Italiaans operaconcert Half miljoen woningen na de oorlog gereedgekomen Tweede Kamer is ongerust over de prijzenbeweging Zo nodig ook beperkingen op sociaal gebied Er komt een afzonderlijk debat over beperking van bestedingen en investeringen Minister Witte: „Dit jaar wordt cijfer 70.000 bijna bereikt Woningbehoefte sterker toegenomen dan verwacht Minister Suurhoff: Er is thans geen ruimte voor verdergaande loondifferentiatie DONDERDAG 22 NOVEMBER 1956 lo Gestegen bouwkosten van arbeiderswoningen Compensatie gevraagd in de rijkssubsidie Litterair legaat voor de Staat der Nederlanden „LANDBOUWCIJFERS 1956" Parlementair commentaar artistieke geschenken bij Letterkundige opdrachten A anzienlijke prestatie Nieuw beleid Meer dan 2 miljoen gulden op Rode Kruisgiro 777 Ir. Knottnerus sprak over landbouwpolitiek Kerkelijk Nieuws Van onze Kamerverslaggever) „In 1955 wierp minister Zijlstra zich op als de kampioen voor de handhaving van de rust in lonen en prijzen. De rust in de lonen is niet gekomen en in 1956 is hij nu alleen nog maar de kampioen voor de rust in de prijzen. En hij moet toegeven dat het, door de hogere lonen, de binnenlandse bestedingen zijn, die de oorzaak vormen van de overbestedingen. Daaruit vloeit de neiging voort tot stijging van de prijzen, dus waardevermindering van de gulden", aldus betoogde gisteren de heer Van Leeuwen (WD) bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken in de Tweede Kamer. Het beleid dreigt minister Zijlstra uit de hand te lopen., voegde de heer Neder- horst (PvdA) er aan toe. De loonsverhogingen doorkruisen de prijsstabilisatie, want in vele gevallen zijn of worden de loonsverhogingen toch doorberekend. Als de produktiekosten stijgen is volgens de heer VanLeeuwen de politiek van prijs stabilisatie een camouflage van de werkelijke toestand en een misleiding van het volk, dat het onmogelijke als mogelijk wordt voorgehouden. De stijging van het loon is uitgegaan boven de produktiestijging. Daardoor treedt de loon- en prijsspiraal in wer king. Men kan daarom zeggen, dat de minister voor de loonpolitiek, minister Suur- hoff, in hoofdzaak de waarde van de gulden beheerst. Ongerust over de prijsbeweging was ook de heer Hazenbosch (AR) omdat de maatregelen tot beperking van het tekort op de begroting ook een prijsverhogend ka rakter dragen. De afschaffing van de sub sidies op levensmiddelen en de aanpassing (verhoging) van de prijzen in de land bouw dragen ook bij tot de prijsstijging. Evenmin als de gevolgen van devaluatie ongedaan kunnen worden gemaakt, kan dat ook niet met de gevolgen van een be loningsinflatie, betoogde de heer Van Leeuwen nog. Er komen nu nieuwe elementen in het spel: het tekort aan olie. Dat betekent minder welvaart. De heer Nederhorst verklaarde dat de mone taire autoriteiten te laat zijn geweest met ingrijpen door maatregelen als disconto verhoging. Men loopt achter de feiten aan als men wacht tot er een tekort is op de betalingsbalans. Het is niet meer te aan vaarden dat een binnenlandse bestedings beperking zou worden ongedaan gemaakt door een vergrote vraag uit het buiten land. Bestedingsbeperking Een discussie over het tekort op de be talingsbalans en de overspanning van de arbeidsmarkt alsmede het probleem van lonen en prijzen was nog niet mogelijk om dat het advies nog niet is verschenen van de Sociaal-Economische Raad over de noodzakelijk geachte bestedingsbeperking. Na het verschijnen van het advies zal aan de hand van een regeringsnota een afzon derlijk debat worden gehouden over de be perking van de particuliere investeringen, de consumptie en de uitgaven van de over heid. Bij dat debat hoopt men dan ook de minister van Financiën en de minister van Sociale Zaken, aanwezig te zien achter de regeringstafel. Middenstand in de knel De prijsstabilisatie veroorzaakt ook wrij ving