J
Gelukzalige Eilanden in de
Atlantische Oceaan
Kleine kunstboeken
RAADSELACHTIGE GRAVEN
IN DE NARCISSENVELDEN
Wel of geen applaus?
D 4 1f AU11
FRIVOOL AANHANGSEL'VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS
Vijftig kilometer ten wes
ten van Land's End ligt
een groep eilanden, door
de geschiedenis omge
ven met een geheimzin
nig waas. Hoewel de
mensheid reeds eeuwen
lang is geboeid door dit
mysterie, werd het nog
steeds niet opgehelderd.
Oude sagen en beschrij
vingen van de huidige
toestand zijn in bijgaan
de reportage tot een inte
ressant geheel verweven
TIEN JAAR geleden werd er tussen
België en Nederland oen cultureel accoord
gesloten, dat nu cultureel akkoord heet
want er is heel wat bereikt in die tus
sentijd! en als zodanig het onderwerp
is geweest van vele langdurige rede
voeringen in Den Haag, waarin excellente
zegslieden de hoop uitspraken dat bij het
volgende lustrum van het verdrag de sa
menwerking nog inniger zou mogen zijn.
Inniger dan nu kan het echter haast niet.
Dat zal ieder beamen, die weet hoe een
bekende Belgische schrijver en een Neder
landse uitgever, die even bekend probeert
te worden, al in het eerste uur van de
eerste bijeenkomst om de verjaardag van
het contract te vieren met elkaar op de
vuist gingen, na tevoren een stevig par
tijtje bek te hebben gevochten. Waarover?
Natuurlijk, net wat u dacht. Waarover
zou men zich anders opwinden in deze lage
landen? Nou dan.
In de Ridderzaal werd ter opening van
de feestmaand de Prijs der Nederlandse
Letteren uitgereikt. Directeur-generaal van
de kunsten mr. H. J. Reinink hield daarbij
zo'n bloemrijke, men mag wel zeggen bo
tanische rede, dat men de indruk kreeg
op een congres over de bollenteelt inplaats
van over litteratuur te vertoeven. Hier
volgen ten bewijze van deze bewering
enige staaltjes van zijn horticureel betoog:
„De plant, die de tuinlieden van het ak
koord" misschien heeft hij „accoord"
gezegd, dat kon ik niet verstaan „ver
zorgden, wisselde bladeren en paste zich
aan bij het veranderend klimaat, is niet
altijd getooid geweest met de bloemen der
culturele uitwisseling, maar kon zich voort
durend verheugen in het krachtige en
sterke blad van het voortgaande werk
Haar verzorgers verblijden zich over de
aandacht, welke haar wordt gegeven en
zij hopen, dat dit ertoe mag leiden, dat
nimmer de nodige pokon zal ontbreken".
Eén ding begrijp ik niet, echt niet: waar
om sprak de heer Reinink in deze ar-
De vakantiefoto, die wij in „Erbij" van
10 november plaatsten, was van een ver
keerd bijschrift voorzien. De foto werd
niet gemaakt door de heer of mevrouw
De Clercq, maar door de heer Th. Wernik
en was niet in Grindelwald maar in
Oberstdorf genomen.
tistieke aangelegenheid over pokon en niet
over kunstmest, een toch veel beter toe
passelijke term, zeker voor iemand die
dagelijks met subsidiepolitiek te maken
heeft.
Intussen moet deze grootscheepse her
denking ons toch wel tot nadenken hebben
gestemd. Wat doen wij, u en ik, nu eigen
lijk voor de culturele samenwerking? Wij
hebben een taak op dat gebied, dat staat
vast. Met het zegevieren in de Hel van
Deurne alleen komen wij er niet. Dat ver
sterkt integendeel het minderwaardig
heidsgevoel, dat onze zuiderburen zo harts
tochtelijk hebben gekoesterd om er kracht
voor revanches op andere gebieden uit te
putten, op die van letterkunde en wiel
rennerij bijvoorbeeld. Het eten van vette
patates frites in een zijstraat van de
Keizerlei geeft ook geen blijvende vol
doening, zomin aan de maag als aan de
geest. Als wij niet willen, dat het een
flauwecultureel akkoord wordt, dan moe
ten wij vandaag voedsel voor de geest
halen en morgen brengen. Dat is waar
achtige uitwisseling.
