zware lot te helpen verlichten. Laat onze drang tot helpen zich nu zo uiten, dat wij allen trachten ons reken schap te geven, waaraan onze gasten, ,füe vol vertrouwen bij ons gekomen zijn, de grootste behoefte voelen. Allereerst zullen zij tot zichzelf willen komen en hebben dus rust nodig, en zullen moed en krachten willen verzamelen om verder te leven. Ik zou daarom allen willen verzoeken hen niet lastig te vallen, noch met onnodig bezoek, noch met te veel vragen. Zij hebben vervolgens nodig een inzicht te krijgen in de situatie, waarin zij hier zijn en in de mogelijkheden die wij hen bieden kunnen. In de opvang-centra waar zij binnenkort zullen vertoeven, zullen zij die nodige rust kunnen vinden, zal hun een hartelijk welkom met al het eerst noodzakelijke voor leven en gezondheid gegeven worden en kan hun een inzicht in verdere ver blijfsmogelijkheden worden verstrekt. De vrijwillige hulp, die hiervoor nodig is, is van alle zijden ruimschoots aan geboden. Zeer velen willen ook gaarne onze gasten in eigen huis ontvangen. Ver schillende gemeenten hebben bovendien woningen ter beschikking gesteld. Van dat alles zal een dankbaar en goed gebruik gemaakt worden. Dit „goed gebruik" zal echter even tijd vergen. Laat deze tijd ons echter niet ongeduldig maken, noch onze eerste spontane liefde toen verflauwen. De mensen, die tot ons kwamen, zullen dan ervaren, dat onze gevoelens oprecht zijn, dat wil zeggen vol respect, vol bescheidenheid en van blijvende aard. Daarom vertrouw ik, dat diegenen, die tot de eerste hulp geroepen zijn, onvermoeid en vreugdevol helpen, dat een ieder die nodig blijkt te zijn, bereid is zijn taak te doen, maar dat ook allen, die een aanbod hebben gedaan, bereid blijven, de hulp waaraan later en zelfs nog gedurende lange tijd, behoefte zal zijn, van harte te geven. Want wat in ons hart leeft, is een gevoel voor saamhorigheid met wie strijden en lijden voor in wezen dezelfde goede zaak waarvoor ons volk heeft gestreden en geleden. Wij kunnen de Hongaren daardoor begrijpen, door eigen smartelijke ervaring. God helpe hen in hun tragisch uur ieder van hen. Wij dragen hen op aan God, die de wereld reeds overwonnen heeft."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 7