in de middenstand, zei de heer Cor- nelissen (WD), die betoogde dat de middenstanders wel hogere lonen moeten betalen maar van een hoger inkomen ver stoken blijven. De loonsverhogingen mogen niet worden doorberekend, hogere lonen, meer vakantiegeld, uitbreiding van vakan tie, hogere huur, duurder telefoon, hoge re gas- en elektriciteitstarieven, duurder vervoer, dat alles moet worden betaald uit de winst. De minister is van plan de prijs stabilisatie onveranderd voort te zetten, maar het is zeer de vraag of de midden stand medewerking zal blijven verlenen, indien de regering geen begrip heeft voor zijn gerechtvaardigde verlangens. De mi nister dreigt met een strenge prijscontrole, maar hij kan niet bij iedere winkel een ambtenaar neerzetten. Door een soepele prijsstabilisatie en belastingheffing zou het de middenstander mogelijk moeten worden gemaakt uit de winst te reserve ren voor modernisering van de zaak en voor de voorziening van de oude dag. Dat Het bestuur van de Nationale Woning raad heeft in een brief aan de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid uiting gegeven aan zijn zorg over enkele ontwik kelingen, die van belang zijn voor de ex ploitatie van arbeiderswoningen. De Nationale Woningraad becijfert dat de bouwkosten voor arbeiderswoningen sedert 1953 met 28 a 30 percent zijn gestegen. Eind 1954 is door een verhoging van de rijks subsidie op de arbeiderswoningen de toen aanwijsbare stijging van de bouwkosten opgevangen. Sedertdien echter komt de voortgezette stijging (ongeveer 20 percent) geheel tot uitdrukking in de huurprijzen. Dat betekent dat de woningen, die thans worden gebouwd, bij gelijke grootte en kwaliteit alleen door de stijging van de bouwkosten gemiddeld 1.65 per week hoger in huur zijn dan de arbeiderswonin gen, die in 1953-'54 tot stand kwamen. Voor de grotere steden is het verschil waar schijnlijk nog aanzienlijker. De verhoging van de rentevoet, waarop de exploitatie van de woningen moet wor den gebaseerd, geeft eveneens aanleiding tot een hogere huurprijs. Gedurende enige jaren konden de voor de bouw nodige kapi talen worden geleend tegen een rente van 3'/2 percent. Thans slagen de gemeenten er ternauwernood nog in gelden aan te trek ken tegen een rente van 4V\ percent. Het verschil van percent leidt tot een ver hoging van de huur met gemiddeld 1.50 per woning per week. De Nationale Woningraad heeft naar aanleiding hiervan aan de minister ge vraagd te bevorderen, dat de rijkssubsidie voor de arbeiderswoningen in evenredig heid met de stijging van de bouwkosten wordt verhoogd; dat in de rijkssubsidie compensatie wordt geboden voor de stij ging van de rente boven 4 percent 's jaars; en dat in de methodiek van de subsidie regeling voor de arbeiderswoningen een zo danige verandering zal worden gebracht, dat in het vervolg wijzigingen in de ex ploitatielasten van de woningen automa tisch leiden tot evenredige verhoging of verlaging van de rijkssubsidie. is thans niet mogelijk en dat is de reden waarom zo weinig jongemensen animo heb ben hun vader in de zaak op te volgen. Op het gebied van de kredietfaciliteiten is inderdaad het een en ander tot stand ge bracht, maar er zijn volgens de heer Cor- nelissen nog te weinig branche-waarborg fondsen. Daarentegen vroeg de heer S c h m a 1 (CHU) zich af of ten aanzien van over heidsmaatregelen ten gunste van de mid denstand het verzadigingspunt niet was bereikt. Ook de heren Van Eysden (AR), Van den Heuvel (KVP) en Peschar (PvdA) bespraken de positie van de mid denstand in verband met de prijsstabilisa tie. Er is verder nog gesproken over de Euro pese gemeenschappelijke markt, de atoom energie, de Benelux en de Europese Kolen- en Staalgemeenschap. Verscheidene spre kers betoogden dat tijdig de gevolgen van automatisering in het arbeidsproces onder ogen moeten worden