Wij vervallen niet in de misleiding van
de cirkelredenering: grenzen zijn fictie,
fictie behoort tot de litteratuur, dus op
het gebied van de letterkunde moeten er
grenzen zijn. Daarom gaan wij allemaal,
bij iedere gelegenheid die zich voordoet,
in België de bloemetjes buiten zetten,
daarmee beantwoordend aan de culturele
idealen, die door de directeur-generaal van
de kunsten zo welsprekend voor het forum
der geestelijke élite van beide volken ver
dedigd zijn. Ko Brugbier
LONDEN (United Press) Een conser
vatief Lagerhuislid heeft in het parlement
de BBC ervan beschuldigd een vooroor
deel tegen de regering te hebben getoond
in de behandeling van het nieuws om
trent het Midden-Oosten. Als voorbeeld
noemde hij het „wegvegen" van het ap
plaus in de televisieuitzending van Eden's
toespraak. Voor de radio was het applaus
in het geheel niet gehoord. Volgens hem
moeten de uitzendingen van de BBC, voor
al die naar het buitenland, de regeringspo-
litiek uitdragen. Een Labour-üd noemde
daarop de directeur van de BBC, Sir Ian
Jacob, een „stroman van de Tories".
VAN de uitgever L. J. C. Boucher te
's Gravenhage mochten we enige deeltjes
van de Kleine Kunst-Encyclopaedie ont
vangen. Ieder deeltje gaat over een bepaal
de periode van een bekende schilder. Wij
kregen ter inzage: de danseressen van
Degas, de periode Arles-Saint Rémy van
Vincent van Gogh, Matisse in het tijdvak
der Fauves en Picasso's blauwe en roze
periode, nog steeds de meest aantrekkelijke
voor een groter publiek. De korte inleidin
gen van de meeste bevielen me daarom zo
goed, omdat er werkelijk over schilderen
gesproken wordt. Slechts die over Picasso
van Frank Elgar is van meer litteraire
aard. Georges Duthuil die over Matisse
schrijft, laat de meester zelf nogal eens
aan het woord. Enkele schrijvers profiteer
den wel van het feit, dat Matisse een
helder redenerend docent kon zijn.
De boekjes zien er aantrekkelijk uit. De
reprodukties, alle in kleur, werden in
Frankrijk en volgens Franse smaak ver
vaardigd. Niet ten onrechte ging men daar
al langer geleden van de gedachte uit, dat
een goedkope reproduktie nooit veel meer
dan een herinnering aan het bewonderde
origineel kon zijn. Waarom dus getracht op
pijnlijk nauwkeurige wijze de werkelijk
heid te benaderen met als resultaat toch
een op het kleine formaat troebele weer
geving? Waarom niet prenten van een aan
trekkelijke kleur gemaakt, al steunt die
kleur slechts in grote lijnen op het origi
neel? De schilder Bonnard kon zo eens een
drukker complimenteren over het resultaat
waarin hij andere dingen zag dan in zijn
eigen werk, maar dan toch iets dat berustte
op juiste schilderkunstige principes en
goede smaak.
In deze reeks gaat men naar mijn smaak
echter wel wat ver. Deze zij het aardig
gekleurde prentjes hebben tenslotte
vaak te weinig van doen met de originelen.
Zo kunnen deze reprodukties niet veel
meer dan charmante herinneringen zijn en
missen ze het instructieve dat de inleidin-
gen wel kenmerkt. B()& Bmj)
Het hierbij afgedrukte frag
ment bevattende een stuk lit
teratuur van wonderschone al
lure, is geknipt uit het boeien
de en elk wat wils biedende
Staatsblad, dat met de Staats
courant het officiële contact
tussen regering en volk on
derhoudt.
Het fragment is genomen
uit de publikatie van de Wet
Beperking Cadeaustelsel, een
wet die iedereen behoort te
kennen gelijk alle wetten
en die vooral met het oog
op de naderende Sinterklaas-
en Kersttijd voor iedereen van
het hoogste belang is.
Wanneer ge bijgaande tekst
goed en langzaam leest, dan
zult ge voorwaar gegrepen
worden door de vloeiende
trant en de van aandoening
getuigende emotionaliteit,
waarmee de Wetgever zich tot
u nicht.
Met andere, kortere bewoor
dingen: het is de ziel van de
Wetgever, die in deze regelen
besloten ligt en die zich in
haar volheid aan de lezer
openbaart.