gezien. Vandaag zul len minister Zijlstra en staatssecretaris Veldkamp antwoorden. Wijlen jhr. dr. M. R. Radermacher Shorer, die op 5 augustus dit jaar in Utrecht is overleden, heeft aan de Staat der Nederlanden gelegateerd zijn verzame ling boeken en plaatwerken. De verzame ling moet onder meer een grote collectie werken op het gebied van de moderne Nederlandse letterkunde bevatten. De ge hele verzameling bestaande uit vierduizend tot vijfduizend delen wordt voorlopig be waard in de koninklijke bibliotheek in Den Haag en zal worden overgebracht naar het museum Meermanno-Westreenianum in diezelfde stad. Wanneer dit zal zijn gere organiseerd tot een Museum van het Boek. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft dit legaat gaarne aanvaard. Het Landbouw Economisch Instituut heeft in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek een boekje uit gegeven, waarin veile gegevens over de Nederlandse landbouw zijn gepubliceerd. Het heet „Landbouwcijfers 1956" en zal ieder, die met de land- en tuinbouw te maken heeft, goede diensten bewijzen. Het boekje biedt een uitgebreide verzameling cijfers over de indeling van de cultuur gronden, het aantal akkerbouw-, veehou derij- en tuimbouw-bedrijven. de produk- tie. in- en uitvoer en over de bedrijfsre sultaten. Cijfers over de veestapel, de t.b.c.-bestrijding, de landbouwmechanisatie en rationalisatie alsmede bedrijfsvergelij kingen zijn in „Landbouwcijfers 1956" op genomen. Ook algemene gegevens over de bevolkingsopbouw van ons land, de werk gelegenheid, geboorte en sterfte, de kerk genootschappen en de emigratie zijn in het handige boekje te lezen. Hk. (Van onze parlementaire redacteur) Voorzitter Kortenhorst heeft gisteren, toen hij de overleden communistische afge vaardigde Haken herdacht, menigeen zo wel binnen als buiten de Kamer een lesje gegeven. Hij gaf in zijn speechje niet alleen door het menselijke, dat er uit sprak, blijk van een zuiver aanvoelen, maar deed dit eveneens en in niet mindere mate in Se principiële aanhef en opzet van zijn toe spraak. Daarin getuigde hij van een diep besef omtrent het wezen van het bestel, waarin de volksvertegenwoordiging zulk een belangrijke plaats inneemt. Als waar lijk boven de partij-tegenstellingen staande leider van de debatten en werkzaamheden in de Kamer stelde dr. Kortenhorst voorop, dat zonder twijfel in de partij waartoe de overledene behoorde, een leegte is ontstaan, die moeilijk op gelijkwaardige wijze zal zijn aan te vullen. Let wel, dit zei iemand, die zelf tot de K.V.P. behoort (in wier mid den er heel wat voor een verbod van de communistische partij voelen!) en die, naar hij ook nog onderstreepte, principieel over tuigd tegenstander is van de partij, waar van de heer Haken deel uitmaakte. De voorzitter zei verder, dat dit heen gaan van de communistische afgevaardigde de Kamer in haar geheel confronteert met de betekenis van het optreden van een op positie, zonder welke ons democratisch parlementair systeem aan betekenis zou in boeten. Toen hij de Kamer deze les van principiële waarde voor ogen hield, toonde hij, dat hij er zich tevens ter dege van be wust was, dat de afstand tussen de denk beelden van het gestorven Kamerlid en die van de rest der Kamer zo groot bleek te zijn, dat een positieve opbouwende discus sie zelden mogelijk bleek. Eerlijk werd hier onverbloemd de aard geschetst, welke aan bedoelde oppositie zo niet steeds dan toch zeer veelvuldig eigen is. Maar toch, zo hield de voorzitter zijn gehoor voor, moest men zich rekenschap geven van de beteke nis van aanwezigheid van oppositie, ook van deze, in ons parlement. Dit optreden van de Kamervoorzitter verdient bewondering. Het getuigde van zedelijke en geestelijke moed om juist thans aldus te spreken, juist thans, nu zich in brede kring een dusdanige hartstochtelijke afkeer van