Let eens op die verrassende
klankrijm in de eerste regel:
„Voor het op grond van de
verstrekking van een goed
aanbieden en verstrekken
van een geschenk in de vorm
van een goedGe voelt
het ritme van de staatsmachi
ne in uw lijf denderen, wan
neer ge openstaat voor de
klanken en buigingen van
klanken die zich in deze en
kele zinsnede openbaren. En
dan te beseffen dat dit slechts
een fragment is! De ge
hele Wet (welk een naar en te
koel woord voor dit epos!) be
staat uit twaalf artikelen. Elk
artikel getuigt van dezelfde
ontroerende eenvoud en de
kunst van het klare zeggen.
Het klare zeggen, ja, dat is de
juiste aanduiding voor deze
K. net v;iNi.Miiien oer plannen en voorwaarden van
aanbesteding of uitvoering der werken en leveranties
ten behoeve van iM^fnduslricschap, welker vaststel
ling de raad v?
houden;
li. het i^Kle
de dirpffle. ge:
i. het nemen
voeren van eei
conservatoire
en het doen \d
jaring en vcriit,
i. het houder
het industiiesc
'stuur niet aan zich heeft voorbc-
.V t-.'K tier letten
mondekng als schi
binnen %tt kader v?
nodig wielen geacl
1. Tot de uit
raad van bevti
de bevol^Mhei
mcentcwet.
2. Op de ui?
van bestuur is
wet van 31 augus
I
Het in artikel 2, eerste lid, vervatte
verbod geldt voorts niet:
a. voor het op grond van de verstrek
king van een goed aanbieden en verstrek
ken van een geschenk in de vorm van
een goed, dat pleegt te worden gebruikt
of verbruikt bij het gebruiken of ver
bruiken van een goed als het eerstbedoelde,
mits het geschonken goed voorzien is van
een bij normaal gebruik in het oog val
lend, onuitwisbaar kenmerk, dat daaraan
een duidelijk reklamekarakter geeft;
i'rtiii ULI nuAuUniiijiLii't'lft^flri.iw
overeenkomstige toepassing de
s 1853, Sib. 83, tot verzekering
■T'VW PMFvan t
houdend^bepaling
sitic^an hen, dit
Juur, C
w.
schors
n het
besluu
van b
in va
elijks t
in tij
ar bun
postiie
-~u.
penetrante woordkunst. Het
klare zeggen van waar het op
staat, niet met een enkel vaag
woord of een nutteloos rijm,
doch met een kraal, een krans,
een keten van woorden, op
borrelend uit een overvol
Wetgeversgemoed en over de
rand van dat gemoed sparre-
lend als helder, fris water.
Sparrelen is ook een
mooi woord, trouwens. Dat
hebben wij zelf uitgevonden
in de roes van het klare zeg
gen.
Als men ons nu vraagt: wat
staat er in die Wet? dan
schept dat even een moeilijk
heid. Even een donker, pein
zend zwijgen. Even de ganse
trilling van de twaalfartikeli-
ge tekst laten herinwerken.
En dan zeggen wij, bevend
van inspiratie: „Tja".
Men zal ons niet euvel dui
den, wanneer wij verder niet
op de nuchtere betekenis van
deze Wet ingaan. Daar is het
nu de tijd niet voor. Deze tijd
is immer overvuld van ge
heimzinnige, romantische
sfeërieken. Sinterklaas.
KerstGeschenken
VerrassingenCadeaustel
sels.... Beperking Cadeau
stelselWet Beperking
Voelt u het?
Men moet in deze rozerode
tijd de sneeuwwitte geheimen
niet proberen te ontraadselen,
men moet ze met een ontvan
kelijk gemoed aanvaarden en
laten doordringen. Geen
woordengeen betekenis
senDoch slechts klanken
van goedheid en tederheid,
over ons uitgestrooid als
sneeuw uit een donkere
lucht.
Zo ook wat betreft de Wet
Beperking Cadeaustelsel. Wat
deert het u, wat vraagt gij
angstig welke betekenis haar
woorden hebben.... Laakba
re! Laat de woordenstroom u
omspoelen en drinkt de zoete
geheimen in, die in de Twaalf
Artikelen als verse vruchten
zijn neergewatteerd. Dat is
het. Neergewatteerd als
vruchten. En dat welt zomaar
onverhoeds in ons op. Wij
spreken het meteen uit en
schrijven het onverbloemd
neer. Zo heeft ook de Wetge
ver zijn woorden in zich voe
len opwellen en ze daarna on
verhoeds neergeschreven, op
dat den volke kond zou wor
den gedaan van een diepe
zielsberoering, een hemelse
beperking Cadeaustelsel.