de communisten en hun partij botviert, dat in dit verband nauwelijks het laten gelden van principieel-zakelijke over wegingen geduld wordt. Niettemin is de Kamervoorzitter er geenszins voor terug gedeinsd om op dit ogenblik enige opmer kingen van grote principiële betekenis te maken, aangezien hij zulks uit hoofde van de door hem beklede functie zijn plicht achtte. Hiermee heeft hij de hoogheid van zijn ambt gediend op een boven alle lof verheven wijze. De door hem gegeven moe dige les kan en moge velen in den lande tot lering strekken. ADVERTENTIE Wacht niet tot 5 december maar koop reeds nu uw Zjjlweg 58 Haarlem Tel. 16063 De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft aan dr. B. G. L. Overmaat, letterkundige in Arnhem, een opdracht verleend tot het verzorgen van een nieuwe uitgave van „Der minnen loep" van Dirk Potter (1370-1428) met histori sche inleiding en aantekeningen. De heer Overmaat heeft de opdracht aanvaard. Voorts is aan mejuffrouw S. F. Witstein, lettekundige in Utrecht, een opdracht ver leend tot het schrijven van een genologi- sche studie over een aantal zeventiende eeuwse dichters onder wie W. G. van Focqenbroch, A. van Overbeke, S. Rus- tingh en D. Schelte. Rotterdamsche Bank. De oud-Haarlem mer de heer J. Hartog, tot voor kort direc teur van het kantoor Vreeburg te Utrecht van de Rotterdamsche Bank, is benoemd tot directeur van het kantoor te Tiel. Op de Koningslaan te Amsterdam is woensdagmiddag een brandweerauto in een bocht geslipt. De wagen raakte een boom, schoof vervolgens langs een lantaarnpaal en kwam danig gehavend tegen een dikke boom tot stilstand. Drie van de inzittende brandweerlieden werden gewond. Men ziet de beschadigde wagen tegen de boom. Op de voorgrond een brandweerman, die bezig is een gewonde collega te verzorgen. Ter gelegenheid van het gereedkomen van de 500.000ste na de tweede wereldoorlog in Nederland gebouwde woning, heeft de minister van Wederopbouw en Volkshuis vesting, ir. H. B. J. Witte, in een bijeenkomst van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw in Groningen een rede gehouden, waarin hij zei het vertrouwen te hebben, dat het mogelijk is de produktie op te voeren tot 75.000 woningen per jaar. Dit zou te danken zijn aan een, naar minister Witte zei, ver heugende ontwikkeling in de produktie-capaciteit van het bouwbedrijf, onder meer door een bescheiden vermeerdering van het aantal bouwvakarbeiders, een ruimere toepassing van arbeidsbesparende constructies, een toenemende mechanisatie en industrialisatie en een grotere continuïteit tengevolge van het nieuwe goedkeurings- en subsidiebeleid. Minister Witte stelde de vraag of het bereikte produkliecijfer een prestatie inhoudt waarover gejuicht kan worden. By de beantwoording stelde hij naast elkaar: ten eerste de taak, die ten aanzien van de woningvoorziening verricht moest worden; vervolgens de mogelijkheden, die voor het vervullen van deze taak ten dienste stonden; en tenslotte de mate waarin en de wyze waarop van deze mogelijkheden gebruik is gemaakt. In het voorjaar van 1934 wandelde ik eens op m'n eentje door een van die ka rakteristieke volksbuurten van Napels, waar onvermijdelijk de was boven de straat te drogen hangt en waar het leven van de bewoners zich meer buiten dan bin nenhuis afspeelt. Napels zien en dan de pittoreske kant van het volksleven aldaar van nabij leren kennen, was iets dat ik mij niet wilde laten ontglippen. Het was ove rigens geen pretje om door de rommelige smalle straal heen te komen en ik was er al op bedacht de eerste de beste zijstraat in te slaan,hopende in een ietwat frisser stadsdeel terecht te komen. Tot ik plotse ling bij een verbreding van de straat een soort pleintje een drukdoende me nigte rond een ongeveer twaalfjarige knaap geschaard zag, die met een sonore altstem een bravour-aria