Lees slechts: een goed
dat pleegt te worden ge
bruikt of verbruikt bij het
gebruiken van een goed
als het eerst bedoelde mits
het geschonken goed...." en
zovoort. Wie kan zich onttrek
ken aan de zachte, gebogen en
begoochelende buiging der
woorden? Zij rijmen niet, zij
betekenen niets, zij zijn zelfs
onzin. Maar desalniettemin
werken zij als een hamer op
onze gewetens en gemoederen.
Zij kloppen aan de deur van
onze fantasie en zijn gevlo
gen als wij open doen. Zij
dienen zich aan als vluchtige
wijn, als engelen op donzen
vleugels, als elfjes, die met
hun twaalfjes op zwemmende
eendjes gouden tientjes strooi
en. En als wij de tientjes op
rapen .vervluchtigen zij als
sneeuwvlokken. Want zij wa
ren de woorden van de Wet
gever. De olijkerd strooit
nooit met echte gouden tien
tjes.
Wie had kur-nen denken, dat
onder het masker van een
nuchtere titel „Staatsblad"
zulk een rijkdom aan vertroos
tend niets zou zijn neergelegd
voor ieder die het wil zien?
Welk een Wetgever, die de tijd
van het jaar zodanig aanvoelt,
dat hij naar de pen grijpt om
zijn onderdanen eens duidelijk
te vertellen wat hij voelt en
denkt!
Lees verder: .voorzien
is van een bijHeel fijn
zinnig aangevoeld: een bij in
de wintertijd, een straaltje
zon en een spuitje honing in
de duisternis. normaal
gebruik in het oog vallend, on
uitwisbaar kenmerkEen
onuitwisbaar kenmerk, dat bij
normaal gebruik in het oog
valt. Hoe teer is dit beeld op
gezet, hoe robuust echter om
lijst! Hoe fataal klinkt dat
„onuitwisbaar", doch hoe
wordt meteen die fataliteit als
door een zacht zalfje vermil-
derd door dat „normaal ge
bruik". Zo is hij nu, onze Wet
gever. Altijd bereid tot terug
treden, troosten, doen hopen,
verzachten en verblijden. Zegt
hij niet in de aanvang van dit
fragment reeds, als een goe
de, vergevingsgezinde en tot
alle compromissen bereide va
der: „Het in artikel 2, eerste
lid, vervatte verbod geldt
voorts niet"? Artikel twee is
voorbij, afgedaan. Wat gezegd
moest worden, is gezegd. De
man tel der liefde, de man'el
van Sinterklaas als het ware,
spreidt zich over artikel twee
en er klinkt een goede stem:
„Geldt voorts niet".
Ziedaar ten voeten uit een, wel
iswaar onvoltekend, doch pa-
noramaal en bijna paranor
maal beeld van de Wet Beper
king Cadeaustelsel. Als men
wat meer zin voor poëzie aan
de dag legt en alle wetten in
het licht van het voorgaande
met een tranensbereid gemoed
wil lezen, zal men merken
hoe groot de rijkdom is, die
wij dagelijks achteloos voor
bijgaan.
Ieder Nederlander van goe
den wille abonné van het
Staatsblad! Dat zij de leuze in
deze tijd, vooral in deze tijd.
Romantiek en poëzie zijn niet
dood, al meent men van wel.
Zij worden ons onbeperkt
ondanks Wet Beperking Ca
deaustelsel dagelijks ca-
deaugedaan.
Wie lezen wil, hij leze!
R. A'iteran
&A.TATES FRITES j'APVEÜS
TOEN mijn vliegtuigje de eerste keer St. Mary (het
grootste der Scilly Eilanden) naderde, beleefde ik
angstige ogenblikken. Het vliegveldje lag als een
groen zakdoekje beneden mij. Zouden wij kunnen
landen zonder in zee te komen? De landing slaagde
voortreffelijk. Wij kwamen zonder kleerscheuren
aan de grond. Doch toen ik onlangs opnieuw naar
St. Mary vloog, beleefde ik wéér moeilijke momen
ten! Het is van oudsher altijd lastig geweest om op
„Gelukzalige Eilanden" te komen. Veel streken en
steden zien er „gelukzalig" of bekoorlijk uit van een
afstand. Vooral van boven af. Napels bij voorbeeld
is op de grond heel wat minder aantrekkelijk dan
gezien van een prettige hoogte van drieduizend
vierduizend meter. In het geval der Scilly Eilanden
blijft de bekoring echter ook beneden bestaan. Zij
liggen ongeveer honderd in getal verspreid
in de oceaan, als waren zij uit een peperbusje met
ongelijke gaten in het water gestrooid. Geen dier
eilanden is groot, allemaal zijn ze vrolijk gekleurd.
DE EERSTE avond op St. Mary bracht
mij een verrassing. Ik zag in de baai een
grote roeiboot binnenvaren. Ik dacht aan
Odysseus.. en toen ik de volgende och
tend mijn verhaal vertelde, was ik ver
baasd te vernemen, dat er geen enkele
boot als de door mij geziene op het eiland
bestond. Ik had lust om te zeggen: zeker
een visioen geweest. Ik zei het niet, omdat
ik weet, dat de eilandbewoners soms
visioenen hebben, doch er nooit over pra
ten. Zij praten liever over de inkomsten
belasting, die een paar jaar geleden werd
ingevoerd (voordien betaalden zij geen cent
belasting!) en die zij nog steeds als hinder
lijk ondervinden. Zij vinden, dat ze toch
al meer betalen dan anderen, omdat door
de geïsoleerde ligging van hun eilanden
de prijzen (door extra-vrachtkosten) aan
merkelijk verhoogd worden.
ONDANKS de duurte van het leven gaat
het de eilandbewoners thans ecoonmisch
beter dan in het verleden. Eeuwen lang
waren zij voor hun levensonderhoud af
hankelijk van een moeizame oogst te land
en een sporadisch „meevallertje" ter zee.
De bouwgrond is schaars op de eilanden.
De visvangst en het beroep van loods wa
ren en zijn in dat deel van de Atlantische
Oceaan gevaarlijk. Ook thans wonen er
nog vissers op de Scilly-Eilanden, doch een
echte zeevarende bevolking hebben zij
nooit gehad. Soms beleefden de mensen
daar zware tijden.
In een van die moeilijke perioden ge
beurde het, dat dominee Troutbeck zijn
vermaarde gebed placht te spreken: „Wij
smeken U niet, Heer, om schipbreuken te
doen plaats hebben. Doch als ze moeten
geschieden, dan liefst dicht bij de Eilan
den van Scilly ten bate van derzelver be
woners". Ik weet niet of het dominee
Troutbeck dan wel een andere predikant
was, die op een zondag van de kansel
melding maakte van een schipbreuk voor
de kust. Het gevolg was, dat de kerk met
een leeg liep. Toen er later weer eens een
schipbreuk op zondag plaats had, maakte
de dominee eerst zijn preek af, ging toen
naar de deur, deed zijn toga uit en zei tot
zijn kudde: „Luistert, broeders, er is een
schip op de rotsen gelopen en dit keer
heeft niemand van ons een voorsprong".
Er zijn duistere verhalen in omloop op
de eilanden over schepen, die kwaadwillig
op de rotsen werden gelokt. En het is stel
lig waar, dat smokkelen lange tijd een
goede bron van inkomsten was, een bron,
waaruit ook de dominee, de landjonker en
zelfs de politie wel eens putten. Zou de
koningin (Victoria) naar de Eilanden van
Scilly komen, placht men te zeggen in de
vorige eeuw, dan zou zij net als wij alle
maal moeten smokkelen. De smokkelhandel
liep echter achteruit en het aantal schip
breuken werd kleiner. Tegenwoordig zijn
er zelfs zes vuurtorens, die van Bishop
Rock bijvoorbeeld, om de schepen op de
gevaarlijke eilanden te wijzen
eilandjes omvattende Scilly-groep uit of is
het juist een aanduiding, dat deze eilan
dengroep wel degelijk de Tin-Eilanden
groep was? Er zijn sterke geologische aan
wijzingen, dat in een betrekkelijk jong
verleden zowel de Scilly-eilanden als een
deel van Cornwall veertig voet gedaald
zijn. Ten westen van Land's End heeft men
een verdronken woud ontdekt en er zelfs
hazelnoten uit opgehaald, hetgeen er op
wijst, dat er van een herfstcatastrofe moet
Redding kwam ongeveer een eeuw ge- spreken over de geheimzinnige Tin-Eilan-
leden. Toen stuurde een zekere Augustus- den, die ver achter de Zuilen van Hercules
Smith een doos met bloemen naar Londen (Straat van Gibraltar) in de Westelijke
en liet ze daar verkopen. Het waren nar- Oceaan. Vreemd en onbekend was alles,
cissen, de beroemde witte narcissen der wat achter de Zuilen van Hercules lag. De
Scilly-Eilanden, die ook nu nog alleen op beschaafde wereld lag voor de Grieken worden gesproken. Ruim elf kilometer ten
de eilanden groeien. Die bloemenverkoop rond de Middellandse Zee. Ten westen westen van Land's End strekt dit woud
in Londen werd het begin van een nieuwe hiervan waren slechts zeeën, die gevaarlijk zich uit.