ten beste gaf. Een bede laarsjong zou men gezegd hebben: bloot- voets, afgezakte broek en de rest navenant. Maar een stem, een pathetische voordracht, een natuurlijke begaafdheid om met zijn kwaliteiten te geuren en daarbij een uit houdingsvermogen waar men versteld van kon staan, typeerden deze straatrakker als een opera-artiest in de dop. Heel de buurt liep uit om het zangfenomeen te horen dat, nu door een reus van een vent op de schouders werd genomen en op een wagen getild, onvermoeid voortging op zijn manier Verdi, Mascagni en niet te vergeten: Tosti te interpreteren. Dit tafereeltje is voor mij de treffendste herinnering geble ven van de operastad. Indrukken van een concert in de frisse conservatoriumzaal zijn vervaagd, maar deze spontane, karakte ristieke uiting in een gore volksbuurt ver geet ik nooit. Zij kwamen mij weer levendig voor de geest toen ik woensdagavond in de Haar lemse Concertzaal het aangekondigde Ita liaanse operaconcert hoorde openen door de Napolitaanse bariton Guiseppe Forgie- rie, een zanger met een volumineus geluid, die door zijn natuurlijke gaven in staat is een hele met operaliefhebbers gevulde zaal op stelten te zetten. Ik dacht zelfs een beetje ondeugend van mij dat deze ge weldige en onvermoeibare bariton mis schien wel die knaap van toen kon zijn. Maar dat was natuurlijk onzin, want Na pels levert meer van dergelijke zangfeno menen, voor wie zingen en daarbij veel ge luid produceren en het uiterste van de stembanden vergen, een natuurlijke functie lijkt. De dramatische sopraan Terese Apolei, eveneens een Napolitaanse van afkomst, bracht met een beheerste techniek een soms geraffineerde uitdrukking in de voor dracht, het operaconcert op een voornaam plan. En ook haar kon men om een zeld zaam uithoudingsvermogen bewonderen; toen zij na een verrukkelijke interpretatie van de grote aria uit het derde bedrijf van „Aïda" als toegift nog eens de fameuze aria uit de eerste akte ten beste gaf, zulks eveneens op. schitterende wijze. Veel genot schonk ook het zingen van de lichte sopraan Yolande Celebian, die in de coloratuur-passages van aria's van Doni zetti en Rossini een soepele vaardigheid toonde zonder de charme van een lyrisch timbre in de verdrukking te brengen. Ook bij haar dus een zangkunst die respect af dwong. Als vierde in het kwartet hoorde man Gianluigi Colmagro, een tenor, wiens zin gen die verfijnde scholing mist, maar die met zijn „Lach dan, Paljasso" liefst twee keer gezongen de zaal wist te boeien. De vijfde medewerker was een voor treffelijk pianist, die op het programma vermeld stond als maestro Venturi, maar die uiterlijk zo weinig van een Italiaan had, dat het mij intrigeerde en ik daarom na afloop even ging kennis maken met de maestro. Het viel mee dat ik er mijn beetje Italiaans niet aan moest spenderen, want ik werd door hem in goed Hollands toege sproken en kwam te weten dat hij Peter van Zanten heette. Aangenaam! De Ita liaanse vocalisten konden het voor de in strumentale medewerking op hun toernee door Holland niet beter treffen dan met deze eminente begeleider. Jos. de Klerk De feitelijke oorzaak van de langzame vermindering van het woningtekort is, volgens de minister, dat de woningbehoefte in de achter ons liggende jaren in veel sterker mate is toegenomen, dan door wie dan ook kon worden voorzien;enerzijds door verhoogde levenskansen, anderzijds door een veel groter huwelijksfrequentie. Het gevolg daarvan is geweest, dat een aan zienlijk kleiner aantal woningen beschik baar kwam voor de vermindering van het woningtekort dan aanvankelijk op grond van een eens verantwoord geachte raming van de behoefte verwacht mocht worden. Einde van het thans lopende jaar zal het getal 65.000 ruimschoots worden voor bijgestreefd, al zal het cijfer 70.000 waar schijnlijk nog niet worden bereikt, zei mi nister Witte. Een uiterst belangrijke omstandigheid, die mede de omvang van de woningpro- duktie heeft begrensd, zei de minister, is, dat ook andere bouwwerken de aandacht vroegen en wel in zodanige mate, dat de optimale woningproduktie hierdoor on gunstig werd beïnvloed. Hij was dan ook van mening dat, gezien hetgeen in ons land naast de woningbouw moest worden gebouwd en gezien de vele en zware ma teriële belemmeringen, die bij het op voeren van de woningproduktie moesten worden opgeruimd, het produktiecijfer, dat thans bereikt is, als een aanzienlijke prestatie van het bouwbedrijf in al zijn geledingen mag worden gezien. Niettemin is het onbehagen, al klinkt het tegen strijdig, zei hij, toegenomen in de jaren, waarin de woningbouwcijfers het grootst waren. Ten eerste bleken door het beschikbaar komen van nieuwe demografische gegevens in 1954 de voordien bestaande ramingen omtrent de vermeerdering van de woning behoefte cnhoudbaar. Ten tweede breidde ten gevolge van de gunstige economische ontwikkeling de bouwbedrijvigheid zich zo zeer uit, dat het gehele bouwapparaat vol ledig werd belast. Onder deze omstandigheden, verklaarde ir. Witte, zal de taak van de centrale over heid met betrekking tot de woningvoor ziening gericht moeten zyn op het voor komen van een al te zware overbelasting van het br uwapparaat; het vrijmaken van een zo groot mogelijk deel van de totale bouwcapaciteit ten behoeve van de woning bouw en niet in het minst ook het bevor deren van al hetgeen waardoor de bouw capaciteit kan worden vergroot en de pro duktie kan worden verhoogd. Voorts zei de minister dat het verdelings systeem, dat jarenlang ten grondslag heeft gelegen aan de toewijzing van woningcon tingenten aan de gemeenten, niet volledig strekte tot een optimale aanwending van bouwcapaciteit in de woningbouw. Op 1 maart 1956 werd het oude verdelings systeem dan ook losgelaten. Hoewel de sindsdien verstreken tijd nog te kort is om een gefundeerd en afgerond oordeel te kunnen geven over de resultaten van het nieuwe beleid, kan toch reeds wor den geconstateerd, dat dit in verscheidene streken van het land vruchten afwerpt. Met name in die gewesten, waar de bouw capaciteit niet ten volle werd gebruikt voor de woningbouw tengevolge van de beper king der toegewezen woningcontingenten is thans de woningbouw aanzienlijk toege nomen. In het gehele land steeg het aantal in uitvoering zijnde woningen tot het onge kende getal van 97.347 op 30 september 1956. Op 30 september van het vorig jaar was dit cijfer 77.577. De hier en daar geuite vrees, dat het aan tal in uitvoering zijnde woningen veel te groot is en daardoor een vertragende in vloed zal hebben op het tempo waarin de woningen gereedkomen, deelde de mi nister echter niet. De minister bracht tenslotte hulde aan diegenen, die met grote toewijding, met be kwaamheid en met al hun energie de zaak van de woningbouw in de afgelopen jaren hebben gediend. De omvang en de beteke nis van hun arbeid zijn niet af te lezen uit de getallen, die zijn slechts te schatten. Als wij zien wat er op het gebied van de woning bouw is verricht, dan pas beseffen wij, wat door de stedebouwkundigen, de architecten, de aannemersbedrijven, de bouwonderne mers, de bouwvarkarbeiders in al hun gele dingen, de woningbouwverenigingen en door de ambtenaren van gemeentelijke- en rijksdiensten gezamenlijk tot stand is ge bracht, aldus minister Witte. Van de f 2.032.645,38, die de girorekening 777 van het Nederlandse Rode Kruis van daag aanwees, gaat morgen weer voor een waarde van ongeveer f 90.000 naar Wenen. Het vluchtelingenkamp te Sankt Polten kan de gevluchte Hongaren niet behoorlijk meer onderbrengen. Daarom stuurt het Nederlandse Rode Kruis nu zevenhonderd complete bedden met matrassen, dekens en linnengoed. Deze goederen worden ver voerd in een vrachtauto met