bedrijfstak, die thans de belangrijkste bron waren door hun stormen en nevelen, als- Stelt u zich de Scilly-Eilanden veertig
van inkomsten is geworden. Ieder jaar ver- mede de landen der barbaren. Toen het voet gestegen voor, dan zou de groep eer
zenden de Scilly-Eilanden meer dan een brons meer en meer in gebruik kwam, tien dan honderd eilandjes omvatten,
half miljoen bossen narcissen naar Enge- ontstond er behoefte aan tin, daar dit Denkt u eens aan die aanduiding uit die
land. De vreemdelingen-industrie der laat- nodig is om van koper brons te maken, beschrijving uit de eerste eeuw! Nu is het
ste tientallen jaren bleek eveneens winst- De Phoeniciërs, koene zeevaarders en voor een oudheidkundige praktisch gespro-
gevend. ondernemende handelaars, waren het die ken onmogelijk om onder water gedegen
THTrDuocAMTrD j i t t het begeerde metaal aanvoerden. Waar zij werk te verrichten. Een afdoend antwoord
i L"k^ANTF,R nog dan het hcaen het vandaan haalden? Zij vertelden het op de vraag of er vroeger op de Scilly-
aL n «r Ellandfn va" J: aan niemand, doch de Grieken wisten Eilanden tin werd gewonnen, is dus niet
de le0enden en sagen gaan terug tot in de toch) dat tin kwam ujt een gebied ergens te geven. Als u echter bedenkt, dat de
grijze oudheid, tot vele eeuwen voor het in de oceaan ten westen van de Zuilen van
Hercules: het kwam van eilanden, die zij
het is begrijpelijk de Tin-Eilanden
noemden.
Anders dan de Grieken waren de Ro
meinen, toen zij tot macht geraakten, niet
van zins om de Phoeniciërs in het onge
stoorde genot van
het tin-monopolie
te onderzoeken. Zij
deden hun best om
uit te vinden, waar
de Phoeniciërs het
begeerde metaal
begin onzer jaartelling. Zij vonden hun
oorsprong in tijden, waarop de geschied
vorsers geen vat hebben en de archeologen
en prehistorici (tot nu toe) slechts weinig.
Hoe zagen de Eilanden van Scilly er uit
in het verleden? Wie woonden er toen?
Wat deden die mensen voor de kost? Hoe
moet men verklaren, dat op de heuvel
toppen dier eilanden zoveel graftomben
zijn, die uit het Stenen Tijdperk dateren?
Men begroef zijn doden toen in stenen
kamers, die vervolgens bedekt werden met
zand en rotsblokken. Zo ontstonden kunst
matige heuveltjes. Cornwall en Bretagne kochten. Een legen-
zijn rijker aan die graven dan welk ander
Europees gebied ook, doch op de kleine
Scilly-Eilanden vindt men er driemaal zo
veel als in Cornwall, dus veel teveel gra
ven voor het aantal mensen, die er hebben
kunnen wonen.
Er is een legende, die zegt, dat de Scilly-
Eilanden eens aan Engeland vastzaten. De
verbindingsbrug zou thans verzonken zijn.
Volgens die legende zou het verzonken
deel het vermaarde, mooie Land van Lyon-
nesse zijn geweest. Daar zou koning Arthur
(de vorst van de Ronde Tafel) geboren zijn.