aanhanger, die bovendien nog vijf ton rijst bevat. Agrarisch bedrijfsleven dient zich achter Landbouwschap te scharen Tijdens de jaarlijkse algemene verga dering van het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité, dinsdag in Den Haag gehouden, heeft de voorzitter, ir. C. S. knottnerus, enkele problemen aangesne den, die de landbouw in deze tijd beroe ren. Vooral ging hij daarbij in op de visie, die het landbouwschap onlangs gaf op de reeds lang aangekondigde herziening van de richtlijnen voor de kostprijsberekening. Hij achtte het wenselijk, dat het gehele agrarische bedrijfsleven, nu het Land bouwschap zich heeft uitgesproken, zich achter deze visie schaart en hij vond het niet voor de degelijkheid van het Land bouw Economisch Instituut pleiten, dat dit instituut al weer een nieuwe bereke ning van rente en afschrijving opzet, na- dal de vorige nog maar zo kort geleden 'door het Landbouwschap is aanvaard. Nadat ir. Knottnerus aandacht had ge schonken aan het garantiebeleid, vroeg hij zich af, of een stabilisatie in het prijsbe leid steeds ten koste van de boer moet gaan. Hij voerde aan, dat de boer niet deelt in de gestegen welvaart omdat hij moet concurreren - bij de export zelfs tegen de beschermende prijspolitiek van andere landen. Hij klaagde over het feit, dat de overheid wat dit betreft de land bouw niet voldoende bescherming en hulp biedt. De heer Knottnerus pleitte voor een verlaging van de pachtnormen voor gron den, terwijl de pacht voor gebouwen op basis van de eigenaarslasten zou moeten worden verhoogd. Ned. Herv. Kerk Beroepen te Leiden (vac. N. Kleermaker) H. Hiensch te Arnhem. Aangenomen naar Oranjestad (Aruba) dr. J. D. Pienter te Lemmer. Chr. Geref. Kerken Beroepen te Zaamslag M. C. Tanis le Urk. Geref. Gemeenten Beroepen te Dordrecht H. van Gilst te Dirksland. In zijn memorie van antwoord aan de Tweede Kamer over de begroting van Sociale Zaken zegt minister Suurhoff ondermeer, dat, nu de bestedingen geen gelijke tred gehouden hebben met de groei van de nationale middelen, enkele correcties onver mijdelijk zullen zijn. Ook als door middel van deze correcties het evenwicht weer zal zijn hersteld, blijft bij een voortduren van de hoogconjunctuur voorzichtigheid ge boden. Onder omstandigheden kan het nodig zijn in het tempo van de uitbouw der sociale zekerheid en in de loonontwikkeling, zelfs in de uitgaven voor zulke vitale volksbelangen als de volksgezondheid, enige beperking te betrachten. In de over tuiging, dat gestage vooruitgang op sociaal terrein slechts mogelijk is op de grond slag van een gezonde ontwikkeling van de economie en dat een gestadige vooruitgang verre te verkiezen valt boven een politiek van hollen of stilstaan, zal de minister als het nodig is, niet nalaten tijdelijke beperkingen voor te stellen. Dat bij het toepassen van beperkingen de sociale rechtvaardigheid niet uit het oog mag worden verloren, met andere woorden, dat dan de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, is een stelling, welke naar de minister aanneemt in de Kamer weinig tegenspraak zal ontmoeten. Over de loonpolitiek zegt de minister, dat hij onder differentiatie iets anders ver staat dan alleen spreiding van lonen op basis van werkclassificatie en prestatietoe slagen. De differentiatiemogelijkheid is voor de grote meerderheid der werknemers tot aan het plafond gebruikt wat de lonen betreft. De minister heeft de indruk, dat in onder scheidene bedrijfstakken in het overleg tussen werkgevers- en werknemersorgani satie de drie criteria: werkgelegenheid, produktiviteit en rentabiliteit, soms nau welijks of in het geheel geen rol hebben gespeeld. Voorstanders van en sceptici ten aanzien van een vrijere loonvorming toon den, zodra het om de belangen van de eigen groep ging, geen enkel verschil in optreden. De voorstanders van een vrijer loonbe- leid hebben de hoogconjunctuur aange voerd als argument, om in de in een pe riode van armoede als noodzakelijk erken de, doch naar hun mening allengs te strak geworden teugels van het College van Rijksbemiddelaars aanstonds te vieren. Toen de minister eind 1955 in de Tweede Kamer een vrijer loonbeleid aankondigde, was het volop hoogconjunctuur. Geen en kele voorstander van een vrijere loonpo litiek is toen op de geoefende aandrang te ruggekomen, omdat het hoogconjunctuur- was, integendeel. De stijging van het totale loonpeil is wel wat ruimer uitgevallen, dan aanvankelijk kon worden geraamd. Op enkele uitzon deringen na is vrijwel overal de 6 percent, alsmede de verruiming van de secundaire arbeidsvoorwaarden tot het maximaal mo gelijke verwezenlijkt. Ook indien dit niet geschied was, zou de vraag naar de nood zaak van zekere bestedingsbeperkingen I zich waarschijnlijk wel hebben opgedron gen. Indien deze vraag bevestigend zou moeten worden beantwoord, dan is dus voorlopig, gezien de op 1 januari ingaande premiebetaling voor de algemene ouder domswet en een huurverhoging in de loop van 1957, alle beschikbare ruimte in de loonvorming nodig om in twee algemene loonmaatregelen zoveel mogelijk compen satie voor deze beide stijgingen van de kosten van levensonderhoud te bieden. Met andere woorden, een mogelijkheid om in de naaste toekomst tot verdergaande dif ferentiatie in de lonen te komen is er niet, aldus de minister. De minister deelt mede dat op zeer korte termijn de indiening van zes wetsontwer pen kan worden tegemoet gezien, waarbij overeenkomstig het advies van de Stich ting van de Arbeid wordt voorgesteld de uitkeringen ingevolge de onderscheiden sociale verzekeringswetten met 10 pet te verhogen. Nu de noodwet ouderdomsvoorziening op 1 januari buiten werking zal treden, is er aanleiding de procentuele verhoging over de laatste maanden van het jaar 1956 in één bedrag te doen verstrekken, waardoor voorkomen wordt, dat alle nooduitkeringen voor deze korte spanne tyds zouden moe ten worden herberekend. Hoewel de mi nister bereid is om voor deze groep, die het zo nodig heeft, een enigszins gunstige afronding voor te stellen waardoor tevens het voordeel van een snelle administra tieve verwerking en uitbetaling wordt verkregen, kan hy mede met het oog op de positie van 's rijks schatkist geen vryheid vinden om aan noodwettrekkers een uitkering te verstrekken, die, zoals de Stichting van de Arbeid heeft voorgesteld, zeer aanzienlyk zou uitkomen boven de verhoging, welke over de maanden sep tember tot en met december 1956 op de overige uitkeringen wordt verstrekt. De minister betreurt het zeer, dat bet advies van de Stichting van de Arbeid aan de regering openbaar geworden is, omdat hierdoor verwachtingen zijn gewekt, die niet geheel in vervulling zullen gaan. Ouderdomswet De minister deelt mede, dat het ouder domspensioen op 1 januari f 846 en f 1404 zal bedragen. Deze bedragen zijn gebaseerd op het indexcijfer der lonen van 30 juni 1956. Loonstijgingen optredende tussen die datum en 1 januari 1957 zullen bij de eerstvolgende herziening van de pensioen bedragen (waarschijnlijk per 1 juli 1957) alsnog met terugwerkende kracht in de pensioenbedragen kunnen doorwerken. De maximum-inkomensgrens, waarover premie moet worden betaald (in de wet is zoals bekend f 6000 genoemd) staat nog niet vast. Dat hangt af van het indexcijfer per 1 februari 1957. Wijziging van de mini mum-inkomensgrens, (f 1500 en f 2100) ter stond bij het in werking treden der wet op 1 januari, ligt niet in het voornemen. De minister is bereid te zijner tijd een wijzi ging in overweging te nemen, nadat een, althans voorlopig, blijvende stijging van enige omvang in de osten van 1^ -ens- onderhoud duidelijk aam--';

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 13