Daar zou de verrader Sir Mordred aan zijn
eind gekomen zijn, toen hij zijn gewonde
heer en koning achtervolgde en de zee
hem met het Land van Lyonnesse ver
zwolg. Geheel juist kan dat niet zijn, want
men neemt gemeenlijk aan, dat de Arthur-
legenden in de zesde eeuw na Christus
ontstonden, terwijl de graven op de Scilly-
Eilanden duizend tweeduizend jaar ouder
zijn.
menstelling van de gesteenten op de Scilly-
Eilanden en in Cornwall gelijk is, dan zou
het daar Cornwall zoveel tin leverde
best kunnen zijn, dat onder de zeespiegel
de sporen van de vroegere tinwinning op
de eilanden te vinden zijn.
De geologen zijn van oordeel, dat sedert
de zegt, dat eens een Phoenicische kapi
tein zijn schip met man en muis liet ver
gaan bij de Scilly-Eilanden, toen hij be
merkte, dat een Romeins schip hem ge
volgd was. Liever dood dan het tingeheim
prijsgeven, redeneerde hij.
Waren de Scilly-Eilanden dan de Tin-
Eilanden der oudheid? Historici en oud
heidkundigen zijn van oordeel, dat in de
oudheid Cornwall en Spanje de tinprodu
centen en tinleveranciers bij uitstek waren.
Niets duidt tegenwoordig op tinwinning
op de Scilly-Eilanden in vroeger tijden.
Hoe is het dan te verklaren, dat eeuwen
lang het geloof zich handhaafde, dat de
Tin-Eilanden der oude Grieken niets an
ders dan de Scilly-Eilanden waren? Men
bedenke: nagenoeg iedere legende bevat
een kern van waarheid.
LANG vóór de Romeinen machtig waren
geworden, plachten de Grieken reeds te
MISSCHIEN is er een sleutel tot het
raadsel te vinden in een uit de eerste eeuw
daterende beschrijving. Hierin wordt als
aantal der Tin-Eilanden tien genoemd.
Schakelt dit de thans ongeveer honderd
Bij de foto's. Bovenaan deze pagina krijgt men een beeld van de weelderige
narcissenvelden op St. Mary, een van de Scilly-Eilanden, waar verder de teelt
van groenten voor de Engelse markt de voornaamste bron van inkomsten vormt.
De foto links onderaan, genomen bij de lelievijver in de Tresco Abbey Gardens,
toont dat het milde klimaat palmengroei mogelijk maakt. Rechts ziet men een
voorbeeld van de oude graftomben, waarvan hierboven sprake is. In het midden:
de beroemde vuurtoren van Bishop Rock, die de schepen waarschuwt voor de
gevaren op het dikwijls spookachtige deel van de Atlantische Oceaan.
de bloeitijd der tinwinning in Cornwall de
daling van de bodem niet meer dan vijftig
voet heeft bedragen. Het verdronken Land
van Lyonnesse ligt echter ruim negentig
meter beneden de zeespiegel.
DAT IS inderdaad een zwaar argument.
Toch houden mij die vele graven bezig. Hoe
moet ik die nu verklaren? Gesteld eens, dat
inderdaad op de Scilly-Eilanden geen tin
werd gewonnen. Is het dan niet mogelijk,
dat de mensen van Cornwall het in hun
land gewonnen tin brachten naar de Scilly-
Eilanden, die toen groter waren en dichter
bij Cornwall lagen dan thans. De Scilly-
Eilanden waren veilig, tin was kostbaar en
de Phoenicische schepen konden gemakke
lijk bij de eilanden komen. Dan zouden de
Scilly-Eilanden geen producenten, doch
stapelplaatsen van tin zijn geweest en uit
dezen hoofde aanspraak hebben kunnen
maken op de benaming Tin-Eilanden.
Er is nog een legende, die misschien kan
helpen om het verleden der Scilly-Eilan
den ietwat op te helderen. Ik bedoel de
legende (bij veel volken te vinden) van de
Eilanden der Gelukzaligen, waarheen na
hun dood de lievelingen der Goden ver
trokken. Zou het kunnen zijn, dat de oude
Britten hun gestorven vorsten en aanvoer
ders over zee brachten naar de Scilly-
Eilanden, naar de Eilanden der Geluk
zaligen, om daar hun geliefde doden bij te
zetten in stenen graven?